VALORISATIE 2023 NOORD-NEDERLAND ZOEKT INNOVATIEF IDEE SAMEN BOUWEN AAN EEN STERK NOORDELIJK INNOVATIEKLIMAAT

Valorisatie 2023: In het kort

Maakt u met uw project impact op Noord-Nederland? Zowel op economisch als maatschappelijk gebied? En zorgt u hierbij voor vernieuwing en verbinding, leert u van anderen en probeert u samen met partners nieuwe dingen uit? Met de Uitvoeringsregeling Valorisatie 2023 uit het nieuwe EFRO-programma 2021-2027 (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling) dagen wij partijen uit om met goede, innovatieve ideeën en oplossingen te komen. Voor een slimmer, groener, socialer en inclusiever Noord-Nederland én Europa.

Met deze Uitvoeringsregeling Valorisatie 2023 ontwikkelt, test en demonstreert u een vernieuwend prototype product, dienst of proces en:

> Benut u de kansen van de vier RIS3-transities om tot innovatie te komen;

> Draagt u bij aan unieke, regionale en economische sterktes;

> Maakt u gebruik van beschikbare kennis en kunde (kennisvalorisatie) van andere bedrijven, innovatiehubs of kennisinstellingen, bij voorkeur in samenwerking met elkaar;

> Lost u een probleem op, waar mogelijk doet u dit samen met een regionale probleemeigenaar;

> Draagt u bij aan de verdere structurele ontwikkeling en innovatiestrategie van uw bedrijf.

Deze regeling maakt een onderverdeling tussen kleine (van €100.000 tot €350.000) en middelgrote (van €350.000 tot €800.000) projecten. Voor de middelgrote projecten wordt naast deze openstelling ook een vergelijkbare valorisatieregeling opengesteld vanuit het JTF-programma 2021-2027. Deze JTF-gelden zijn beschikbaar voor partijen uit de JTF-regio Groningen-Emmen. Binnen beide regelingen wordt hetzelfde type projecten beoogd en zijn ook de beoordelingscriteria gelijk aan elkaar.

 

Achtergrond: De innovatiestrategie (RIS3) en EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland

 

In 2021 hebben we als regio Noord-Nederland onze gezamenlijke innovatiestrategie (RIS3) vernieuwd en in 2022 heeft de Europese Commissie ons uitvoeringsprogramma (EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland) goedgekeurd. Door deze goedkeuringen ontvangen we als regio budget om te werken aan de doelen uit onze innovatiestrategie. (Klikhier voor meer informatie). In deze innovatiestrategie staan vier transities centraal waarmee we als regio te maken krijgen de komende jaren:

  • Van een lineaire naar circulaire economie

  • Van fossiele naar hernieuwbare energie

  • Van analoog naar digitaal

  • Van zorg naar (duurzame) gezondheid

Deze transities bieden kansen én bedreigingen voor het noordelijke bedrijfsleven. Om het beperkte beschikbare budget gericht in te zetten, zijn deze vier transities het uitgangspunt voor alle projecten die subsidie ontvangen. We bouwen hierbij verder op krachten en unieke eigenschappen die Noord-Nederland al heeft. Door te vernieuwen en innoveren zorgen we ervoor dat er nieuwe economische kansen ontstaan in én voor onze regio. De huidige sterkten en competenties van Noord-Nederland hoeven niet de toekomstige sterkten te zijn, maar zijn wel de basis waarop Noord- Nederland nieuwe kansen kan ontwikkelen en verzilveren. De transities zijn hierin geen doel op zichzelf, maar bieden de kansen voor duurzame en brede welvaart. Ondernemerschap is nodig, van de regio als geheel, om een bijdrage te leveren aan duurzame en brede welvaart.

Achtergrond: Het belang van innovatieve projecten en samenwerking

Het belangrijkste doel dat we de komende jaren nastreven is het innovatiever maken van het bedrijfsleven in Noord- Nederland. Daarom is er subsidiebudget beschikbaar voor projecten. Deze projecten kunnen bijvoorbeeld gericht zijn op het doen van onderzoek of het ontwikkelen (en testen) van een prototype product (of dienst of proces).

Het nieuwe programma, voor de periode 2021-2027, heeft wel een bredere insteek ten opzichte van de periode 2014- 2020. Het wil niet alleen de bedrijven verder helpen die al met innovaties bezig zijn, het wil vooral ook bereiken dat het aantal innovatieve bedrijven in Noord-Nederland toeneemt. Het wil de interacties tussen die bedrijven stimuleren, maar ook tussen bedrijven, kennisinstellingen en gebruikers die bij innovaties betrokken zijn.

Het programma biedt overigens nog steeds mogelijkheden voor ondersteuning van (individuele) bedrijven, maar richt zich ook op de versterking van het innovatie-ecosysteem en de verbetering van de randvoorwaarden om het innovatie-ecosysteem te laten floreren. In onze noordelijke innovatiestrategie staat dan ook dat we willen werken aan vernieuwende manieren van samenwerken. Kernbegrippen hierbij zijn: openheid, creativiteit, verbinden, vernieuwen en experimenteren. Deze kernbegrippen komen terug in de nieuwe en vernieuwde subsidie-instrumenten.

Om het bedrijfsleven innovatiever te maken, is meer nodig dan alleen subsidiebudget beschikbaar stellen voor bedrijven. Zo zijn er veel partijen die op dit moment al een belangrijke rol spelen op het gebied van innovatie. Er zijn bijvoorbeeld projecten waarin wordt samengewerkt met kennisinstellingen op het gebied van onderwijs en training. Of de eerstelijnsorganisaties van de drie provincies die diensten beschikbaar stellen (Ynbusiness voor Fryslân, GroBusiness voor Groningen of Ik Ben Drents Ondernemer voor Drenthe). Samenwerken met en via deze partijen is belangrijk voor innovatie. Net als het delen van kennis en contacten via clusterorganisaties of bedrijvennetwerken.

Valorisatie 2023: Waar zijn we naar op zoek?

Met deze subsidie dagen we partijen uit om met goede, innovatieve ideeën en oplossingen te komen. Met name willen wij het mkb stimuleren om een volgende stap te zetten in hun innovatie-ambities. Naast de punten die we al benoemen in de paragraaf ‘Valorisatie 2023: In het kort’, is ook het volgende belangrijk om te weten:

Partijen worden met deze subsidie uitgedaagd om verder te gaan dan enkel innoveren. Doel van deze uitvraag is om niet alleen de betrokken bedrijven verder te helpen, maar ook de regio. Hierbij is het van belang dat het project maatschappelijke impact maakt.

Samenwerken is geen doel op zich. Ook goed om te weten: er zijn verschillende vormen waarin kan worden samengewerkt. Wij dagen u daarom graag uit om te vernieuwen, nieuwe verbindingen en contacten aan te gaan en te delen. Want hierdoor verbetert het regionale innovatie-ecosysteem en de brede welvaart.

Wat maakt een project een goed project?

Een goed project voor deze subsidie is gericht op een vernieuwend product, dienst of proces dat innovatief is en een duidelijk economisch perspectief biedt (inclusief bijbehorende businesscase voor de betrokken bedrijven). De betrokken bedrijven kunnen door het investeren in deze innovaties op termijn nieuwe omzetten genereren, nieuw personeel aannemen en hun bedrijf toekomstbestendig maken. Dit is van belang voor de regionale economie. Net zo belangrijk vinden we de langetermijnontwikkeling en innovatiestrategie van het bedrijf. Daarom horen we graag op welke wijze dit project daarin past en daaraan bijdraagt. Deze elementen vormen een belangrijk onderdeel van het beoordelingskader. Daarnaast zijn er nog andere elementen van belang:

 

  • Stimuleren van (nieuwe) samenwerking

Samenwerken is niet verplicht, maar wordt wel gestimuleerd (en onder voorwaarden beloond met een hoger subsidiepercentage). Door samen te werken wordt meer kennis gedeeld tussen partijen, wordt de poule aan innovatieve bedrijven groter en wordt het noordelijke innovatie-ecosysteem sterker. Door te blijven samenwerken met partijen waarmee al langer wordt samengewerkt, wordt dit doel in mindere mate bereikt. Daarom krijgen nieuwe samenwerkingen een positievere waardering in de beoordeling. Kennisinstellingen kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan onderzoek en ontwikkeling, daarom wordt ook deze samenwerking gestimuleerd en beloond met extra subsidie. Bij een combinatie van beide wordt het maximale subsidiepercentage verstrekt. Het gaat niet zozeer (alleen) om kennis delen, maar juist om het combineren en gebruik maken van beschikbare kennis. Dit kan bij zowel kennisinstellingen als bedrijven. Door kennis samen te voegen ontstaan namelijk vernieuwende kennis en toepassingen. Het kan daarbij ook nodig zijn om ontbrekende kennis van buiten de eigen regio hierheen te halen.

 

  • Stimuleren van gebruik van innovatiehubs en open innovatie-ecosystemen

In de afgelopen jaren zijn verschillende innovatiehubs (zoals een proeftuin, werkplaats, center of expertise en centrum voor innovatief vakmanschap) en open innovatie-ecosystemen opgezet. Hier zijn zaken als kennis, kunde, machines en data samengebracht op verschillende terreinen waar Noord-Nederland behoefte aan heeft en sterk in is. Door gebruik te maken van kennis en kunde bij deze hubs wordt hun rol versterkt, vindt uitwisseling van nieuwe kennis en toepassingsmogelijkheden plaats (zowel vanuit de hub, als vanuit de partners van het project) en ontstaan nieuwe verbindingen (in de keten of met andere (nationale) netwerken). Dit zorgt ervoor dat het noordelijke innovatie- ecosysteem wordt versterkt. Daarom krijgen projecten die hier gebruik van maken een positievere waardering. Voorbeelden van innovatiehubs en open innovatie-ecosystemen zijn hier te vinden op de website van het SNN.

 

  • Stimuleren van het structureel innovatievermogen

Innoveren is iets wat u niet eenmalig doet. Hoe zorgt een project voor een verdere stap in het proces van structureel innovatiever worden? Hoe past het project in en draagt het bij aan de langetermijnvisie (en doorontwikkeling) van de betrokken bedrijven? Partijen worden bij deze subsidie uitgedaagd om een stap verder te zetten in hun ontwikkeling.

 

  • Impact maken voor de regio en bijdragen aan het benutten van kansen die voortvloeien uit de transities

Naast economische impact nemen we ook de maatschappelijk impact van een project mee in de beoordeling. We kijken naar de wijze waarop verbinding wordt gelegd met het noordelijk innovatie-ecosysteem en impact wordt gemaakt voor de regio. Verder is het van belang om goed te onderbouwen hoe het project kansen uit de RIS3-transities benut. Ook letten we op de vernieuwende wijze waarop het project voortbouwt op regionale kennis, kunde, lokale grondstoffen, maatschappelijke voorzieningen en functies. En we kijken naar de wijze waarop we als regio onszelf - met het project - kunnen onderscheiden van andere regio’s en samen aan een toekomstbestendige economie kunnen werken.

Het beoordelingskader:

Aanvragen worden beoordeeld op de volgende criteria:

Voor zowel kleine als middelgrote projecten gelden, afhankelijk van waar de projectresultaten landen, de criteria voor het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland:

  • 1.

    De bijdrage van het project aan de doelstellingen van het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland;

  • 2.

    Het financieel en economisch toekomstperspectief van het project;

  • 3.

    De innovativiteit van het project;

  • 4.

    De kwaliteit van de aanvraag;

  • 5.

    De bijdrage van het project aan duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact

Een uitgebreide toelichting op het beoordelingskader en uitwerking van de beoordelingscriteria vindt u in de nadere bepalingen bij deze regeling/tender.

Wat bieden wij (subsidie)?

Wij bieden u voor een periode van maximaal 3 jaar een bijdrage in de financiering van maximaal 45% van de kosten die voor subsidie in aanmerking komen. Het standaard subsidiepercentage is 25%. Als u samenwerkt met een andere onafhankelijke onderneming of een kennisinstelling, wordt dit percentage met 10% verhoogd. Wordt er met zowel een andere onderneming als een kennisinstelling samengewerkt? Dan verhogen we dit percentage met nog eens 10%. Het maximale subsidiepercentage komt daarmee op 45%. Het subsidiebedrag kan per projectpartner worden beperkt als de staatssteunregels dit verplichten.

Let op:

  • Een samenwerkingsverband met ondernemingen komt alleen in aanmerking voor verhoging van het subsidiepercentage wanneer geen van de ondernemingen meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt en ten minste een van de samenwerkende ondernemingen behoort tot het mkb;

  • Een samenwerkingsverband met (een) kennisinstelling(en) komt alleen in aanmerking voor verhoging van het subsidiepercentage wanneer de kennisinstelling(en) ten minste 10% van de in aanmerking komende kosten draagt/ dragen en het recht heeft/hebben de eigen onderzoeksresultaten te publiceren;

  • Projectpartners zijn onafhankelijke samenwerkende partijen die een aantoonbaar belang hebben bij het project en die geen partnerondernemingen van elkaar zijn of verbonden met elkaar zijn.

  • Voor projecten die worden ingediend binnen deze openstelling is geen provinciale cofinanciering beschikbaar.

De hoogte van het subsidiebedrag

  • Voor kleine projecten is subsidie van € 100.000,- tot € 350.000,- aan te vragen.

    Het maximale subsidiebedrag per projectpartner is € 200.000,-.

  • Voor middelgrote projecten is subsidie van € 350.000,- tot € 800.000,- aan te vragen.

    Het maximale subsidiebedrag per projectpartner is € 500.000,-.

  • Het beschikbare budget is € 9.000.000,- Hiervan is € 2.500.000,- beschikbaar voor kleine projecten.

    Voor de middelgrote projecten is € 6.500.000,- beschikbaar.

Wat vragen wij van u (aanvraag)?

Kleine projecten (van € 100.000,- tot € 350.000,-)

Het beschikbare subsidiebudget voor kleine projecten wordt verdeeld via een tender. Dit betekent dat alleen de kwalitatief beste projecten subsidie ontvangen. En omdat we minder middelen beschikbaar hebben voor deze subsidie, zijn we selectiever in het toewijzen van projecten. Wanneer u met uw aanvraag dus een optimale bijdrage levert aan de hierboven genoemde uitgangspunten, is de kans groter dat u subsidie ontvangt.

Let op: kleine projecten waarbij sprake is van samenwerking tussen 2 of meer MKB-ondernemingen komen niet in aanmerking voor subsidie uit de Valorisatie 2023 regeling. De Valorisatie 2023 regeling voor kleine projecten is bedoeld voor MKB-ondernemingen die individueel of in samenwerking met een grootbedrijf en/of kennisinstelling een project willen indienen. Voor kleine samenwerkingsprojecten tussen 2 of meer MKB-ondernemingen kunt u mogelijk een aanvraag indienen binnen de MIT R&D Samenwerking 2023.

Middelgrote projecten (van € 350.000,- tot € 800.000,-)

Het beschikbare subsidiebudget voor middelgrote projecten wordt verdeeld via een call. Hierbij wordt gewerkt met het molenaarsprincipe: “wie het eerst komt, wie het eerst maalt”. Let hierbij wel op het volgende: er kan pas beslag op het budget worden gelegd als de aanvraag compleet is. Een aanvrager die later heeft ingediend maar de aanvraag eerder heeft gecompleteerd gaat voor bij het beslag op het budget. Uiteraard moet uw aanvraag wel voldoende punten krijgen van de deskundigencommissie om in aanmerking te komen voor subsidie.

Let op: het budget voor middelgrote projecten vanuit het EFRO-programma is alleen beschikbaar voor projecten waarbij de effecten van het project en daarmee de impact voor de regio voornamelijk worden gerealiseerd in de provincie Drenthe of Fryslan. Projecten waarvan de effecten en daarmee de impact vooral neerslaan in de provincie Groningen kunnen een aanvraag indienen binnen het JTF.

Hoe zit het proces in elkaar?

We realiseren ons dat een volledig uitgewerkt projectvoorstel de nodige tijd en energie kost. Daarom hebben we besloten om het aanvraagproces te laten verlopen in twee fasen: een voortraject met een projectvoorstel in 2 pagina’s en een subsidieaanvraag met een uitgewerkt projectplan.

Fase 1- het voortraject: projectvoorstel in 2 pagina’s

Het projectvoorstel bestaat uit:

  • Een korte projectbeschrijving;

  • Een beschrijving van de impact van het project op de regio Noord-Nederland;

  • Een beschrijving van de rol die het project heeft in strategische ontwikkeling van de betrokken bedrijven.

Op basis van dit projectvoorstel krijgt u een vrijblijvende reflectie. Deze reflectie geeft u een beeld van de kans van slagen van uw project. Ook kunt u tips krijgen over de verbinding met andere partijen en het vergroten van de impact van uw project voor de regio.

Wanneer de reflectie nog de nodige aanvullingen en/of verbeteringen bevat, is het misschien beter voor uw project om bij een volgende subsidieronde of een ander subsidie-instrument een nieuwe aanvraag in te dienen. Ondertussen kunt u dan uw project verbeteren.

Is de reflectie positief? Dan kunt u doorgaan met het maken van een volledig uitgewerkt projectplan, voor de tweede fase van het aanvraagproces.

Goed om te weten: het indienen van een projectvoorstel is een verplichte stap in het aanvraagproces. Het projectvoorstel inclusief reflectie is een verplichte bijlage bij uw subsidieaanvraag. Zonder deze reflectie is uw aanvraag dus niet compleet en kan uw aanvraag niet in behandeling worden genomen. De keuze om wel of niet door te gaan met uw projectaanvraag naar de tweede fase maakt u zelf.

(klik hier voor meer informatie en voor het indienen van een projectvoorstel).

Fase 2 – de subsidieaanvraag: een uitgewerkt projectplan

In deze fase werkt u de volledige projectaanvraag uit op basis van de vereisten en (verplichte) beschikbare formats. Met de reflectie kunt u uw aanvraag verbeteren en verder vormgeven. De subsidieaanvraag dient u in via het EFRO-webportaal (klik hier). In de reflectie op uw projectvoorstel wordt aangegeven binnen welk loket u uw aanvraag kunt indienen. Dit is afhankelijk van het werkingsgebied van uw project en de regio waarin het project de meeste impact heeft.

Let op:

Het EFRO-webportaal werkt voortaan alleen nog met eHerkenning. Het kan even tijd kosten om dit aan te vragen. Wees daarom op tijd met uw aanvraag voor eHerkenning.

Let op:

Alleen complete aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld. Lever daarom alle gevraagde en verplichte documenten op de juiste manier aan. Voor de kleine projecten geldt dat u na de sluitingsdatum op 28 september 2023 geen mogelijkheid meer heeft om verplichte documenten in te sturen. Zijn deze niet meegeleverd, dan wordt uw project afgewezen. Voor de middelgrote projecten is het wel mogelijk om na indienen van uw aanvraag aanvullende documenten aan te leveren. De datum waarop uw project compleet is verschuift dan, waardoor er pas een beslag op het budget wordt gelegd als uw aanvraag compleet is.

De verplichte documenten voor deze openstelling zijn:

  • Projectplan (volledig ingevuld, in het juiste format, niet meer dan het maximaal toegestaan aantal pagina's);

  • Begroting (volledig ingevuld, in het juiste format);

  • Bewijs rechtsgeldig getekend penvoerder (getekenddooreentekenbevoedpersoon(ofpersonenbijgezamenlijkebevoegdheid));

  • o Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.

  • Bewijs rechtsgeldig getekend projectpartner (indien van toepassing, voor alle projectpartners, getekenddooreentekenbevoegdpersoon(ofpersonenbijgezamenlijkebevoegdheid));

  • o Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is.

  • Projectvoorstel inclusief reflectie.

U kunt ons helpen in het tijdig kunnen behandelen van uw aanvraag wanneer u ook de volgende stukken bij ons aanlevert:

  • De juridische organisatiestructuur van de deelnemende partijen;

  • De jaarrekeningen waarop de verklaringen financiële moeilijkheden gebaseerd zijn;

  • MKB-verklaring voor alle projectpartners die hebben aangegeven tot het MKB te behoren;

  • Verklaring (niet) in financiële moeilijkheden van alle deelnemende partijen;

  • Machtigingsformulier intermediair (als daar gebruik van wordt gemaakt)

Beoordeling

Alle aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld door de Deskundigencommissie. De Deskundigencommissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Zij adviseren het SNN over de toekenning van de subsidie. Dit doen zij op basis van de landelijk afgesproken selectiecriteria uit het beoordelingskader.

Voor de kleine projecten geldt dat deze worden gerangschikt op basis van het beoordelingskader. Dit betekent dat het project met de hoogste score als eerste subsidie ontvangt, daarna het project met de een-na-hoogste score, totdat het budget op is. Middelgrote projecten worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat de projecten die als eerste compleet zijn ingediend als eerste in aanmerking komen voor subsidie.

Voor zowel de kleine als middelgrote projecten geldt een ondergrens van 70 punten. Projecten die minder dan 70 punten scoren, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze projecten dragen onvoldoende bij aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. Daarnaast geldt dat voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten dient te worden gescoord.

Na de beoordeling door de Deskundigencommissie wordt ook de subsidie-technische toets afgerond. Hierbij toetsen we de aanvraag op beleidscriteria, harde afwijzingsgronden en maximale staatssteun. Wij kunnen u tijdens de subsidie-technische toets vragen om aanvullende informatie aan te leveren. Dit doen wij wanneer de verstrekte informatie nog onvoldoende is om te komen tot een beschikking.

Besluitvorming en beschikking

Vervolgens wordt uw subsidieaanvraag met een zwaarwegend advies van de Deskundigencommissie ter besluitvorming voorgelegd aan het Dagelijks Bestuur van het SNN (DB SNN). Na het besluit van het DB SNN ontvangt u de subsidiebeschikking. De beslisperiode voor het geven van een beschikking is 26 weken. Voor de kleine projecten loopt deze tijd vanaf het moment dat het loket sluit. Voor middelgrote projecten loopt deze tijd vanaf het moment dat de aanvraag met alle verplichte documenten is ingediend. De beslisperiode wordt verlengd als wij aanvullende informatie aan u vragen.

Als aan u subsidie is toegekend

Met het beschikbaar stellen van subsidie stellen wij een aantal voorwaarden, eisen en verplichtingen, ook om de regionale impact te vergroten:

De aanvrager wordt in ieder geval verplicht tot kennisdeling en/of ambassadeurschap. Het is namelijk van belang om het Noord-Nederlandse innovatie-ecosysteem verder te versterken en te vergroten. Kennisdeling en ambassadeurschap draagt daaraan bij om de maatschappelijke impact van het project te waarborgen. In afstemming met het SNN en in de context van het project kan bijvoorbeeld gevraagd worden een bijdrage te leveren aan een artikel. Ook kunt u gevraagd worden om deel te nemen aan een kennismarkt/congres, (een event van) de innovatiemonitor of een bijeenkomst van een relevant cluster of netwerk.

Daarnaast wordt verplicht dat de uitkomsten, kennis en/of ervaringen van uw project worden ingezet voor:

  • Vernieuwing van het onderwijscurriculum;

  • Of het beter onderling verbinden van verschillende opleidingsniveaus;

  • Of nieuw onderzoek en onderzoeksagenda’s van een onderwijs- of kennisinstelling (van mbo tot wo);

  • Of (vernieuwing van) Leven Lang Leren-trajecten voor huidige medewerkers van bedrijven.

Een combinatie van bovenstaande punten is natuurlijk altijd mogelijk. Halverwege het project, tijdens een voortgangsrapportage, levert u hiervoor een plan aan (het specifieke moment wordt opgenomen in de beschikking).

Bij beschikking worden daarnaast aanvullende verplichtingen gesteld voor de projectadministratie, publiciteitsvereisten, projectwijzigingen, voortgangrapportages en mogelijke overige zaken. Het niet voldoen aan deze verplichtingen kan leiden tot een lagere subsidievaststelling.

Nadere bepalingen

Subsidie

Subsidies die vanuit deze openstelling worden verstrekt worden gefinancierd vanuit het EFRO-programma, aangevuld met Rijkscofinanciering. Dit fonds wordt in Noord-Nederland ingezet via het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Als juridische grondslag op deze uitvoeringsregeling geldt de Regeling Europese EZ-subsidies (REES), de Uitvoeringswet EFRO, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de Europese kaderverordening en de Algemene wet bestuursrecht.

Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer:

  • Er geen sprake is van staatssteun (waaronder de de-minimis-verordening);

  • Of wanneer de steun op grond van artikel 107, lid 3 VWEU als verenigbaar met de interne markt wordt beschouwd;

  • Of wanneer het project valt binnen de categorieën steun zoals bedoeld en gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Kosten komen voor subsidie in aanmerking (subsidiabele kosten) als:

  • Er een direct en logisch verband is tussen de activiteiten waarop de kosten betrekking hebben en de resultaten die met het project en het EFRO-programma worden beoogd;

  • De kosten voldoen aan de beginselen van proportionaliteit. De kosten mogen niet onevenredig hoog zijn in verhouding tot de activiteiten en het doel waarop deze kosten betrekking hebben;

  • Projectkosten zijn subsidiabel wanneer de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum waarop het SNN de subsidieaanvraag heeft ontvangen. Ook moeten de werkzaamheden die tot de kosten leiden, zijn verricht op uiterlijk de einddatum van het project. Daarbij moeten de projectkosten betaald zijn binnen 13 weken na de einddatum van de projectperiode. Dit met uitzondering van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden voor het verzoek tot definitieve vaststelling;

  • Uit de Europese Kaderverordening, de Kaderwet EZK- en LNV-subsidies, de REES volgt welke soorten kosten op welke wijze subsidiabel zijn; In het EFRO-Handboek worden deze regels nader toegelicht;

  • In aanvulling hierop geldt dat de subsidiabele kostensoorten kunnen worden beperkt wanneer staatssteunregels daartoe verplichten.

Penvoerderschap

De penvoerder is voor het SNN het aanspreekpunt voor het project én de partij aan wie het SNN de subsidie uitkeert. De penvoerder is verantwoordelijk voor indienen van de aanvraag en het doorbetalen van de subsidie aan andere deelnemers. Afspraken hierover moeten in de samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd.

Begunstigden

Deze subsidie is in de basis bedoeld voor mkb’ers in Noord-Nederland. Maar ook andere partijen – van binnen én buiten de regio – mogen meedoen en een aanvraag indienen. Hierbij is het wel van belang dat de effecten van het project in Noord-Nederland moeten neerslaan. De subsidie kan aangevraagd worden door natuurlijke ondernemingsvormen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden.

Samenwerkingsovereenkomst

Bij een samenwerkingsverband wordt de subsidie aangevraagd door een deelnemer aan het samenwerkingsverband, waarbij het project de instemming draagt van alle deelnemers van het samenwerkingsverband. De samenwerking moet worden vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die door alle deelnemers wordt ondertekend.

Openstellingsperiode

Voor de kleine projecten geldt dat de projectvoorstellen in 2 pagina’s uiterlijk kunnen worden ingediend tot 1 september 2023 12.00 uur. De volledige projectaanvraag kan worden ingediend vanaf 3 juli 2023 12:00 tot 28 september 2023 12.00 uur.

Voor de middelgrote projecten geldt dat de projectvoorstellen in 2 pagina’s kunnen worden ingediend tot uiterlijk 4 weken voordat de projectaanvraag wordt ingediend. De volledige projectaanvraag kan worden ingediend vanaf 9 oktober 2023 12.00 uur tot uiterlijk 29 februari 2024 12.00 uur. Aanvragen die na 29 februari 2024 12.00 uur zijn ingediend, worden afgewezen, ook al zijn ze volledig.

(Klik hier om naar de pagina voor ‘projectvoorstellen’ te gaan)

Wijze van projectselectie

Aanvragen worden, afhankelijk van het project en waar de projectresultaten landen, beoordeeld conform de beoordelingsmethodiek en beoordelingscriteria die gelden voor het EFRO-programma EFRO 2021-2027 Noord-Nederland.

Aan projecten worden per criterium punten toebedeeld, waarbij per criterium zeven (voor kleine projecten) of 5 (voor middelgrote projecten) verschillende gradaties mogelijk zijn. Het maximum aantal punten verschilt per criterium. De te behalen punten per criterium en gradatie worden hieronder nader toegelicht.

De projecten worden door de Deskundigencommissie op de volgende criteria beoordeeld:

  • 1.

    De bijdrage van het project aan de doelstellingen van het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland en de openstelling;

Hierbij wordt met name gelet op de elementen:

  • De passendheid van de aanvraag in het EFRO-programma EFRO 2021-2027 Noord-Nederland en meer specifiek de bijdrage aan de doelstellingen waar de openstelling op ziet.

  • De mate waarin en de wijze waarop de projectactiviteiten aansluiten bij valorisatieprojecten. Dit is een project dat gericht is op het bouwen en testen van een nieuw product, dienst of proces en waarbij de nadruk ligt op TRL-levels 5, 6 en 7 (Technology Readiness Level). Het TRL-model wordt hier toegelicht op onze website.

  • De wijze waarop het project kansen benut die voortvloeien uit de transities van de RIS3 2021-2027. 

  • De ‘value for money’ van het project en het aandeel van het noordelijk mkb (in de resultaten van) het project.

  • De mate waarin het project een bijdrage levert aan de verdere structurele ontwikkeling en innovatiestrategie van de betrokken bedrijven.

     

  • 2.

    Mate van innovativiteit

Hierbij wordt met name gelet op de elementen en vragen:

  • Hoe vernieuwend is het resultaat van het project (product, dienst of proces)? Gaat het om iets nieuws of een nieuwe toepassing van iets bestaands? Hoe verschilt de innovatie van al bestaande producten, diensten of processen? Waarom gaat het project verder dan de huidige state-of-the-art?

  • Hoe verhoudt de innovatie zich tot (inter-)nationale ontwikkelingen?

  • De wijze en mate van kennisinbreng en -uitwisseling door de partners binnen het project.

  • De betrokkenheid van relevante (kennis)partijen.

  • Is er sprake van een cross-over tussen bedrijven uit diverse sectoren?

     

  • 3.

    Het financieel en economisch toekomstperspectief

Hierbij wordt met name gelet op de elementen en vragen:

  • Hoe financiert iedere deelnemer zijn aandeel in de projectkosten, zowel de bijdrage in cash als de bijdrage in uren in relatie tot de reguliere bedrijfsvoering?

  • Hoe financiert iedere deelnemer zijn aandeel in de kosten tot en met de marktintroductie?

  • Wat is de potentiële economische waarde van het nieuwe product, dienst of proces? (onderbouw kwantitatief en kwalitatief) Wat is de verdeling van deze waarde tussen de aanvrager(s)? En op welke wijze (bijvoorbeeld via een licentie, onderaannemerschap of joint venture) vindt deze verdeling plaats?

  • Welke marges verwacht u te kunnen hanteren op uw product, dienst of proces? (onderbouw dit kwantitatief en kwalitatief)

  • Welke markten en welk marktaandeel verwacht u te kunnen behalen? En hoe ziet uw markt- en concurrentieanalyse eruit?

  • De werkgelegenheid die op termijn (als gevolg van het nieuwe product, dienst of proces) wordt gegenereerd. (voor hoger opgeleiden, lager opgeleiden en mensen met beperkingen, of een afstand tot de arbeidsmarkt)

  • Welke stappen moeten worden doorlopen na afloop van het project tot aan de marktintroductie?

  • Wat zijn de commerciële risico’s en externe factoren? En wat is de aanpak om deze risico’s te mitigeren?

  • Hoe wordt omgegaan met het intellectuele eigendom van de projectresultaten? En welke afspraken zijn gemaakt over de verdeling van de projectresultaten?

     

  • 4.

    De kwaliteit van de aanvraag

Het gaat hierbij om de kwaliteit van de aanvrager en de kwaliteit van het projectplan:

  • Zijn de risico’s die spelen bij de uitvoering van het project inzichtelijk gemaakt en wat betekenen deze risico’s voor de haalbaarheid van het project? Hoe worden de risico’s goed gemitigeerd?

  • Is er sprake van een duidelijke projectopzet en logische werkpakketten (en bijbehorende kosten) En is er sprake van logische en proportionele bijbehorende inzet van de consortiumleden? Is de keuze van activiteiten om het probleem aan te pakken en de doelen van het project te realiseren helder en met argumentatie en bewijskracht onderbouwd? En de logica en kwaliteit van de planning in relatie tot voorgaande.

  • De kwaliteit van het consortium in relatie tot de projectdoelen. Hierbij wordt ook het track-record en de slagkracht van het consortium betrokken. Heeft de organisatie (of genoemde personen) de competenties in huis heeft om het project tot een succes te maken? Blijft men bij haar kerncompetenties?

  • Is er sprake van een realistische en haalbare planning (met ruimte voor flexibiliteit/bijsturing)?

     

  • 5.

    De bijdrage van het project aan duurzame ontwikkeling en maatschappelijke-sociale impact

Stap 1:

In deze stap wordt beoordeeld of het project in elk geval geen schade oplevert (het zogeheten do no significant harm principe) voor:

  • – Efficiënt en circulair gebruik van hulpbronnen;

  • – verhogen van de biodiversiteit, klimaatadaptie en mitigatie;

  • – duurzaam watergebruik en beheer;

  • – tegengaan van vervuiling van het milieu;

  • – verbetering van de luchtkwaliteit en herstelvermogen voor rampen, risicopreventie en beheer.

Ook wordt getoetst op conformiteit met de Universele verklaring van de rechten van de Mens en het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

 

Stap 2:

In deze stap wordt beoordeeld in welke mate het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en aan maatschappelijke-sociale impact (aspecten van people, planet en profit).

Hierbij is met name gelet op:

  • - De mate waarin het project een impact maakt op de regio.

  • - De manier waarop en de mate het project erin slaagt economische en maatschappelijke doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen.

  • - De duurzaamheid van de innovatie; de mate waarin de innovatie groen (waaronder circulair) en digitaal is. Een levenscyclusanalyse kan hierbij behulpzaam zijn.

  • - De mate waarin er investeringen worden gedaan in de opleiding en ontwikkeling van mensen bij de betrokken projectpartners als gevolg van/gerelateerd aan de projectactiviteiten. Maak duidelijk welke resultaten worden hiermee beoogd.

  • - De manier waarop en de mate waarin in brede(re) zin wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling. Hierbij gaat het om ecologische duurzaamheid (o.a. efficiënt gebruik van hulpbronnen, reductie van bijdrage aan CO2- en overige broeikasgassen, energiebesparing en/of), sociale duurzaamheid (o.a. gendergelijkheid en non-discriminatie) en economische duurzaamheid (o.a. bevordering kennis).

Puntenscore kleine projecten

 

Onderdeel 1

Onderdeel 2

Onderdeel 3

Onderdeel 4

Onderdeel 5

25 punten

20 punten

25 punten

15 punten

15 punten

21 punten

17 punten

21 punten

13 punten

13 punten

17 punten

13 punten

17 punten

10 punten

10 punten

13 punten

10 punten

13 punten

8 punten

8 punten

8 punten

7 punten

8 punten

5 punten

5 punten

4 punten

3 punten

4 punten

3 punten

3 punten

0 punten

0 punten

0 punten

0 punten

0 punten

Puntenscore middelgrote projecten

Onderdeel 1

Onderdeel 2

Onderdeel 3

Onderdeel 4

Onderdeel 5

25 punten

20 punten

25 punten

15 punten

15 punten

19 punten

17 punten

19 punten

11 punten

11 punten

13 punten

10 punten

13 punten

8 punten

8 punten

6 punten

5 punten

6 punten

4 punten

4 punten

0 punten

0 punten

0 punten

0 punten

0 punten

Afwijzen van een aanvraag

Een subsidieaanvraag wordt zonder meer afgewezen als het DB SNN door toewijzing niet zou voldoen aan verplichtingen gesteld in de Europese Kaderverordening/GB verordening, of andere geldende wet- en regelgeving. Dit houdt onder andere in dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen als:

  • Er onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;

  • Door de aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel of op andere wijze obstakelvrij is;

  • Niet aannemelijk is dat het project kan worden afgerond binnen de periode die ligt tussen de indieningsdatum van de aanvraag en 3 jaar na afgifte van de verleningsbeschikking;

  • De werkzaamheden in het subsidieproject zijn gestart vóór de ontvangst van de aanvraag;

  • De aanvraag niet voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en/of het project geen negatieve effecten op het milieu kent;

  • De aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert.

  • Er niet voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten wordt gescoord.

Let op: is uw project een samenwerkingsverband tussen 2 of meer MKB-ondernemingen, dan komt uw project niet in aanmerking voor deze Valorisatie 2023 regeling.

Projectperiode en kosten

Subsidie wordt verstrekt voor de periode die nodig is voor de uitvoering van het project. De maximale projectperiode is 3 jaar. Die termijn gaat in als de verleningsbeschikking is afgegeven. De kosten komen voor subsidie in aanmerking vanaf het moment dat de subsidieaanvraag is ingediend. Gaat het project later van start? Dan geldt dat de kosten voor subsidie in aanmerking komen vanaf de startdatum.

Doorgeven van wijzigingen

Wijzigt er iets in het project? Dan moet u deze wijziging zo snel mogelijk melden bij het SNN.

Rapportage en bevoorschotting

  • De subsidieaanvrager moet minimaal een keer per jaar een voortgangsrapportage indienen. In deze voortgangsrapportage staat de financiële en inhoudelijke voortgang van het project over de voorafgaande periode. Voor deze rapportage moet het door het SNN verstrekte format gebruikt worden. Als er niet degelijk wordt gerapporteerd kan de subsidie worden ingetrokken of verlaagd.

  • Wanneer gestart is met de uitvoering van het project kan een voorschot van 30% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt. Dit voorschot wordt niet verstrekt als het SNN een obstakel in de uitvoering van het project constateert.

  • Er kan een extra voorschot worden aangevraagd bij het indienen van een voortgangsrapportage. De hoogte van dat voorschot wordt bepaald op basis van de gemaakte en betaalde kosten. In totaal kan er voor maximaal 95% aan voorschotten worden uitbetaald.

  • Het resterende subsidiebedrag wordt bij de projectvaststelling uitbetaald.

Vaststelling van de subsidie

Uiterlijk 13 weken na de einddatum van het project moet een vaststellingsverzoek worden ingediend. Hiervoor moet het format van het SNN gebruikt worden. Een lijst van aan te leveren documenten bij de vaststelling wordt in de verleningsbeschikking opgenomen. Een rapport van bevindingen door een accountant kan hier onderdeel van zijn.

De subsidie wordt lager vastgesteld als de gerealiseerde kosten lager zijn dan begroot. Ook kan de subsidie lager worden vastgesteld wanneer niet aan de verplichtingen in de verleningsbeschikking is voldaan. Voor de berekening van de uiteindelijke subsidie wordt uitgegaan van het subsidiepercentage bij verlening.

Het SNN kan de uitbetaling van de subsidie opschorten als de financiering vanuit de Europese Commissie niet beschikbaar is.

Linkjes naar wet-, regelgeving en algemene informatie

 

  • GB-verordening nr. 2021/1060 ( Klik hier ).

  • Regeling Europese EZK- en LNV subsidies ( Klik hier ).

  • Uitvoeringswet EFRO ( Klik hier ).

  • Algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 651/2014 ( Klik hier ).

  • De-minimis steun Nr. 1407/2013 ( Klik hier ).

  • RIS3 ( Klik hier ).

  • Publiekssamenvatting EFRO- programma 2021-2027 Noord-Nederland ( Klik hier ).

  • Algemene wet bestuursrecht ( Klik hier ).

Dit bedoelen wij met de begrippen die wij gebruiken

  • a.

    GB-verordening: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021. Deze bevat de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;

  • - Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

  • - financieringsinstrument: financieringsinstrument als bedoeld in artikel 58, eerste en tweede lid, van de GB-verordening;

  • - deelnemer: persoon die een activiteit volgt of deelneemt aan een project;

  • - Minister van EZK: Minister van Economische Zaken en Klimaat;

  • b.

    REES: Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 8 oktober 2021, nr. WJZ/20222966. Hierin staat de wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met specifieke regels voor de subsidiabiliteit van uitgaven. Ook bevat de regeling andere wijzigingen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Europese territoriale samenwerking en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur

  • c.

    Programma EFRO 2021-2017: het programma als bedoeld in artikel 22 van de Verordening (EU) nr. 2021/1060. Dit programma is goedgekeurd door de Europese Commissie en geldt voor het landsdeel Noord-Nederland. RIS3 2021-2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization Noord-Nederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie en vier transities voor Noord-Nederland voor de periode 2021- 2027 worden toegelicht;

  • d.

    SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

  • e.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • f.

    Mkb-ondernemingen: ondernemingen die voldoen aan de vastgestelde criteria in artikel 2 van Bijlage I van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014;

  • g.

    Grote ondernemingen: ondernemingen die niet voldoen aan de criteria voor mkb-ondernemingen;

  • h.

    Kennisinstelling: een:

    • a.

      Onder a, b, g en h van de Bijlage bij de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek genoemde instelling voor hoger onderwijs en onder j bedoeld academisch ziekenhuis en Nyenrode Business Universiteit;

    • b.

      Andere dan onder a bedoelde geheel of gedeeltelijk, meerjarig door de overheid gefinancierde onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk. De instelling verricht activiteiten met als doel de algemene wetenschappelijke of technische kennis uit te breiden;

    • c.

      geheel of gedeeltelijk, meerjarig door een andere lidstaat van de Europese Unie gefinancierde:

      • i.

        Openbare instelling voor hoger onderwijs of een daaraan verbonden ziekenhuis. Dit ziekenhuis moet gelijkwaardig zijn aan een instelling of academisch ziekenhuis als bedoeld onder a;

      • ii.

        Onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk die activiteiten verricht met als doel de algemene wetenschappelijke en technische kennis uit te breiden.

    • d.

      Rechtspersoon ten aanzien waarvan een instelling als bedoeld onder a, b of c direct of indirect:

      • i.

        Meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft;

      • ii.

        Volledig aansprakelijk vennoot is, of

      • iii.

        Overwegende zeggenschap heeft.

    • e.

      Onderzoeksorganisatie zonder winstoogmerk met eigen medewerkers in loondienst, die tot doel heeft de technologische kennis op een specifiek terrein te bevorderen. Dit doet zij door structureel eigen onderzoek te doen en technische toepassingen door haar medewerkers te laten ontwikkelen en testen. De organisatie is geen instelling als bedoeld onder a tot en met d.

  • i.

    Noord-Nederland: de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

  • j.

    Valorisatieproject: innovatietraject gericht op ontwikkeling van nieuwe producten, concepten, technologieën en diensten, of het testen van innovatieve toepassingen in de praktijkomgeving gericht op valorisatie van nieuwe technieken;

  • k.

    Samenwerkingsproject: een project dat wordt uitgevoerd door minimaal twee onafhankelijke partijen, die een aantoonbaar belang hebben bij het project. Onafhankelijke samenwerkende ondernemingen zijn geen partnerondernemingen van elkaar of verbonden met elkaar zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014.

  • l.

    Projectpartner: Projectpartners zijn samenwerkende partijen die een aantoonbaar belang hebben bij het samenwerkingsproject die geen partnerondernemingen van elkaar zijn of verbonden met elkaar zijn zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014. Partijen die partnerondernemingen zijn en/ of verbonden ondernemingen zijn worden gezien als een (1) projectpartner binnen een samenwerkingsproject.

 

Besluit tot vaststelling van de uitvoeringsregeling

Deze uitvoeringsregeling is door het DB SNN vastgesteld. Dit heeft zij gedaan in haar hoedanigheid van beheerautoriteit Noord-Nederland. De uitvoeringsregeling wordt gepubliceerd en treedt in werking op 28 juni 2023 en werkt terug tot deze datum voor zover bekendmaking plaatsvindt na 28 juni 2023.

De uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: Valorisatie 2023.

De RIS3-transities voor Noord-Nederland

Van een lineaire naar een circulaire economie: inzet op minder, ander en optimaal en intensief grondstoffen- en materialengebruik. De circulaire economie biedt kansen voor de economie op het gebied van onder meer recycling, watertechnologie, duurzame energie, gezondheid, landbouw en groene chemie en draagt bij aan een groener en schoner Noord-Nederland. Via innovatie worden positieve effecten beoogd op luchtkwaliteit, stikstof/CO2-uitstoot en biodiversiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om innovaties rond de ontwikkeling van niet-dierlijke eiwitten. Om de doelstelling 100% circulair in 2050 te behalen volstaan hergebruik en bestaande technologieën niet, er zijn ook nieuwe innovaties nodig. Op elk van de genoemde terreinen zijn er investeringsbehoeften die partijen, die rond deze thema’s in ketenbenaderingen actief zijn, in staat stellen kansen te benutten.

Van fossiele naar hernieuwbare energie: om de doelstellingen op het vlak van CO2-reductie in 2030 en 2050 te halen én gezien de regio-specifieke kenmerken ligt hier een belangrijke innovatiekans. Noord-Nederland heeft relatief veel biomassa (organische stoffen uit de landbouw), water en aardwarmtebronnen. De energiesector vormt een belangrijk onderdeel van de ruimtelijke en sociaaleconomische structuur. Noord-Nederland heeft mede door de gaswinning een sterk ontwikkelde energie-infrastructuur en daaraan gerelateerde kennis en kunde. Noord-Nederland loopt voorop in de ontwikkeling van groene waterstofproductie, transport en toepassingen. Specifieke kansen zijn er bijvoorbeeld op het gebied van groene chemie, watertechnologie, milieutechnologie en voedselchemie.

Van zorg naar duurzame gezondheid: de groeiende vraag naar zorg en de steeds krapper wordende arbeidsmarkt zetten het zorgsysteem onder druk. COVID-19 heeft die druk fors verhoogd en zwaktes in het systeem blootgelegd. De urgentie om te komen tot snellere en betere uitwisseling van capaciteits- en patiënt-gerelateerde data, het versterken van de rol en informatiepositie van burgers en patiënten daarbij en een verschuiving van zorg naar gezondheid (preventie) is door COVID-19 nog verder toegenomen. Daarvoor zijn innovaties noodzakelijk. Hier liggen ontwikkelkansen voor Noord-Nederland, ook gerelateerd aan de toepassing van digitale technologieën.

Van analoog naar digitaal: er is een ingrijpende transitie gaande naar een digitale economie die raakt aan elk maatschappelijk vraagstuk en elke sector, zoals ook zichtbaar in de EU-strategie die is uitgestippeld in de EU Digital Compass. De kansen voor Noord-Nederland liggen niet op het gebied van sleuteltechnologieën, maar op het gebied van toepassing van digitale technologieën en daaruit afgeleide kansen. Dit werkt twee kanten op: het aanhaken van mkb bij de digitaliseringstransities en het benutten van ICT-gerelateerde kansen. Dit laatste kan bijvoorbeeld in de energie-intensieve procesindustrie, waar digitalisering, sensoren en data steeds belangrijker worden om zicht te krijgen op het energiegebruik in het productieproces en om besparingskansen te identificeren.

 

Hoe u maatschappelijke impact kunt maken?

Een aantal voorbeelden:

  • Door gebruik te maken van beschikbare regionale kennis bij een lectoraat, practoraat of onderzoeksgroep van een kennisinstelling (van mbo tot wo). Kennisinstellingen kunnen kennis hebben van de techniek van de innovatie en/of kunnen kennis beschikbaar stellen om het prototype gedegen (en objectief) te testen en valideren. Ook bij bedrijven kan specifieke hoogwaardige kennis beschikbaar zijn.

  • Door gebruik te maken van (regionale) innovatie-infrastructuren (zoals proeftuinen, kennisclusters, innovatiewerkplaatsen, etc.), waar kundig personeel, data, machines, proefopstellingen, etc. beschikbaar zijn om een prototype te testen en te valideren.

  • Door uw kennis en ervaringen, voortvloeiend uit dit project, te delen met het onderwijs (door met het onderwijs in gesprek te gaan, gastdocentschap en/of bij uw bedrijf een werk-leeromgeving te creëren voor leerlingen en docenten), zodat onderwijsvernieuwing (aanpassingen, verbetering en/of uitbreiding van het onderwijsaanbod) kan ontstaan. Waarmee personeel op het betreffende terrein zich kan ontwikkelen en trainen (Leven Lang Leren- trajecten).

  • Door hoogwaardige kennis en kunde naar de regio te halen en te ontsluiten (via projectpartners in het project, te denken valt aan TNO, de WuR, TU Delft of een nationale koploper (bedrijf) op een specifiek terrein). We hebben als regio immers niet alle kennis en kunde beschikbaar. Door open te staan voor samenwerking met dit soort partijen kunnen we deze ontbrekende kennis (beter) naar onze regio toehalen en daar sterker en slimmer van worden.

  • Door lidmaatschap van een kennisnetwerk of cluster, bijvoorbeeld het BINK/BrainR-netwerk van BuildinG, Vereniging Circulair Fryslân, Samenwerking Noord, Hydrogreen, etc. Hier kan kennis gehaald of gebracht worden en kunnen ervaringen gedeeld worden. Of door nieuwe (cross-over) verbindingen te maken met of tussen regionale en (inter)nationale netwerken, clusters of (waarde- of grondstoffen)ketens.

  • Door het oplossen van een regionaal probleem bij/met een regionale partij. En door een oplossing te vinden voor een (inter)nationaal probleem, door het regionale probleem op te lossen.

Voorbeelden van dit soort potentiële regionale partners in het innovatie-ecosysteem zijn hier te vinden op de websitevan het SNN.

 

 

Naar boven