Beleidsregel van het algemeen bestuur van het openbaar lichaam Uitvoeringsorganisatie Laborijn houdende regels omtrent de uitvoering van de loonkostensubsidie Begeleid Werk op grond van de Wet sociale werkvoorziening 2020

Het Algemeen Bestuur van Laborijn;

 

gezien het voorstel van het Dagelijks Bestuur van Laborijn van 25 september 2020

 

gelet op artikel 7 van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

 

b e s l u i t :

 

vast te stellen regels omtrent de uitvoering van de loonkostensubsidie Begeleid Werken op grond van de Wet sociale werkvoorziening 2020

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen bestuur: het algemeen bestuur van Laborijn;

  • b.

    loonkostensubsidie Begeleid Werken: de loonkostensubsidie die wordt verstrekt op grond van hoofdstuk 3 van de Wet sociale werkvoorziening geldend op 1 juli 2020;

  • c.

    participatiewet: de Participatiewet geldend op 1 juli 2020;

  • d.

    loonwaarde: de loonwaarde als omschreven in artikel 6, lid 1 onder g van de Participatiewet;

  • e.

    beschikking: het besluit bedoeld in artikel 1:3 lid 2 Awb;

  • f.

    belanghebbende: de belanghebbende bedoeld in artikel 1:2 Awb;

  • g.

    werkgever: de werkgever die met een WSW geïndiceerde medewerker, bedoeld in hoofdstuk 3 van de WSW, een dienstbetrekking aangaat voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden.

Artikel 2. Toepassingsbereik

Deze beleidsregel is alleen van toepassing op loonkostensubsidies Begeleid Werken.

Artikel 3. Hoogte en duur van de loonkostensubsidie Begeleid Werken

  • 1.

    De loonkostensubsidie Begeleid Werken wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in artikel 10d, lid 4, 5 en 7 van de Participatiewet met dien verstande dat voor ‘de persoon die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie’ wordt gelezen ‘de geïndiceerde werknemer bedoeld in hoofdstuk 3 van de Wet sociale werkvoorziening’ en dat voor ‘het college’ wordt gelezen ‘het algemeen bestuur’.

  • 2.

    De loonkostensubsidie Begeleid Werken wordt, in afwijking van artikel 4:32 van de Algemene wet bestuursrecht, verleend zolang de dienstbetrekking duurt en de inpassing in de arbeid van betrokkene, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek, adequaat wordt verzorgd.

  • 3.

    De loonkostensubsidie Begeleid Werken wordt zo nodig in afwijking van het tweede lid beëindigd in situaties omschreven artikel 7, lid 3 van de Wet sociale werkvoorziening.

Artikel 4. Vaststelling loonwaarde

De loonwaarde wordt vastgesteld op basis van de feitelijke werkzaamheden met toepassing van een gevalideerd loonwaardemethodiek.

Artikel 5. Algemene bepalingen

  • 1.

    De hoogte van de subsidie wordt door het Algemeen Bestuur vastgesteld en bij beschikking kenbaar gemaakt aan de werkgever.

  • 2.

    De werknemer ontvangt als mede-belanghebbende een afschrift van de beschikking bedoeld in het vorige lid.

  • 3.

    De loonkostensubsidie Begeleid Werken wordt uitbetaald na ontvangst van het maandelijkse declaratieformulier en een kopie van de loonstrook.

Artikel 6. Hardheidsclausule

De directeur kan met inachtneming van het bepaalde in artikel 4:84 Awb afwijken van één of meerdere bepalingen van deze beleidsregel.

Artikel 7. Inwerkingtreding en overgangsrecht

  • 1.

    Deze beleidsregel treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid is deze beleidsregel ten aanzien van bestaande loonkostensubsidies Begeleid werken voor het eerst van toepassing drie maanden na de bekendmaking, bedoeld in het vorige lid.

Aldus besloten door het algemeen bestuur van Laborijn op 25 september 2020

De secretaris

J-H. Janssen

De voorzitter

drs. E.J. Huizinga MBA

Algemene Toelichting

Deze beleidsregel is een uitwerking van de loonkostensubsidie die op grond van hoofdstuk 3 van de Wet sociale werkvoorziening (WSW) kan worden toegekend.

 

Deze loonkostensubsidie wordt in het algemeen aangeduid met de term ‘Loonkostensubsidie Begeleid Werken’. De loonkostensubsidie Begeleid Werken kan worden toegekend aan werkgevers die met een WSW geïndiceerde medewerker een dienstbetrekking voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden aangaat.

 

Het beleid is gericht op de harmonisering van de uitvoering van de verstrekkingen Loonkostensubsidies binnen Laborijn. Daarbij is aansluiting gezocht met de verstrekkingen van loonkostensubsidie op grond van artikel 10d van de Participatiewet. Met de harmonisatie is tevens een noodzakelijke bezuiniging beoogd.

 

De Loonkostensubsidie Begeleid Werken wordt in beginsel verstrekt zolang het dienstverband voortduurt en de inpassing in de arbeid van de WSW geïndiceerde medewerker, met inbegrip van begeleiding op zijn werkplek, adequaat wordt verzorgd.

 

In de Cao-WSW is vastgelegd dat een WSW werknemer die vanuit zijn arbeidsovereenkomst is uitgestroomd naar een regulier werkgever onder Begeleid Werken een terugkeergarantie heeft, indien hij buiten zijn schuld niet meer in staat om werk voort te zetten.

 

In die situatie rust op Laborijn de verplichting tot het vinden en bieden van ander passend werk onder condities van de WSW, rekening houdend met de inschaling van de werknemer voordat hij begeleid ging werken.

 

Artikelsgewijze Toelichting

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Deze begrippen spreken voor zich en behoeven geen verdere toelichting.

 

Artikel 2. Toepassingsbereik

Dit lid spreekt voor zicht en behoeft geen verdere toelichting.

 

Artikel 3. Hoogte en duur van de loonkostensubsidie Begeleid Werken

Lid 1

Dit lid regelt dat de hoogte van de loonkostensubsidie Begeleid Werken wordt berekend op dezelfde wijze als de loonkostensubsidie op grond van de Participatiewet.

 

De hoogte van de loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde van de betreffende medewerker.

 

De hoogte van de loonkostensubsidie bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie wordt vermeerderd met een bij ministeriële te bepalen vergoeding voor werkgeverslasten en wordt jaarlijks met ingang van 1 januari van het kalenderjaar herzien.

 

Wanneer de werkgever een cao-loon betaalt dat hoger is dan het wettelijk minimumloon dan komt het verschil voor rekening van de werkgever. De hoogte van de loonkostensubsidie wordt naar rato verminderd indien iemand in deeltijd werkt. Daarnaast kan een de zogenaamde forfaitaire loonkostensubsidie worden toegekend. In die situatie ontvangt de werkgever voor maximaal 6 maanden een loonkostensubsidie op basis van een vast percentage (50%). Doel van deze ‘forfaitaire variant’ is om het voor werkgevers en gemeenten eenvoudiger te maken mensen uit de doelgroep te plaatsen.

 

Lid 2

Subsidies worden in de regel voor bepaalde tijd verleend. Echter artikel 7, lid 2 van de Wet sociale werkvoorziening bepaalt dat subsidies op grond van dat artikel voor onbepaalde tijd worden verleend. In dit lid wordt dat herhaald.

 

Lid 3

Dit lid moet worden gelezen in samenhang met het vorige lid. Verwezen wordt naar artikel 7, lid 3 van de Wet sociale Werkvoorziening waarin de feiten en omstandigheden staan waaronder de subsidie kan worden beëindigd. Er wordt daarbij gesproken over het zo nodig beëindigen van de subsidie. Deze formulering duidt erop dat er sprake is van enige afwegingsruimte. De feiten en omstandigheden die in afwijking van het vorige lid zo nodig tot beëindiging van de subsidie kunnen leiden zijn indien:

  • a.

    de werknemer blijkens een onaantastbaar geworden herindicatiebeschikking niet langer tot de doelgroep behoort, zodra voor hem een alternatieve opvangmogelijkheid feitelijk beschikbaar is of door zijn toedoen niet beschikbaar komt dan wel zodra hij een aanbod tot passende arbeid onder normale omstandigheden heeft geweigerd;

     

  • b.

    de werknemer niet meewerkt aan een herindicatie overeenkomstig de daaromtrent bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde regels;

     

  • c.

    de werknemer niet meewerkt aan het behoud dan wel het bevorderen van zijn arbeidsbekwaamheid.

     

Laborijn streeft naar een maximale ontwikkeling van de werknemer en een zo hoog mogelijke loonwaarde. De werkgever dient hieraan mee te werken.

 

Artikel 4. Vaststelling loonwaarde

Dit lid regelt dat de loonwaarde wordt vastgesteld op basis van de feitelijke werkzaamheden met toepassing van een gevalideerd loonwaardemethodiek. In tegenstelling tot de uitvoering van de Participatiewet is Laborijn voor wat betreft de loonkostensubsidie Begeleid Werken niet gebonden aan de methodiek die is overeengekomen binnen de arbeidsmarktregio ‘Achterhoek’.

 

Artikel 5. Algemene bepalingen

Lid 1

De loonkostensubsidie wordt bij beschikking vastgesteld, maar ook gewijzigd en eventueel beëindigd. Een belanghebbende kan tegen een beschikking bezwaar maken en eventueel beroep instellen bij de bestuursrechter. Daarnaast is het beschikkingsbegrip van belang in verband met de bijzondere bepalingen als vermeld in Titel 4.1 Awb.

 

Lid 2

De werknemer is eveneens direct belanghebbende bij besluiten met betrekking met betrekking tot de loonkostensubsidie. Naast de werkgever kan ook de werknemer bezwaar maken en eventueel beroep bij de bestuursrechter instellen.

 

Lid 3

Dit lid regelt dat de loonkostensubsidie maandelijks wordt betaald, waarmee voorkomen wordt dat met name minder draagkrachtige werkgevers de loonkostensubsidie moeten voorschieten.

 

Artikel 6. Hardheidsclausule

Het is onmogelijke om in een beleidsregel alle mogelijke situaties vooraf te overzien. Om die reden voorziet artikel 4:84 Awb in een wettelijke hardheidsclausule. Veelal zal het, indien een beroep wordt gedaan op de hardclausule, nodig zijn dat snel en adequate wordt beslist.

 

Artikel 7. Inwerkingtreding en overgangsrecht

Lid 1

Dit lid spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting.

 

Lid 2

Een langlopende subsidie kan niet zo maar ten nadele van een belanghebbende worden gewijzigd. In artikel 4:51 Awb is geregeld dat zo’n wijziging gepaard moet gaan met inachtneming van een redelijke termijn waarbinnen de subsidieontvanger maatregelen kan treffen om de wijziging op te vangen. Wat een redelijke termijn is hangt af van de omstandigheden. In dit lid wordt uitgegaan van een overgangsperiode van tenminste drie maanden.

 

Naar boven