7e wijziging van de CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde

Het dagelijks bestuur van de Werkorganisatie Duivenvoorde,

 

gelet op artikel 125, tweede lid, van de Ambtenarenwet over door het bevoegd gezag vast te stellen voorschriften;

 

gelet op artikel 33, eerste lid en onder c van de Wet gemeenschappelijke regelingen waarin de bevoegdheid tot het vaststellen van regels over de ambtelijke organisatie is toegekend aan het dagelijks bestuur;

 

gelet op artikel 32, derde lid van de Gemeenschappelijke Regeling Werkorganisatie Duivenvoorde waarin de collectieve arbeidsvoorwaardenregelingen van de sector gemeenten van overeenkomstige toepassing worden verklaard;

 

overwegende dat in het Landelijk Overleg Gemeentelijke Arbeidsvoorwaarden (hierna: LOGA) volledige overeenstemming is en dat de wijzigingen zoals deze zijn opgenomen in de circulaires van LOGA daaruit voortvloeien;

 

overwegende dat het LOGA op 9 oktober 2017 de circulaire TAZ/U201700653 (ledenbrief VNG 17/057) heeft uitgebracht over onder andere wijziging van de gemeentelijke salarisbijdragen per 1 januari 2018;

 

overwegende dat het LOGA op 9 oktober 2017 de circulaire TAZ/U201700735 (ledenbrief VNG 17/058) heeft uitgebracht over onder andere wijzigingen van CAR-UWO artikelen per 1 januari 2018 die volgen uit het akkoord 1 mei 2017 – 1 januari 2019 (aanstellingen op grond van de banenafspraak; het gedurende de aanstelling kunnen vragen van een verklaring omtrent het gedrag en zwaarwegend advies in plaats bindend advies van de paritaire toetsingscommissie over een geschil over de uitvoering van een van-werk-naar-werk-contract);

 

overwegende dat het LOGA op 20 november 2017 de circulaire TAZ/U201700829 (ledenbrief VNG 17/070 heeft uitgebracht over de wijziging per 1 januari 2018 van een CAR-UWO artikel over het loopbaanadvies volgend uit het akkoord 1 mei 2017– 1 januari 2019;

 

overwegende dat het LOGA op 20 november 2017 de circulaire TAZ/U201700897 (ledenbrief VNG 17/071) heeft uitgebracht over de reparatie-uitkering bij werkloosheid (derde jaar WW);

 

overwegende dat het LOGA op 18 december 2017 de circulaire TAZ/U201700977 (ledenbrief VNG 17/081) heeft uitgebracht over de reparatie-uitkering bij werkloosheid (derde jaar WW), dit in aanvulling op de circulaire TAZ/U201700897 (ledenbrief VNG 17/071);

 

overwegende dat het LOGA op 18 december 2017 de circulaire TAZ/U201700991 (ledenbrief VNG 17/080) heeft uitgebracht over de uitwerking van het Akkoord Reparatie FLO-overgangsrecht;

 

gezien de instemming van het Georganiseerd Overleg op 21 september 2018;

besluit vast te stellen de

 

7e wijziging van de CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde

Artikel 1 Wijziging CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde

De CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde wordt gewijzigd zoals vermeld in de Bijlagen I tot en met X.

Artikel 2 Inwerkingtreding en terugwerkende kracht

Deze wijziging van de CAR-UWO Werkorganisatie Duivenvoorde:

  • a.

    treedt in werking met ingang van de dag volgend op die waarop zij bekend is gemaakt;

  • b.

    werkt terug tot en met 1 januari 2018.

Aldus vastgesteld in de vergadering op 6 november 2018,

J.J Westhoek

directeur

P.J. Bouvy-Koene

voorzitter

Bijlage I. Verhoging salarissen per 1 januari 2018 (bijlage 3 bij circulaire TAZ/U201700653 van 9 oktober 2017 – ledenbrief VNG 17/057)

 

A.

Bijlage I, Salarisverhoging, wordt als volgt aangevuld:

Met ingang van 1 januari 2018 worden de schaalbedragen verhoogd met 1,5%.

Bijlage II. Wijziging salaristabel gemeenteambtenaren per 1 januari 2018 (bijlage 6 bij circulaire TAZ/U201700653 van 9 oktober 2017 – ledenbrief VNG 17/057)

 

De tabel met opschrift in Bijlage IIa Salaristabel gemeenteambtenaren worden vervangen door de volgende tabel met opschrift.

 

Salaristabel gemeenteambtenaren per 1 januari 2018, nieuwe structuur

 

periodiek

Schaal

1

2

3

4

5

6

7

8

9

10

0

1535

1571

1611

1657

1705

1818

2040

2335

2591

2795

1

1571

1624

1677

1731

1786

1901

2126

2429

2701

2925

2

1610

1677

1744

1805

1867

1984

2212

2524

2812

3054

3

1648

1729

1810

1878

1949

2067

2298

2618

2922

3185

4

1686

1782

1877

1952

2030

2150

2384

2713

3032

3315

5

1725

1835

1943

2026

2111

2233

2470

2808

3143

3445

6

1763

1887

2010

2100

2193

2315

2556

2903

3254

3575

7

1801

1940

2076

2174

2274

2398

2642

2997

3364

3705

8

1840

1993

2143

2248

2355

2481

2728

3092

3474

3835

9

1878

2045

2209

2322

2437

2564

2814

3187

3585

3965

10

1917

2098

2276

2396

2518

2646

2900

3281

3695

4095

11

1955

2151

2342

2470

2599

2729

2986

3376

3805

4225

 

periodiek

Schaal

10A

11

11A

12

13

14

15

16

17

18

0

3080

3348

3685

4022

4490

4770

5129

5493

6078

6737

1

3214

3486

3823

4161

4626

4934

5319

5713

6316

6993

2

3347

3625

3962

4297

4762

5099

5509

5934

6554

7249

3

3481

3763

4100

4433

4897

5262

5698

6155

6792

7505

4

3481

3763

4100

4433

4897

5262

5698

6155

6792

7505

5

3747

4040

4373

4705

5169

5590

6077

6596

7268

8017

6

3880

4179

4509

4840

5305

5754

6267

6817

7506

8273

7

4014

4316

4645

4976

5441

5918

6457

7038

7745

8529

8

4147

4451

4781

5112

5577

6083

6646

7258

7983

8784

9

4279

4587

4916

5248

5712

6246

6835

7480

8221

9041

10

4410

4723

5052

5384

5848

6410

7025

7700

8459

9296

11

4541

4859

5188

5520

5984

6574

7215

7921

8697

9553

Bijlage III. Wijziging inpassingstabel gemeentelijke garantiesalarissen per 1 januari 2018 (bijlage 8 bij circulaire TAZ/U201700653 van 9 oktober 2017 – ledenbrief VNG 17/057)

 

De tabel met opschrift in Bijlage II Inpassingstabel betreffende de gemeentelijke garantiesalarissen wordt vervangen door de volgende tabel met opschrift.

 

Inpassingstabel betreffende de gemeentelijke garantiesalarissen per 1 januari 2018

Regelnummer

Garantieschalen

33

3476

35

3603

37

3729

39

3842

41

3961

43

4086

45

4217

47

4345

49

4468

51

4592

53

4710

57

4959

59

5077

61

5201

63

5340

67

5648

69

5802

73

6109

75

6264

77

6441

79

6615

81

6788

83

6978

85

7182

87

7386

89

7591

91

7795

93

8000

95

8207

Bijlage IV. Wijziging salarisschalen kunsteducatie per 1 januari 2018 (bijlage 10 bij circulaire TAZ/U201700653 van 9 oktober 2017 – ledenbrief VNG 17/057)

 

De tabel met opschrift in Bijlage IV Salarisschalen kunstzinnige vorming wordt vervangen door de volgende tabel met opschrift.

 

Salarisschalen kunstzinnige vorming per 1 januari 2018

ervaringsjaar/

periodiek

5

6

7

8

9

10

Aanloopbedrag 1

1846

1884

1923

1974

2237

2616

Aanloopbedrag 2

0

1974

2033

2103

2365

2738

Aanloopbedrag 3

0

0

0

2237

2490

2869

0

1923

2103

2171

2365

2616

2937

1

1974

2171

2237

2428

2678

3015

2

2033

2237

2303

2490

2738

3086

3

2103

2303

2365

2551

2803

3148

4

2171

2365

2428

2616

2869

3215

5

2237

2428

2490

2678

2937

3284

6

2303

2490

2551

2738

3015

3349

7

2365

2551

2616

2803

3086

3408

8

2428

2616

2678

2869

3148

3467

9

2490

2678

2738

2937

3215

3528

10

2551

2738

2803

3015

3284

3589

11

0

2803

2869

3086

3349

3656

12

0

0

2937

3148

3408

3723

13

0

0

3015

3215

3467

3784

14

0

0

3086

3284

3528

3842

15

0

0

3148

3349

3589

3899

Uitloopbedrag 1

2678

2937

3284

3528

3723

4020

Uitloopbedrag 2

0

3086

3408

3723

3842

4146

Uitloopbedrag 3

0

0

0

3842

3962

4280

Bijlage V. Wijziging vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 januari 2018 (bijlage 12 bij circulaire TAZ/U201700653 van 9 oktober 2017 – ledenbrief VNG 17/057)

 

De tabel met opschrift in Bijlage IIb Vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer wordt vervangen door de volgende tabel met opschrift.

 

Vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 januari 2018

 

jaarvergoeding

uurbedrag oefeningen en cursussen e.d.

uurbedrag voor brandbestrijding en hulpverlening

uurbedrag voor langdurig aanwezigheid

1. Aspirant manschap A

349

10,82

20,22

13,47

2. Manschap A, Chauffeur, Voertuigbediener, Gaspakdrager, Brandweerduiker, Verkenner gevaarlijke stoffen

349

12,42

23,36

15,56

3. Manschap B, Duikploegleider, langer dan 5 jaar manschap A, manschap A en ten minste twee specialisaties uit categorie 2

349

13,77

25,84

17,23

4. Bevelvoerder

525

17,27

32,46

21,63

5. Officier van dienst

4136

0,00

42,36

0,00

6. Hoofdofficier van dienst, adviseur gevaarlijke stoffen

5940

0,00

59.40

0,00

7. Commandant van dienst

8836

0,00

66,29

0,00

Bijlage VI. Wijziging gebruteerde vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 januari 2018 (bijlage 14 bij circulaire TAZ/U201700653 van 9 oktober 2017 – ledenbrief VNG 17/057)

 

De tabel met opschrift in Bijlage IIc Vergoedingentabel vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer wordt vervangen door de volgende tabel met opschrift.

 

Gebruteerde vergoedingentabel betreffende vrijwilligers bij de gemeentelijke brandweer per 1 januari 2018

 

jaarvergoeding

uurbedrag oefeningen en cursussen e.d.

uurbedrag voor brandbestrijding en hulpverlening

uurbedrag voor langdurig aanwezigheid

1. Aspirant manschap A

353

10,96

20,56

13,69

2. Manschap A, Chauffeur, Voertuigbediener, Gaspakdrager, Brandweerduiker, Verkenner gevaarlijke stoffen

353

12,66

23,82

15,87

3. Manschap B, Duikploegleider, langer dan 5 jaar manschap A, manschap A en ten minste twee specialisaties uit categorie 2

353

14,03

26,26

17,52

4. Bevelvoerder

533

17,56

32,95

21,96

5. Officier van dienst

4215

0,00

42,15

0,00

6. Hoofdofficier van dienst, adviseur gevaarlijke stoffen

6047

0,00

60,47

0,00

7. Commandant van dienst

9002

0,00

67,47

0,00

Bijlage VII. Wijzigingen CAR-UWO artikelen per 1 januari 2018 (circulaire TAZ/U201700735 van 9 oktober 2017 – ledenbrief VNG 17/058)

 

A.

Artikel 1:2c wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Artikel 1:2c Aanstellingen op grond van de banenafspraak

1. In afwijking van artikel 3:1 kan het college voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt en onvoldoende arbeidsvermogen heeft om een reguliere functie te bekleden, een samenstel van taken vaststellen.

2. Het college kan voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt en niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kan verdienen, in afwijking van artikel 3:3, een salaris vaststellen met toepassing van salarisschaal A.

3. Het college kan voor de ambtenaar die onder de Wajong doelgroep valt en voldoende arbeidsvermogen heeft om zelfstandig een reguliere functie te bekleden of niet in aanmerking komt voor loondispensatie, op grond van artikel 3:3 een salaris vaststellen aan de hand van zijn functieschaal zoals opgenomen in de salaristabel in bijlage IIa.

4. Indien loondispensatie wordt toegekend, kan het college het salaris en de salaristoelagen van de ambtenaar naar rato van de loonwaarde conform de loondispensatie verminderen. Het naar loonwaarde bepaalde salaris van de ambtenaar vermeerderd met de Wajong-aanvullingsuitkering is gelijk aan het wettelijk minimumloon.

5. Indien loonkostensubsidie wordt toegekend, kan het college het salaris en de salaristoelagen van de ambtenaar naar rato van de loonwaarde niet verminderen. Het salaris van de ambtenaar is gelijk aan het wettelijk minimumloon. De loonkostensubsidie vergoedt aan het college het verschil tussen het naar loonwaarde bepaalde salaris van de ambtenaar en het wettelijk minimumloon.

6. Voor de ambtenaar die onder een doelgroep in het doelgroepenregister van de Wet banenafspraak valt, gelden niet de in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a , b en c genoemde minimumbedragen.

7. Voor de ambtenaar die onder de Wajong doelgroep valt en voldoende arbeidsvermogen heeft om zelfstandig een reguliere functie te bekleden, gelden als minimumbedragen de bedragen genoemd in artikel 3:28 lid 2, onderdelen a, b en c naar rato van de loonwaarde en de deeltijdfactor.

.

De toelichting op artikel 1:2c wordt gewijzigd en komt te luiden:

 

Gemeenten kunnen ambtenaren aanstellen vanwege de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Om de instroom van deze doelgroepen te bevorderen, maakt de CAR-UWO het mogelijk om het salaris af te stemmen op de verdiencapaciteit of de loonwaarde. De doelgroepen van de Wet Banenafspraak zijn gedefinieerd in artikel 38b Wet financiering sociale verzekeringen.

 

In salarisschaal A is het salaris bij periodiek 0 het wettelijk minimumloon en is het salaris bij periodiek 11 120% van het wettelijk minimumloon. De bedragen in schaal A worden, in plaats van op de salarisontwikkeling in de Cao Gemeenten, geïndexeerd op de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en elk jaar op 1 januari bijgesteld. De actuele schaalbedragen worden na goedkeuring door het LOGA gepubliceerd op www.car-uwo.nl.

 

Lid 1

De omschrijving van deze doelgroep staat in de Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 38b lid 1 sub a. In salarisschaal A is het salaris bij periodiek 0 het wettelijk minimumloon en is het salaris bij periodiek 11 120% van het wettelijk minimumloon. De bedragen in schaal A worden, in plaats van op de salarisontwikkeling in de Cao Gemeenten, geïndexeerd op de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon en elk jaar op 1 januari bijgesteld. De actuele schaalbedragen worden na goedkeuring door het LOGA gepubliceerd op www.car-uwo.nl.

B.

Artikel 2:2 Onderzoek naar bekwaamheid en geschiktheid

1. Voor aanstelling kan slechts in aanmerking komen hij van wie - na een daartoe door of vanwege het tot aanstelling bevoegd bestuursorgaan gehouden onderzoek - kan worden aangenomen, dat hij in voldoende mate beschikt over de hoedanigheden tot het verrichten van de hem op te dragen werkzaamheden.

2. Het college treft maatregelen, waardoor de vertrouwelijkheid van de gegevens, ontvangen op grond van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, te allen tijde wordt gegarandeerd.

3. Voor aanstelling kan als vereiste worden gesteld dat betrokkene een recente verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens overlegt.

4. Bij een functiewijziging, tewerkstelling of overplaatsing kan als vereiste worden gesteld dat de ambtenaar een recente verklaring omtrent het gedrag als bedoeld in lid 3 overlegt.

5. De vreemdeling, zoals omschreven in de Vreemdelingenwet 2000 kan slechts voor een aanstelling in aanmerking komen indien hij beschikt over een tewerkstellingsvergunning tenzij hij van deze verplichting is uitgesloten krachtens artikel 3 van de Wet arbeid vreemdelingen.

C.

In artikel 10d:24 worden de leden 2 en 3 gewijzigd en komen te luiden:

2. Zowel de ambtenaar als het college kan een geschil over de uitvoering van het Van werk naar werk-contract als bedoeld in artikel 10d:23 lid 5 voorleggen aan deze commissie.

3. De commissie brengt een zwaarwegend advies uit over het geschil, bedoeld in lid 2.

.

Aan de toelichting op artikel 10d:24 wordt een toelichting op lid 3 toegevoegd:

 

Lid 3

Het college kan slechts afwijken van het advies als het op onzorgvuldige wijze tot stand is gekomen en/of het advies zodanig ernstig in gebreke is dat van het college in redelijkheid niet gevergd kan worden overeenkomstig het advies te besluiten.

 

Na inwerkingtreding van de WNRA is het advies weer bindend van aard vanwege de toepasselijkheid van het Burgerlijk Wetboek.

Bijlage VIII. Wijzigingen CAR-UWO artikel per 1 januari 2018 (circulaire TAZ/U201700829 van 20 november 2017 – ledenbrief VNG 17/070)

 

A.

In artikel 17:5 wordt het woord “vijf” vervangen door: “drie”.

Bijlage IX. Reparatie-uitkering bij werkloosheid (circulaire TAZ/U210700897 van 20 november 2017 – ledenbrief VNG 17/071 en circulaire TAZ/U201700977 van 18 december 2017 – ledenbrief VNG 17/081)

 

A.

Na hoofdstuk 10a wordt hoofdstuk 10c toegevoegd en dit hoofdstuk komt te luiden:

 

HOOFDSTUK 10c REPARATIE-UITKERING BIJ WERKLOOOSHEID

 

Artikel 10c:1 Werkingssfeer reparatie-uitkering

1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar die recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet of van wie de uitkering op grond van de Werkloosheidswet is geëindigd, maar die op grond van de Werkloosheidswet zoals die gold op 31 december 2015 nog recht op een uitkering zou hebben gehad.

2. In afwijking van lid 1 van dit artikel, is artikel 10c:7 van toepassing op de ambtenaar in de zin van artikel 1:1 lid 1, onderdeel a.

 

Artikel 10c:2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. arbeidsverleden: arbeidsverleden als bedoeld in de Werkloosheidswet;

b. gemeentelijke sector: de gemeenten en gemeenschappelijke regelingen, die de CAR van toepassing hebben verklaard;

c. herleving: herleving overeenkomstig de Werkloosheidswet;

d. indexatie: de reparatie-uitkering wordt geïndexeerd met de generieke salarisverhoging in de gemeentelijke sector;

e. reparatie-uitkering: uitkering die de toegekende WW-uitkering in opbouw en duur aanvult naar het niveau op 31 december 2015;

f. sv-maandloon: sv-maandloon als bedoeld in de Werkloosheidswet met het maximum, bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen.

g. werkloos: werkloos als bedoeld in de Werkloosheidswet;

h. werkloosheidsuitkering: WW-uitkering en reparatie-uitkering tezamen;

i. WW-uitkering: uitkering op grond van de Werkloosheidswet;

j. WW: Werkloosheidswet.

 

Artikel 10c:3 Recht reparatie-uitkering

1. De ambtenaar heeft recht op een reparatie-uitkering indien:

a. de werkloosheid aansluitend op de WW-uitkering voortduurt; en

b. de WW-opbouw lager is bij een arbeidsverleden vanaf 10 jaar op grond van de WW, dan zou hebben gegolden op grond van de WW op 31 december 2015; of

c. een WW-uitkering met een kortere duur is toegekend op grond van de WW, dan zou hebben gegolden op grond van de WW op 31 december 2015.

2. De ambtenaar legt de benodigde gegevens en informatie van het UWV aan de gemeente over die van invloed kunnen zijn op het recht, de hoogte en de duur van de reparatie-uitkering.

 

Artikel 10c:4 Opbouw en duur reparatie-uitkering

1. De opbouw van de reparatie-uitkering voor de ambtenaar die werkloos wordt met meer dan 10 jaar arbeidsverleden, bedraagt een halve maand per dienstjaar.

2. De opbouw van de reparatie-uitkering voor de ambtenaar die werkloos wordt met meer dan 24 jaar arbeidsverleden, bedraagt een maand per verstreken kalenderkwartaal.

3. De duur van de reparatie-uitkering is gelijk aan het verschil tussen de duur van de WW-uitkering op 31 december 2015 en de duur van de WW-uitkering op of na 1 januari 2016 inclusief de opschuiving van de einddatum door herleving.

 

Artikel 10c:5 Hoogte reparatie-uitkering

1. De reparatie-uitkering heeft dezelfde hoogte als de WW-uitkering als deze niet zou zijn geëindigd.

2. De volledige reparatie-uitkering is gebaseerd op 36 uur per week werkloosheid. Als sprake is van minder dan 36 uur per week werkloosheid, wordt het bedrag van de reparatie-uitkering berekend naar rato van het aantal uren dat de ambtenaar werkloos is.

 

Artikel 10c:6 Sancties reparatie-uitkering

1. Het college maakt een sanctieregeling op grond waarvan sancties kunnen worden toegepast op de uitbetaling van de reparatie-uitkering. Onderdeel van de sanctieregeling is de plicht die de ambtenaar heeft om het college te informeren over alles wat van invloed kan zijn op de duur en hoogte van de reparatie-uitkering.

 

Artikel 10c:7 Premie reparatie-uitkering

1. Het college heft vanaf 1 januari 2018 maandelijks een werknemerspremie op het bruto salaris van de ambtenaar die de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt.

2. De hoogte van de premie is vastgesteld 0,1% van het salaris en de toegekende salaristoelage(n). De hoogte van de premie kan jaarlijks worden bijgesteld.

3. De heffingsgrondslag is gemaximeerd tot het maximum-premieloon bedoeld in artikel 17 van de Wet financiering sociale verzekeringen.

 

Artikel 10c:8 Einde reparatie-uitkering

1. De reparatie-uitkering eindigt na het verstrijken van de uitkeringsduur.

2. De reparatie-uitkering eindigt op de dag waarop de werkloosheid eindigt.

3. De reparatie-uitkering eindigt op de dag waarop de ambtenaar de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.

4. De reparatie-uitkering eindigt na een periode van 13 weken van voortdurende arbeidsongeschiktheid door ziekte.

 

Artikel 10c:9 Herleving reparatie-uitkering

1. Als het recht op een reparatie-uitkering gedeeltelijk of geheel is geëindigd en vervolgens de (ex)- ambtenaar na aanvaarding van een nieuw dienstverband wederom werkloos is geworden, herleeft op verzoek het recht op een reparatie-uitkering voor zover bij de beëindiging van het nieuwe dienstverband geen nieuw recht op een WW-uitkering op grond van de WW is ontstaan.

2. De duur en de hoogte van de herleefde reparatie- uitkering zijn gelijk aan de duur en hoogte van de reparatie-uitkering waarop de (ex) ambtenaar nog recht zou hebben gehad indien hij onafgebroken werkloos zou zijn geweest.

3. De reparatie-uitkering kan niet meer herleven als de maximale uitkeringsduur van de reparatie-uitkering is volgemaakt.

 

Artikel 10c:10 Afkoop reparatie-uitkering

1. Het college kan eenmalig, aan het begin van de uitkeringsperiode, op verzoek van de ambtenaar, toestemming geven voor afkoop van de reparatie-uitkering.

2. Het college bepaalt de hoogte van het afkoopbedrag en de voorwaarden waaronder de afkoop verstrekt wordt.

B.

In artikel 10d:2 wordt sub g gewijzigd en sub h en sub i worden toegevoegd. Ze komen te luiden:

g. reparatie-uitkering: uitkering die de WW-uitkering in opbouw en duur aanvult naar het niveau op 31 december 2015;

h. werkloosheidsuitkering: WW-uitkering en reparatie-uitkering tezamen;

i. WW-uitkering: uitkering op grond van Werkloosheidswet.

C.

In artikel 10d:25 lid 1 wordt sub c gewijzigd en komt te luiden:

c. recht heeft op een werkloosheidsuitkering en deze werkloosheidsuitkering ontvangt.

Bijlage X. Uitwerking Akkoord Reparatie FLO-overgangsrecht voor brandweerpersoneel (circulaire TAZ/U201700991 van 18 december 2017 – ledenbrief VNG 17/080)

 

A.

Aan artikel 9b:1 wordt een nieuw vierde lid toegevoegd:

 

4. Dit hoofdstuk is alleen van toepassing indien en voor zover er geen afwijkende bepaling uit hoofdstuk 9f van toepassing is.

B.

Aan artikel 9b:2 wordt een nieuw onderdeel h. toegevoegd:

 

h. AOW-hiaat: de periode waarin de ambtenaar van 65 jaar of ouder geen recht had op een AOW-uitkering met een maximum van 24 maanden.

C.

Aan hoofdstuk 9b worden drie nieuwe paragrafen toegevoegd:

 

Paragraaf 8 De ambtenaar die voor 1 januari 2013 gebruik is gaan maken van het FLO-overgangsrecht en inactief is op 29 oktober 2016

 

Artikel 9b:76

 

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar of de gewezen ambtenaar die vóór 1 januari 2013 gebruik is gaan maken van het bepaalde

a. in artikel 9b:4 lid 1 of artikel 9b:26, of

b. in artikel 9b:11 lid 2 of 9b:35 lid 2

en op 29 oktober 2016 met volledig buitengewoon verlof of onbezoldigd volledig verlof als bedoeld in dit hoofdstuk was.

 

Artikel 9b:77

1. De ambtenaar heeft gedurende zijn AOW-hiaat recht op een maandelijkse compensatie AOW.

2. De compensatie AOW is gelijk aan de bruto AOW-uitkering die voor de ambtenaar in de betreffende maand zou hebben bestaan, inclusief de inkomensondersteuning AOW en het vakantiegeld. Een korting op grond van artikel 13 AOW wordt hierbij buiten beschouwing gelaten.

 

Artikel 9b:78

De compensatie bedoeld in artikel 9b:77 wordt verlaagd met

a. de door de ambtenaar ontvangen overbruggingsuitkering van de Sociale Verzekeringsbank.

b. de hoogte van het bedrag dat de ambtenaar heeft ontvangen op grond van door de werkgever vanaf 2013 beschikbaar gestelde regelingen met als aantoonbaar doel de gevolgen van de verhoging van de AOW-leeftijd voor de ambtenaar te compenseren.

 

Paragraaf 9 De ambtenaar die vanaf 1 januari 2013 gebruik is gaan maken van het FLO-overgangsrecht en inactief is op 29 oktober 2016

 

Artikel 9b:79

Deze paragraaf is van toepassing op de ambtenaar of de gewezen ambtenaar die vanaf 1 januari 2013 gebruik is gaan maken van het bepaalde

a. in artikel 9b:4 lid 1 of artikel 9b:26, of

b. in artikel 9b:11 lid 2 of artikel 9b:35 lid 2

en op 29 oktober 2016 met volledig buitengewoon verlof of onbezoldigd volledig verlof als bedoeld in dit hoofdstuk was.

 

Artikel 9b:80

1. De ambtenaar heeft recht op compensatie AOW over de periode dat

a. hij op grond van door de werkgever vastgesteld beleid niet langer kon doorwerken bedoeld in artikel 9b:4 lid 5 juncto artikel 9b:26 lid 5, of

b. hij medisch niet geschikt was om langer door te werken bedoeld onder a, of

c. zijn verzoek om langer door te werken bedoeld onder a is afgewezen.

2. De periode bedoeld in lid 1 is niet langer dan zijn AOW-hiaat.

3. Artikel 9b:77 lid 2 is van overeenkomstige toepassing.

 

Artikel 9b:81

1. De ambtenaar die geen recht heeft op compensatie AOW als bedoeld in deze paragraaf kan bij de Landelijke Commissie Compensatieregeling AOW een verzoek indienen om alsnog in aanmerking te komen voor compensatie AOW.

2. Het verzoek bedoeld in lid 1 kan de ambtenaar indienen als hij meent dat:

a. medische ongeschiktheid de reden was om geen verzoek te doen om langer door te werken, of

b. zijn verzoek om langer door te werken zou worden geweigerd op grond van disfunctioneren en hij om deze reden heeft afgezien van een verzoek om langer door te werken.

3. Het verzoek bedoeld in lid 1, wordt niet in behandeling genomen als de ambtenaar een bezwaarschrift als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht heeft ingediend.

4. Het college neemt een besluit op grond van het zwaarwegende advies van de Landelijke Commissie Compensatieregeling AOW.

 

Paragraaf 10 Slotbepaling

 

Artikel 9b:82

De bruto compensatie AOW wordt vanaf het moment waarop de ambtenaar of de gewezen ambtenaar de leeftijd van 65 jaar bereikt maandelijks aan de ambtenaar uitbetaald.

D.

Aan hoofdstuk 9 wordt een nieuw hoofdstuk 9f toegevoegd:

 

HOOFDSTUK 9f NIEUW OVERGANGSRECHT FUCTIONEEL LEEFTIJDSONTSLAG PER 1 JANUARI 2018

 

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

 

Artikel 9f:1 Werkingssfeer

1. Dit hoofdstuk is van toepassing op de ambtenaar bedoeld in artikel 9b:1 die op 29 oktober 2016 geen gebruik maakt van

i. buitengewoon verlof als bedoeld in artikel 9b:4 lid 1 eerste volzin juncto artikel 9b:28, of

ii. onbezoldigd volledig verlof als bedoeld in de artikelen 9b:11 juncto 9b:35.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 is dit hoofdstuk niet van toepassing op de ambtenaar bedoeld in artikel 9b:1 die de volledige periodes buitengewoon verlof of levensloop op grond van hoofdstuk 9b heeft genoten.

3. Hoofdstuk 9b is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar, bedoeld in lid 1, tenzij in dit hoofdstuk anders is bepaald.

 

Artikel 9f:2 Berekeningsgrondslag

1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder berekeningsgrondslag de optelsom van:

a. het salaris en de toegekende salaristoelage(n), bedoeld in artikel 1:1 onder qq en rr,

b. de IKB-onderdelen, bedoeld in artikel 3:28 lid 2 onder a en b,

c. de TOR, bedoeld in artikel 3:37,

d. de toelagen bedoeld in artikel 20:2 lid 3 en 4 en de daarop gebaseerde regelingen, voor zover die aan de ambtenaar zijn toegekend,

met uitzondering van de levensloopbijdrage, bedoeld in de artikelen 9e:8 en 9e:9, berekend over de maand onmiddellijk voorafgaande aan de ingangsdatum van de geheel of gedeeltelijke periode van buitengewoon verlof.

2. Als sprake is van toegekende toelagen die in hoogte variëren dan wordt het gemiddelde berekend over de periode van de voorgaande 12 maanden.

3. De berekeningsgrondslag wordt geïndexeerd met de generieke salarisverhoging, waaronder begrepen de stijging van de IKB-onderdelen, bedoeld in lid 1 onder b, zoals deze in de gemeentelijke sector wordt overeengekomen. Dit geldt niet voor artikel 9b:20 en 9b:25.

4. Als verlofopname door de ambtenaar in de voorgaande 12 maanden heeft geleid tot een wijziging van de feitelijke uitbetaling van de berekeningsgrondslag dan werkt die wijziging door in de berekeningsgrondslag.

 

Paragraaf 2 Aanspraken

 

Artikel 9f:3

1. De ambtenaar wordt vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd, bedoeld in lid 2, bereikt volledig buitengewoon verlof verleend tegen doorbetaling van 75% netto van de voor de ambtenaar geldende berekeningsgrondslag volgens de fiscale regels zoals die gelden op de datum van uitbetaling als ware hij in actieve dienst met toepassing van de arbeidskorting.

2. De uittredeleeftijd is afhankelijk van het aantal dienstjaren in een bezwarende functie bedoeld in artikel 9b:2 onder c op 1 januari 2006 en bedraagt bij:

a. 20 dienstjaren of meer: 56 jaar;

b. 15 tot 20 dienstjaren: 57 jaar;

c. 10 tot 15 dienstjaren: 58 jaar;

d. 0 tot 5 dienstjaren: 59 jaar,

tenzij de ambtenaar gebruik maakt van de mogelijkheid bedoeld in artikel 9f:5 of artikel 9f:6.

3. De duur van het toegekende volledig buitengewoon verlof voor de ambtenaar van de uittredeleeftijd, bedoeld in lid 1, bedraagt bij:

a. 20 dienstjaren of meer: 8 jaar;

b. 15 tot 20 dienstjaren: 7 jaar;

c. 10 tot 15 dienstjaren: 6 jaar;

d. 0 tot 5 dienstjaren: 5 jaar.

4. De ambtenaar, bedoeld in lid 2 onder d, gaat met ingang van de eerste dag volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 58 jaar bereikt 50% van de voor hem geldende formele arbeidsduur werken. Hij heeft dan aanspraak op doorbetaling van 90% bruto van de voor hem geldende berekeningsgrondslag tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin hij de leeftijd van 59 jaar bereikt.

5. De ambtenaar, bedoeld in lid 4, moet medisch geschikt zijn om 50% in zijn bezwarende functie door te werken. Is hij dat niet dan wordt hij ziek gemeld op de leeftijd van 58 jaar en hersteld gemeld op de leeftijd van 59 jaar.

 

Artikel 9f:4 Afwijkende FLO-leeftijden

1. Artikel 9f:3 is van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar, bedoeld in de artikelen 9b:4 lid 3 en 9b:26 lid 2, maar niet op een ambtenaar waarvan de leeftijdsgrens is vastgesteld op 60 jaar.

2. De levensloopaanspraken van de ambtenaar waarvan de leeftijdsgrens is vastgesteld op 60 jaar en die vóór 1 januari 2022 zijn gehele levensloop kan opnemen, blijven ongewijzigd.

3. Kunnen de levensloopaanspraken niet geheel of in het geheel niet vóór 1 januari 2022 worden opgenomen dan worden deze aanspraken in de maand december 2021 afgekocht als bedoeld in artikel 9e:11 over de maanden die gelegen zijn vanaf 1 januari 2022. Voor de berekening van de afkoopsom wordt uitgegaan van het aantal dienstjaren dat de ambtenaar zou hebben gehad bij het bereiken van de leeftijd van 60 jaar.

4. Vindt vanaf 1 januari 2022 vrijwillige voortzetting van de pensioenopbouw plaats door middel van voortzetting deelnemerschap op grond van het ABP-pensioenreglement en wordt gedurende deze periode het afgekochte tegoed als genoemd in lid 3 ingezet om te voorzien in het inkomen, dan betaalt de werkgever de vigerende werkgeverspremie. De in dit lid genoemde periode van voortzetting deelnemerschap bedraagt maximaal twee jaar.

5. Uitgezonderd de aanspraken, bedoeld in de Overgangsregeling compensatie AOW opgenomen in de artikelen 9b:76 tot en met 9b:82, heeft de ambtenaar bedoeld in lid 2, geen andere rechten voortvloeiende uit dit hoofdstuk of hoofdstuk 9b.

 

Artikel 9f:5 Doorwerken in een repressieve functie

1. De ambtenaar kan de ingangsdatum van het buitengewoon verlof later laten ingaan, telkens met een periode van één jaar. Voorwaarde is dat de ambtenaar geschikt is om door te werken in de bezwarende functie volgens een PPMO als bedoeld in artikel 19a:3.

2. De ambtenaar die van lid 1 gebruik wil maken, doet de aanvraag een jaar voorafgaand aan het bereiken van zijn uittredeleeftijd. De werkgever wijst de ambtenaar tijdig op de mogelijkheid om de uittredeleeftijd te verschuiven.

3. Indien de ambtenaar arbeidsongeschikt is voor aanvang van de periode van langer doorwerken of herhaald langer doorwerken en de bedrijfsarts herstel niet binnen zes maanden verwacht, wordt het verzoek om langer door te werken geweigerd.

4. De ambtenaar stopt met werken in een bezwarende functie met ingang van de dag volgend op de maand waarin hij 59 jaar wordt.

5. De ambtenaar die van de mogelijkheid om langer door te werken gebruik maakt, kan geen gebruik maken van de inkomensaanvulling bedoeld in artikel 9f:7.

6. Lid 5 geldt vanaf het moment dat de werkgever de mogelijkheid van de inkomensaanvulling, bedoeld in artikel 9f:7, aanbiedt.

 

Artikel 9f:6 Uitreden op oude uittredeleeftijd

1. De ambtenaar kan verzoeken om uit te treden op de leeftijd, bedoeld in artikel 9b:4 of artikel 9b:28.

2. De ambtenaar die van lid 1 gebruik wil maken, doet de aanvraag een jaar voorafgaand aan het bereiken van zijn oude uittredeleeftijd. De werkgever wijst de ambtenaar tijdig op de mogelijkheid om op de oude uittredeleeftijd uit te treden.

 

Artikel 9f:7 Inkomensaanvulling in een niet-repressieve functie bij de werkgever

1. Tijdens de periode van buitengewoon verlof als bedoeld in 9f:3 mag de ambtenaar zijn inkomen bij de werkgever aanvullen tot bruto 100% van de berekeningsgrondslag op jaarbasis door niet-repressieve werkzaamheden te verrichten.

2. De ambtenaar dient jaarlijks een aanvraag in om van de mogelijkheid, bedoeld in lid 1, gebruik te maken.

3. De vergoeding van deze werkzaamheden wordt bepaald aan de hand van de zwaarte en de waardering van de beschikbare werkzaamheden.

4. De werkgever bepaalt in overleg met de OR welke mogelijkheden de formatie biedt en welke werkzaamheden beschikbaar zijn.

5. In een nader vast te stellen rechtspositionele regeling wordt bepaald onder welke voorwaarden deze werkzaamheden worden verricht.

 

Artikel 9f:8 Arbeidsongeschiktheid

1. De inkomenskorting als gevolg van ziekte, bedoeld in artikel 7:3, stopt uiterlijk twee maanden na dagtekening van de UWV-beschikking indien:

a. sprake is van gedeeltelijke of volledige maar niet duurzame arbeidsongeschiktheid volgens een beschikking van het UWV, en

b. de ambtenaar de leeftijd van 55 jaar heeft bereikt.

2. In afwijking van artikel 7:16 lid 1 vindt herplaatsing van de ambtenaar in een passende functie plaats door middel van detachering met behoud van de arbeidsvoorwaarden uit de bezwarende functie.

 

Artikel 9f:9 Overgangsvergoeding

1. De ambtenaar die van een regeling uit dit hoofdstuk, gebruik gaat maken, heeft recht op een overgangsvergoeding van:

a. € 3.500,00 bruto als het om een ambtenaar gaat met 10 tot 20 dienstjaren op 1 januari 2006 als bedoeld in artikel 9f:3 lid 2, mits en voor zover de inkomensafhankelijke ziektekostenpremie volgens de lokale uitvoering van het FLO-overgangsrecht 2006 in de levensloopperiode werd doorbetaald door de werkgever onder toepassing van de groene loonheffingstabel;

b. € 1.500,00 bruto als niet voldaan wordt aan de voorwaarden onder a gesteld.

2. De overgangsvergoeding bedoeld in lid 1, wordt betaalbaar gesteld in de laatste maand in actieve dienst.

 

Artikel 9:f:10 Levensloop

1. De artikelen 9b:21 en 9b:44 blijven van toepassing op de ambtenaar die vóór 2022 gebruik maakt van het volledig buitengewoon verlof bedoeld in dit hoofdstuk.

2. Het opgebouwde levenslooptegoed van de ambtenaar die het LOGA-pad, bedoeld in artikel 9e:2, volgt, wordt ingezet ter financiering van de netto uitkeringsaanspraken.

3. De hoogte van de door de werkgever te verstrekken netto-uitkering, bedoeld in dit hoofdstuk, wordt op een lager percentage dan 75% bepaald of over een kortere periode betaald als de ambtenaar het LOGA-pad, bedoeld in artikel 9e:2, verlaat of heeft verlaten.

4. Lid 2 en 3 gelden pas vanaf het moment dat hoofdstuk 9e is herzien.

 

Artikel 9f:11 Verrekening inkomsten tijdens de non-actieve periode

Voor de toepassing van de artikelen 9b:10 en 9b:34 wordt uitgegaan van het bruto uitkeringsbedrag.

 

Artikel 9f:12 Inkoop pensioen

De artikelen 9b:22 en 9b:45 zijn niet van toepassing op de ambtenaar, bedoeld in dit hoofdstuk.

 

Artikel 9f:13 Opschorten tweede loopbaan

1. De artikelen 9b:24 en 9b:25 gelden niet in 2018, tenzij met de ambtenaar vóór 1 januari 2018 reeds loopbaanafspraken zijn overeengekomen.

2. Lid 1 is niet van toepassing op de ambtenaar die om medische redenen aan een tweede loopbaan gaat werken.

 

Paragraaf 3 Transitie

 

Artikel 9f:14

1. Op de ambtenaar die na 29 oktober 2016 en voor 1 januari 2018 gebruik is gaan maken van artikel 9b:4 lid 1 eerste volzin of artikel 29b:28 is vanaf 1 januari 2018 artikel 9f:3 van toepassing.

2. De duur van het buitengewoon verlof wordt gekort met de periode dat de ambtenaar vóór 1 januari 2018 gebruik heeft gemaakt van het hem toegekende volledig buitengewoon verlof.

 

Artikel 9f:15

1. Op de ambtenaar die

a. op 29 oktober 2016 gebruik maakte of is gaan maken van artikel 9b:4 lid 1 onder a en b, of

b. op 29 oktober 2016 gebruik maakte of is gaan maken van artikel 9b:26,

is vanaf 1 januari 2018 artikel 9f:3 van toepassing.

2. Heeft de ambtenaar op 1 januari 2018 nog niet zijn uittredeleeftijd als bedoeld in artikel 9f:3 bereikt, dan hervat de ambtenaar voor 100% zijn werkzaamheden, tenzij de ambtenaar gebruik maakt van de mogelijkheid om uit te treden op de oude uittredeleeftijd, bedoeld in artikel 9f:6.

 

Paragraaf 4 Eervol ontslag aan het einde van de non-actieve periode

Artikel 9f:16

1. De ambtenaar wordt eervol ontslag verleend na afloop van de voor hem geldende periode van non-activiteit, bedoeld in artikel 9f:3.

2. Het ontslag gaat in op de dag die volgt op de laatste dag van de non-actieve periode.

3. Het college neemt een opzegtermijn van drie maanden in acht.

4. Als de opzegtermijn, bedoeld in lid 3, niet in acht wordt genomen dan gaat de ontslagdatum later in zonder dat dit gevolgen heeft voor de einddatum van de non-actieve periode, bedoeld in artikel 9f:3 lid 3.

Naar boven