28 (2013) Nr. 1

A. TITEL

Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn;

Brussel, 26 juni 2013

B. TEKST1)


Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, overeenkomstig de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en betreffende de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van het vierde deel van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn

De vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen,

Gezien het Verdrag betreffende de Europese Unie,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Na raadpleging van de Europese Commissie,

Na raadpleging van de Europese Investeringsbank,

Overwegende hetgeen volgt:

  • 1. De Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan (ACS), enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 20002), voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 20053) en voor de tweede maal gewijzigd op 22 juni 2010 in Ouagadougou4) (de „ACS-EU-partnerschapsovereenkomst”), voorziet in de goedkeuring van financiële protocollen voor elke periode van vijf jaar.

  • 2. Op 17 juli 2006 hechtten de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, hun goedkeuring aan het Intern Akkoord betreffende de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het meerjarig financieel kader voor 2008-2013 voor de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van deel vier van het EG-Verdrag van toepassing zijn5).

  • 3. Besluit 2001/822/EG van de Raad van 27 november 2001 betreffende de associatie van de LGO met de Europese Gemeenschap6) („het LGO-besluit”), is van kracht tot 31 december 2013. Voor die datum moet een nieuw besluit worden vastgesteld.

  • 4. Met het oog op de tenuitvoerlegging van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit moet een elfde Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) worden ingesteld en moet een procedure worden bepaald voor de toewijzing van middelen en voor de bijdragen van de lidstaten daaraan.

  • 5. De Unie en haar lidstaten hebben tezamen met de staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan („ACS-staten”) overeenkomstig bijlage I ter van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst een prestatie-evaluatie uitgevoerd, met name om na te gaan in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd.

  • 6. Er moeten regels worden vastgesteld voor het beheer van de financiële samenwerking.

  • 7. Bij de Commissie moet een comité van vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten worden gevestigd („het EOF-comité”) en bij de Europese Investeringsbank (EIB) moet een soortgelijk comité worden gevestigd. De werkzaamheden die door de Commissie en de EIB worden verricht voor de toepassing van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het besluit van de landen en gebieden overzee (LGO) dienen te worden geharmoniseerd.

  • 8. Het beleid van de Unie inzake ontwikkelingssamenwerking wordt geleid door de millenniumdoelstellingen voor ontwikkeling die door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 8 september 2000 werden aangenomen, met inbegrip van daaropvolgende aanpassingen.

  • 9. De Raad en de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, het Europees Parlement en de Commissie namen op 22 december 2005 een gemeenschappelijke verklaring betreffende het ontwikkelingsbeleid van de Europese Unie: „De Europese consensus” aan7).

  • 10. De Raad heeft op 9 december 2010 zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies over wederzijdse verantwoordingsplicht en transparantie: het vierde hoofdstuk van het operationele kader van de EU inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp. Deze conclusies werden toegevoegd aan de geconsolideerde tekst van het operationele kader inzake doeltreffendheid van ontwikkelingshulp waarin de overeenkomsten in het kader van de verklaring van Parijs over de doeltreffendheid van hulp (2005), de EU-gedragscode inzake complementariteit en taakverdeling in het ontwikkelingsbeleid (2007) en de EU-richtsnoeren voor de Actieagenda van Accra (2008) werden bevestigd. De Raad heeft op 14 november 2011 tevens zijn goedkeuring gehecht aan een gemeenschappelijk standpunt van de EU, dat onder meer betrekking had op de EU-transparantiewaarborg en andere aspecten van transparantie en verantwoordingsplicht, voor het vierde Forum op hoog niveau te Busan. Op 14 mei 2012 heeft de Raad conclusies aangenomen over „Het EU-ontwikkelingsbeleid trefzekerder maken: een agenda voor verandering” en over „De toekomstige strategie inzake EU-begrotingssteun aan derde landen”.

  • 11. Er wordt herinnerd aan de doelstellingen inzake officiële ontwikkelingshulp (ODA) die zijn vermeld in overweging 10. Wanneer de Commissie de lidstaten en de OESO/DAC verslag uitbrengt over uitgaven binnen het elfde EOF, moet zij een onderscheid maken tussen ODA- en niet-ODA-activiteiten.

  • 12. Op 22 december 2009 keurde de Raad de conclusies goed betreffende de betrekkingen van de EU met de landen en gebieden overzee (LGO).

  • 13. Dit Akkoord moet worden toegepast in overeenstemming met Besluit 2010/427/EU van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese Dienst voor extern optreden8).

  • 14. Om te voorkomen dat de financiering tussen maart en december 2020 stilvalt, is het dienstig de looptijd van het meerjarig financieel kader van het elfde EOF te doen samenvallen met die van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 dat van toepassing is op de algemene begroting van de Unie. Het is daarom verkieslijk 31 december 2020 vast te leggen als uiterste datum voor vastleggingen van middelen van het elfde EOF, veeleer dan 28 februari 2020, de uiterste datum voor de toepassing van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

  • 15. Voortbouwend op de basisbeginselen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, zijn de doelstellingen van het elfde EOF de uitroeiing van armoede, duurzame ontwikkeling en geleidelijke integratie van de ACS-staten in de wereldeconomie. De minst ontwikkelde landen krijgen een bijzondere behandeling.

  • 16. Om de sociaal-economische samenwerking met de ultraperifere gebieden van de Unie en de ACS-staten, alsmede met de LGO’s in het Caribisch gebied, West-Afrika en de Indische Oceaan te versterken, voorzien de verordeningen betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en betreffende de Europese territoriale samenwerking in een versterking van de toewijzingen voor 2014-2020 voor hun onderlinge samenwerking,

Zijn het volgende overeengekomen:

HOOFDSTUK 1 FINANCIËLE MIDDELEN

Artikel 1 Middelen van het elfde EOF
  • 1. De lidstaten stellen een elfde Europees Ontwikkelingsfonds in, hierna „het elfde EOF” genoemd.

  • 2. Het elfde EOF is als volgt samengesteld:

    • a. Een bedrag van 30.506 miljoen EUR (in lopende prijzen), waaraan de lidstaten als volgt bijdragen:

      Lidstaat

      Verdeelsleutel (%)

      Bijdrage in EUR

      België

      3,24927

      991.222.306

      Bulgarije

      0,21853

      66.664.762

      Tsjechië

      0,79745

      243.270.097

      Denemarken

      1,98045

      604.156.077

      Duitsland

      20,5798

      6.278.073.788

      Estland

      0,08635

      26.341.931

      Ierland

      0,94006

      286.774.704

      Griekenland

      1,50735

      459.832.191

      Spanje

      7,93248

      2.419.882.349

      Frankrijk

      17,81269

      5.433.939.212

      Kroatië1)

      0,22518

      68.693.411

      Italië

      12,53009

      3.822.429.255

      Cyprus

      0,11162

      34.050.797

      Letland

      0,11612

      35.423.567

      Litouwen

      0,18077

      55.145.696

      Luxemburg

      0,25509

      77.817.755

      Hongarije

      0,61456

      187.477.674

      Malta

      0,03801

      11.595.331

      Nederland

      4,77678

      1.457.204.507

      Oostenrijk

      2,39757

      731.402.704

      Polen

      2,00734

      612.359.140

      Portugal

      1,19679

      365.092.757

      Roemenië

      0,71815

      219.078.839

      Slovenië

      0,22452

      68.492.071

      Slowakije

      0,37616

      114.751.370

      Finland

      1,50909

      460.362.995

      Zweden

      2,93911

      896.604.897

      Verenigd Koninkrijk

      14,67862

      4.477.859.817

      TOTAAL

      100,00000

      30.506.000.000

      X Noot
      1)

      Geraamd bedrag

      Dit bedrag van 30.506 miljoen EUR is beschikbaar vanaf het moment van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor en wordt als volgt verdeeld:

      • i. 29.089 miljoen EUR wordt toegekend aan de ACS-landen;

      • ii. 364,5 miljoen EUR wordt toegekend aan de LGO;

      • iii. 1.052,5 miljoen EUR voor de Commissie voor de in artikel 6 bedoelde ondersteunende uitgaven in verband met de programmering en uitvoering van het elfde EOF, waarvan ten minste 76,3 EUR wordt toegekend aan de Commissie voor maatregelen ter verbetering van het effect van EOF-programma’s als bedoeld in artikel 6, lid 3.

    • b. Met uitzondering van de leningen voor de financiering van rentesubsidies vallen de middelen waarnaar wordt verwezen in de bijlagen I en I ter bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en in de bijlagen II A en A bis van het LGO-besluit, en die zijn toegewezen in het kader van het negende en tiende EOF ter financiering van de middelen van de investeringsfaciliteit, niet onder Besluit 2005/446/EG9) en bijlage I ter, punt 5, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst tot vaststelling van de data waarna de middelen van het negende en tiende EOF niet langer mogen worden vastgelegd. Deze middelen worden overgedragen naar het elfde EOF en worden beheerd overeenkomstig de uitvoeringsregeling voor het elfde EOF, wat betreft de middelen bedoeld in de bijlagen I en I bis bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, vanaf de datum van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020 met betrekking tot de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en, wat betreft de middelen bedoeld in de bijlagen II A en II A bis bij het LGO-besluit, vanaf de datum van inwerkingtreding van de besluiten van de Raad inzake de financiële bijstand aan de LGO voor de periode 2014-2020.

  • 3. Na 31 december 2013, of na de datum van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, indien deze datum later valt, worden de resterende middelen uit hoofde van het tiende EOF of uit eerdere EOF’s niet langer vastgelegd, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen anders besluit, met uitzondering van saldi en middelen die na de relevante datum zijn vrijgemaakt uit hoofde van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (STABEX) in het kader van EOF’s voorafgaand aan het negende EOF, en met uitzondering van de in lid 2, onder b), bedoelde middelen.

  • 4. Middelen voor projecten in het kader van het tiende EOF of voorgaande EOF’s die worden vrijgemaakt na 31 december 2013 of na de datum van inwerkingtreding van het meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020, indien deze datum later valt, worden niet langer vastgelegd, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen anders besluit, met uitzondering van de middelen die na de relevante datum zijn vrijgemaakt uit hoofde van het stelsel voor de stabilisatie van de exportopbrengsten van landbouwgrondstoffen (STABEX) in het kader van EOF’s voorafgaand aan het negende EOF, die automatisch worden overgedragen naar de respectieve nationale indicatieve programma’s, bedoeld in artikel 2, onder a), i), en artikel 3, lid 1, en van de middelen ter financiering van de middelen van de investeringsfaciliteiten, bedoeld in lid 2, onder b), van dit artikel.

  • 5. Het totaalbedrag voor het elfde EOF is bestemd voor de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. De middelen van het elfde EOF en, in het geval van de investeringsfaciliteit, de middelen afkomstig van gelden die terugvloeien, worden na 31 december 2020 niet verder vastgelegd, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen anders besluit. De middelen die door de lidstaten in het kader van het negende en het tiende EOF zijn geplaatst ter financiering van de investeringsfaciliteit, blijven echter na 31 december 2020 beschikbaar voor uitbetaling tot de datum die in het financieel reglement als bedoeld in artikel 10, lid 2, wordt vastgesteld.

  • 6. De rentebaten uit verrichtingen die zijn gefinancierd met vastleggingen in vroegere EOF’s en van middelen van het elfde EOF die door de Commissie worden beheerd, worden gecrediteerd op een of verschillende ten name van de Commissie geopende rekeningen en aangewend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6. In het kader van het in artikel 10, lid 2, bedoelde financieel reglement wordt bepaald hoe de rentebaten uit de door de EIB beheerde middelen zullen worden gebruikt.

  • 7. In geval van toetreding van een staat tot de Unie wordt de in lid 2, onder a), bedoelde verdeelsleutel gewijzigd bij een door de Raad op basis van een voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen genomen besluit.

  • 8. De financiële middelen kunnen voorts worden aangepast bij een door de Raad met eenparigheid van stemmen genomen besluit, met name overeenkomstig artikel 62, lid 2, van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst.

  • 9. Iedere lidstaat kan, onverminderd de besluitvormingsvoorschriften en -procedures van artikel 8, vrijwillige bijdragen ter beschikking van de Commissie of de EIB stellen ter ondersteuning van de doelstellingen van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst. De lidstaten mogen ook projecten of programma’s medefinancieren, bijvoorbeeld in het kader van specifieke initiatieven die door de Commissie of de EIB worden beheerd. De eigen verantwoordelijkheid voor dergelijke initiatieven van de ACS-staten op nationaal niveau wordt gegarandeerd.

    De uitvoeringsverordening en het financieel reglement bedoeld in artikel 10 bevatten de nodige bepalingen voor medefinanciering door het elfde EOF en voor medefinancieringsactiviteiten die door de lidstaten worden uitgevoerd. De lidstaten stellen de Raad vooraf in kennis van hun vrijwillige bijdragen.

  • 10. De Unie en haar lidstaten voeren een prestatie-evaluatie uit, waarbij wordt nagegaan in welke mate de vastleggingen en betalingen zijn gerealiseerd en wat het resultaat en het effect zijn van de steun. Deze evaluatie wordt verricht op basis van een voorstel van de Commissie.

Artikel 2 Middelen voor de ACS-landen

Het in artikel 1, lid 2, onder a), i), vermelde bedrag van 29.089 miljoen EUR wordt als volgt over de samenwerkingsinstrumenten verdeeld:

  • a. het bedrag van 24.365 miljoen EUR voor de financiering van de nationale en regionale indicatieve programma’s. Dit bedrag zal worden gebruikt voor de financiering van:

    • i. de nationale indicatieve programma’s van de ACS-landen, overeenkomstig de artikelen 1 tot en met 5 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst;

    • ii. de regionale indicatieve programma’s ter ondersteuning van de regionale en interregionale samenwerking en integratie van de ACS-landen, overeenkomstig de artikelen 6 tot en met 11 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst;

  • b. het bedrag van 3.590 miljoen EUR ter financiering van intra-ACS- en interregionale samenwerking met veel of alle ACS-landen, overeenkomstig de artikelen 12 tot en met 14 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst. Deze enveloppe kan structurele steun omvatten voor instellingen en organen ingesteld op grond van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst. Dit bedrag omvat tevens financiering van de huishoudelijke uitgaven van het in de punten 1 en 2 van protocol 1 bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst bedoelde ACS-secretariaat;

  • c. een deel van de middelen als bedoeld onder a) en b) kan worden gebruikt ter dekking van onvoorziene behoeften en voor het verhelpen van negatieve kortetermijngevolgen van exogene schokken, overeenkomstig de artikelen 60, 66, 68, 72, 72 bis en 73 van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de artikelen 3 en 9 van bijlage IV bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, eventueel met inbegrip van aanvullende kortetermijnsteun voor humanitaire hulp en noodhulp, waar dergelijke steun niet door de begroting van de Unie kan worden gefinancierd;

  • d. het bedrag van 1.134 miljoen EUR toegewezen aan de EIB voor de financiering van de investeringsfaciliteit overeenkomstig de voorwaarden van bijlage II („Financieringsvoorwaarden”) bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, waaronder een aanvullende bijdrage van 500 miljoen EUR aan de Investeringsfaciliteit in de vorm van een revolverend fonds en van 634 miljoen EUR in de vorm van subsidies voor de financiering van de rentesubsidies en van projectgerelateerde technische bijstand als bedoeld in de artikelen 1, 2 en 4 van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, over de periode van het elfde EOF.

Artikel 3 Middelen voor de LGO
  • 1. Het in artikel 1, lid 2, onder a), ii), vermelde bedrag van 364,5 miljoen EUR wordt toegewezen volgens een voor 31 december 2013 door de Raad vast te stellen nieuw LGO-besluit, waarvan 359,5 miljoen EUR zal worden toegekend voor de financiering van territoriale en regionale programma’s en 5 miljoen EUR in de vorm van een toewijzing aan de EIB voor de financiering van rentesubsidies en technische bijstand overeenkomstig het nieuwe LGO-besluit.

  • 2. Indien een LGO onafhankelijk wordt en tot de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst toetreedt, wordt het in lid 1 vermelde bedrag van 364,5 miljoen EUR verlaagd en worden de in artikel 2, onder a), i), genoemde bedragen dienovereenkomstig verhoogd bij een door de Raad op basis van een voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen genomen besluit.

Artikel 4 Leningen uit de eigen middelen van de EIB
  • 1. Aan het in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde bedrag voor de investeringsfaciliteit in het kader van het negende, tiende en elfde EOF en het in artikel 2, onder d), bedoelde bedrag wordt een indicatief bedrag van maximaal 2.600 miljoen EUR toegevoegd in de vorm van leningen van de EIB uit eigen middelen. Daarvan wordt voor de doeleinden als vervat in bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst een bedrag verstrekt van maximaal 2.500 miljoen EUR dat halverwege de termijn kan worden verhoogd na een besluit van de bestuurlijke instanties van de EIB, en een bedrag van maximaal 100 miljoen EUR voor de doeleinden als vervat in het LGO-besluit, overeenkomstig de voorwaarden zoals vastgelegd in de statuten en de desbetreffende voorwaarden voor de financiering van investeringen, zoals die zijn vastgesteld in bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit.

  • 2. Naar rato van hun intekening op het kapitaal van de EIB verplichten de lidstaten zich ertoe zich tegenover de EIB borg te stellen, onder afstand van het voorrecht van uitwinning, voor alle financiële verplichtingen die voor de leningnemers van de EIB voortvloeien uit de door de EIB uit eigen middelen op grond van artikel 1, lid 1, van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de overeenkomstige bepalingen van het LGO-besluit verstrekte leningen.

  • 3. De in lid 2 bedoelde borgstelling blijft beperkt tot 75% van het totale bedrag van de door de EIB uit hoofde van alle leningsovereenkomsten geopende kredieten, en geldt ter dekking van alle risico’s van de openbare sector. Voor projecten uit de particuliere sector dekt de borgstelling alle politieke risico’s, maar zal de EIB alle commerciële risico’s op zich nemen.

  • 4. De uit lid 2 voortvloeiende verplichtingen van de lidstaten worden vastgelegd in borgstellingsovereenkomsten tussen elk der lidstaten en de EIB.

Artikel 5 Door de EIB beheerde operaties
  • 1. De bedragen die aan de EIB worden betaald uit hoofde van aan de ACS-landen, de LGO en de Franse overzeese departementen verstrekte speciale leningen, alsmede de opbrengsten en inkomsten uit operaties met risicodragend kapitaal die krachtens aan het negende EOF voorafgaande EOF’s hebben plaatsgevonden, komen aan de lidstaten toe naar rato van hun bijdragen aan het EOF waaruit deze middelen afkomstig zijn, tenzij de Raad op voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen besluit deze bedragen te reserveren of aan andere maatregelen toe te wijzen.

  • 2. De provisies die voor het beheer van de in lid 1 bedoelde leningen en verrichtingen aan de EIB verschuldigd zijn, worden vooraf in mindering gebracht op de aan de lidstaten toekomende bedragen.

  • 3. Opbrengsten en inkomsten die door de EIB worden ontvangen uit operaties in het kader van de investeringsfaciliteit uit hoofde van het negende, het tiende en het elfde EOF, worden door de EIB aangewend voor andere operaties in het kader van de investeringsfaciliteit, overeenkomstig artikel 3 van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, na aftrek van uitzonderlijke uitgaven en verplichtingen die zijn ontstaan in verband met de investeringsfaciliteit.

  • 4. De kosten van de EIB voor het beheer van de in lid 3 bedoelde verrichtingen in het kader van de investeringsfaciliteit worden volledig vergoed, overeenkomstig artikel 3, lid 1, onder a), van bijlage II bij de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en de overeenkomende bepalingen van het LGO-besluit.

Artikel 6 Middelen voor ondersteunende uitgaven van de Commissie in verband met het EOF
  • 1. De middelen van het EOF dienen ter dekking van de kosten voor ondersteunende uitgaven. De middelen bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), iii), en in artikel 1, lid 6, dekken kosten in verband met de programmering en uitvoering van het EOF die niet noodzakelijkerwijs worden gedekt door de nationale strategiedocumenten en de meerjarige indicatieve programma’s als bedoeld in de in artikel 10, lid 1, van dit Akkoord genoemde uitvoeringsverordening. De Commissie verstrekt om de twee jaar informatie over de besteding van deze middelen en over de verdere inspanningen die worden geleverd om besparingen en winsten op het gebied van rendement te realiseren. De Commissie informeert de lidstaten van tevoren over alle bijkomende bedragen die uit de begroting van de EU aan de uitvoering van het EOF worden besteed.

  • 2. De middelen voor de ondersteunende uitgaven kunnen betrekking hebben op de uitgaven van de Commissie in verband met:

    • a. voorbereiding, follow-up, toezicht, boekhouding, financiële controle en evaluatie, inclusief rapportage over resultaten, die rechtstreeks noodzakelijk zijn voor de programmering en uitvoering van de EOF-middelen;

    • b. het bereiken van de EOF-doelstellingen, door onderzoeksactiviteiten voor het ontwikkelingsbeleid, studies, vergaderingen, voorlichting, bewustmaking, opleidingen en publicaties, met inbegrip van voorlichting en communicatie waarbij onder meer wordt gerapporteerd over de resultaten van de EOF-programma’s. Middelen die voor communicatie in het kader van dit Akkoord worden toegewezen, bestrijken ook de institutionele communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie in verband met het EOF; en

    • c. computernetwerken voor informatie-uitwisseling en andere uitgaven voor bestuurlijke of technische bijstand in verband met de programmering en de uitvoering van het EOF.

      Onder de middelen bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), iii) en artikel 1, lid 6, vallen ook de kosten voor de administratieve ondersteuning bij de hoofdzetel van de Commissie en bij de delegaties van de Unie in verband met de programmering en het beheer van operaties die worden gefinancierd in het kader van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit.

      De middelen bedoeld in artikel 1, lid 2, onder a), iii) en artikel 1, lid 6, worden niet aangewend voor de kerntaken van het Europese openbare bestuur.

  • 3. De middelen voor ondersteunende uitgaven ter verbetering van het effect van EOF-programma’s, genoemd in artikel 1, lid 2, onder a), iii), omvatten uitgaven van de Commissie die te maken hebben met het opzetten van een algemeen kader voor resultaten en een versterkte monitoring en evaluatie van EOF-programma’s vanaf 2014. De middelen zijn ook een ondersteuning voor de inspanningen die de Commissie doet om door middel van geregelde voortgangsverslagen het financieel beheer en de prognoses van het EOF te verbeteren.

HOOFDSTUK II UITVOERING EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Bijdragen aan het elfde EOF
  • 1. Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB betreffende het beheer en de verrichtingen van de investeringsfaciliteit, stelt de Commissie jaarlijks de staat vast van de vastleggingen, de betalingen en het jaarlijkse bedrag van het afroepen van de bijdragen voor het lopende en de volgende twee begrotingsjaren, en stelt zij de Raad hiervan vóór 20 oktober in kennis. Bij deze bedragen wordt uitgegaan van het vermogen om de voorgestelde middelen daadwerkelijk te besteden.

  • 2. Op een voorstel van de Commissie waarin wordt gespecificeerd welk deel voor de Commissie is bestemd en welk deel voor de EIB, stelt de Raad met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen het maximum vast voor het jaarlijkse bedrag van de bijdrage voor het tweede jaar volgend op het voorstel van de Commissie (n+2) en, met inachtneming van het maximum van het voorgaande jaar, het jaarlijkse bedrag van het verzoek om een bijdrage voor het eerste jaar volgend op het voorstel van de Commissie (n+1).

  • 3. Als de overeenkomstig lid 2 vastgestelde bijdragen afwijken van de werkelijke behoeften van het elfde EOF gedurende het betrokken begrotingsjaar, dient de Commissie bij de Raad voorstellen in tot wijziging van de omvang van de bijdragen, met inachtneming van het in lid 2 bedoelde maximum. De Raad neemt hierover met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen een besluit.

  • 4. De verzoeken om een bijdrage mogen het in lid 2 bedoelde maximum niet overschrijden en het maximum mag niet worden verhoogd, behalve wanneer de Raad hiertoe met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit in geval van speciale behoeften ten gevolge van uitzonderlijke of niet voorziene omstandigheden zoals situaties na een crisis. De Commissie en de Raad zien er in dit geval op toe dat de bijdragen overeenkomen met de verwachte betalingen.

  • 5. Rekening houdend met de verwachtingen van de EIB deelt de Commissie de Raad jaarlijks vóór 20 oktober haar ramingen van de vastleggingen, betalingen en bijdragen mee voor elk van de drie volgende begrotingsjaren.

  • 6. Wat betreft middelen die uit eerdere EOF’s zijn overgedragen naar het elfde EOF overeenkomstig artikel 1, lid 2, onder b), worden de bijdragen van iedere lidstaat berekend naar rato van de bijdrage van elke lidstaat aan het betreffende EOF.

    Wat betreft middelen van het tiende EOF en eerdere EOF’s die niet worden overgeboekt naar het elfde EOF, wordt het effect daarvan op de bijdrage van iedere lidstaat berekend naar rato van de bijdrage van elke lidstaat aan het tiende EOF.

  • 7. De wijze van storting van de bijdragen door de lidstaten wordt vastgesteld bij het in artikel 10, lid 2, bedoelde financieel reglement.

Artikel 8 Het comité van het Europees Ontwikkelingsfonds
  • 1. Voor de door de Commissie beheerde middelen van het elfde EOF wordt bij de Commissie een comité ingesteld („het comité van het EOF”), dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten. Het comité van het EOF staat onder voorzitterschap van een vertegenwoordiger van de Commissie. Het secretariaat wordt gevoerd door de Commissie. Een waarnemer van de EIB neemt deel aan de werkzaamheden van het comité wat betreft kwesties die betrekking hebben op de EIB.

  • 2. De stemmen van de lidstaten in het comité van het EOF worden als volgt gewogen:

    Lidstaat

    Aantal stemmen

    België

    33

    Bulgarije

    2

    Tsjechië

    8

    Denemarken

    20

    Duitsland

    206

    Estland

    1

    Ierland

    9

    Griekenland

    15

    Spanje

    79

    Frankrijk

    178

    Kroatië1)

    [2]

    Italië

    125

    Cyprus

    1

    Letland

    1

    Litouwen

    2

    Luxemburg

    3

    Hongarije

    6

    Malta

    1

    Nederland

    48

    Oostenrijk

    24

    Polen

    20

    Portugal

    12

    Roemenië

    7

    Slovenië

    2

    Slowakije

    4

    Finland

    15

    Zweden

    29

    Verenigd Koninkrijk

    147

    Totaal EU 27

    998

    Totaal EU 281)

    [1.000]

    X Noot
    1)

    Geraamd aantal stemmen.

  • 3. Het comité van het EOF spreekt zich uit met een gekwalificeerde meerderheid van 720 stemmen op 998 stemmen, waarbij ten minste 14 lidstaten vóór moeten stemmen. De blokkerende minderheid bedraagt 279 stemmen.

  • 4. In geval van toetreding van een staat tot de Unie kunnen de in lid 2 genoemde weging, alsmede de in lid 3 vermelde gekwalificeerde meerderheid van stemmen bij een met eenparigheid van stemmen genomen besluit van de Raad worden gewijzigd.

  • 5. De Raad stelt het reglement van orde van het comité van het EOF vast bij een door de Raad op basis van een voorstel van de Commissie en met eenparigheid van stemmen genomen besluit.

Artikel 9 Het comité van de investeringsfaciliteit
  • 1. Onder auspiciën van de EIB wordt een comité („het comité van de investeringsfaciliteit”) ingesteld, dat is samengesteld uit vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten en een vertegenwoordiger van de Commissie. De EIB draagt zorg voor het secretariaat en de ondersteunende dienstverlening van het comité. De voorzitter van het comité van de investeringsfaciliteit wordt gekozen door en onder de leden van het comité van de investeringsfaciliteit.

  • 2. De Raad stelt met eenparigheid van stemmen het reglement van orde van het comité van de investeringsfaciliteit vast. Het comité van de investeringsfaciliteit besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

  • 3. De stemmen worden gewogen zoals bepaald in artikel 8, leden 2 en 3.

Artikel 10 Uitvoeringsbepalingen
  • 1. Onverminderd artikel 8 van dit Akkoord en het op grond daarvan bepaalde stemrecht van de lidstaten blijven alle relevante bepalingen van Verordening (EG) nr. 617/2007 van de Raad van 14 mei 2007 inzake de uitvoering van het tiende Europees Ontwikkelingsfonds uit hoofde van de ACS-EG-partnerschapsovereenkomst10) en van Verordening (EG) nr. 2304/2002 van de Commissie van 20 december 2002 houdende uitvoering van Besluit 2001/822/EG van de Raad11) betreffende de associatie van de LGO van kracht, zolang de Raad geen verordening heeft vastgesteld voor de uitvoering van het elfde EOF („de uitvoeringsverordening van het elfde EOF”) en de uitvoeringsvoorschriften van het LGO-besluit door de Raad niet zijn vastgesteld. De uitvoeringsverordening voor het elfde EOF wordt op basis van een voorstel van de Commissie en na raadpleging van de EIB met eenparigheid van stemmen vastgesteld. De uitvoeringsvoorschriften voor de financiële steun van de Unie aan de LGO worden vastgesteld na vaststelling van het nieuwe LGO-besluit door de Raad met eenparigheid van stemmen en na raadpleging van het Europees Parlement.

    De uitvoeringsverordening van het elfde EOF en de uitvoeringsvoorschriften van het LGO-besluit bevatten passende aanpassingen en verbeteringen van de programmerings- en besluitvormingsprocedures, teneinde de procedures van de EU en het EOF zo veel mogelijk verder op elkaar af te stemmen. De uitvoeringsverordening van het elfde EOF handhaaft voorts bijzondere beheersprocedures voor de vredesfaciliteit. Aangezien de financiële en technische steun voor de uitvoering van artikel 11 ter van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst zal worden gefinancierd uit andere specifieke instrumenten dan de voor de financiering van de ACS-EU-samenwerking bestemde instrumenten, moeten volgens deze bepalingen ontwikkelde activiteiten op grond van vooraf gespecificeerde begrotingsbeheersprocedures worden goedgekeurd.

    De uitvoeringsverordening van het elfde EOF behelst passende maatregelen om de gezamenlijke financiering mogelijk te maken van kredieten uit het elfde EOF en uit het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, ten behoeve van projecten voor samenwerking tussen de ultraperifere gebieden van de Unie en de ACS-staten, alsmede de LGO’s in het Caribisch gebied, West-Afrika en de Indische Oceaan, meer bepaald vereenvoudigde mechanismen voor gezamenlijk projectbeheer.

  • 2. De Raad stelt met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid een financieel reglement vast op basis van een voorstel van de Commissie en na advies van de EIB inzake de voor haar relevante bepalingen en een advies van de Rekenkamer.

  • 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde voorstellen voor verordeningen van de Commissie voorzien in de mogelijkheid om onder meer uitvoeringstaken te delegeren aan derden.

Artikel 11 Financiële uitvoering, boekhouding, controle en kwijting
  • 1. De Commissie draagt zorg voor de financiële tenuitvoerlegging van de middelen die zij beheert en meer bepaald voor de financiële uitvoering van de projecten en programma’s overeenkomstig het financieel reglement als bedoeld in artikel 10, lid 2. De besluiten van de Commissie met betrekking tot de terugvordering van te veel betaalde bedragen vormen executoriale titel binnen het rechtsgebied bedoeld in artikel 299 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).

  • 2. Namens de Unie beheert de EIB de investeringsfaciliteit en voert zij in dat kader verrichtingen uit, overeenkomstig het in artikel 10, lid 2, bedoelde financieel reglement. De EIB handelt hierbij voor risico van de lidstaten. Alle daaruit voortvloeiende rechten komen de lidstaten toe, met name in de hoedanigheid van schuldeiser of eigenaar.

  • 3. De EIB draagt overeenkomstig haar statuten en beste bankpraktijken zorg voor de financiële uitvoering van de verrichtingen in verband met de in artikel 4 bedoelde leningen uit eigen middelen, in voorkomend geval gecombineerd met rentesubsidies uit de subsidiemiddelen van het EOF.

  • 4. Voor elk begrotingsjaar stelt de Commissie de rekeningen van het EOF op, keurt deze goed en zendt deze aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer.

  • 5. De EIB doet jaarlijks aan de Commissie en de Raad haar jaarverslag toekomen over de uitvoering van de verrichtingen die zijn gefinancierd uit de door de EIB beheerde middelen van het EOF.

  • 6. Overeenkomstig lid 9 van dit artikel oefent de Rekenkamer ten aanzien van de verrichtingen van het EOF haar bevoegdheden op grond van artikel 287 van het VWEU uit. De wijze waarop dit geschiedt, wordt bepaald in het in artikel 10, lid 2, bedoelde financieel reglement.

  • 7. Voor het financiële beheer van het EOF, met uitzondering van door de EIB beheerde verrichtingen, wordt de Commissie kwijting verleend door het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die daarover besluit met een overeenkomstig artikel 8 bepaalde gekwalificeerde meerderheid van stemmen.

  • 8. Voor de uit de middelen van het EOF gefinancierde verrichtingen die door de EIB worden beheerd, gelden de controle- en kwijtingsprocedures zoals die voor alle verrichtingen van de EIB in haar statuten zijn vastgelegd.

Artikel 12 Herzieningsclausule

Artikel 1, lid 3, en de artikelen van hoofdstuk II, met uitzondering van artikel 8, kunnen door de Raad met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie worden gewijzigd. De EIB sluit zich aan bij het voorstel van de Commissie betreffende aangelegenheden die verband houden met haar activiteiten en die van de investeringsfaciliteit.

Artikel 13 Europese Dienst voor extern optreden

Dit Akkoord wordt toegepast in overeenstemming met Besluit 2010/427/EU van de Raad van 26 juli 2010 tot vaststelling van de organisatie en werking van de Europese dienst voor extern optreden.

Artikel 14 Ratificatie, inwerkingtreding en looptijd
  • 1. Dit Akkoord wordt door elke lidstaat goedgekeurd overeenkomstig zijn eigen grondwettelijke voorschriften. De regering van elke lidstaat stelt het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie in kennis van de voltooiing van de procedures die voor de inwerkingtreding van dit Akkoord zijn vereist.

  • 2. Dit Akkoord treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de laatste lidstaat kennis geeft van goedkeuring van dit Akkoord.

  • 3. Dit Akkoord wordt gesloten voor dezelfde duur als het meerjarig financieel kader voor 2014-2020 dat is gehecht aan de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst, en als het LGO-besluit (2014-2020). Onverminderd artikel 1, lid 4, blijft dit Akkoord echter van kracht voor zover dit nodig is voor de volledige uitvoering van alle uit hoofde van de ACS-EU-partnerschapsovereenkomst en het LGO-besluit en binnen het genoemde meerjarig financieel kader gefinancierde verrichtingen.

Artikel 15 Authentieke talen

Dit Akkoord, opgesteld in een exemplaar in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek, wordt nedergelegd in het archief van het secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, dat een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toezendt aan de regering van elk der ondertekenende lidstaten.

GEDAAN te Luxemburg en te Brussel op vierentwintig, respectievelijk zesentwintig juni tweeduizend dertien.


D. PARLEMENT

Het Intern Akkoord van 26 juni 2013 behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Akkoord kan worden gebonden.

E. PARTIJGEGEVENS

Ratificatie is voorzien in artikel 14 van het Intern Akkoord.

Partij

Ondertekening

Ratificatie

Type*

In werking

Opzegging

Buiten werking

België

26-06-13

         

Bulgarije

26-06-13

         

Cyprus

26-06-13

         

Denemarken

26-06-13

         

Duitsland

26-06-13

         

Estland

26-06-13

         

Finland

26-06-13

         

Frankrijk

26-06-13

         

Griekenland

26-06-13

         

Hongarije

26-06-13

         

Ierland

26-06-13

         

Italië

26-06-13

         

Kroatië

 

01-07-13

T

     

Letland

26-06-13

         

Litouwen

26-06-13

         

Luxemburg

26-06-13

         

Malta

26-06-13

         

Nederlanden, het Koninkrijk der

26-06-13

         

– Nederland:

           

 – in Europa

           

 – Bonaire

           

 – Sint Eustatius

           

 – Saba

           

– Aruba

           

– Curaçao

           

– Sint Maarten

           

Oostenrijk

26-06-13

         

Polen

26-06-13

         

Portugal

26-06-13

         

Roemenië

26-06-13

         

Slovenië

26-06-13

         

Slowakije

26-06-13

         

Spanje

26-06-13

         

Tsjechië

26-06-13

         

Verenigd Koninkrijk

26-06-13

         

Zweden

26-06-13

         

* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend

G. INWERKINGTREDING

De bepalingen van het Intern Akkoord van 26 juni 2013 zullen ingevolge artikel 14, eerste en tweede lid, van het Akkoord in werking treden op de eerste dag van de tweede maand volgend op de datum waarop de laatste lidstaat kennis geeft van goedkeuring overeenkomstig zijn eigen grondwettelijke voorschriften.

J. VERWIJZINGEN

Verbanden

Het Intern Akkoord strekt tot aanvulling van:

Titel

:

Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds;

Cotonou, 23 juni 2000

Tekst

:

Trb. 2001, 57 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2011, 78

     

Titel

:

Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000;

Luxemburg, 25 juni 2005

Tekst

:

Trb. 2005, 295 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2009, 207

     

Titel

:

Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005;

Ouagadougou, 22 juni 2010

Tekst

:

Trb. 2011, 78 (Nederlands)

     

Titel

:

Intern Akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Gemeenschap binnen het meerjarig financieel kader voor 2008-2013 voor de ACS-EG-Partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van deel vier van het EG-Verdrag van toepassing zijn;

Brussel, 17 juli 2006

Tekst

:

Trb. 2006, 207 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2008, 86

Overige verwijzingen

Titel

:

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;

Rome, 25 maart 1957

Tekst

:

Trb. 1957, 91 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2013, 83

     

Titel

:

Verdrag betreffende de Europese Unie;

Maastricht, 7 februari 1992

Tekst

:

Trb. 1992, 74 (Nederlands)

Laatste Trb.

:

Trb. 2012, 182

Uitgegeven de vijfde september 2013.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. TIMMERMANS


X Noot
1)

De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet opgenomen.

X Noot
2)

PbEU L 317 van 15 december 2000, blz. 3.

X Noot
3)

PbEU L 287 van 28 oktober 2005, blz. 4.

X Noot
4)

PbEU L 287 van 4 november 2010, blz. 3.

X Noot
5)

PbEU L 247 van 9 september 2006, blz. 32.

X Noot
6)

PbEU L 314 van 30 november 2001, blz. 1.

X Noot
7)

PbEU C 46 van 24 februari 2006, blz. 1.

X Noot
8)

PbEU L 201 van 3 augustus 2010, blz. 30.

X Noot
9)

Besluit 2005/446/EG van de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten, in het kader van de Raad bijeen op 30 mei 2005 tot vaststelling van de uiterste datum waarop betalingsverplichtingen uit hoofde van het negende Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) kunnen worden aangegaan (PbEU L 156 van 18 juni 2005, blz. 19).

X Noot
10)

PbEU L 152 van 13 juni 2007, blz. 1.

X Noot
11)

PbEU L 348 van 21 december 2002, blz. 82.

Naar boven