Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2012, 24 | Verdrag |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum totstandkoming |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Buitenlandse Zaken | Tractatenblad 2012, 24 | Verdrag |
20 (2011) Nr. 1
Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie) en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie;
(met Akte, Bijlagen, Protocol en Slotakte)
Brussel, 9 december 2011
Zijne Majesteit de Koning der Belgen,
de President van de Republiek Bulgarije,
de President van de Tsjechische Republiek,
Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,
de President van de Bondsrepubliek Duitsland,
de President van de Republiek Estland,
de President van Ierland,
de President van de Helleense Republiek,
Zijne Majesteit de Koning van Spanje,
de President van de Franse Republiek,
de Republiek Kroatië,
de President van de Italiaanse Republiek,
de President van de Republiek Cyprus,
de President van de Republiek Letland,
de President van de Republiek Litouwen,
Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,
de President van de Republiek Hongarije,
de President van de Republiek Malta,
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,
de Federale President van de Republiek Oostenrijk,
de President van de Republiek Polen,
de President van de Portugese Republiek,
de President van Roemenië,
de President van de Republiek Slovenië,
de President van de Slowaakse Republiek,
de President van de Republiek Finland,
de Regering van het Koninkrijk Zweden,
Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Verenigd in de wil de verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Unie voort te zetten,
Vastbesloten op de reeds gelegde grondslagen een steeds hechtere eenheid tussen de Europese volkeren tot stand te brengen,
Overwegende dat artikel 49 van het Verdrag betreffende de Europese Unie aan de Europese Staten de mogelijkheid biedt lid van de Unie te worden,
Overwegende dat de Republiek Kroatië heeft verzocht lid te worden van de Unie,
Overwegende dat de Raad, na advies van de Commissie te hebben ingewonnen en na de instemming van het Europees Parlement te hebben verkregen, zich heeft uitgesproken voor toelating van de Republiek Kroatië,
Hebben overeenstemming bereikt over de voorwaarden voor de toelating en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en hebben daartoe als gevolmachtigden aangewezen:
Zijne Majesteit de Koning der Belgen,
de President van de Republiek Bulgarije,
de President van de Tsjechische Republiek,
Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,
de President van de Bondsrepubliek Duitsland,
de President van de Republiek Estland,
de President van Ierland,
de President van de Helleense Republiek,
Zijne Majesteit de Koning van Spanje,
de President van de Franse Republiek,
de Republiek Kroatië,
de President van de Italiaanse Republiek,
de President van de Republiek Cyprus,
de President van de Republiek Letland,
de President van de Republiek Litouwen,
Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,
de President van de Republiek Hongarije,
de President van de Republiek Malta,
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,
de Federale President van de Republiek Oostenrijk,
de President van de Republiek Polen,
de President van de Portugese Republiek,
de President van Roemenië,
de President van de Republiek Slovenië,
de President van de Slowaakse Republiek,
de President van de Republiek Finland,
de Regering van het Koninkrijk Zweden,
Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Die, na overlegging van hun in goede en behoorlijke vorm bevonden volmachten,
Overeenstemming hebben bereikt:
1. De Republiek Kroatië wordt lid van de Europese Unie en van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie.
2. De Republiek Kroatië wordt partij bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, zoals deze Verdragen zijn gewijzigd of aangevuld.
3. De voorwaarden voor de toelating en de daaruit voortvloeiende aanpassingen van de in lid 2 genoemde Verdragen zijn neergelegd in de bij dit Verdrag gevoegde Akte. De bepalingen van deze Akte maken een integrerend deel van dit Verdrag uit.
De bepalingen betreffende de rechten en verplichtingen van de lidstaten, alsmede de algemene en bijzondere bevoegdheden van de instellingen van de Unie, zoals die zijn neergelegd in de Verdragen waarbij de Republiek Kroatië uit hoofde van artikel 1, lid 2, partij wordt, zijn van toepassing ten aanzien van dit Verdrag.
1. Dit Verdrag zal door de hoge verdragsluitende partijen worden bekrachtigd overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen. De akten van bekrachtiging zullen uiterlijk op 30 juni 2013 worden neergelegd bij de Regering van de Italiaanse Republiek.
2. Door middel van het bekrachtigen van dit Verdrag wordt de Republiek Kroatië tevens geacht alle wijzigingen van de in artikel 1, lid 2, genoemde Verdragen die op het moment waarop de Republiek Kroatië dit Verdrag bekrachtigt open staan voor bekrachtiging of goedkeuring door de lidstaten volgens artikel 48 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, alsmede de besluiten van de instellingen die op dat moment worden of reeds eerder zijn vastgesteld en pas in werking treden nadat zij door de lidstaten overeenkomstig hun onderscheidene grondwettelijke bepalingen zijn goedgekeurd, te hebben bekrachtigd of goedgekeurd.
3. Dit Verdrag treedt in werking op 1 juli 2013, mits alle akten van bekrachtiging voor die datum zijn neergelegd.
4. Onverminderd lid 3, kunnen de instellingen van de Unie vóór de toetreding de maatregelen vaststellen als bedoeld in artikel 3, lid 7, artikel 6, lid 2, tweede alinea, artikel 6, lid 3, tweede alinea, artikel 6, lid 6, tweede en derde alinea, artikel 6, lid 7, tweede alinea, artikel 6, lid 8, derde alinea, artikel 17, artikel 29, lid 1, artikel 30, lid 5, artikel 31, lid 5, artikel 35, leden 3 en 4, de artikelen 38, 39, 41, 42, 43, 44, 49, 50 en 51, en bijlagen IV tot en met VI van de in artikel 1, lid 3, bedoelde Akte.
Deze maatregelen treden slechts in werking onder voorbehoud en op de datum van inwerkingtreding van het onderhavige Verdrag.
5. Onverminderd lid 3, is artikel 36 van de in artikel 1, lid 3, bedoelde Akte van toepassing bij de ondertekening van het onderhavige Verdrag.
Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse Republiek die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit Verdrag hebben gesteld.
GEDAAN te Brussel op de negende van december van het jaar 2011.
In de zin van deze Akte:
– worden met de uitdrukking „oorspronkelijke Verdragen” bedoeld:
a) het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), zoals aangevuld of gewijzigd bij verdragen of andere rechtshandelingen die vóór de toetreding van de Republiek Kroatië in werking zijn getreden;
b) het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EGA-Verdrag), zoals aangevuld of gewijzigd bij verdragen of andere rechtshandelingen die vóór de toetreding van de Republiek Kroatië in werking zijn getreden;
– worden met de uitdrukking „huidige lidstaten” bedoeld, het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, Ierland, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
– wordt met de uitdrukking „de Unie” bedoeld de Europese Unie zoals tot stand gebracht bij het VEU en het VWEU en/of, in voorkomend geval, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie;
– worden met de uitdrukking „instellingen” bedoeld de bij het VEU opgerichte instellingen.
Onmiddellijk na de toetreding zijn de oorspronkelijke Verdragen en de door de instellingen vóór de toetreding genomen besluiten verbindend voor Kroatië en in Kroatië toepasselijk onder de voorwaarden voorzien in deze Verdragen en in deze Akte.
Wanneer wijzigingen in de oorspronkelijke Verdragen door de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten overeenkomstig artikel 48, lid 4 VEU zijn overeengekomen nadat Kroatië het Toetredingsverdrag heeft bekrachtigd en deze wijzigingen op het moment van toetreding nog niet in werking zijn getreden, bekrachtigt Kroatië deze wijzigingen overeenkomstig zijn grondwettelijke bepalingen.
1. Kroatië treedt toe tot de door de regeringsleiders en de staatshoofden van de lidstaten, in het kader van de Europese Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
2. Kroatië treedt toe tot de door de Vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, genomen besluiten en gesloten overeenkomsten.
3. Kroatië bevindt zich ten aanzien van de verklaringen, resoluties of andere standpuntbepalingen van de Europese Raad of de Raad, alsmede ten aanzien van die welke betrekking hebben op de Unie en in onderling overleg tussen de lidstaten zijn aanvaard, in dezelfde situatie als de huidige lidstaten; Kroatië zal derhalve de beginselen en beleidslijnen die hieruit voortvloeien eerbiedigen en de maatregelen treffen die nodig zouden kunnen blijken ter verzekering van de toepassing daarvan.
4. Kroatië treedt toe tot de in bijlage I opgesomde verdragen, overeenkomsten en protocollen. Deze verdragen, overeenkomsten en protocollen treden in werking ten aanzien van Kroatië op de datum die door de Raad wordt bepaald in de in lid 5 bedoelde besluiten.
5. De Raad besluit op aanbeveling van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen de ingevolge de toetreding vereiste aanpassingen aan te brengen in de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 4, en de aangepaste tekst bekend te maken in het Publicatieblad van de Europese Unie.
6. Kroatië verbindt zich ertoe om met betrekking tot de verdragen, overeenkomsten en protocollen als bedoeld in lid 4 administratieve en andere regelingen in te voeren zoals de regelingen die de huidige lidstaten of de Raad voor de datum van toetreding hebben vastgesteld, en de praktische samenwerking tussen de instellingen en organisaties van de lidstaten te faciliteren.
7. De Raad kan op voorstel van de Commissie met eenparigheid van stemmen bijlage I aanvullen met de verdragen, overeenkomsten en protocollen die vóór de datum van toetreding zijn ondertekend.
1. De bepalingen van het Schengenacquis als bedoeld in het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol betreffende het in het kader van de Europese Unie geïntegreerde Schengenacquis (hierna het „Schengenprotocol” genoemd), en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten die zijn opgesomd in bijlage II, evenals alle andere dergelijke rechtsbesluiten die eventueel worden vastgesteld vóór de toetredingsdatum, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor en toepasselijk in Kroatië.
2. De bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen, en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde rechtsbesluiten welke niet in lid 1 bedoeld worden, zijn vanaf de datum van toetreding verbindend voor Kroatië, maar zijn in Kroatië slechts toepasselijk op grond van een daartoe strekkend besluit van de Raad, nadat overeenkomstig de toepasselijke Schengenevaluatieprocedures is geconstateerd dat in Kroatië aan de nodige voorwaarden voor de toepassing van alle onderdelen van het betreffende acquis is voldaan, inclusief de effectieve toepassing van alle Schengenvoorschriften overeenkomstig de overeengekomen gemeenschappelijke normen en de grondbeginselen. De Raad besluit overeenkomstig de toepasselijke Schengenprocedures en houdt rekening met het verslag van de Commissie waarin wordt bevestigd dat Kroatië de in de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen die relevant zijn voor het Schengenacquis blijft nakomen.
De Raad besluit na raadpleging van het Europees Parlement met eenparigheid van stemmen van de leden die de regeringen vertegenwoordigen van de lidstaten ten aanzien waarvan de bepalingen van dit lid reeds van kracht zijn en van de vertegenwoordiger van de regering van de Republiek Kroatië. De leden van de Raad die de regeringen van Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland vertegenwoordigen, nemen aan dit besluit deel voor zover het verband houdt met de bepalingen van het Schengenacquis en de daarop voortbouwende of op een andere wijze daaraan gerelateerde handelingen waaraan deze lidstaten deelnemen.
Vanaf de datum van toetreding neemt Kroatië aan de Economische en Monetaire Unie deel als lidstaat met een derogatie in de zin van artikel 139 van het VWEU.
1. De door de Unie met een of meer derde staten, met een internationale organisatie of met een onderdaan van een derde staat gesloten of voorlopig toegepaste overeenkomsten, zijn verbindend voor Kroatië, en wel onder de in de oorspronkelijke Verdragen en in deze Akte neergelegde voorwaarden.
2. Kroatië verbindt zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de door de huidige lidstaten en de Unie met een of meer derde landen of met een internationale organisatie gezamenlijk gesloten of ondertekende overeenkomsten.
Behoudens in de gevallen waarin bij specifieke overeenkomsten anders is bepaald, wordt de toetreding van Kroatië tot de in de eerste alinea genoemde overeenkomsten geregeld door de sluiting van een protocol bij die overeenkomsten door de Raad, handelend met eenparigheid van stemmen namens de lidstaten, en het (de) betrokken derde land(en) of internationale organisatie. De Commissie of, indien de overeenkomst uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid (de hoge vertegenwoordiger), voert namens de lidstaten onderhandelingen over deze protocollen, op basis van door de Raad met eenparigheid van stemmen goedgekeurde onderhandelingsrichtsnoeren en in overleg met een comité bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten. De Commissie of, in voorkomend geval, de hoge vertegenwoordiger, dient een ontwerp van de te sluiten protocollen in bij de Raad.
Deze procedure geldt onverminderd de uitoefening van de eigen bevoegdheden van de Unie en laat de verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten op het gebied van de sluiting van dergelijke overeenkomsten in de toekomst dan wel andere, niet met de toetreding verband houdende, wijzigingen onverlet.
3. Vanaf de datum van toetreding, en in afwachting van de inwerkingtreding van de nodige protocollen als bedoeld in de tweede alinea van lid 2, past Kroatië de bepalingen toe van de in lid 2, eerste alinea, bedoelde overeenkomsten die vóór de toetreding door de Unie gesloten of voorlopig toegepast zijn, met uitzondering van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen1).
In afwachting van de inwerkingtreding van de protocollen als bedoeld in de tweede alinea van lid 2 nemen de Unie en de lidstaten, gezamenlijk optredend als dat passend is binnen hun respectieve bevoegdheden, de passende maatregelen.
4. Kroatië treedt toe tot de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 20002), alsmede tot de twee overeenkomsten tot wijziging van die overeenkomst ondertekend in Luxemburg op 25 juni 20053) en voor ondertekening opengesteld in Ouagadougou op 22 juni 20104).
5. Kroatië verbindt zich ertoe onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe te treden tot de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte5), zulks overeenkomstig artikel 128 van die Overeenkomst.
6. Vanaf de datum van toetreding worden de tussen de Unie en derde landen gesloten bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen door Kroatië toegepast.
De door de Unie toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van textielproducten en kleding worden aangepast om rekening te houden met de toetreding van Kroatië tot de Unie. Te dien einde kan door de Unie met de betrokken derde landen nog voor de toetreding worden onderhandeld over wijzigingen van de in de eerste alinea genoemde bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen.
Indien de wijzigingen van de bilaterale textielovereenkomsten en -regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, verricht de Unie de nodige aanpassingen van haar regels betreffende de invoer van textielproducten en kleding uit derde landen om rekening te kunnen houden met de toetreding van Kroatië.
7. De door de Unie toegepaste kwantitatieve beperkingen op de invoer van staal en staalproducten worden aangepast op basis van de invoer van Kroatië, over de afgelopen jaren, van staal en staalproducten van oorsprong uit de betrokken leverancierlanden.
Te dien einde wordt nog voor de toetreding onderhandeld over de nodige wijzigingen in de tussen de Unie en derde landen gesloten bilaterale overeenkomsten en regelingen op het gebied van staal.
Indien de wijzigingen van de bilaterale staalovereenkomsten en regelingen op de datum van toetreding nog niet in werking zijn getreden, is de eerste alinea van toepassing.
8. Vanaf de datum van toetreding worden visserijovereenkomsten die tussen Kroatië en derde landen werden gesloten vóór die datum, beheerd door de Unie.
De rechten en plichten die voor Kroatië uit deze overeenkomsten voortvloeien, blijven onverlet gedurende de periode waarin de bepalingen van deze overeenkomsten voorlopig worden gehandhaafd.
Zo spoedig mogelijk, en in ieder geval vóór het verstrijken van de in de eerste alinea bedoelde overeenkomsten, stelt de Raad, in elk apart geval, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen de passende besluiten vast voor het voortzetten van de daaruit voortvloeiende visserijactiviteiten, met inbegrip van de mogelijkheid om bepaalde van deze overeenkomsten met ten hoogste één jaar te verlengen.
9. Kroatië zegt elke vrijhandelsovereenkomst met derde landen, inclusief de Midden-Europese Vrijhandelsovereenkomst, zoals gewijzigd, op.
Voor zover de overeenkomsten tussen Kroatië enerzijds, en één of meer derde landen anderzijds, niet verenigbaar zijn met de verplichtingen die voortvloeien uit deze Akte, treft Kroatië alle passende maatregelen om de geconstateerde onverenigbaarheden weg te werken. Indien Kroatië moeilijkheden ondervindt om een overeenkomst aan te passen die vóór de toetreding is gesloten met één of meer derde landen, zegt het die overeenkomst op.
Kroatië neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen van dit lid vanaf de datum van toetreding.
10. Kroatië treedt onder de in deze Akte neergelegde voorwaarden toe tot de interne overeenkomsten welke door de huidige lidstaten werden gesloten met het oog op de toepassing van de in lid 2 en lid 4 bedoelde overeenkomsten.
11. Kroatië treft, zo nodig, passende maatregelen om zijn positie ten aanzien van internationale organisaties en internationale overeenkomsten waarbij de Unie of andere lidstaten eveneens partij zijn, aan te passen aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit zijn toetreding tot de Unie.
Met name zegt Kroatië de internationale visserijovereenkomsten en zijn lidmaatschap van de internationale visserijorganisaties op waarbij ook de Unie partij is, tenzij zijn lidmaatschap geen verband houdt met visserijzaken.
Kroatië neemt de nodige maatregelen om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen van dit lid vanaf de datum van toetreding.
1. De bepalingen van deze Akte kunnen, tenzij anders is bepaald, uitsluitend worden geschorst, gewijzigd of ingetrokken door middel van de procedures voorzien in de oorspronkelijke Verdagen6) die het mogelijk maken tot een herziening van die Verdragen te komen.
2. De door de instellingen genomen besluiten waarop de in deze Akte vastgestelde overgangsmaatregelen zijn gebaseerd, behouden hun eigen rechtskarakter; met name blijven de voor deze besluiten geldende wijzigingsprocedures van toepassing.
3. De bepalingen van deze Akte waarvan het doel of het gevolg is dat besluiten van de instellingen worden ingetrokken of gewijzigd, tenzij deze bepalingen overgangsmaatregelen zijn, verkrijgen hetzelfde rechtskarakter als de daardoor ingetrokken of gewijzigde bepalingen en zijn onderworpen aan dezelfde regels als laatstgenoemde bepalingen.
Ten aanzien van de toepassing van de oorspronkelijke Verdragen en van de door de instellingen genomen besluiten gelden, bij wijze van overgang, de in deze Akte neergelegde afwijkende bepalingen.
Het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Unie wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 9, lid 1, wordt vervangen door:
„De gedeeltelijke vervanging van de rechters, die om de drie jaar plaatsvindt, heeft betrekking op veertien rechters.”.
Het aan het VEU en het VWEU gehechte Protocol betreffende de statuten van de Europese Investeringsbank wordt hierbij als volgt gewijzigd:
1. In artikel 4, lid 1, eerste alinea,
a) wordt de inleidende zin vervangen door:
„1. Het kapitaal van de Bank bedraagt 233 247 390 000 EUR, waarin door de lidstaten voor de volgende bedragen wordt deelgenomen:”;
b) wordt tussen de tekst voor Roemenië en Slowakije het volgende ingevoegd:
„Kroatië |
854 400 000.”. |
2. In artikel 9, lid 2, worden de eerste, tweede en derde alinea’s, vervangen door:
„2. De Raad van bewind bestaat uit negenentwintig bewindvoerders en negentien plaatsvervangers.
De bewindvoerders worden voor de tijd van vijf jaar door de Raad van gouverneurs benoemd; door elke lidstaat en door de Commissie wordt een bewindvoerder aangewezen.
De plaatsvervangende bewindvoerders worden door de Raad van gouverneurs voor een periode van vijf jaar benoemd, en wel als volgt:
– twee plaatsvervangers aangewezen door de Bondsrepubliek Duitsland;
– twee plaatsvervangers aangewezen door de Franse Republiek;
– twee plaatsvervangers aangewezen door de Italiaanse Republiek;
– twee plaatsvervangers aangewezen door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland;
– een plaatsvervanger aangewezen in onderlinge overeenstemming door het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek;
– een plaatsvervanger in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk der Nederlanden;
– twee plaatsvervangers in onderlinge overeenstemming aangewezen door het Koninkrijk Denemarken, de Helleense Republiek, Ierland en Roemenië;
– twee plaatsvervangers in onderlinge overeenstemming aangewezen door de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden;
– vier plaatsvervangers aangewezen in onderlinge overeenstemming door de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, de Republiek Kroatië, de Republiek Cyprus, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek;
– een plaatsvervanger aangewezen door de Commissie.”.
Artikel 134, lid 2, eerste alinea, van het EGA-Verdrag, betreffende de samenstelling van het Wetenschappelijk en Technische Comité, wordt vervangen door:
„2. Het comité bestaat uit tweeënveertig leden, benoemd door de Raad na raadpleging van de Commissie.”.
Aan artikel 64, lid 1, van het VWEU wordt de volgende zin toegevoegd:
„Voor beperkingen uit hoofde van nationaal recht in Kroatië geldt als datum 31 december 2002.”.
Artikel 52, lid 1, van het VEU wordt vervangen door:
„1. De Verdragen zijn van toepassing op het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Republiek Kroatië, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland.”.
1. Artikel 55, lid 1, van het VEU wordt vervangen door:
„1. Dit Verdrag, opgesteld in één exemplaar, in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde de teksten in elk van deze talen gelijkelijk authentiek, zal worden nedergelegd in het archief van de regering van de Italiaanse Republiek die een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan toezendt aan de regeringen der andere ondertekenende staten.”.
2. Artikel 225, tweede alinea, van het EGA-Verdrag wordt vervangen door:
„Krachtens de Toetredingsverdragen zijn de teksten van dit Verdrag in de Bulgaarse, de Deense, de Engelse, de Estse, de Finse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Slowaakse, de Sloveense, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal eveneens gelijkelijk authentiek.”.
Ten aanzien van de besluiten genoemd in bijlage III vinden de aanpassingen plaats die in die bijlage worden omschreven.
De in bijlage IV opgesomde maatregelen worden toegepast op de in die bijlage bepaalde voorwaarden.
De Raad kan, met eenparigheid van stemmen, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement besluiten tot de aanpassingen van de bepalingen van deze Akte betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid welke nodig kunnen blijken ten gevolge van een wijziging van de voorschriften van de Unie.
1. In afwijking van artikel 2, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen en in afwijking van het in artikel 14, lid 2, eerste alinea, van het VEU vastgestelde maximumaantal zetels, wordt het aantal leden van het Europees Parlement, om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot de aanvang van de zittingsperiode 2009-2014 van het Europees Parlement verhoogd met 12 leden uit Kroatië.
2. In afwijking van artikel 14, lid 3, van het VEU, houdt Kroatië voor de datum van toetreding ad hoc verkiezingen van het in lid 1 van dit artikel vastgestelde aantal leden van het Europees Parlement door middel van rechtstreekse algemene verkiezingen, overeenkomstig het acquis van de Unie. Indien de datum van toetreding echter minder dan zes maanden vóór de volgende verkiezingen voor het Europees Parlement valt, mogen de leden van het Europees Parlement die de burgers van Kroatië vertegenwoordigen door het nationale parlement van Kroatië uit zijn leden worden aangewezen, waarbij de betrokken personen bij rechtstreekse algemene verkiezingen verkozen moeten zijn.
Artikel 3, lid 3, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen wordt vervangen door:
„3. Tot en met 31 oktober 2014 zijn de volgende bepalingen van kracht, onverminderd artikel 235, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie:
Vóór de besluiten van de Europese Raad en de Raad waarvoor een gekwalificeerde meerderheid van stemmen vereist is, worden de stemmen van de leden als volgt gewogen:
België |
12 |
Bulgarije |
10 |
Tsjechië |
12 |
Denemarken |
7 |
Duitsland |
29 |
Estland |
4 |
Ierland |
7 |
Griekenland |
12 |
Spanje |
27 |
Frankrijk |
29 |
Kroatië |
7 |
Italië |
29 |
Cyprus |
4 |
Letland |
4 |
Litouwen |
7 |
Luxemburg |
4 |
Hongarije |
12 |
Malta |
3 |
Nederland |
13 |
Oostenrijk |
10 |
Polen |
27 |
Portugal |
12 |
Roemenië |
14 |
Slovenië |
4 |
Slowakije |
7 |
Finland |
7 |
Zweden |
10 |
Verenigd Koninkrijk |
29 |
De besluiten komen tot stand wanneer zij ten minste 260 stemmen hebben verkregen en de meerderheid van de leden voor stemt, indien zij krachtens de Verdragen op voorstel van de Commissie moeten worden genomen. In de overige gevallen komen de besluiten tot stand wanneer zij ten minste 260 stemmen hebben verkregen en ten minste twee derde van de leden voor stemt.
Een lid van de Europese Raad of van de Raad kan verlangen dat, in de gevallen waarin de Europese Raad of de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een handeling vaststelt, wordt nagegaan of de lidstaten welke die gekwalificeerde meerderheid vormen ten minste 62% van de bevolking van de Unie vertegenwoordigen. Indien blijkt dat niet aan deze voorwaarde is voldaan, is de handeling niet vastgesteld.”.
1. Op de datum van toetreding wordt een onderdaan van Kroatië benoemd tot lid van de Commissie voor de periode vanaf de datum van toetreding tot en met 31 oktober 2014. Het nieuwe lid van de Commissie wordt, na raadpleging van het Europees Parlement en conform de criteria van artikel 17, lid 3, van het VEU, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen en in overeenstemming met de voorzitter van de Commissie door de Raad benoemd.
2. De ambtstermijn van het overeenkomstig lid 1 benoemde lid eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
1. De ambtstermijnen van de overeenkomstig artikel 19, lid 2, derde alinea, van het VEU door Kroatië benoemde rechter bij het Hof van Justitie en de rechter bij het Gerecht lopen respectievelijk af op 6 oktober 2015 en 31 augustus 2013.
2. Voor het wijzen van het vonnis in zaken die op de datum van toetreding bij het Hof of het Gerecht aanhangig zijn en waarvoor de mondelinge procedure vóór deze datum is ingeleid, komen het Hof en het Gerecht in voltallige zitting of de Kamers bijeen in de samenstelling van voor de toetreding, en passen zij het reglement voor de procesvoering toe zoals dit op de dag vóór de toetredingsdatum gold.
1. In afwijking van artikel 301, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Economisch en Sociaal Comité wordt vastgesteld, wordt artikel 7, van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen, vervangen door:
Tot aan de inwerkingtreding van het in artikel 301 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde besluit is de zetelverdeling van de leden van het Economisch en Sociaal Comité als volgt:
België |
12 |
Bulgarije |
12 |
Tsjechië |
12 |
Denemarken |
9 |
Duitsland |
24 |
Estland |
7 |
Ierland |
9 |
Griekenland |
12 |
Spanje |
21 |
Frankrijk |
24 |
Kroatië |
9 |
Italië |
24 |
Cyprus |
6 |
Letland |
7 |
Litouwen |
9 |
Luxemburg |
6 |
Hongarije |
12 |
Malta |
5 |
Nederland |
12 |
Oostenrijk |
12 |
Polen |
21 |
Portugal |
12 |
Roemenië |
15 |
Slovenië |
7 |
Slowakije |
9 |
Finland |
9 |
Zweden |
12 |
Verenigd Koninkrijk |
24 |
”.
2. Het aantal leden van het Economisch en Sociaal Comité wordt tijdelijk verhoogd tot 353 om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke Kroatië toetreedt tot de Europese Unie, of tot de inwerkingtreding van het in artikel 301, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit, naargelang welk criterium eerst is vervuld.
3. Indien het in artikel 301, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit op de datum van toetreding reeds is vastgesteld, wordt aan Kroatië in afwijking van het in artikel 301, eerste alinea, van het VWEU vastgestelde maximumaantal leden van het Economisch en Sociaal Comité tijdelijk een passend aantal leden toegekend tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke de toetreding tot de Unie plaatsvindt.
1. In afwijking van artikel 305, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Comité van de Regio's wordt vastgesteld, wordt artikel 8 van het aan het VEU, het VWEU en het EGA-Verdrag gehechte Protocol betreffende de overgangsbepalingen, vervangen door:
Tot aan de inwerkingtreding van het in artikel 305 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bedoelde besluit is de zetelverdeling van de leden van het Comité van de Regio's als volgt:
België |
12 |
Bulgarije |
12 |
Tsjechië |
12 |
Denemarken |
9 |
Duitsland |
24 |
Estland |
7 |
Ierland |
9 |
Griekenland |
12 |
Spanje |
21 |
Frankrijk |
24 |
Kroatië |
9 |
Italië |
24 |
Cyprus |
6 |
Letland |
7 |
Litouwen |
9 |
Luxemburg |
6 |
Hongarije |
12 |
Malta |
5 |
Nederland |
12 |
Oostenrijk |
12 |
Polen |
21 |
Portugal |
12 |
Roemenië |
15 |
Slovenië |
7 |
Slowakije |
9 |
Finland |
9 |
Zweden |
12 |
Verenigd Koninkrijk |
24 |
”.
2. Het aantal leden van het Comité van de Regio's wordt tijdelijk verhoogd tot 353 om rekening te houden met de toetreding van Kroatië, voor de periode vanaf de datum van toetreding tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke Kroatië toetreedt tot de Unie, of tot de inwerkingtreding van het in artikel 305, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit, naargelang welk criterium eerst is vervuld.
3. Indien het in artikel 305, tweede alinea, van het VWEU bedoelde besluit op de datum van toetreding reeds is vastgesteld, wordt aan Kroatië in afwijking van artikel 305, eerste alinea, van het VWEU waarbij het maximumaantal leden van het Comité van de Regio's wordt vastgesteld, tijdelijk een passend aantal leden toegekend tot het verstrijken van de ambtstermijn tijdens welke de toetreding tot de Unie plaatsvindt.
De ambtstermijn van de bewindvoerder in de Raad van bewind van de Europese Investeringsbank die door Kroatië is voorgedragen en bij de toetreding is benoemd overeenkomstig artikel 9, lid 2, tweede alinea, van het Protocol betreffende de Statuten van de Europese Investeringsbank, verstrijkt aan het einde van de jaarvergadering van de Raad van gouverneurs tijdens welke het jaarverslag over het boekjaar 2017 wordt behandeld.
1. Nieuwe leden van de bij de oorspronkelijke Verdragen of bij een besluit van de instellingen opgerichte comités, groepen, agentschappen of andere organen, worden benoemd op de voorwaarden en volgens de procedures voor de benoeming van leden van deze comités, groepen, agentschappen of andere organen. De ambtstermijn van de nieuw benoemde leden eindigt tegelijk met die van de leden die op het tijdstip van toetreding in functie zijn.
2. De bij de oorspronkelijke Verdragen of bij een besluit van de instellingen opgerichte comités, groepen, agentschappen of andere organen met een vast aantal leden dat is vastgesteld ongeacht het aantal lidstaten, worden bij de toetreding volledig vernieuwd, tenzij de ambtstermijn van de huidige leden binnen 12 maanden vanaf de toetreding verstrijkt.
1. Vanaf de datum van toetreding stort Kroatië het volgende bedrag overeenkomende met zijn aandeel in het kapitaal gestort voor het geplaatste kapitaal als gedefinieerd in artikel 4 van de statuten van de Europese Investeringsbank:
Kroatië |
EUR 42.720.000 |
Deze bijdrage wordt gestort in acht gelijke termijnen die vervallen op 30 november 2013, 30 november 2014, 30 november 2015, 31 mei 2016, 30 november 2016, 31 mei 2017, 30 november 2017 en 31 mei 2018.
2. Kroatië draagt, in acht gelijke termijnen die vervallen op de in lid 1 genoemde data, bij tot de reserves, de met reserves gelijk te stellen voorzieningen, alsmede tot het nog naar de reserves en voorzieningen over te boeken saldo van de verlies- en winstrekening, zoals deze aan het einde van de maand voorafgaande aan de toetreding zijn vastgesteld en in de balans van de Europese Investeringsbank voorkomen, door storting van bedragen die overeenkomen met het volgende percentage van de reserves en voorzieningen:
Kroatië |
0,368% |
3. De in de leden 1 en 2 bedoelde stortingen worden door Kroatië verricht in contanten in euro's, behoudens een door de Raad van gouverneurs van de Europese Investeringsbank met eenparigheid van stemmen besloten afwijking.
4. De in lid 1 en in artikel 10, punt 1, bedoelde cijfers voor Kroatië kunnen bij besluit van de bestuursorganen van de Europese Investeringsbank worden aangepast op basis van de laatste definitieve bbp-gegevens die Eurostat vóór de toetreding heeft bekendgemaakt.
1. Kroatië betaalt de volgende bijdrage aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal bedoeld in Besluit 2002/234/EGKS van de vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten, in het kader van de Raad bijeen, van 27 februari 2002 betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal7):
Kroatië |
494 000 |
2. De bijdragen aan het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal worden in vier termijnen betaald, te beginnen in 2015, volgens het onderstaande schema, steeds op de eerste werkdag van de eerste maand van elk jaar:
– 2015: 15%,
– 2016: 20%,
– 2017: 30%,
– 2018: 35%.
1. Vanaf de datum van toetreding worden overheidsopdrachten, subsidies en de betaling met betrekking tot pretoetredingsmiddelen uit hoofde van de afdelingen Omschakeling en institutionele opbouw en Grensoverschrijdende samenwerking van het Instrument voor pretoetredingssteun (IPA), opgericht bij Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad van 17 juli 20068) betreffende vóór de toetreding vastgelegde middelen, behoudens de grensoverschrijdende programma's Kroatië-Hongarije en Kroatië-Slovenië, alsmede de overgangsfaciliteit als bedoeld in artikel 30 beheerd door uitvoeringsinstanties in Kroatië.
Van de voorafgaande goedkeuring door de Commissie van overheidsopdrachten en subsidies zal worden afgezien bij een besluit van de Commissie te dien einde nadat de Commissie zich ervan heeft vergewist dat de beheer- en controlesystemen doeltreffend functioneren overeenkomstig de criteria en voorwaarden in artikel 56, lid 2, van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad van 25 juni 2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen9) en in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 718/2007 van de Commissie van 12 juni 2007 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun10).
Indien het besluit van de Commissie om af te zien van voorafgaande goedkeuring niet is vastgesteld vóór de toetreding, heeft dat tot gevolg dat overeenkomsten die zijn ondertekend tussen de toetredingsdatum en de datum waarop de Commissie haar besluit vaststelt, niet in aanmerking komen voor de in de eerste alinea genoemde financiële pretoetredingssteun en overgangsfaciliteit.
2. Begrotingsverplichtingen die vóór de datum van toetreding zijn aangegaan in het kader van de in lid 1 bedoelde financiële pretoetredingssteun en overgangsfaciliteit, met inbegrip van de afsluiting en registratie van latere individuele vastleggingen en betalingen die na de toetreding zijn verricht, blijven vallen onder de regels en voorschriften van de financiële pretoetredingsinstrumenten en blijven ten laste van de desbetreffende begrotingshoofdstukken tot de betrokken programma's en projecten worden afgesloten.
3. De bepalingen inzake de uitvoering van begrotingsverplichtingen in het kader van financieringsovereenkomsten betreffende de in lid 1, eerste alinea bedoelde financiële pretoetredingssteun en de IPA-afdeling plattelandsontwikkeling, die betrekking hebben op vóór de toetreding genomen financiële besluiten, blijven na de datum van toetreding van toepassing. Zij vallen onder de regels en voorschriften van de financiële pretoetredingsinstrumenten. Desalniettemin worden na de toetreding ingeleide procedures inzake overheidsopdrachten uitgevoerd overeenkomstig de toepasselijke richtlijnen van de Unie.
4. Pretoetredingsmiddelen ter dekking van administratieve uitgaven als bedoeld in artikel 44 kunnen gedurende de eerste twee jaar na de toetreding worden vastgelegd. Voor audit- en evaluatiekosten kunnen tot vijf jaar na de toetreding pretoetredingsmiddelen worden vastgelegd.
1. Voor het eerste jaar na de toetreding verstrekt de Unie tijdelijke financiële bijstand, hierna de „overgangsfaciliteit” genoemd, aan Kroatië voor de ontwikkeling en versterking van zijn administratieve en justitiële capaciteit om de wetgeving van de Unie uit te voeren en te handhaven, en om de uitwisseling van beste praktijken met overeenkomstige instanties in verschillende landen te bevorderen. Uit deze bijstand zullen projecten voor institutionele ontwikkeling en daarmee samenhangende beperkte, kleinschalige investeringen worden gefinancierd.
2. Deze bijstand is gericht op de permanente noodzaak om de institutionele capaciteit op bepaalde terreinen te versterken door een optreden dat niet door de structuurfondsen of door de fondsen voor plattelandsontwikkeling kan worden gefinancierd.
3. Voor samenwerkingsverbanden tussen overheidsinstanties met het oog op institutionele ontwikkeling blijft de procedure met betrekking tot het doen van voorstellen via het netwerk van contactpunten in de lidstaten van toepassing.
4. De vastleggingskredieten voor de overgangsfaciliteit voor Kroatië bedragen, in huidige prijzen, 29 miljoen EUR in 2013 en zijn bestemd voor nationale en horizontale prioriteiten.
5. Over de bijstand uit hoofde van de overgangsfaciliteit wordt besloten en de uitvoering ervan wordt bepaald overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad, of op basis van de door de Commissie vast te stellen technische bepalingen die noodzakelijk zijn voor de werking van de overgangsfaciliteit.
6. Er zal in het bijzonder op worden toegezien dat er een passende complementariteit ontstaat met de beoogde bijstand van het Europees Sociaal Fonds voor administratieve hervorming en institutionele capaciteit.
1. Hierbij wordt een Schengenfaciliteit (hierna: de tijdelijke Schengenfaciliteit) als tijdelijk instrument ingesteld om Kroatië vanaf de toetredingsdatum tot eind 2014 te helpen bij de financiering van acties aan de nieuwe buitengrenzen van de Unie met het oog op de uitvoering van het Schengenacquis en de controle aan de buitengrenzen.
2. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2014 worden de volgende bedragen (huidige prijzen) voor Kroatië beschikbaar gesteld in de vorm van forfaitaire betalingen in het kader van de tijdelijke Schengenfaciliteit:
2013 |
2014 |
|
---|---|---|
Kroatië |
40 |
80 |
3. Het jaarlijks bedrag voor 2013 wordt op 1 juli 2013 aan Kroatië uitgekeerd en het jaarlijks bedrag voor 2014 wordt beschikbaar gesteld op de eerste werkdag na 1 januari 2014.
4. De forfaitaire steunbetalingen worden binnen drie jaar na de eerste betaling gebruikt. Kroatië dient, uiterlijk zes maanden na deze periode van drie jaar, een overzichtsverslag in over de wijze waarop de betalingen uit hoofde van de tijdelijke Schengenfaciliteit zijn gebruikt, met een verklaring waarin de uitgaven worden gerechtvaardigd. Eventuele ongebruikte of ten onrechte uitgegeven middelen worden teruggevorderd door de Commissie.
5. De Commissie kan de voor de werking van de tijdelijke Schengenfaciliteit noodzakelijke technische bepalingen vaststellen.
1. Hierbij wordt een cashflowfaciliteit (hierna: de tijdelijke cashflowfaciliteit) als tijdelijk instrument ingesteld om Kroatië vanaf de datum van toetreding tot eind 2014 te helpen bij het verbeteren van de cashflow in de nationale begroting.
2. Voor de periode van 1 juli 2013 tot en met 31 december 2014 worden de volgende bedragen (huidige prijzen) voor Kroatië beschikbaar gesteld in de vorm van forfaitaire betalingen in het kader van de tijdelijke cashflowfaciliteit:
2013 |
2014 |
|
---|---|---|
Kroatië |
75 |
28,6 |
3. Het bedrag voor elk jaar wordt verdeeld in twaalf gelijke, op de eerste werkdag van iedere maand te betalen bedragen.
1. Er wordt voorzien in een bedrag van 449,4 miljoen EUR (huidige prijzen) aan vastleggingskredieten voor Kroatië in het kader van de structuurfondsen en het cohesiefonds in 2013.
2. Een derde van de in lid 1 bedoelde bedrag wordt gereserveerd voor het cohesiefonds.
3. Voor de looptijd van het volgende financieel kader worden de bedragen die ter beschikking moeten worden gesteld bij wijze van vastleggingskredieten uit de structuurfondsen en het cohesiefonds aan Kroatië berekend op basis van het dan vigerende acquis van de Unie. De bedragen worden aangepast overeenkomstig het volgende schema voor geleidelijke invoering:
– 70% in 2014
– 90% in 2015
– 100% vanaf 2016.
4. Er komt een aanpassing om, voor zover dat binnen de grenzen van het nieuwe acquis van de Unie mogelijk is, de aan Kroatië toe te wijzen middelen in 2014 te doen toenemen met 2,33 keer het bedrag voor 2013, en in 2015 met 3 keer het bedrag voor 2013.
1. Het totale bedrag waarover Kroatië in 2013 uit het Europees Visserijfonds kan beschikken beloopt 8,7 miljoen EUR (huidige prijzen) aan vastleggingskredieten.
2. De voorfinanciering in het kader van het Europees Visserijfonds moet 25% zijn van het totale in lid 1 bedoelde bedrag en wordt in één keer uitbetaald.
3. Voor de looptijd van het volgende financieel kader worden de bedragen die ter beschikking moeten worden gesteld bij wijze van toewijzingen aan Kroatië berekend op basis van het dan vigerende acquis van de Unie. De bedragen worden aangepast overeenkomstig het volgende schema voor geleidelijke invoering:
– 70% in 2014
– 90% in 2015
– 100% vanaf 2016.
4. Voor zover dat binnen de grenzen van het nieuwe acquis van de Unie mogelijk is, wordt een aanpassing doorgevoerd om ervoor te zorgen dat de aan Kroatië toe te wijzen bedragen in 2014 toenemen met 2,33 keer het bedrag voor 2013, en in 2015 met 3 keer het bedrag voor 2013.
1. Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)11) is niet van toepassing op Kroatië gedurende de gehele programmeringsperiode 2007-2013.
In 2013 wordt aan Kroatië 27,7 miljoen EUR (huidige prijzen) toegewezen uit hoofde van de afdeling Plattelandsontwikkeling als bedoeld in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1085/2006 van de Raad.
2. De tijdelijke aanvullende plattelandsontwikkelingsmaatregelen voor Kroatië staan in bijlage VI.
3. De Commissie kan, door middel van uitvoeringshandelingen, de regels vaststellen die nodig zijn voor de toepassing van bijlage VI. Deze uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 90, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad, samen met artikel 13, lid 1, onder b) van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren12), of de desbetreffende procedure in de toepasselijke wetgeving.
4. Indien nodig past de Raad, op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement, bijlage VI aan teneinde voor samenhang met de verordeningen betreffende plattelandsontwikkeling te zorgen.
1. De Commissie ziet nauwlettend toe op alle verplichtingen die Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen is aangegaan, waaronder die welke het vóór of uiterlijk op de datum van toetreding moet nakomen. Het door de Commissie uitgeoefende toezicht zal bestaan uit regelmatig geactualiseerde monitoringtabellen, de dialoog in het kader van de Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds13) (SAO), collegiale toetsingen, het economische pretoetredingsprogramma, begrotingskennisgevingen en, indien nodig, schriftelijke waarschuwingen aan de Kroatische autoriteiten. In het najaar van 2011 en 2012 legt de Commissie een voortgangsverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. In het najaar van 2012 legt zij een uitgebreid monitoringverslag voor aan het Europees Parlement en de Raad. De Commissie maakt tijdens het gehele monitoringproces ook gebruik van inbreng van de lidstaten en houdt, in voorkomend geval, rekening met de bijdrage van internationale en maatschappelijke organisaties.
Het toezicht door de Commissie heeft in het bijzonder betrekking op de door Kroatië aangegane verplichtingen op het gebied van rechterlijke macht en grondrechten (bijlage VII), waarbij het land ook resultaten moet blijven voorleggen op het gebied van justitiële hervorming en efficiëntie, de onpartijdige behandeling van rechtszaken betreffende oorlogsmisdaden en de bestrijding van corruptie.
Daarnaast zal de Commissie haar monitoring toespitsen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht, waaronder de implementatie en handhaving van de Unie-voorschriften inzake beheer van de buitengrenzen, politiële samenwerking, bestrijding van georganiseerde criminaliteit en justitiële samenwerking in burgerlijke en strafzaken, alsmede op de verplichtingen op het gebied van het mededingingsbeleid, waaronder de herstructurering van de scheepsbouw (bijlage VIII) en van de staalsector (bijlage IX).
Als integrerend deel van haar regelmatige monitoringtabellen en -verslagen maakt de Commissie tot de datum van toetreding van Kroatië halfjaarlijkse beoordelingen bekend van de door Kroatië aangegane verplichtingen op deze gebieden.
2. De Raad kan, op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid, alle passende maatregelen nemen indien tijdens het monitoringproces punten van zorg aan het licht komen. Deze maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval door de Raad volgens dezelfde procedure ingetrokken indien de betrokken punten van zorg daadwerkelijk zijn aangepakt.
1. Indien zich voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding ernstige en mogelijk aanhoudende moeilijkheden voordoen in een sector van het economische leven, dan wel moeilijkheden die de economische toestand van een bepaalde streek ernstig kunnen verstoren, kan Kroatië machtiging vragen om beschermingsmaatregelen te nemen, zodat de toestand weer in evenwicht kan worden gebracht en de betrokken sector kan worden aangepast aan de economie van de interne markt.
Onder dezelfde voorwaarden kan een van de huidige lidstaten verzoeken gemachtigd te worden beschermingsmaatregelen te nemen ten opzichte van Kroatië.
2. Op verzoek van de betrokken staat stelt de Commissie door middel van een spoedprocedure onverwijld de beschermingsmaatregelen vast welke zij noodzakelijk acht, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
In geval van ernstige economische moeilijkheden spreekt de Commissie zich op uitdrukkelijk verzoek van de betrokken lidstaat uit binnen een termijn van vijf werkdagen na de ontvangst van het met redenen omkleed verzoek. De aldus getroffen maatregelen zijn onmiddellijk van toepassing, houden rekening met de belangen van alle betrokken partijen en leiden niet tot grenscontroles.
3. De overeenkomstig dit artikel toegestane maatregelen kunnen afwijkingen van de regels van het VEU, het VWEU en deze Akte inhouden, voor zover en voor zolang zij strikt noodzakelijk zijn om de doelstellingen van deze vrijwaring te verwezenlijken. Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de interne markt het minst verstoren.
Bij niet-naleving door Kroatië van in het kader van de toetredingsonderhandelingen aangegane verplichtingen, met inbegrip van verplichtingen inzake sectoraal beleid betreffende economische activiteiten met grensoverschrijdende gevolgen, waardoor de werking van de interne markt ernstig wordt verstoord of de financiële belangen van de Unie worden bedreigd, dan wel bij onmiddellijk gevaar voor een dergelijke verstoring of bedreiging, kan de Commissie voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na toetreding op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief passende maatregelen treffen.
Deze maatregelen moeten evenredig zijn en er moet voorrang worden gegeven aan maatregelen die de werking van de interne markt het minst verstoren en, in voorkomend geval, aan de toepassing van de bestaande sectorale vrijwaringsmechanismen. Deze vrijwaringsmaatregelen van dit artikel mogen echter niet worden gebruikt als middel tot willekeurige discriminatie, noch als verkapte beperking van de handel tussen de lidstaten. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de vastgestelde maatregelen worden op de datum van toetreding van kracht, tenzij bij deze maatregelen in een latere datum is voorzien. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is, en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken verplichting is nagekomen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast indien de betrokken verplichtingen niet zijn nagekomen. In antwoord op de vooruitgang die door Kroatië bij het nakomen van zijn verplichtingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis alvorens zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
Indien er zich in Kroatië ernstige tekortkomingen of directe risico's op dergelijke tekortkomingen voordoen bij de omzetting of de stand van uitvoering van handelingen die door de instellingen zijn vastgesteld uit hoofde van het derde deel, titel V, van het VWEU, alsook van handelingen die vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon door de instellingen zijn vastgesteld uit hoofde van titel VI van het VEU of het derde deel, titel IV, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, kan de Commissie voor het einde van een periode van ten hoogste drie jaar na de toetreding, op een met redenen omkleed verzoek van een lidstaat dan wel op eigen initiatief en na overleg met de lidstaten, passende maatregelen vaststellen, waarbij zij de voorwaarden en praktische regels voor de toepassing ervan aangeeft.
Deze maatregelen kunnen de vorm aannemen van een tijdelijke schorsing van de toepassing van de betrokken bepalingen en besluiten in de betrekkingen tussen Kroatië en een andere lidstaat of andere lidstaten, zonder afbreuk te doen aan de verdere nauwe justitiële samenwerking. Op een vrijwaringsclausule kan zelfs vóór de toetreding een beroep gedaan worden op basis van de bevindingen van het toezicht, en de vastgestelde maatregelen worden op de datum van toetreding van kracht, tenzij bij deze maatregelen in een latere datum is voorzien. De maatregelen worden niet langer gehandhaafd dan strikt noodzakelijk is en zij worden in elk geval ingetrokken wanneer de betrokken tekortkomingen zijn verholpen. Zij kunnen evenwel tot na de in de eerste alinea bedoelde periode worden toegepast zo lang de betrokken tekortkomingen blijven bestaan. In antwoord op de vooruitgang die door Kroatië bij het verhelpen van de aangegeven tekortkomingen is geboekt, kan de Commissie in voorkomend geval de maatregelen aanpassen na overleg met de lidstaten. De Commissie stelt de Raad tijdig in kennis voordat zij vrijwaringsmaatregelen intrekt, en zij houdt terdege rekening met de desbetreffende opmerkingen van de Raad.
Teneinde de goede werking van de interne markt niet te verstoren mag de uitvoering van de nationale voorschriften van Kroatië gedurende de in bijlage V bedoelde overgangsperioden niet leiden tot grenscontroles tussen de lidstaten.
Indien overgangsmaatregelen nodig zijn ter vergemakkelijking van de overgang van de in Kroatië bestaande regeling naar die welke voortvloeit uit de toepassing van het gemeenschappelijk landbouwbeleid overeenkomstig het bepaalde in deze Akte, worden deze door de Commissie vastgesteld volgens de procedure van artikel 195, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad van 22 oktober 2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten („Integrale-GMO-verordening”)14), in samenhang met artikel 13, lid 1, onder b), van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad15), of de desbetreffende procedure zoals die is vastgesteld in de toepasselijke wetgeving. Deze kunnen worden vastgesteld binnen een tijdvak dat drie jaar vanaf de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak. De Raad kan dit tijdvak met eenparigheid van stemmen op voorstel van de Commissie en na raadpleging van het Europees Parlement verlengen.
Indien nodig kunnen reeds voor de datum van toetreding in de eerste alinea bedoelde overgangsmaatregelen worden vastgesteld. Die overgangsmaatregelen worden door de Raad op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid vastgesteld of, indien die maatregelen gevolgen hebben voor oorspronkelijk door de Commissie vastgestelde instrumenten, door de Commissie volgens de in de eerste alinea bedoelde procedure.
Indien er overgangsmaatregelen nodig zijn om de overgang te vergemakkelijken van de in Kroatië bestaande regeling naar de regeling die voortvloeit uit de toepassing van de veterinaire en fytosanitaire wetgeving en de wetgeving inzake voedselveiligheid van de Unie, dienen deze maatregelen door de Commissie te worden vastgesteld volgens de in de toepasselijke wetgeving vastgestelde procedure. Deze maatregelen worden vastgesteld binnen een tijdvak dat drie jaar vanaf de datum van toetreding verstrijkt; de toepassing ervan is beperkt tot dat tijdvak.
De Raad bepaalt, op voorstel van de Commissie met een gekwalificeerde meerderheid, de voorwaarden waaronder:
a) vrijstelling kan worden verleend van de vereiste inzake een summiere aangifte bij uitgang voor de producten als bedoeld in artikel 28, lid 2, van het VWEU die het grondgebied Kroatië verlaten voor doorreis over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina bij Neum („corridor van Neum”);
b) vrijstelling kan worden verleend van de vereiste inzake een summiere aangifte bij binnenkomst voor de producten in de situatie genoemd onder a) wanneer zij opnieuw het grond gebied van Kroatië binnenkomen na doorreis over het grondgebied van Bosnië en Herzegovina bij Neum.
De Commissie kan alle passende maatregelen treffen om in Kroatië het nodige statutaire personeel te handhaven gedurende een periode van maximaal achttien maanden na de toetreding. Tijdens die periode genieten de ambtenaren, het tijdelijk personeel en de arbeidscontractanten die vóór de toetreding in Kroatië gedetacheerd waren en die in dat land in dienst moeten blijven na de toetreding dezelfde financiële en materiële voorwaarden als die welke vóór de toetreding werden toegepast overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Gemeenschappen zoals die zijn vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/6816). De administratieve uitgaven, met inbegrip van de salarissen van andere personeelsleden, worden gefinancierd uit de algemene begroting van de Europese Unie.
De instellingen van de Unie brengen overeenkomstig de in de oorspronkelijke Verdragen vastgelegde desbetreffende procedure in hun Reglement van Orde de aanpassingen aan die door de toetreding noodzakelijk zijn geworden.
Door de toetreding noodzakelijk geworden aanpassingen van de statuten en van de reglementen van orde van de bij de oorspronkelijke Verdragen ingestelde comités geschieden zo spoedig mogelijk na de toetreding.
Vanaf de toetreding wordt ervan uitgegaan dat de richtlijnen en besluiten in de zin van artikel 288 van het VWEU overeenkomstig de oorspronkelijke Verdragen eveneens tot Kroatië zijn gericht. Behoudens wat betreft richtlijnen en besluiten die in werking treden overeenkomstig artikel 297, lid 1, derde alinea, en lid 2, tweede alinea, van het VWEU, wordt ervan uitgegaan dat van deze richtlijnen en besluiten aan Kroatië kennis is gegeven bij de toetreding.
1. Kroatië stelt de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf de datum van toetreding uitvoering te geven aan de richtlijnen en besluiten in de zin van artikel 288 van het VWEU, tenzij in deze Akte een andere termijn is vastgesteld. Kroatië stelt de Commissie uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, van deze maatregelen in kennis.
2. Voor zover wijzigingen die door de onderhavige Akte zijn aangebracht in de richtlijnen in de zin van artikel 288 van het VWEU, een wijziging van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de huidige lidstaten vereisen, stellen de huidige lidstaten de maatregelen in werking die nodig zijn om vanaf het tijdstip van toetreding van Kroatië uitvoering te geven aan de gewijzigde richtlijnen, tenzij in de onderhavige Akte een andere termijn is vastgesteld. Uiterlijk op de datum van toetreding of, indien later, binnen de in de onderhavige Akte vastgestelde termijn, stellen zij de Commissie van deze maatregelen in kennis.
De wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen voor de bescherming van de gezondheid van de werknemers en van de bevolking op het grondgebied van Kroatië tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren worden, overeenkomstig artikel 33 van het EGA-Verdrag, door Kroatië aan de Commissie medegedeeld binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de toetreding.
Naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek van Kroatië dat uiterlijk op de datum van toetreding aan de Commissie is gericht, kan de Raad, op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was vastgesteld, maatregelen nemen houdende tijdelijke afwijking van de besluiten van de instellingen die tussen 1 juli 2011 en de datum van toetreding zijn vastgesteld. De maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de stemregels die gelden voor de aanneming van de besluiten waarvoor om een tijdelijke afwijking is verzocht. Als deze afwijkingen na de toetreding worden vastgesteld, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
Indien besluiten van de instellingen van vóór de toetreding in verband met de toetreding moeten worden aangepast, en in deze Akte of de bijlagen daarvan niet in de noodzakelijke aanpassingen is voorzien, past de Raad met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, op voorstel van de Commissie, of de Commissie, indien het oorspronkelijke besluit door de Commissie was vastgesteld, daartoe de nodige besluiten aan. Als deze besluiten na de toetreding worden vastgesteld, kunnen zij vanaf de datum van toetreding worden toegepast.
Behoudens andersluidende bepalingen, stelt de Raad, op voorstel van de Commissie, met gekwalificeerde meerderheid van stemmen, de bepalingen vast die nodig zijn ter uitvoering van de bepalingen van deze Akte.
De teksten van de besluiten van de instellingen die vóór de toetreding zijn vastgesteld en door de instellingen in de Kroatische taal zijn opgesteld, zijn vanaf het tijdstip van toetreding op gelijke wijze authentiek als de in de huidige officiële talen opgestelde teksten. Zij worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt, wanneer de teksten in de huidige officiële talen aldus zijn bekendgemaakt.
Bijlagen I tot en met IX, de aanhangsels en het Protocol maken een integrerend deel van deze Akte uit.
De Regering van de Italiaanse Republiek zendt aan de Regering van de Republiek Kroatië een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift in de in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal toe van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Verdragen tot wijziging of aanvulling daarvan, met inbegrip van de Verdragen betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, van de Helleense Republiek, van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, het verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek, alsmede het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië.
De teksten van de in de eerste alinea genoemde Verdragen die zijn opgesteld in de Kroatische taal worden aan de onderhavige Akte gehecht. Deze teksten zijn op gelijke wijze authentiek als de teksten van deze Verdragen die zijn opgesteld in de huidige officiële talen.
1. Verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB L 225 van 20.8.1990, blz. 10)
– Verdrag van 21 december 1995 betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden tot het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB C 26 van 31.1.1996, blz. 1)
– Protocol van 25 mei 1999 tot wijziging van het Verdrag van 23 juli 1990 ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB C 202 van 16.7.1999, blz. 1)
– Verdrag van 8 december 2004 betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek tot het Verdrag ter afschaffing van dubbele belasting in geval van winstcorrecties tussen verbonden ondernemingen (PB C 160 van 30.6.2005, blz. 1)
2. Overeenkomst van 26 juli 1995, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 316 van 27.11.1995, blz. 49)
– Protocol van 27 september 1996, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 313 van 23.10.1996, blz. 2)
– Protocol van 29 november 1996, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de prejudiciële uitlegging, door het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 151 van 20.5.1997, blz. 2)
– Tweede Protocol van 19 juni 1997, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB C 221 van 19.7.1997, blz. 12)
3. Overeenkomst van 26 mei 1997, opgesteld op basis van artikel K.3, lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn (PB C 195 van 25.6.1997, blz. 2)
4. Overeenkomst van 18 december 1997, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie inzake wederzijdse bijstand en samenwerking tussen de douaneadministraties (PB C 24 van 23.1.1998, blz. 2)
5. Overeenkomst van 17 juni 1998, opgesteld op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de ontzegging van de rijbevoegdheid (PB C 216 van 10.7.1998, blz. 2)
6. Overeenkomst van 29 mei 2000, door de Raad vastgesteld overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 197 van 12.7.2000, blz. 3)
– Protocol van 16 oktober 2001, vastgesteld door de Raad overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag betreffende de Europese Unie, bij de Overeenkomst betreffende de weder zijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten van de Europese Unie (PB C 326 van 21.11.2001, blz. 2).
1. Het op 14 juni 1985 ondertekende Akkoord tussen de Regeringen van de Staten van de Benelux Economische Unie, de Bondsrepubliek Duitsland en de Franse Republiek betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen1).
2. De volgende bepalingen van de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de bijbehorende Slotakte en desbetreffende gemeenschappelijke verklaringen2), zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de in punt 8 van deze bijlage vermelde rechtsbesluiten:
artikel 1, voor zover het betrekking heeft op het bepaalde in dit punt; artikel 26; artikel 39; de artikelen 44 tot en met 49 (met uitzondering van artikel 47, lid 4, en artikel 49, onder a)), artikel 51, de artikelen 54 tot en met 58; artikel 62, lid 3, de artikelen 67 tot en met 69; de artikelen 71 en 72; de artikelen 75 en 76; artikel 82; artikel 91; de artikelen 126 tot en met 130, voor zover zij betrekking hebben op het bepaalde in dit punt; en artikel 136; de gemeenschappelijke verklaringen 1 en 3 van de Slotakte.
3. De volgende bepalingen van de Overeenkomsten betreffende de toetreding tot de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, de Slotakten daarvan en de desbetreffende verklaringen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de in punt 8 van de bijlage vermelde rechtsbesluiten:
a) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken:
– artikel 5, lid 2, en artikel 6;
b) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van de Republiek Finland:
– artikel 5,
– Verklaring van de Regering van de Republiek Finland betreffende de Åland-eilanden in Deel III van de Slotakte;
c) de op 19 december 1996 ondertekende Overeenkomst betreffende de toetreding van het Koninkrijk Zweden:
– artikel 5.
4. De volgende overeenkomsten en regelingen die voortbouwen op het Schengenacquis of die daar anderszins verband mee houden:
– de Overeenkomst die op 18 mei 1999 is gesloten tussen de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de wijze waarop IJsland en Noorwegen worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, met inbegrip van de daaraan gehechte bijlagen, slotakte, verklaringen en briefwisseling, goedgekeurd bij Besluit 1999/439/EG van de Raad (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 35);
– de Overeenkomst die op 30 juni 1999 is gesloten door de Raad van de Europese Unie en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen inzake de vaststelling van de rechten en verplichtingen tussen enerzijds Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland en anderzijds de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen, op de gebieden van het Schengenacquis die op deze staten van toepassing zijn, goedgekeurd bij Besluit 2000/29/EG van de Raad (PB L 15 van 20.1.2000, blz. 1);
– de op 26 oktober 2004 ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis, goedgekeurd bij Besluit 2008/146/EG van de Raad en Besluit 2008/149/JBZ van de Raad (PB L 53 van 27.2.2008, blz. 1 en blz. 50);
– het Protocol tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein betreffende de toetreding van het Vorstendom Liechtenstein tot de Overeenkomst tussen de Europese Unie, de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat inzake de wijze waarop Zwitserland wordt betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis dat is ondertekend op 28 februari 2008 en goedgekeurd bij Besluit 2011/349/EU van de Raad en Besluit 2011/350/EU van de Raad (PB L 160 van 18.6.2011, blz. 1 en blz. 19);
– de op 1 februari 2007 ondertekende regeling tussen de Europese Gemeenschap enerzijds en de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen anderzijds inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de daaraan gehechte gemeenschappelijke verklaring, goedgekeurd bij Besluit 2007/511/EG van de Raad (PB L 188 van 20.7.2007, blz. 15);
– de op 30 september 2009 ondertekende Regeling tussen enerzijds de Europese Gemeenschap en anderzijds de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein inzake de wijze waarop deze staten worden betrokken bij het Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie, met inbegrip van de daaraan gehechte bijlage en gezamenlijke verklaringen, goedgekeurd bij Besluit 2010/490/EU van de Raad (PB L 243 van 16.9.2010, blz. 2);
– de op 19 maart 2010 ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek IJsland, het Koninkrijk Noorwegen, de Zwitserse Bondsstaat en het Vorstendom Liechtenstein over extra voorschriften in verband met het Buitengrenzenfonds voor de periode 2007-2013, met inbegrip van de daaraan gehechte verklaringen, goedgekeurd bij Besluit 2011/305/EU van de Raad (PB L 137 van 25.5.2011, blz. 1)3).
5. Het bepaalde in de volgende besluiten (zie PB L 239 van 22.9.2000, blz. 1) van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, zoals die zijn gewijzigd bij een aantal van de in punt 8 van deze bijlage vermelde rechtsbesluiten:
– SCH/Com-ex (93) 10 Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verklaringen van de ministers en staatssecretarissen
– SCH/Com-ex (93) 14 Besluit van het Uitvoerend Comité van 14 december 1993 betreffende de verbetering van de praktijk inzake de justitiële samenwerking op het gebied van de bestrijding van sluikhandel in verdovende middelen
– SCH/Com-ex (94) 16 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 november 1994 betreffende de aanschaf van gemeenschappelijke in- en uitreisstempels
– SCH/Com-ex (94) 28 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de verklaring voor het met zich meevoeren van verdovende middelen en psychotrope stoffen als bedoeld in artikel 75
– SCH/Com-ex (94) 29 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 22 december 1994 betreffende de inwerkingstelling van de Schengenuitvoeringsovereenkomst van 19 juni 1990
– SCH/Com-ex (95) 21 Besluit van het Uitvoerend Comité van 20 december 1995 betreffende de snelle uitwisseling tussen de Schengenstaten van statistische en concrete gegevens welke wijzen op een eventuele disfunctionaliteit aan de buitengrenzen
– SCH/Com-ex (98) 1 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 21 april 1998 betreffende de rapportage door de Task Force, voor zover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 van deze bijlage
– SCH/Com-ex (98) 26 def. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 september 1998 betreffende de oprichting van de Permanente Commissie Schengenuitvoeringsovereenkomst
– SCH/Com-ex (98) 37 def. 2 Besluit van het Uitvoerend Comité van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie, voor zover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 van deze bijlage
– SCH/Com-ex (98) 52 Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de leidraad voor de grensoverschrijdende politiële samenwerking, voor zover het betrekking heeft op het bepaalde in punt 2 van deze bijlage
– SCH/Com-ex (98) 59 herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 16 december 1998 betreffende de gecoördineerde inzet van documentenadviseurs
– SCH/Com-ex (99) 1 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het acquis inzake verdovende middelen
– SCH/Com-ex (99) 6 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende het Schengenacquis op het gebied van telecommunicatie
– SCH/Com-ex (99) 7 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de verbindingsfunctionarissen
– SCH/Com-ex (99) 8 2e herz. Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de algemene beginselen voor betaling van informanten en vertrouwenspersonen
– SCH/Com-ex (99) 10 Besluit van het Uitvoerend Comité van 28 april 1999 betreffende de illegale vuurwapenhandel
6. De volgende verklaringen (zie PB L 239 van 22.9.2000, blz. 1) van het Uitvoerend Comité dat is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor zover zij betrekking hebben op de in punt 2 van deze bijlage vermelde bepalingen:
– SCH/Com-ex (96) decl. 6 2e herz. Verklaring van het Uitvoerend Comité van 26 juni 1996 inzake de uitlevering
– SCH/Com-ex (97) decl. 13 2e herz. Verklaring van het Uitvoerend Comité van 9 februari 1998 inzake de ontvoering van minderjarigen.
7. De volgende besluiten (zie PB L 239 van 22.9.2000, blz. 1) van de Centrale Groep die is ingesteld bij de op 19 juni 1990 te Schengen ondertekende Overeenkomst ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen ondertekende Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, voor zover zij betrekking hebben op de in punt 2 van deze bijlage vermelde bepalingen:
– SCH/C (98) 117 Besluit van de Centrale Groep van 27 oktober 1998 betreffende het actieplan ter bestrijding van illegale immigratie
– SCH/C (99) 25 Besluit van de Centrale Groep van 22 maart 1999 betreffende de algemene beginselen voor de betaling van informanten en vertrouwenspersonen.
8. De volgende rechtsbesluiten die voortbouwen op het Schengenacquis of die daar anderszins verband mee houden:
– Verordening (EG) nr. 1683/95 van de Raad van 29 mei 1995 betreffende de invoering van een uniform visummodel (PB L 164 van 14.7.1995, blz. 1)
– Beschikking 1999/307/EG van de Raad van 1 mei 1999 tot vaststelling van de wijze waarop het Schengensecretariaat in het secretariaat-generaal van de Raad wordt opgenomen (PB L 119 van 7.5.1999, blz. 49)
– Besluit 1999/435/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslag van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 1)
– Besluit 1999/436/EG van de Raad van 20 mei 1999 tot vaststelling, in overeenstemming met de desbetreffende bepalingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en het Verdrag betreffende de Europese Unie, van de rechtsgrondslagen van elk van de bepalingen of besluiten die het Schengenacquis vormen (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 17)
– Besluit 1999/437/EG van de Raad van 17 mei 1999 inzake bepaalde toepassingsbepalingen van de door de Raad van de Europese Unie, de Republiek IJsland en het Koninkrijk Noorwegen gesloten overeenkomst inzake de wijze waarop deze twee staten worden betrokken bij de uitvoering, de toepassing en de ontwikkeling van het Schengenacquis (PB L 176 van 10.7.1999, blz. 31)
– Besluit 1999/848/EG van de Raad van 13 december 1999 betreffende de volledige toepassing van het Schengenacquis in Griekenland (PB L 327 van 21.12.1999, blz. 58)
– Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43)
– Besluit 2000/586/JBZ van de Raad van 28 september 2000 tot vaststelling van een procedure voor de wijziging van artikel 40, leden 4 en 5, artikel 41, lid 7, en artikel 65, lid 2, van de Overeenkomst ter uitvoering van het Schengenakkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 248 van 3.10.2000, blz. 1)
– Besluit 2000/777/EG van de Raad van 1 december 2000 inzake de inwerkingstelling van het Schengenacquis in Denemarken, Finland en Zweden, alsmede in IJsland en Noorwegen (PB L 309 van 9.12.2000, blz. 24)
– Verordening (EG) nr. 539/2001 van de Raad van 15 maart 2001 tot vaststelling van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld (PB L 81 van 21.3.2001, blz. 1)
– Richtlijn 2001/51/EG van de Raad van 28 juni 2001 tot aanvulling van het bepaalde in artikel 26 van de Overeenkomst ter uitvoering van het Akkoord van Schengen van 14 juni 1985 (PB L 187 van 10.7.2001, blz. 45)
– Verordening (EG) nr. 333/2002 van de Raad van 18 februari 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor een blad waarop een visum kan worden aangebracht dat door lidstaten wordt afgegeven aan houders van een reisdocument dat door de lidstaat die het blad opstelt niet wordt erkend (PB L 53 van 23.2.2002, blz. 4)
– Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20)
– Verordening (EG) nr. 1030/2002 van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de invoering van een uniform model voor verblijfstitels voor onderdanen van derde landen (PB L 157 van 15.6.2002, blz. 1)
– Kaderbesluit 2002/946/JBZ van de Raad van 28 november 2002 tot versterking van het strafrechtelijk kader voor de bestrijding van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 1)
– Richtlijn 2002/90/EG van de Raad van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf (PB L 328 van 5.12.2002, blz. 17)
– Besluit 2003/170/JBZ van de Raad van 27 februari 2003 betreffende het gezamenlijk gebruik van verbindingsofficieren die gedetacheerd zijn door de rechtshandhavende autoriteiten van de lidstaten (PB L 67 van 12.3.2003, blz. 27)
– Besluit 2003/725/JBZ van de Raad van 2 oktober 2003 houdende wijziging van artikel 40, leden 1 en 7, van de Overeenkomst ter uitvoering van het te Schengen gesloten Akkoord van 14 juni 1985 betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen (PB L 260 van 11.10.2003, blz. 37)
– Richtlijn 2003/110/EG van de Raad van 25 november 2003 betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatregelen tot verwijdering door de lucht (PB L 321 van 6.12.2003, blz. 26)
– Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen (PB L 64 van 2.3.2004, blz. 1)
– Richtlijn 2004/82/EG van de Raad van 29 april 2004 betreffende de verplichting voor vervoerders om passagiersgegevens door te geven (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 24)
– Beschikking 2004/573/EG van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lidstaten (PB L 261 van 6.8.2004, blz. 28)
– Beschikking 2004/512/EG van de Raad van 8 juni 2004 betreffende het opzetten van het Visuminformatiesysteem (VIS) (PB L 213 van 15.6.2004, blz. 5 en PB L 142 M van 30.5.2006, blz. 60)
– Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad van 26 oktober 2004 tot oprichting van een Europees agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 349 van 25.11.2004, blz. 1 en PB L 153 M van 7.6.2006, blz. 136)
– Verordening (EG) nr. 2252/2004 van de Raad van 13 december 2004 betreffende normen voor de veiligheidskenmerken van en biometrische gegevens in door de lidstaten afgegeven paspoorten en reisdocumenten (PB L 385 van 29.12.2004, blz. 1 en PB L 153 M van 7.6.2006, blz. 375)
– Besluit 2004/926/EG van de Raad van 22 december 2004 betreffende de toepassing door het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 395 van 31.12.2004, blz. 70).
– Beschikking 2005/267/EG van de Raad van 16 maart 2005 betreffende de totstandbrenging van een beveiligd op internet gebaseerd informatie- en coördinatienetwerk voor de migratiebeheersdiensten van de lidstaten (PB L 83 van 1.4.2005, blz. 48 en PB L 159 M van 13.6.2006, blz. 288)
– Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PB L 105 van 13.4.2006, blz. 1), met uitzondering van de eerste zin van artikel 1, artikel 5, lid 4, onder a), titel III en de bepalingen van titel II en de bijlagen daarbij die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem (SIS)
– Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 386 van 29.12.2006, blz. 89).
– Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405 van 30.12.2006, blz. 1), met uitzondering van artikel 4, onder b), en artikel 9, onder c)
– Besluit 2007/471/EG van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 179 van 7.7.2007, blz. 46)
– Verordening (EG) nr. 863/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 tot instelling van een mechanisme voor de oprichting van snelle-grensinterventieteams en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2007/2004 van de Raad wat betreft dat mechanisme en de regeling van de taken en bevoegdheden van uitgezonden functionarissen (PB L 199 van 31.7.2007, blz. 30), met uitzondering van artikel 6, leden 8 en 9, voor zover zij betrekking hebben op het verschaffen van toegang tot het Schengeninformatiesysteem
– Besluit 2007/801/EG van de Raad van 6 december 2007 betreffende de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek (PB L 323 van 8.12.2007, blz. 34)
– Besluit 2008/421/EG van de Raad van 5 juni 2008 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Zwitserse Bondsstaat (PB L 149 van 7.6.2008, blz. 74)
– Artikel 6 van Besluit 2008/633/JBZ van de Raad van 23 juni 2008 over de toegang tot het Visuminformatiesysteem (VIS) voor raadpleging door aangewezen autoriteiten van de lidstaten en door Europol, met het oog op het voorkomen, opsporen en onderzoeken van terroristische misdrijven en andere ernstige strafbare feiten (PB L 218 van 13.8.2008, blz. 129)
– Besluit 2008/903/EG van de Raad van 27 november 2008 betreffende de volledige toepassing van het Schengenacquis in de Zwitserse Bondsstaat (PB L 327 van 5.12.2008, blz. 15)
– Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad van 27 november 2008 over de bescherming van persoonsgegevens die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in strafzaken (PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60)
– Richtlijn 2008/115/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB L 348, 24.12.2008, blz. 98)
– Artikel 3 van Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PB L 243 van 15.9.2009, blz. 1)
– Besluit 2010/252/EU van de Raad van 26 april 2010 houdende aanvulling van de Schengengrenscode op het gebied van de bewaking van de maritieme buitengrenzen in het kader van de operationele samenwerking die wordt gecoördineerd door het Europees Agentschap voor het beheer van de operationele samenwerking aan de buitengrenzen van de lidstaten van de Europese Unie (PB L 111 van 4.5.2010, blz. 20)
– Besluit 2010/365/EU van de Raad van 29 juni 2010 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis die betrekking hebben op het Schengeninformatiesysteem in de Republiek Bulgarije en Roemenië (PB L 166 van 1.7.2010, blz. 17)
Bijlage III : |
Lijst bedoeld in artikel 15 van de Toetredingsakte1) |
Bijlage IV: |
Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte1) |
Bijlage V: |
Lijst bedoeld in artikel 18 van de Toetredingsakte1) |
Bijlage VI: |
Plattelandsontwikkeling (als bedoeld in artikel 35, lid 2, van de Toetredingsakte)1) |
Bijlage VII: |
Specifieke toezeggingen van de Republiek Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen (als bedoeld in artikel 36, lid 1, tweede alinea, van de Toetredingsakte)1) |
Bijlage VIII: |
Toezeggingen van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de Kroatische scheepsbouw (als bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte)1) |
Bijlage IX: |
Toezeggingen van de Republiek Kroatië over de herstructurering van de staalsector (als bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte)1) |
De Bijlagen III tot en met IX zijn niet opgenomen: deze liggen ter inzage bij de Afdeling Verdragen van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
De hoge verdragsluitende partijen,
Er nota van nemende dat, gezien de bijzondere historische omstandigheden die Kroatië heeft gekend, besloten is blijk te geven van bereidheid om Kroatië te helpen door middel van een eenmalige overdracht van uit hoofde van het Protocol van Kyoto toegewezen eenheden,
Er nota van nemende dat deze overdracht eenmalig zal zijn, geen precedent zal vormen en verantwoord is door de unieke en uitzonderlijke situatie van Kroatië,
Onderstrepend dat elke overdracht door Kroatië dient te worden gecompenseerd door middel van een aanpassing van zijn verplichtingen uit hoofde van Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het verminderen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen1) teneinde de milieu-integriteit te waarborgen en ervoor te zorgen dat de totale hoeveelheid toegestane emissies van de Unie en Kroatië tot 2020 niet stijgt.
Hebben overeenstemming bereikt omtrent de volgende bepalingen:
Dit gedeelte is van toepassing op maatregelen betreffende een mogelijke eenmalige overdracht aan Kroatië van een hoeveelheid toegewezen eenheden uit hoofde van het Protocol van Kyoto (AAU's).
Er vindt geen overdracht plaats tenzij Kroatië vóór het begin van de UNFCCC-conferentie in Durban (28 november - 9 december 2011) zijn bezwaar tegen het besluit van de handhavingskamer van het nalevingscomité van het Kyotoprotocol heeft ingetrokken overeenkomstig de desbetreffende voorschriften en de termijnen voor de intrekking van bezwaren.
Overdracht geschiedt pas nadat het UNFCCC-beoordelingsteam van deskundigen na de bufferperiode („true-up period”) heeft vastgesteld dat Kroatië niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het protocol van Kyoto.
Er vindt geen overdracht plaats tenzij Kroatië redelijke inspanningen heeft gedaan om aan zijn verplichtingen uit hoofde van artikel 3 van het Protocol van Kyoto te voldoen, inclusief het volledige gebruik van verwijderingseenheden in verband met landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw.
Besluiten betreffende de overdracht van AAU’s worden vastgesteld overeenkomstig de onderzoeksprocedure van artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren2). De Commissie wordt bijgestaan door het Comité klimaatverandering dat is opgericht bij artikel 9 van Beschikking nr. 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 betreffende een bewakingssysteem voor de uitstoot van broeikasgassen in de Gemeenschap en de uitvoering van het Protocol van Kyoto3). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad. Er wordt geen besluit vastgesteld indien geen advies is uitgebracht.
De over te dragen AAU's worden gehaald uit de hoeveelheden AAU's bedoeld in artikel 2 van Beschikking 2006/944/EG van de Commissie van 14 december 2006 tot vaststelling, op grond van Beschikking 2002/358/EG van de Raad, van de respectieve emissieniveaus die in het kader van het Protocol van Kyoto aan de Gemeenschap en elk van haar lidstaten zijn toegewezen (PB L 358 van 16.12.2006, blz. 87)4).
Geen overdracht mag in totaal groter zijn dan zeven miljoen AAU's.
Dit gedeelte is van toepassing op de door Kroatië te verstrekken compensatie voor de overdracht van AAU's overeenkomstig deel I.
1. Kroatië compenseert elke overdracht van AAU's door middel van een aanpassing, overeenkomstig dit artikel, van zijn verplichtingen uit hoofde van Beschikking nr. 406/2009/EG van het Europees Parlement en de Raad.
In het bijzonder zal een met de overgedragen AAU's overeenkomende hoeveelheid in ton kooldioxide-equivalent worden afgetrokken van de jaarlijkse emissieruimte van Kroatië zodra deze is vastgesteld overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Beschikking nr. 406/2009/EG.
2. De Commissie maakt de cijfers bekend van de jaarlijkse emissieruimte van Kroatië, die de uitkomst is van de aftrekking overeenkomstig lid 1.
1. De gevolmachtigden van
Zijne Majesteit de Koning der Belgen,
de President van de Republiek Bulgarije,
de President van de Tsjechische Republiek,
Hare Majesteit de Koningin van Denemarken,
de President van de Bondsrepubliek Duitsland,
de President van de Republiek Estland,
de President van Ierland,
de President van de Helleense Republiek,
Zijne Majesteit de Koning van Spanje,
de President van de Franse Republiek,
de President van de Republiek Kroatie,
de President van de Italiaanse Republiek,
de President van de Republiek Cyprus,
de President van de Republiek Letland,
de President van de Republiek Litouwen,
Zijne Koninklijke Hoogheid de Groothertog van Luxemburg,
de President van de Republiek Hongarije,
de President van de Republiek Malta,
Hare Majesteit de Koningin der Nederlanden,
de Federale President van de Republiek Oostenrijk,
de President van de Republiek Polen,
de President van de Portugese Republiek,
de President van Roemenië,
de President van de Republiek Slovenië,
de President van de Slowaakse Republiek,
de President van de Republiek Finland,
de Regering van het Koninkrijk Zweden,
Hare Majesteit de Koningin van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
In Brussel, op 9 december 2011 bijeen ter gelegenheid van de ondertekening van het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie
Hebben er akte van genomen dat de volgende teksten zijn opgesteld en vastgesteld in het kader van de Conferentie tussen de lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie:
I. het Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden, het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (lidstaten van de Europese Unie), en de Republiek Kroatië betreffende de toetreding van de Republiek Kroatië tot de Europese Unie (hierna „het Toetredingsverdrag”);
II. de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (hierna „de Toetredingsakte”)
III. de onderstaande teksten, die aan de Toetredingsakte worden gehecht:
A. Bijlage I: Lijst van verdragen, overeenkomsten en protocollen waartoe de Republiek Kroatië bij toetreding toetreedt (bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte)
Bijlage II: Lijst van de bepalingen van het Schengenacquis zoals dat in het kader van de Europese Unie is opgenomen en van de daarop voortbouwende of anderszins daarmee verband houdende rechtsbesluiten die voor de nieuwe lidstaten vanaf de toetreding bindend en toepasselijk zijn (bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Toetredingsakte)
Bijlage III: Lijst bedoeld in artikel 15 van de Toetredingsakte: aanpassingen van de besluiten van de instellingen,
Bijlage IV: Lijst bedoeld in artikel 16 van de Toetredingsakte: andere permanente bepalingen,
Bijlage V: Lijst bedoeld in artikel 18 van de Toetredingsakte: overgangsmaatregelen,
Bijlage VI: Plattelandsontwikkeling (bedoeld in artikel 35, lid 2, van de Toetredingsakte),
Bijlage VII: Bijzondere door de Republiek Kroatië tijdens de toetredingsonderhandelingen aangegane verbintenissen (bedoeld in artikel 36, lid 1, tweede alinea, van de Toetredingsakte),
Bijlage VIII: Door de Republiek Kroatië aangegane verbintenissen betreffende de herstructurering van de scheepsbouw in Kroatië (bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte),
Bijlage IX: Door de Republiek Kroatië aangegane verbintenissen betreffende de herstructurering van de staalsector (bedoeld in artikel 36, lid 1, derde alinea, van de Toetredingsakte);
B. Protocol betreffende bepaalde regelingen voor de mogelijke eenmalige overdracht aan de Republiek Kroatië van uit hoofde van het Protocol van Kyoto bij de kaderovereenkomst van de Verenigde Naties over klimaatverandering verleende toegewezen eenheden, alsmede de compensatie daarvoor;
C. de teksten van het Verdrag betreffende de Europese Unie, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, alsmede de Verdragen waarbij zij zijn gewijzigd of aangevuld, met inbegrip van het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Denemarken, Ierland en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, het Verdrag betreffende de toetreding van de Helleense Republiek, het Verdrag betreffende de toetreding van het Koninkrijk Spanje en de Portugese Republiek, het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, en het Verdrag betreffende de toetreding van de Tsjechische Republiek, de Republiek Estland, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, de Republiek Hongarije, de Republiek Malta, de Republiek Polen, de Republiek Slovenië en de Slowaakse Republiek en het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië in de Kroatische taal.
2. De Hoge Verdragsluitende Partijen hebben een politiek akkoord bereikt over de ingevolge de toetreding vereiste aanpassingen van de besluiten van de instellingen, en verzoeken de Raad en de Commissie om deze aanpassingen vóór de toetreding aan te nemen in overeenstemming met artikel 50 van de Toetredingsakte, als bedoeld in artikel 3, lid 4, van de Toetredingsakte, waar nodig aangevuld en bijgewerkt om rekening te houden met de ontwikkeling van het recht van de Unie.
3. De Hoge Verdragsluitende Partijen verbinden zich ertoe de Commissie en elkaar alle voor de toepassing van de Toetredingsakte vereiste informatie toe te zenden. Waar nodig zal die informatie tijdig vóór de toetredingsdatum worden verstrekt, zodat de Toetredingsakte vanaf de toetredingsdatum integraal kan worden toegepast, in het bijzonder wat betreft de werking van de interne markt. In dit verband is een tijdige kennisgeving in overeenstemming met artikel 47 van de Toetredingsakte van de door de Republiek Kroatië genomen maatregelen van het grootste belang. De Commissie kan de Republiek Kroatië in kennis stellen van het tijdstip dat zij passend acht voor de ontvangst of de toezending van andere specifieke informatie.
Vóór de dag van ondertekening hebben de Verdragsluitende Partijen een lijst ontvangen met de verplichtingen op informatiegebied in verband met veterinaire vraagstukken.
4. De Gevolmachtigden hebben nota genomen van de volgende verklaringen die zijn afgelegd en aan deze Slotakte zijn gehecht:
A. Gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten
Gezamenlijke verklaring over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis
B. Gezamenlijke verklaring van diverse huidige lidstaten
Gezamenlijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk over het vrije verkeer van werknemers: Kroatië
C. Gezamenlijke verklaring van de huidige lidstaten en de Republiek Kroatië
Gezamenlijke verklaring over het Europees Ontwikkelingsfonds
D. Verklaring van de Republiek Kroatië
Verklaring van de Republiek Kroatië betreffende de overgangsregelingen voor de liberalisering van de Kroatische markt voor landbouwgrond
5. De Gevolmachtigden hebben nota genomen van de aan deze Slotakte gehechte briefwisseling tussen de Europese Unie en de Republiek Kroatië betreffende een informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die aan de toetreding voorafgaat.
GEDAAN te Brussel, 9 december 2011
Gezamenlijke verklaring over de volledige toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis
„De overeengekomen procedures voor de onverkorte toekomstige toepassing door Kroatië van alle bepalingen van het Schengenacquis, zoals die zullen worden opgenomen in het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië tot de Unie, lopen niet vooruit op en hebben geen gevolgen voor het besluit dat de Raad moet nemen met betrekking tot de onverkorte toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië.
Het besluit van de Raad betreffende de onverkorte toepassing van de bepalingen van het Schengenacquis in Bulgarije en Roemenië wordt genomen op basis van de in dat verband vastgestelde procedure in het Verdrag van 2005 betreffende de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot de EU en in overeenstemming met de conclusies van de Raad van 9 juni 2011 over de voltooiing van de evaluatie van de mate waarin Bulgarije en Roemenië erop voorbereid zijn alle bepalingen van het Schengenacquis toe te passen.
De overeengekomen procedures voor de onverkorte toekomstige toepassing door Kroatië van alle bepalingen van het Schengenacquis, zoals die zullen worden opgenomen in het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië tot de Unie, scheppen geen juridische verplichting anders dan op grond van het Verdrag betreffende de toetreding van Kroatië.”
Gezamenlijke verklaring van de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk over het vrije verkeer van werknemers: Kroatië
De formulering van punt 12 van de overgangsmaatregelen over het vrije verkeer van werknemers krachtens Richtlijn 96/71/EG in bijlage V bij de Toetredingsakte wordt zo zoor5) de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk uitgelegd, in overeenstemming met de Commissie, dat onder „bepaalde regio's”, waar passend, ook het gehele nationale grondgebied kan worden verstaan.
Gezamenlijke verklaring over het Europees Ontwikkelingsfonds
Kroatië zal na zijn toetreding tot de Unie toetreden tot het Europees Ontwikkelingsfonds vanaf de inwerkingtreding van het nieuwe meerjarig financieel kader voor samenwerking en zal bijdragen aan het fonds vanaf 1januari van het tweede kalenderjaar na de datum van toetreding.
Verklaring van de Republiek Kroatië betreffende de overgangsregeling voor de liberalisering van de Kroatische markt voor landbouwgrond
Gezien de overgangsregeling voor het verwerven van landbouwgrond in de Republiek Kroatië door natuurlijke en rechtspersonen uit de EU/EER, als vervat in bijlage V bij de Toetredingsakte,
Gezien de bepaling dat de Commissie, als er voldoende aanwijzingen zijn dat er na het verstrijken van de overgangsperiode van zeven jaar ernstige verstoringen zullen optreden of dreigen te zullen optreden op de Kroatische markt voor landbouwgrond, op verzoek van Kroatië zal besluiten de zevenjarige overgangsperiode met drie jaar te verlengen,
Verklaart de Republiek Kroatië dat zij, indien een verlenging van de overgangsperiode wordt toegestaan, de nodige maatregelen zal trachten te nemen om het verwerven van landbouwgrond in de gespecificeerde gebieden te liberaliseren voordat die termijn van drie jaar verstrijkt.
1. Teneinde te waarborgen dat de Republiek Kroatië voldoende wordt ingelicht, worden alle voorstellen, mededelingen, aanbevelingen of initiatieven die moeten leiden tot de aanneming van wetgevingshandelingen van het Europees Parlement en de Raad, de Raad of de Europese Raad, na toezending aan de Raad of de Europese Raad ter kennis van Kroatië gebracht.
2. Er wordt overleg gepleegd op een met redenen omkleed verzoek van Kroatië, die daarin zijn belangen als toekomstig lid van de Unie dient uiteen te zetten en zijn opmerkingen daarin neerlegt.
3. Besluiten inzake beheer vormen in het algemeen geen aanleiding tot overleg.
4. Het overleg vindt plaats in een Interimcomité, samengesteld uit vertegenwoordigers van de Unie en Kroatië. Behoudens een met redenen omkleed bezwaar van de Unie of Kroatië mag overleg tevens plaatsvinden in de vorm van een uitwisseling van berichten langs elektronische weg, in het bijzonder wat betreft zaken die verband houden met het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid.
5. Aan de zijde van de Unie zijn de leden van het Interimcomité de leden van het Comité van permanente vertegenwoordigers of diegenen die deze laatsten daarvoor aanwijzen. Waar dienstig, kunnen de leden van het Interimcomité de leden van het Politiek en Veiligheidscomité zijn. De Commissie wordt op passende wijze vertegenwoordigd.
6. Het Interimcomité wordt bijgestaan door een secretariaat, dat het secretariaat van de Toetredingsconferentie is, dat te dien einde in functie blijft.
7. Het overleg vindt plaats zodra de voorbereidende werkzaamheden op het niveau van de Unie met het oog op de aanneming van de in punt 1 bedoelde handelingen zo ver zijn gevorderd dat de gemeenschappelijke strekking ervan het mogelijk maakt een dergelijk overleg met vrucht te organiseren.
8. Mochten er na het overleg nog ernstige moeilijkheden bestaan, dan kan het probleem op verzoek van Kroatië op ministerieel niveau worden besproken.
9. Bovenstaande bepalingen worden mutatis mutandis toegepast op de besluiten van de Raad van Gouverneurs van de Europese Investeringsbank.
10. De in de voorgaande punten omschreven procedure is eveneens van toepassing op alle door Kroatië te nemen besluiten die van invloed kunnen zijn op de verbintenissen die voortvloeien uit zijn hoedanigheid van toekomstig lid van de Unie.
11. De Unie en Kroatië nemen de nodige maatregelen om de toetreding van Kroatië tot de overeenkomsten, akkoorden en protocollen bedoeld in artikel 3, lid 4, artikel 6, lid 2, en artikel 6, lid 5, van de Akte betreffende de voorwaarden voor de toetreding van de Republiek Kroatië en de aanpassing van de Verdragen waarop de Europese Unie is gegrond, hierna „de Toetredingsakte”,voor zover mogelijk te doen samenvallen met de inwerkingtreding van het Toetredingsverdrag.
12. Ten aanzien van de onderhandelingen met de mede-overeenkomstsluitende partijen bij de protocollen bedoeld in artikel 6, lid 2, tweede alinea van de Toetredingsakte worden de vertegenwoordigers van Kroatië als waarnemers bij de werkzaamheden betrokken, naast de vertegenwoordigers van de huidige lidstaten.
13. Bepaalde door de Unie gesloten niet-preferentiële akkoorden die ook na de datum van toetreding blijven gelden, kunnen worden aangepast om rekening te houden met de uitbreiding van de Unie. De Unie zal de vertegenwoordigers van Kroatië overeenkomstig de in punt 12 omschreven procedure bij de onderhandelingen over deze aanpassing betrekken.
14. De instellingen stellen tijdig de in artikel 52 van de Toetredingsakte bedoelde teksten vast. Daartoe verstrekt Kroatië de instellingen tijdig de vertaling van genoemde teksten.
Excellentie,
Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.
Ik bevestig bij dezen dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde voorwaarden instemt met deze procedure, die met betrekking tot de Republiek Kroatië kan worden toegepast vanaf de datum waarop de Toetredingsconferentie verklaart dat de onderhandelingen betreffende de uitbreiding definitief zijn afgerond.
Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt.
Hoogachtend,
Excellentie,
Ik heb de eer U de ontvangst te bevestigen van Uw brief welke als volgt luidt:
„Ik heb de eer te verwijzen naar de kwestie van de informatie- en overlegprocedure voor de vaststelling van bepaalde besluiten en andere maatregelen die moeten worden genomen tijdens de periode die voorafgaat aan de toetreding van uw land tot de Europese Unie, die in het kader van de toetredingsonderhandelingen is besproken.
Ik bevestig bij dezen dat de Europese Unie onder de in de bijlage bij deze brief genoemde voorwaarden instemt met deze procedure, die met betrekking tot de Republiek Kroatië kan worden toegepast vanaf de datum waarop de Toetredingsconferentie verklaart dat de onderhandelingen betreffende de uitbreiding definitief zijn afgerond.
Ik moge U verzoeken mij te willen bevestigen dat uw regering met de inhoud van deze brief instemt.”.
Ik heb de eer U te bevestigen dat de inhoud van deze brief voor mijn regering aanvaardbaar is.
Hoogachtend,
Het Verdrag, met Akte, Bijlagen, Protocol en Slotakte, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag, met Akte, Bijlagen, Protocol en Slotakte, kan worden gebonden.
Bekrachtiging is voorzien in artikel 3, eerste lid, van het Verdrag.
Partij |
Ondertekening |
Ratificatie |
Type* |
In werking |
Opzegging |
Buiten werking |
---|---|---|---|---|---|---|
België |
09-12-11 |
|||||
Bulgarije |
09-12-11 |
|||||
Cyprus |
09-12-11 |
|||||
Denemarken |
09-12-11 |
|||||
Duitsland |
09-12-11 |
|||||
Estland |
09-12-11 |
|||||
Finland |
09-12-11 |
|||||
Frankrijk |
09-12-11 |
|||||
Griekenland |
09-12-11 |
|||||
Hongarije |
09-12-11 |
|||||
Ierland |
09-12-11 |
|||||
Italië |
09-12-11 |
|||||
Kroatië |
09-12-11 |
|||||
Letland |
09-12-11 |
|||||
Litouwen |
09-12-11 |
|||||
Luxemburg |
09-12-11 |
|||||
Malta |
09-12-11 |
|||||
Nederlanden, het Koninkrijk der |
09-12-11 |
|||||
– Nederland: |
||||||
– in Europa |
||||||
– Bonaire |
||||||
– Sint Eustatius |
||||||
– Saba |
||||||
– Aruba |
||||||
– Curaçao |
||||||
– Sint Maarten |
||||||
Oostenrijk |
09-12-11 |
|||||
Polen |
09-12-11 |
|||||
Portugal |
09-12-11 |
|||||
Roemenië |
09-12-11 |
|||||
Slovenië |
09-12-11 |
|||||
Slowakije |
09-12-11 |
|||||
Spanje |
09-12-11 |
|||||
Tsjechië |
09-12-11 |
|||||
Verenigd Koninkrijk |
09-12-11 |
|||||
Zweden |
09-12-11 |
|||||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R=Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid, NB=Niet bekend |
De bepalingen van het Verdrag, met Akte, Bijlagen, Protocol en Slotakte, zullen ingevolge artikel 3, derde lid, op 1 juli 2013 in werking treden, mits alle akten van bekrachtiging voor die datum zijn neergelegd.
Het Verdrag wijzigt: |
||
Titel |
: |
Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie; Rome, 25 maart 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 74 (Frans) Trb. 1957, 91 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (EURATOM); Rome, 25 maart 1957 |
Tekst |
: |
Trb. 1957, 75 (Frans) Trb. 1957, 92 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 1992 |
Tekst |
: |
Trb. 1992, 74 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
Titel |
: |
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; Oporto, 2 mei 1992 |
Tekst |
: |
Trb. 1992, 132 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Zwitserse Bondsstaat, anderzijds, over het vrije verkeer van personen; Luxemburg, 21 juni 1999 |
Tekst |
: |
Trb. 2000, 16 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch Gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds; Cotonou, 23 juni 2000 |
Tekst |
: |
Trb. 2001, 57 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst tot wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000; Luxemburg, 25 juni 2005 |
Tekst |
: |
Trb. 2005, 295 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Stabilisatie- en Associatieovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Kroatië, anderzijds; Luxemburg, 29 oktober 2001 |
Tekst |
: |
Trb. 2002, 23 (Nederlands) |
Laatste Trb. |
: |
|
Titel |
: |
Overeenkomst tot tweede wijziging van de Partnerschapsovereenkomst tussen de leden van de groep van staten in Afrika, het Caribische gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar Lidstaten, anderzijds, ondertekend te Cotonou op 23 juni 2000 en voor de eerste maal gewijzigd te Luxemburg op 25 juni 2005; Ouagadougou, 22 juni 2010 |
Tekst |
: |
Trb. 2011, 78 (Nederlands) |
Uitgegeven de derde februari 2012.
De Minister van Buitenlandse Zaken, U. ROSENTHAL
De Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse tekst zijn niet opgenomen.
Het voor eensluidend gewaarmerkt afschrift is nog niet ontvangen. In de tekst kunnen derhalve onjuistheden voorkomen die in een volgend Tractatenblad zullen worden gecorrigeerd.
PB L 209 van 11.8.2005, blz. 27, PB L 287 van 28.10.2005, blz. 4 en PB L 168 M van 21.6.2006, blz. 33.
Zolang genoemde overeenkomst nog niet gesloten is, en alleen voor zover zij voorlopig wordt toegepast.
Beschikking gewijzigd bij Besluit 2010/778/EU van de Commissie (PB L 332 van 16.12.2010, blz. 41).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/trb-2012-24.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.