Regeling van de Minister voor Langdurige Zorg en Sport van 7 juli 2023, kenmerk 3634246-1050406-DMO, houdende een specifieke uitkering voor IZA-doelen 2023–2026 (Regeling specifieke uitkering IZA-doelen 2023–2026)

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport,

Gelet op de artikelen 3 en 5 van de Kaderwet VWS-subsidies;

Besluit:

Artikel 1. Algemene begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

bestuurlijke afspraken:

afspraken tussen het Rijk en gemeenten zoals vastgelegd in het GALA en het IZA;

criteria regiobeelden en regioplannen:

door de partijen bij het IZA opgestelde inhoudelijke en procesmatige criteria voor regiobeelden en regioplannen, Kamerstukken II 2022/23, 31 765, nr. 704, bijlage;

GALA:

Gezond en Actief Leven Akkoord, Kamerstukken II 2022/23, 32 793, nr. 653, bijlage;

IZA:

Integraal Zorgakkoord, Samen werken aan gezonde zorg van september 2022, Kamerstukken II 2022/23, 31 765, nr. 655, bijlage;

mandaathouder:

de in bijlage 1 bij deze regeling als zodanig genoemde gemeente of openbaar lichaam dat is ingesteld op grond van hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

minister:

Minister voor Langdurige Zorg en Sport;

regiobeeld:

een door een samenwerkingsregio met inachtneming van de criteria voor regiobeelden opgesteld document, dat prognoses van en verwachte ontwikkelingen in de zorgbehoefte en daarmee samenhangende informatie over de inwoners van de samenwerkingsregio bevat, alsmede een weergave van de capaciteit en prestaties van zorg, welzijn en ondersteuning in die regio;

regionale mandaatstructuur:

de wijze waarop door de gemeenten in een samenwerkingsregio, bedoeld in bijlage 1 bij deze regeling, de onderlinge verantwoordelijkheidsverdeling tussen de gemeenten uit de samenwerkingsregio en de mandaathouder is vastgelegd;

regioplan:

een door een samenwerkingsregio met inachtneming van de criteria voor regioplannen opgesteld document waarin op basis van het regiobeeld inzichtelijk gemaakt wordt welke de opgaven voor de regio zijn waarbij de risico’s het grootst zijn dat de toegankelijkheid, betaalbaarheid en de kwaliteit van zorg in het geding komen en daarom met prioriteit worden opgepakt;

samenwerkingsregio:

regionale samenwerking die aansluit bij de werkwijze en structuur van de samenwerking gemeenten en zorgverzekeraars die is vastgesteld op 7 maart 2019 en te vinden op https://vng.nl/artikelen/werkwijze-structuur-van-de-samenwerking-gemeenten-en-zorgverzekeraars;

SiSa:

Single information, Single audit, eenmalige informatieverstrekking, eenmalige accountantscontrole als wijze waarop provincies, gemeenten, gemeenschappelijke regelingen zich jaarlijks verantwoorden over de besteding van specifieke uitkeringen of provinciale middelen;

VNG:

Vereniging van Nederlandse Gemeenten;

Werkagenda VNG bij het IZA:

de door de VNG bij het IZA opgestelde werkagenda, zoals opgenomen in bijlage 2 bij het GALA.

Artikel 2. Toepasselijkheid Awb en Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS

  • 1. Op deze regeling zijn de artikelen 4:35, 4:37, 4:38, 4:40, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Op deze regeling is de Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS niet van toepassing.

Artikel 3. IZA-doelen

  • 1. De minister kan aan een mandaathouder een uitkering verstrekken voor activiteiten in een samenwerkingsregio in het kader van de ambities en doelen zoals gesteld in het IZA en uitgewerkt in de Werkagenda VNG bij het IZA:

    • a. voor het jaar 2023 ambtshalve;

    • b. voor de jaren 2024, 2025 en 2026 op aanvraag.

  • 2. Tot de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, behoren in elk geval:

    • a. het opstellen van een regiobeeld;

    • b. het opstellen van een regioplan;

    • c. het opstellen van een mandaatstructuur.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

De uitkering voor activiteiten als bedoeld in artikel 3 bedraagt per kalenderjaar ten hoogste het in bijlage 1 bij deze regeling bij de desbetreffende mandaathouder en het desbetreffende jaar genoemde bedrag.

Artikel 5. Dubbelfinanciering

Er wordt geen uitkering verstrekt voor activiteiten waarvoor reeds een uitkering is verstrekt op grond van de Regeling specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis 2023–2026.

Artikel 6. Aanvraag, verlening en bevoorschotting

  • 1. De minister verleent de uitkering voor het jaar 2023 ambtshalve uiterlijk 30 september 2023.

  • 2. De aanvraag tot verlening van een uitkering voor de jaren 2024, 2025 en 2026 wordt door de mandaathouder mede namens hetzij namens de andere gemeenten in de samenwerkingsregio ingediend in de periode van 15 november 2023 tot en met 31 december 2023.

  • 3. Voor de aanvraag wordt een door de minister vastgesteld formulier gebruikt.

  • 4. De aanvraag gaat vergezeld van de volgende documenten:

    • a. een begroting;

    • b. een regioplan dan wel een beschrijving van de gemeentelijke inzet ten aanzien van de opgaven in de betreffende regio met een toelichting waarom het regioplan nog niet tot stand is gekomen op 31 december 2023;

    • c. een beschrijving van de regionale mandaatstructuur.

  • 5. De minister besluit binnen 13 weken na 31 december 2023 op de aanvraag, bedoeld in het tweede lid.

  • 6. Het besluit tot verlening van een uitkering vermeldt in elk geval waarvoor de uitkering wordt verleend, het bedrag van de uitkering, de wijze van verantwoording, de periode waarvoor de uitkering wordt verleend en de wijze waarop het verrichten van de activiteiten kan worden aangetoond.

  • 7. De minister verleent bij het besluit tot verlening van een uitkering een voorschot van 100%, dat in jaarlijkse termijnen wordt betaald.

Artikel 7. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

  • 1. Indien bij de aanvraag als bedoeld in artikel 6, tweede lid, geen regioplan wordt overgelegd, kan de minister bij de verleningsbeschikking nadere verplichtingen opleggen.

  • 2. De mandaathouder werkt mee aan de afspraken in het IZA ten aanzien van monitoring.

  • 3. De mandaathouder meldt, onder overlegging van een toelichting en de relevante stukken, onverwijld schriftelijk aan de minister indien:

    • a. aannemelijk is geworden dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de uitkering verbonden verplichtingen zal worden voldaan, of

    • b. zich andere omstandigheden voordoen of zullen voordoen die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de uitkering.

Artikel 8. Verantwoording

  • 1. De gemeenten die van de mandaathouder in de betreffende samenwerkingsregio middelen ontvangen uit de specifieke uitkering sturen voor hun activiteiten de vereiste verantwoordingsinformatie aan de mandaathouder.

  • 2. De mandaathouder legt uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar verantwoording af over de besteding van de volledige specifieke uitkering, zoals bepaald in artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet.

Artikel 9. Vaststelling en terugvordering

  • 1. De minister besluit uiterlijk 37 weken na ontvangst van de verantwoordingsinformatie, bedoeld in artikel 8, tweede lid, over de vaststelling van de uitkering.

  • 2. Indien de activiteiten waarvoor de uitkering is verleend zijn verricht en daarnaast volledig is voldaan aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de uitkering, wordt de uitkering vastgesteld op ter hoogte van een bedrag per jaar dat bestaat uit de bestedingen in het betreffende jaar, tot ten hoogste het in de verleningsbeschikking genoemde bedrag per jaar.

  • 3. Indien de informatie ten behoeve van de verantwoording te laat, niet of niet volledig wordt verstrekt, kan de minister de uitkering op een lager bedrag vaststellen, aan de hand van de gegevens die tot het besluit tot vaststelling beschikbaar zijn gesteld.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De minister kan een of meer bepalingen van deze regeling buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover van toepassing gelet op het belang dat de desbetreffende bepaling beoogt te beschermen, zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 16 juli 2027, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op uitkeringen die voor die datum zijn verleend.

Artikel 12. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling specifieke uitkering IZA-doelen 2023–2026.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder

BIJLAGE 1

Bijlage behorend bij artikel 4.

 

Samenwerkingsregio

Mandaathouder

Gemeenten in de samenwerkingsregio

Maximumbedrag per jaar 2023–2026

1.

Achterhoek

Doetinchem

Aalten, Berkelland, Bronckhorst, Doetinchem, Montferland, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Winterswijk

€ 2.598.073

2.

Amstelland

Amstelveen

Aalsmeer, Amstelveen, Ouder-Amstel, Uithoorn

€ 1.154.542

3.

Amsterdam

Amsterdam

Amsterdam, Diemen

€ 7.158.749

4.

Apeldoorn/Zutphen

Apeldoorn

Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde, Lochem, Zutphen

€ 2.717.144

5.

Arnhem/Centraal Gelderland

Arnhem

Arnhem, Doesburg, Duiven, Lingewaard, Overbetuwe, Renkum, Rheden, Rozendaal, Wageningen, Westervoort, Zevenaar

€ 3.592.513

6.

Drenthe

Emmen

Aa en Hunze, Assen, Borger-Odoorn, Coevorden, De Wolden, Emmen, Hoogeveen, Meppel, Midden-Drenthe, Noordenveld, Tynaarlo, Westerveld

€ 4.210.322

7.

DWO-gemeenten

Delft

Delft, Lansingerland, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Westland

€ 2.521.097

8.

Flevoland

Almere

Almere, Dronten, Lelystad, Noordoostpolder, Urk

€ 3.161.954

9.

Friesland

Smallingerland

Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, De Fryske Marren, Harlingen, Heerenveen, Leeuwarden, Noardeast-Fryslân, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest Fryslân, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Waadhoeke, Weststellingwerf

€ 5.725.525

10.

Gelderse Vallei

Ede

Barneveld, Ede, Renswoude, Rhenen, Scherpenzeel, Veenendaal

€ 2.412.577

11.

Gooi en Vechtstreek

Hilversum

Blaricum, Eemnes, Gooise Meren, Hilversum, Huizen, Laren, Wijdemeren

€ 1.751.705

12.

Groningen (hele provincie)

Groningen

Eemsdelta, Groningen, Het Hogeland, Midden-Groningen, Oldambt, Pekela, Stadskanaal, Veendam, Westerkwartier, Westerwolde

€ 4.988.597

13.

Haaglanden

Zoetermeer

's-Gravenhage, Leidschendam-Voorburg, Rijswijk, Wassenaar, Zoetermeer

€ 6.724.900

14.

Haarlemmermeer

Haarlemmermeer

Haarlemmermeer

€ 1.120.028

15.

Hart van Brabant/Midden-Brabant

Tilburg

Dongen, Gilze en Rijen, Goirle, Heusden, Hilvarenbeek, Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg, Waalwijk

€ 3.940.505

16.

Helmond-de Peel

Helmond

Asten, Deurne, Gemert-Bakel, Helmond, Laarbeek, Someren

€ 1.962.470

17.

Holland Rijnland

Leiden

Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten, Zoeterwoude

€ 4.213.903

18.

Kennemerland

Haarlem

Beverwijk, Bloemendaal, Haarlem, Heemskerk, Heemstede, Velsen, Zandvoort

€ 2.860.103

19.

Lekstroom

IJsselstein

Houten, IJsselstein, Lopik, Nieuwegein, Vijfheerenlanden

€ 1.691.662

20.

Midden Holland

Gouda

Bodegraven-Reeuwijk, Gouda, Krimpenerwaard, Waddinxveen, Zuidplas

€ 1.895.797

21.

Midden-IJssel

Deventer

Deventer, Olst-Wijhe, Raalte, Voorst

€ 1.438.963

22.

MVS gemeenten

Vlaardingen

Maassluis, Schiedam, Vlaardingen

€ 1.805.426

23.

Noord en Midden Limburg

Venlo

Beesel, Bergen (L.), Echt-Susteren, Gennep, Horst aan de Maas, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Peel en Maas, Roerdalen, Roermond, Venlo, Venray, Weert

€ 4.747.850

24.

Noord-Holland Noord

Hoorn

Alkmaar, Bergen (NH.), Castricum, Den Helder, Dijk en Waard, Drechterland, Enkhuizen, Heiloo, Hollands Kroon, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer, Schagen, Stede Broec, Texel, Uitgeest

€ 5.407.422

25.

Noordoost Brabant

's-Hertogenbosch

's-Hertogenbosch, Bernheze, Boekel, Boxtel, Land van Cuijk, Maasdriel, Maashorst, Meierijstad, Oss, Sint-Michielsgestel, Vught, Zaltbommel

€ 5.508.786

26.

Noord Veluwe

Elburg

Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Zeewolde

€ 1.632.231

27.

Rijk van Nijmegen

Nijmegen

Berg en Dal, Beuningen, Druten, Heumen, Mook en Middelaar, Nijmegen, Wijchen

€ 2.552.974

28.

Rivierenland

Tiel

Buren, Culemborg, Neder-Betuwe, Tiel, West Betuwe, West Maas en Waal

€ 1.671.177

29.

Rotterdam Rijnmond

Rotterdam

Capelle aan den IJssel, Krimpen aan den IJssel, Rotterdam

€ 6.964.010

30.

Twente

Openbaar Lichaam SamenTwente

Almelo, Borne, Dinkelland, Enschede, Haaksbergen, Hellendoorn, Hengelo, Hof van Twente, Losser, Oldenzaal, Rijssen-Holten, Tubbergen, Twenterand, Wierden

€ 5.326.438

31.

Utrecht-Eemland

Amersfoort

Amersfoort, Baarn, Bunschoten, Leusden, Nijkerk, Soest, Woudenberg

€ 2.398.589

32.

Utrecht/Utrecht

Utrecht

Utrecht

€ 2.291.765

33.

Utrecht/West

De Ronde Venen

De Ronde Venen, Montfoort, Oudewater, Stichtse Vecht, Woerden

€ 1.332.512

34.

Utrecht Zuidoost

Zeist

Bunnik, De Bilt, Utrechtse Heuvelrug, Wijk bij Duurstede, Zeist

€ 1.271.457

35.

Waardenland

Dordrecht

Alblasserdam, Dordrecht, Gorinchem, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Molenlanden, Papendrecht, Sliedrecht, Zwijndrecht

€ 3.210.118

36.

West-Brabant

Breda

Alphen-Chaam, Altena, Baarle-Nassau, Bergen op Zoom, Breda, Drimmelen, Etten-Leur, Geertruidenberg, Halderberge, Moerdijk, Oosterhout, Roosendaal, Rucphen, Steenbergen, Woensdrecht, Zundert

€ 6.039.634

37.

IJssel-Vecht

Zwolle

Dalfsen, Hardenberg, Kampen, Ommen, Staphorst, Steenwijkerland, Zwartewaterland, Zwolle

€ 3.023.765

38.

Zaanstreek Waterland

Purmerend

Edam-Volendam, Landsmeer, Oostzaan, Purmerend, Waterland, Wormerland, Zaanstad

€ 2.851.418

39.

Zeeland

Goes

Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere, Vlissingen

€ 3.336.908

40.

ZHE-BAR (Zuid Hollandse Eilanden en BAR gemeenten)

Nissewaard

Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Goeree-Overflakkee, Hellevoetsluis, Hoeksche Waard, Nissewaard, Ridderkerk, Westvoorne

€ 3.427.099

41.

Zuid-Limburg

Sittard-Geleen

Beek, Beekdaelen, Brunssum, Eijsden-Margraten, Gulpen-Wittem, Heerlen, Kerkrade, Landgraaf, Maastricht, Meerssen, Simpelveld, Sittard-Geleen, Stein, Vaals, Valkenburg aan de Geul, Voerendaal

€ 5.823.733

42.

Zuid Oost Brabant

Eindhoven

Bergeijk, Best, Bladel, Cranendonck, Eersel, Eindhoven, Geldrop-Mierlo, Heeze-Leende, Nuenen c.a., Oirschot, Reusel-De Mierden, Son en Breugel, Valkenswaard, Veldhoven, Waalre

€ 4.435.561

TOELICHTING

Algemeen

In september 2022 is het Integraal Zorgakkoord (IZA) ondertekend door een groot aantal bij de zorg betrokken partijen (zoals patiënten- en artsenfederaties) de Verenging van Nederlandse gemeente en het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.1 Overkoepelend doel van dit akkoord is het Nederlands zorgstelsel toegankelijk, goed van kwaliteit en betaalbaar te houden. In bijlage 2 van het Gezond en Actief Leven Akkoord (GALA)2 – genaamd ‘Werkagenda VNG bij het Integraal Zorg Akkoord’ – is uitgewerkt op welke wijze de gemeenten zullen bijdragen aan het verwezenlijken van de doelen van het IZA. In het IZA is afgesproken dat voor gemeenten structureel maximaal € 150 miljoen jaar beschikbaar is en dat de middelen in de periode van 2023 tot en met 2026 in de vorm van een specifieke uitkering beschikbaar komen via deze regeling. Daartoe wordt structureel jaarlijks een bedrag van 150 miljoen euro gereserveerd. Ofschoon er gedeelde thematiek is met de Regeling specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis 2023–2026, is er omwille van de overzichtelijkheid voor gekozen om deze specifieke uitkering in een afzonderlijke regeling uit te werken.

Voor de verdeling van de middelen is gekozen om dit per samenwerkingsregio te doen, welke regio’s aansluiten bij die zoals bedoeld in de werkstructuur voor regionale samenwerking tussen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren van Zorgverzekeraars Nederland en de VNG. Binnen elke regio is in onderling overleg met de tot die regio behorende gemeenten, één gemeente aangewezen of een openbaar lichaam ingesteld op grond van hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen aan wie de middelen worden toegekend en die deze – met mandaat van de andere gemeenten binnen de regio – beheert als mandaathouder. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de mandaathouder worden in onderling overleg tussen regiogemeenten vastgelegd in een mandaatstructuur.

In het IZA is vastgelegd dat de mandaathouder samen met de zorgverzekeraar die marktleider is binnen een regio het initiatief neemt tot het opstellen van een regiobeeld. Dit doen zij door een procesvoorstel en planning voor te leggen aan een afvaardiging van de regionale aanbieders van zorg en ondersteuning, zorgverzekeraars, burgers/patiënten en gemeenten, welke afvaardiging vervolgens ook bij het opstellen van het regiobeeld betrokken wordt.

In het regiobeeld wordt een prognose van toekomstige zorgvraag en daarvoor relevante informatie over de bewoners van de regio gegeven, gepaard aan een inschatting van de capaciteit en prestaties van de zorg, welzijn en ondersteuning. Met name wordt daarbij aandacht besteed aan het verschil tussen de toekomstige zorgvraag en zorgaanbod.

Uit het IZA vloeit ook voort dat de mandaathouder en de zorgverzekeraar die marktleider is in de betreffende regio eveneens het initiatief nemen tot het opstellen van een regioplan, door wederom een procesvoorstel en planning voor te leggen. Het regioplan zelf wordt door een afvaardiging van de regionale aanbieders van zorg en ondersteuning, zorgverzekeraars, burgers/patiënten en gemeenten opgesteld, waarbij ook de regionale GGD en (voor zover aangesteld) de regionale preventiecoördinator worden geconsulteerd.

In het regioplan worden de onderwerpen benoemd waarvoor in het bijzonder aandacht zal zijn gedurende de periode waarvoor de uitkering ter beschikking is gesteld. Dit zijn de gebieden waar de risico’s het grootst zijn dat de toegankelijkheid, betaalbaarheid en de kwaliteit van zorg in het geding komen en/of de gezondheidsverschillen relatief groot zijn. Voor zover relevant, wordt een plan van aanpak opgesteld waarin is beschreven hoe de inzet van de gemeenten in regio eruitziet en welke middelen daartoe worden bestemd.

Kortom, elke regio draagt zorg voor het opstellen van een regiobeeld en een regioplan. Zorgverzekeraars, zorgprofessionals, zorgaanbieders en gemeenten hebben daarbij een gedeelde verantwoordelijkheid, elk vanuit hun eigen rol. Zij betrekken steeds het inwoner- en patiëntperspectief.

De inhoudelijke en procesmatige criteria voor de regiobeelden en -plannen zijn door de bij het IZA betrokken partijen vastgesteld en vastgelegd in het document 'Criteria Regiobeelden en regioplannen'.3

De uitkering voor 2023 wordt ambtshalve verleend, omdat een aanvraagprocedure voor die uitkering in de zomerperiode zou vallen en de verlening daardoor vertraging zou oplopen. De uitkering voor 2023 mag worden aangewend voor bestedingen in heel 2023. De uitkering voor de jaren daarna wordt wel via een aanvraag verleend, maar door gebruikmaking van een vastgesteld formulier en met als slechts het overleggen van de hiervoor genoemde stukken, is verstrekking van de in de tabel bij deze regeling opgenomen maximumuitkeringen relatief bezien een formaliteit.

Staatssteun

Er is sprake van staatssteun als aan de volgende vijf cumulatieve criteria is voldaan:

  • De steun wordt verleend aan een onderneming die een economische activiteit verricht;

  • De steun wordt met staatsmiddelen bekostigd;

  • De staatsmiddelen verschaffen een economisch voordeel dat niet via de normale commerciële weg zou zijn verkregen;

  • De maatregel is selectief;

  • De maatregel vervalst (potentieel) de mededinging en (dreigt te) leiden tot een ongunstige beïnvloeding van het handelsverkeer in de EU.

De gemeenten ontvangen de specifieke uitkering voor de uitvoering van autonome overheidstaken. Zij zijn daarom niet aan te merken als ondernemingen in de zin van de staatssteunregels. Het eerste criterium wordt op het eerste niveau (tussen Rijk en gemeenten) niet vervuld, waardoor er geen sprake is van staatssteun op dit niveau. De gemeenten zijn bij het besteden van de middelen uit de specifieke uitkering zelfstandig gebonden aan wet- en regelgeving, waaronder de (Europese) aanbestedings- en staatssteunregels en dragen een zelfstandige verantwoordelijkheid maatregelen te treffen om deze naleving te waarborgen. Omdat onbekend is waar de verstrekte middelen uiteindelijk zullen worden besteed, kan met de hiervoor weergegeven overweging worden volstaan.

Gevolgen voor de regeldruk

Het Adviescollege Toetsing Regeldruk heeft de regeling beoordeeld en geconstateerd dat de regeling uitsluitend regeldrukgevolgen heeft voor overheden.

Artikelsgewijs

Artikel 1. Algemene begripsbepalingen

Bestuurlijke afspraken, GALA en IZA

De ontvangers van de uitkering streven na de voor hen relevante afspraken in het kader van deze regeling in het GALA en het IZA na te komen. Voor het gemak worden zij als ‘bestuurlijke afspraken’ gedefinieerd.

Criteria regiobeelden en regioplannen

In dit document zijn de inhoudelijke en procesmatige criteria voor de regiobeelden en regioplannen vastgelegd die door de bij het IZA betrokken partijen overeengekomen zijn.

Mandaathouder, mandaatstructuur en samenwerkingsregio

In het GALA is overeengekomen dat de middelen voor de inzet van gemeenten ten behoeve van het IZA bestemd zijn voor samenwerkingsregio’s waarbij telkens één gemeente – in deze regeling een mandaathouder genaamd – namens de regio de middelen ontvangt en beheert. Dit kan overigens ook een openbaar lichaam zijn dat is ingesteld op grond van hoofdstuk I van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Op welke wijze een en ander gebeurt en aan wie welke verantwoordelijkheden worden toebedeeld, wordt in onderling overleg vastgelegd in de zogeheten mandaatstructuur. Voor de mandaatstructuur in het kader van het IZA, kan worden aangesloten bij het concept van de Norm voor Opdrachtgeverschap (NvO) voor jeugdzorg, maatschappelijke opvang en beschermd wonen. In de NvO zijn niet-vrijblijvende afspraken opgenomen tussen zowel gemeenten binnen een regio als tussen regio’s onderling.

De gemeenten in de regio zijn met elkaar overeengekomen welke gemeenten worden aangewezen als mandaathouder of hebben een gemeenschappelijke regeling getroffen. Op grond van deze regeling levert de mandaathouder bij de aanvraag voor een uitkering voor de periode 2024–2026 een begroting, een regioplan, dan wel een beschrijving van de gemeentelijke inzet ten aanzien van de opgaven in de betreffende regio, met een toelichting waarom het regioplan nog niet tot stand is gekomen op 31 december 2023, en een beschrijving van zijn afspraken ten aanzien van het mandaat. De mandaathouder is voor de andere partijen aanspreekbaar op deze afspraken. Alle samenwerkingsregio’s hebben bekendgemaakt welke gemeente of openbaar lichaam dat is ingesteld bij gemeenschappelijke regeling de mandaathouder is namens welke gemeenten en zij zijn genoemd in de bijlage.

Regiobeeld

Een regiobeeld geeft enerzijds inzicht in prognoses van en huidige ontwikkelingen in de zorgbehoefte en andere relevante informatie over de bevolking van een regio en anderzijds in de capaciteit en prestaties van zorg, welzijn en ondersteuning aldaar. De toenemende druk op de toegankelijkheid van zorg door het verschil tussen de (verwachte) zorgvraag en het (verwachte) zorgaanbod en gezondheidsachterstanden zijn daarbij het grootste punt van aandacht. Op basis van de feitelijke weergave geven partijen duiding aan het regiobeeld.

Voor de regiobeelden is de samenwerkingsregio leidend. Het regiobeeld komt tot stand en wordt in voorkomende gevallen bijgesteld in samenwerking tussen de regionale aanbieders van zorg en welzijn, zorgverzekeraars, burgers/patiënten en gemeenten. Het initiatief tot het opstellen van het regiobeeld voor de zorgkantoorregio wordt met de mandaathouder genomen door de marktleider zorgverzekeraar in die regio.

Regioplan

Aan de hand van het regiobeeld komen de regionale partijen tot regioplannen. In deze plannen maken zij afspraken over de uitvoering van de beoogde regionale transformatieopgaven.

Elke regio formuleert een regioplan op basis van het regiobeeld en andere in het IZA genoemde uitgangspunten waarbij urgentie van de regionale knelpunten op het gebied van toegankelijkheid en kwaliteit leidend is. Het regioplan bestaat uit twee delen:

A. Regio-opgaven: de belangrijkste opgaven die gezamenlijk worden opgepakt. Partijen geven inzicht in hoe zij tot deze prioritering zijn gekomen. Hierbij wordt nadrukkelijk focus aangebracht; het streven is om te komen tot een beperkt aantal opgaven die met prioriteit worden opgepakt. Dit zijn de opgaven waar de risico’s het grootst zijn dat de toegankelijkheid, betaalbaarheid en de kwaliteit van zorg in het geding komen. Het thema gezondheid(bevordering) en preventie maakt (in beginsel) onderdeel uit van het regioplan.

B. Regio-afspraken: dit gaat over op welke wijze de betrokken partijen de regio-opgaven zullen oppakken en wie daarbij betrokken zijn. Ten minste wordt opgenomen welke partijen zich op welke onderwerpen zullen richten en welke resultaten worden nagestreefd. Eveneens wordt afgesproken op welke wijze de voortgang wordt bijgehouden.

Voor de regioplannen kan voor een andere indeling worden gekozen dan een zorgkantoorregio, zoals de ZN-VNG samenwerkingsregio, onder voorwaarde dat dit is afgestemd met de regionale zorgverzekeraar en andere regionale partijen. Het is de verantwoordelijkheid van de mandaathouder en de marktleider zorgverzekeraar om dit proces te coördineren en te zorgen dat de regionale afspraken passen bij de wijze waarop bijvoorbeeld aanbieders van zorg en welzijn in de regio zijn georganiseerd.

Per gemeente/regio kan op basis van het regiobeeld verschillen welke inzet wordt gekozen zodat er ruimte is voor regionaal maatwerk.

Samenwerkingsregio

Voor de regionale samenwerking in het kader van de IZA-doelen wordt aangesloten bij de bestaande structurele regionale samenwerking tussen gemeenten, zorgverzekeraars en zorgkantoren. In 2019 heeft de VNG afspraken gemaakt met Zorgverzekeraars Nederland (ZN) over landelijk dekkende en structurele samenwerking in de regio, op ten minste de thema’s ouderen, GGZ en preventie.4 Het gedachtegoed van ‘de juiste zorg op de juiste plek’ neemt een centrale plek in bij de regionale samenwerking (voor meer informatie, zie www.dejuistezorgopdeplek.nl). Uitgangspunt voor de regio-indeling zijn de zorgkantoorregio’s. Met deze werkstructuur is de basis gelegd van de regionale samenwerking die nodig is bij de uitwerking van de afspraken over de IZA-doelen.

Artikel 2. Toepasselijkheid Kaderregeling en Awb

De artikelen 4:35, 4:37, 4:38, 4:40, 4:46, 4:48 tot en met 4:50, 4:56 en 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) zijn van overeenkomstige toepassing op deze regeling. Deze artikelen van de Awb hebben betrekking op preventieve weigeringsgronden, de subsidieverplichtingen, de subsidievaststelling, het intrekken en wijziging van de subsidieverlening en subsidievaststelling, het opschorten van de betalingsverplichting en terugvordering van onverschuldigd betaalde subsidiebedragen.

De Kaderregeling subsidies OCW, SZW en VWS is niet van toepassing op deze regeling, aangezien op grond van deze regeling geen subsidies maar specifieke uitkeringen worden verstrekt.

Artikel 3. IZA-doelen

De in het kader van deze regeling te verlenen uitkeringen zijn bedoeld voor de verwezenlijking van de ambities en doelen zoals gesteld in het IZA en uitgewerkt in de Werkagenda VNG bij het IZA. Aan de ontvangers wordt veel vrijheid gelaten over de wijze waarop zij daaraan invulling zullen geven. Evenwel is zoals al uit de definities blijkt overeengekomen om aan de hand van een op te stellen regiobeeld en regioplan, enige richting aan het proces te geven.

Artikel 4. Hoogte van de uitkering

Per mandaathouder/samenwerkingsregio is jaarlijks een maximumbedrag gereserveerd. Deze bedragen zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.

Op deze bedragen is reeds een afdracht van € 7 miljoen aan het BTW-compensatiefonds ingehouden voor de Regeling specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis 2023–2026 en deze regeling.

Artikel 5. Dubbelfinanciering

In deze bepaling wordt erop gewezen dat zogeheten dubbelfinanciering moet worden voorkomen. Omdat de doelen van deze regeling gedeeltelijk overeenkomen met de doelen van de Regeling specifieke uitkering voor sport en bewegen, gezondheidsbevordering, cultuurparticipatie en de sociale basis 2023–2026, is dubbelfinanciering een aandachtspunt.

Artikel 6. Aanvraag, verlening en bevoorschotting

Om de daadwerkelijke aanvang van de uitvoering van deze regeling te bevorderen en om de uitvoeringslasten zo laag mogelijk te houden, zal de uitkering in twee tranches worden verleend. De eerste ambtshalve in 2023 voor dat jaar. De tweede tranche heeft betrekking op 2024 en alle navolgende jaren en wordt op aanvraag verleend. Door te kiezen voor meerjarige verlening in 2024 en navolgende jaren komt het meerjarige, structurele karakter van deze gelden ook op praktische wijze tot uitdrukking.

Uit het IZA en het GALA vloeit voort dat bij de aanvraag van de middelen een begroting, regioplan en een beschrijving van de mandaatstructuur worden gevoegd. In de akkoorden is afgesproken dat verzekeraars, gemeenten en andere relevante partijen met elkaar een regioplan opstellen. De mandaathouder kan echter niet verantwoordelijk worden gehouden voor de totstandkoming van het regioplan. Indien de gemeenten in de samenwerkingsregio in lijn met de IZA-doelen plannen hebben uitgewerkt voor de gemeentelijke inzet ten aanzien van de opgaven in de betreffende regio is dit in eerste aanleg voldoende om de financiële middelen, zoals opgenomen in de begroting, te verstrekken. Wel worden bij het verstrekken van de middelen aanvullende afspraken gemaakt over de wijze waarop en de periode waarbinnen het regioplan alsnog tot stand komt, die als nadere verplichtingen bij de verleningsbeschikking worden opgelegd (zie de toelichting bij artikel 7, eerste lid). De minister verleent bij het besluit tot verlening van een uitkering een voorschot van 100%, dat in jaarlijkse termijnen wordt betaald.

Artikel 7. Verplichtingen verbonden aan de uitkering

Bij de aanvraag voor de subsidie voor de jaren 2024–2026 dient de mandaathouder in het ideale geval een regioplan, inclusief begroting, en een beschrijving van de mandaatstructuur in. Voor het geval dat het de samenwerkingsregio niet lukt om het regioplan af te ronden voor 31 december 2023, dient de mandaathouder in elk geval een beschrijving te overleggen van de gemeentelijke inzet ten aanzien van de opgaven in de betreffende regio, met daarbij een toelichting waarom het regioplan nog niet tot stand is gekomen op 31 december 2023. Dit is in eerste aanleg voldoende om de financiële middelen, zoals opgenomen in de begroting, rekening houdend met het maximumbedrag per jaar genoemd in deze regeling, te verstrekken. Wel worden bij het verstrekken van de middelen aanvullende afspraken gemaakt over de wijze waarop en de periode waarbinnen het regioplan tot stand komt, die als nadere verplichtingen bij de verleningsbeschikking worden opgelegd (eerste lid). Het gaat dan onder andere om afspraken over een redelijke termijn om het regioplan af te ronden (bijvoorbeeld zes maanden), de financiële kaders en de rollen van de verschillende partijen (zoals VWS, VNG, ZN, mandaathouder en zorgverzekeraar). Het kan gaan om verplichtingen die na de subsidieverlening worden uitgewerkt. Dit zal in de verleningsbeschikking worden vermeld.

Voor wat betreft de monitoring van de uitvoering van de plannen en de resultaten van de uitkering voor de IZA-doelen, is overeengekomen dat wordt aangesloten bij de IZA-governance en de afspraken in het IZA ten aanzien van monitoring.

Artikel 8. Verantwoording

De verantwoording voor de besteding van de specifieke uitkering verloopt op grond van artikel 17a van de Financiële-verhoudingswet via de jaarrekening van de gemeente en de systematiek van ‘single information, single audit’ (SiSa-systematiek).

De SiSa tussen medeoverheden houdt onder deze regeling in dat de overige gemeenten in de samenwerkingsregio voor hun activiteiten de vereiste verantwoordingsinformatie aan de mandaathouder sturen. De mandaathouder verantwoordt de volledige taakuitvoering in de SiSa-bijlage.

De mandaathouder verstrekt de verantwoordingsinformatie jaarlijks uiterlijk op 15 juli van het jaar volgend op het jaar waarin de specifieke uitkering is ontvangen; de eerste keer dus in 2024.

Artikel 9. Vaststelling en terugvordering

Deze regeling voorziet in een ambtshalve verlening in 2023 voor het kalenderjaar 2023 en een verlening op aanvraag in 2024 voor de kalenderjaren 2024, 2025 en 2026. De ambtshalve verlening van de uitkering in 2023 wordt vastgesteld na ontvangst van de verantwoordingsinformatie op 15 juli 2024, als sprake is van indiening van de eindverantwoording in dat jaar. De uitkering voor de jaren 2024, 2025 en 2026 wordt vastgesteld na ontvangst van de laatste verantwoordingsinformatie op 15 juli 2027, als sprake is van indiening van de eindverantwoording in dat jaar.

De vaststelling van de uitkering kan lager zijn dan de verlening van de uitkering, bijvoorbeeld omdat er minder is besteed aan de IZA-doelen dan was begroot.

Onverschuldigd betaalde bedragen worden teruggevorderd overeenkomstig artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10. Hardheidsclausule

De hardheidsclause biedt de mogelijkheid om in gevallen waarin toepassing van de regeling gegeven de doelstelling en de strekking daarvan een onbillijkheid van overwegende aard zou opleveren, een onderdeel van de regeling buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken. De hardheidsclausule zal met grote terughoudendheid worden toegepast.

Artikel 11. Inwerkingtreding en vervaldatum

Deze regeling treedt in afwijking van de systematiek van vaste verandermomenten (aanwijzing 4.17 van de Aanwijzingen voor de regelgeving) in werking met ingang van de dag na publicatie in de Staatscourant. Afwijking van de vaste verandermomenten is noodzakelijk, omdat vanwege de ambtshalve toekenning van de uitkering een spoedige inwerkingtreding gewenst is.

De regeling vervalt met ingang van 16 juli 2027. Het van toepassing blijven van deze regeling op de uitkeringen heeft te maken met de verantwoording over de besteding van die uitkeringen en de vaststelling van de uitkeringen na genoemde datum.

De Minister voor Langdurige Zorg en Sport, C. Helder


X Noot
1

Zie ook Kamerstukken II 2022/23, 31 765, nr. 655, bijlage.

X Noot
2

Zie ook Kamerstukken II 2022/23, 32 793, nr. 653, bijlage.

X Noot
3

Zie Kamerstukken II 2022/23, 31 765, nr. 704, bijlage.

Naar boven