TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling wijzigt de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (Trm). Deze regeling
is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen
van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Vanwege het virus geldt over de periode van ruim anderhalf jaar reeds ingrijpende
maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:
-
– een acceptabele belasting van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg
kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
– het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
– het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt. Daarnaast
geldt als uitgangspunt het sociaal-maatschappelijk perspectief gericht op het beperken
van economische en maatschappelijke schade op korte termijn, aandacht voor structurele
maatschappelijke en economische schade en het voorkomen dat de lasten onevenredig
neerslaan bij bepaalde groepen, zoals ook beschreven bij de invoering van de maatregelen
op 9 juli 20211, de verlenging op 13 augustus 2021 en de wijziging van de regeling per 25 september
2021.2
2. Epidemiologische situatie
Het Outbreak Management Team (OMT) heeft naar aanleiding van de 129e bijeenkomst geadviseerd over het algemene beeld van de epidemiologische situatie,
de ontwikkeling van het reproductiegetal en de verwachting voor de komende weken,
ook ten aanzien van de verwachte ziekenhuis- en intensivecare- (IC-)bezetting en mede
gelet op de ontwikkeling van de vaccinatiegraad en de verwachtingen ten aanzien van
de verschillende virusvarianten. Aan dat advies wordt het volgende ontleend.
In de afgelopen zeven kalenderdagen (2 tot 9 november 2021) is het aantal meldingen
van SARS-CoV-2-positieve personen gestegen met 42% in vergelijking met de zeven dagen
ervoor. In de afgelopen zeven kalenderdagen werden landelijk 439 personen per 100.000
inwoners gemeld met een positieve test voor SARS-CoV-2, vergeleken met 313 per 100.000
inwoners in de week daarvoor.
Het aantal meldingen nam toe in alle regio’s, maar er is wel een grote regionale variatie
in het aantal positieve testen, van 251 tot 687 per 100.000 inwoners. De regio’s met
het hoogste aantal meldingen per 100.000 inwoners (≥500) betroffen Limburg-Zuid, Zuid-Holland
Zuid, Limburg-Noord, Hollands Midden, Gelderland-Midden en Zeeland. Het aantal meldingen
nam in alle leeftijdsgroepen verder toe in de afgelopen week en varieerde van 323
tot 503 per 100.000 inwoners. Het hoogste aantal meldingen per 100.000 inwoners (net
boven 500) betrof de leeftijdsgroepen 25 tot en met 29 en 30 tot en met 39 jaar en
was 400 tot 500 in de leeftijdsgroepen 0 tot en met 12, 18 tot en met 24 en 40 tot
en met 49 jaar. In de leeftijdsgroepen 13 tot en met 17 jaar en vanaf 50 jaar lag
het aantal meldingen tussen de 300 en 400 per 100.000 inwoners. Het aantal meldingen
vanuit verpleeghuizen en woonzorgcentra nam maar licht toe (een stijging van 4%) in
de afgelopen week ten opzichte van de week ervoor. Het aantal meldingen in de thuiswonende
bevolking vanaf 70 jaar nam met 35% toe.
Het aantal testen bij de GGD-testlocaties laat een geleidelijke stijging zien in de
afgelopen weken, over de laatste zeven dagen met complete data (1 tot 8 november 2021)
45% hoger ten opzichte van de week ervoor. Het bijbehorende percentage positieve testen
in de GGD-teststraten was 17,2% gemiddeld in de afgelopen zeven kalenderdagen, gelijk
aan de week ervoor. Het is van belang te beseffen dat het aantal bij de GGD geteste
personen momenteel een mix is van personen mét en personen zónder klachten, al dan
niet naar aanleiding van een nauw contact getest (in het kader van bron- en contactonderzoek),
en al dan niet getest naar aanleiding van een tevoren positief bevonden zelftest (de
zogenaamde confirmatietesten). Na exclusie van confirmatietesten was 10,7% van alle
testen positief in de afgelopen zeven dagen, vergeleken met 10,3% de week ervoor.
Hoeveel zelftesten thuis uitgevoerd worden, is onbekend. Bij deelnemers aan Infectieradar
met covid-19-achtige klachten gaf ongeveer 60% van de deelnemers in de laatste weken
aan dat men een test uitvoert of laat uitvoeren, in de laatste week was dat ruim 65%.
In de meest recente week nam het aandeel van hen dat zich laat testen bij de GGD licht
toe. Ongeveer 45% gebruikte alleen een zelftest, bijna 40% liet zich testen bij de
GGD en ongeveer 15% deed beide, al dan niet naar aanleiding van een positieve zelftest.
Van alle personen die zich in de afgelopen week lieten testen bij de GGD, was dat
bij 9% naar aanleiding van een positieve zelftest; 87% van de positieve zelftesten
werd bevestigd positief bij de GGD-bemonstering. Positieve confirmatietesten van zelftesten
bedroegen 43% van alle positieve testen bij de GGD. Bij personen getest in het kader
van het coronatoegangsbewijs (CTB) was het percentage positieve testen 0,7% in de
afgelopen kalenderweek, vergeleken met 0,5% in de week ervoor en 0,3% in de week daarvoor.
De geschatte opkomst voor ten minste één vaccinatie bedroeg tot en met 7 november
2021 87,9% voor de volwassen bevolking en 84,4% had de volledige vaccinatieserie afgerond.
Voor de bevolking vanaf 12 jaar is dit respectievelijk 86,0% en 82,5%. Voor de leeftijdsgroepen
van jonger dan 40 jaar ligt de vaccinatiegraad op dit moment over het geheel genomen
nog onder de 75%. De instroom en bezetting op verpleegafdelingen en IC in de ziekenhuizen
nam toe. In de afgelopen kalenderweek werden 1.172 opnames in het ziekenhuis geregistreerd,
waarvan 205 op de IC, vergeleken met respectievelijk 965 en 146 de week daarvoor (bron:
stichting NICE). In twee weken tijd is het aantal opnames bijna verdubbeld, de aantallen
waren een week eerder nog 671 en 118.
Op 10 november 2021 was de bedbezetting 1.647: 1.320 in de kliniek en 327 op de IC.
De oversterfte neemt recent toe en lag in de periode 21 tot en met 27 oktober 2021
op ongeveer 250 boven de bandbreedte van de verwachte aantallen. De sterfte was verhoogd
in alle leeftijdsgroepen vanaf 55 jaar.
Reproductiegetal en prognose ziekenhuis- en IC-opnames
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is voor 25 oktober 2021 op basis van Osiris gemiddeld
1,19 (95%-interval 1,16-1,21) besmettingen per geval. De schatting op basis van het
aantal nieuwe ziekenhuisopnames per dag kent een aanzienlijk grotere onzekerheid,
omdat ze berekend wordt op veel geringere aantallen, maar deze waarde is voor 23 oktober
2021 vrijwel gelijk: 1,17 (95%-interval 0,98-1,37). Bijna alle infecties in Nederland
worden momenteel veroorzaakt door de deltavariant.
Op basis van de recente toename in meldingen wordt (in het zogenaamde regressiemodel)
een toename van het aantal ziekenhuis- en IC-opnames verwacht voor de komende week,
tot maximaal circa 300 ziekenhuisopnames per dag, en 50 tot 60 IC-opnames per dag.
Dit model kan slechts ongeveer een week ‘vooruitkijken’ en deze statistische prognose
neigt tot een overschatting van het aantal opnames in de komende week.
Op basis van het zogenoemde transmissiemodel dat gefit wordt op het aantal waargenomen
IC-opnames per dag en waar de beschikbare informatie over vaccinaties (COVID-vaccinatie
Informatie- en Monitoringssysteem (CIMS), GGD’en), de effectiviteit van vaccins en
de geschatte opbouw van immuniteit door doorgemaakte infectie in wordt meegenomen,
wordt ook een toename van het mediane aantal IC-opnames per dag en het mediane aantal
ziekenhuisopnames per dag verwacht, tot maximaal circa 175 tot 200 ziekenhuisopnames
per dag en 30 tot 35 IC-opnames per dag. De onzekerheid over het tijdstip waarop een
piek bereikt wordt en de hoogte van de piekwaarde van de IC-bezetting is aanzienlijk.
Het OMT kreeg vier scenario’s gepresenteerd, met verschillende percentages van het
aantal contacten dat mensen in hun vrije tijd met elkaar maken zonder anderhalve meter
afstand te houden of zonder CTB. Voor elk van deze scenario’s bestrijkt de onzekerheidsmarge
een brede range aan mogelijke waarden; zowel waarden die vallen binnen de beschikbare
capaciteit als waarden die uitgaan boven de beschikbare zorgcapaciteit. Deze transmissiemodelprognose
geeft een optimistisch beeld in de zin dat de vaccineffectiviteit tegen transmissie
als constant wordt verondersteld, terwijl er ook aanwijzingen zijn dat deze kan dalen
in de loop van de tijd, en in de zin dat vaccinatiegraad binnen leeftijdsgroepen homogeen
wordt verondersteld, terwijl in werkelijkheid de vaccinatiegraad sterk kan variëren
tussen gemeentes. Hierdoor kan de piekbelasting van de zorg op een te vroeg tijdstip
en voor een te lage waarde uitkomen in de prognose. Deze prognose op basis van het
transmissiemodel neigt momenteel dus tot een onderschatting van het aantal opnames
in de komende weken. Hiermee wordt aangegeven dat de onzekerheidsmarges in de prognoses
aanzienlijk zijn en dat voorzichtigheid is geboden in de interpretatie daarvan.
Om mobiliteit in Nederland te monitoren, kan geen gebruik gemaakt worden van Europese
telecomdata. Verschillende andere indicatoren voor mobiliteit in Nederland geven informatie
tot en met 6 november 2021 (Google community mobility reports), 7 november 2021 (mobiliteitsbeeld
op basis van het Nationaal Dataportaal Wegverkeer, Translink, Eurocontrol), of 8 november
2021 (Apple mobility trends). De laatste indicator toont een bescheiden daling van
het aantal aangevraagde routes na 6 november 2021.
Uitgaande van een geleidelijke afname van bescherming tegen infectie na vaccinatie,
komen we op een orde van grootte van anderhalf miljoen mensen van 12 jaar en ouder
die in november 2021 niet beschermd zijn tegen een infectie die kan resulteren in
ziekenhuisopname. Deze groep omvat zowel niet gevaccineerden die geen infectie hebben
doorgemaakt, als gevaccineerden waarbij het vaccin niet werkt; deze groep omvat echter
niet de mensen die eerder gevaccineerd zijn en nu nog wel een infectie kunnen krijgen
met mild verloop waarbij geen ziekenhuisopname nodig is. Dit aantal kan veranderen
bij een nieuwe berekening, als er nieuwe informatie is over de effectiviteit van vaccins
tegen infectie en tegen ziekenhuisopname. Het aantal zal in de komende maanden gaan
dalen door extra vaccinatie en door infecties, maar kan ook weer toenemen door afname
van bescherming tegen infectie en ziekenhuisopname.
De orde van grootte van nog cumulatief te verwachten aantallen ziekenhuisopnames en
IC-opnames is geschat op basis van informatie die nu (november 2021) beschikbaar is
over de vaccineffectiviteit tegen infectie en tegen ziekenhuisopname en IC-opname
en bij de huidige vaccinatiegraad en infectiehistorie. Uitgaande van een geleidelijke
afname van bescherming tegen infectie na vaccinatie, betreft het een orde van 15.000
à 20.000 ziekenhuisopnames onder mensen van 12 jaar en ouder, waaronder 3.000 tot
4.000 IC-opnames.
Uitgaande van een geleidelijke afname van bescherming tegen infectie na vaccinatie
en na herinfectie, en van afname van bescherming tegen ziekenhuisopname, betreft het
een vergelijkbare orde van grootte: 20.000 à 25.000 ziekenhuisopnames onder mensen
van 12 jaar en ouder, waaronder 4.000 tot 5.000 IC-opnames. Bovenstaande getallen
zijn cumulatieve aantallen die de omvang aangeven van de totaal nog te verwachten
ziekenhuis- en IC-opnames in de toekomst. Deze opnames hoeven zich niet noodzakelijk
te presenteren tijdens deze golf, maar kunnen ook later plaatsvinden.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Sluitingstijden
Voor niet-essentiële detailhandel komt er een verplichte sluitingstijd. Niet-essentiële
winkels dienen tussen 18.00 uur en 06.00 uur gesloten te zijn. Dit in aansluiting
op het advies van het OMT hierover en het belang om contactmomenten zoveel mogelijk
te beperken. Voor essentiële detailhandel is een uitzondering gemaakt in die zin dat
deze winkels deels tot 20.00 uur open mogen blijven en dat daar deels geen sluitingstijden
voor zijn voorgeschreven. Voor winkels in de levensmiddelenbranche voor mens en dier,
drogisterijen, winkels in zorg- en welzijnshulpmiddelen en groothandels geldt dat
zij vanaf 20.00 uur gesloten dienen te zijn. Voor apotheken, tankstations en de daarbij
behorende winkels, winkels op luchthavens na de securitycheck en winkels die worden
gebruikt ten behoeve van de uitvoering van een verkiezing als bedoeld in de Kieswet
dan wel de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19, gelden geen specifieke sluitingstijden.
Bij winkels in de levensmiddelenbranche voor mens en dier gaat het om winkels die
in hoofdzaak levensmiddelen (eten en drinken) voor mensen en dieren verkopen. Gedacht
moet worden aan supermarkten en dierenspeciaalzaken. Bij drogisterijen gaat het om
winkels die zelfhulpgeneesmiddelen, persoonlijke verzorgingsartikelen (niet zijnde
cosmetica en parfums) en schoonmaakmiddelen verkopen. Groothandels zijn winkels waar
goederen worden verkocht voor levering ten behoeve van personen in de uitoefening
van beroep of bedrijf. Dit is daarbij ook expliciet beperkt tot die functie. Winkels
die zowel producten verkopen waarvoor een uitzondering op de sluitingstijden geldt
als producten waarvoor dat niet het geval is, kunnen voor die producten waarvoor wél
een uitzondering geldt van de ruimere tijden gebruik maken. Daarbij geldt wel dat
het deel van de winkel waar deze producten verkocht worden van de rest van de winkel
afgescheiden dient te zijn. Dat een winkel niet voor het publiek mag worden opengesteld
betekent overigens dat ook afhaal niet is toegestaan. Bezorgen mag wel.
Ook publieke plaatsen waar bepaalde diensten worden verricht, dienen tussen 18.00
uur en 06.00 uur gesloten te zijn. Anders dan bij winkels is er hierbij voor gekozen
die plaatsen specifiek te benoemen. Waar dus voor winkels geldt dat zij alleen na
18.00 uur geopend mogen zijn indien zij in de regeling genoemd zijn, geldt voor deze
plaatsen dat zij alleen na 18.00 uur voor publiek geopend mogen zijn, indien zij geen
onderdeel uitmaken van de opsomming in de regeling. Daarbij wordt opgemerkt dat het
alleen om publieke plaatsen gaat. Dit betekent dat het bijvoorbeeld om beheerde kinderboerderijen
en speeltuinen dient te gaan. Meer specifiek geldt voor spellocaties dat hier bijvoorbeeld
casino’s, speel-, arcade- en gamehallen, klimbossen, lasergamehallen en ballenbakken
en binnenspeeltuinen onder worden verstaan. Dat locaties voor niet-medische contactberoepen
na 18.00 uur gesloten dienen te zijn, betekent dat niet alleen kappers, visagisten
en pedicures, maar ook sekswerkers hun werkzaamheden vanaf 18.00 uur dienen te staken.
Onder locaties voor niet-medische contactberoepen wordt in elk geval niet verstaan
een locatie van een zorgaanbieder als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet
kwaliteit, klachten en geschillen zorg, of jeugdhulpaanbieder als bedoeld in artikel
1.1 van de Jeugdwet, of aanbieder als bedoeld in artikel 1.1.1, eerste lid, van de
Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
Bij locaties voor cursussen en trainingen kan bijvoorbeeld gedacht worden aan wijncursussen
en kookworkshops. Cursussen en trainingen die benodigd zijn voor de uitoefening van
beroep of bedrijf, bijvoorbeeld gericht op vaardigheden en bedrijfsveiligheid kunnen
wel na 18.00 uur doorgang vinden.
Voor publieke plaatsen waar zowel diensten worden verricht die een verplichte sluitingstijd
kennen als diensten waarvoor dit niet het geval is, geldt dat de ruimere openingstijden
kunnen worden gehanteerd voor het deel van de locatie waar diensten worden verricht
die niet in de regeling zijn opgesomd. Dit geldt ook voor de samenloop met detailhandel.
Van belang is wel dat dit deel van de locatie dan van de rest afgescheiden is. Een
fietsenmaker kan dus bijvoorbeeld na 18.00 uur zijn reparatiewerkzaamheden voortzetten,
maar dient de fietsenwinkel en de verhuur te sluiten en ook te zorgen dat dit deel
van de locatie van de reparatieplaats afgescheiden is.
Ook geldt een sluitingsplicht tussen 20.00 uur en 06.00 uur voor eet- en drinkgelegenheden
(met uitzondering van de afhaalfunctie). Om te bepalen of een sluitingstijd van toepassing
is in een eet- en drinkgelegenheid waar ook sport wordt beoefend, dient gekeken te
worden naar waar de locatie zich hoofdzakelijk tot richt. Indien de locatie in hoofdzaak
een eet- en drinkgelegenheid is, dan geldt dat deze (met uitzondering van de afhaalfunctie
voor gebruik anders dan in de eet- en drinkgelegenheid) om 20.00 uur gesloten dient
te zien. Indien de sportbeoefening (blijft toegestaan) daarentegen centraal staat,
hetgeen het geval kan zijn bij een bowlingcentrum, geldt dat dit ook na 20.00 uur
is toegestaan. Een kroeg met een dartbord of biljarttafel, waarbij niet de sport,
maar het eten en drinken centraal staat, moet dus om 20.00 uur gesloten zijn.
De nieuwe maatregelen hebben ook gevolgen voor de regels die voor sport gelden. Sportbeoefening
blijft toegestaan. Bij sportbeoefening op binnensportlocaties is voor personen vanaf
achttien jaar al een CTB verplicht. Hier wordt nu aan toegevoegd dat er bij sport
geen toeschouwers aanwezig mogen zijn. Ook hier geldt dat dit is om het aantal contactmomenten
te beperken. Onder publiek wordt verstaan personen die ergens aanwezig zijn, met uitzondering
van de daar al dan niet tegen betaling werkzame personen. Topsporters, vrijwilligers
(zoals teambegeleiders en rijouders bij uitwedstrijden), arbitrage en trainers vallen
niet onder het begrip publiek. Dit geldt zowel voor de professionele sport als de
amateursport en zowel voor de wedstrijden als de trainingen en lessen.
Voor ouders die één of meer kinderen brengen of ophalen, betekent dit niet alleen
dat zij een binnenruimte van een sportlocatie uitsluitend mogen betreden als zij beschikken
over een CTB. Ook mogen zij (zowel binnen als buiten) niet bij een training, les of
wedstrijd blijven kijken.
Er komt een evenementenverbod tussen 18.00 uur en 06.00 uur. Evenementen vóór 18.00
uur kunnen doorgaan, maar moeten om 18.00 uur zijn afgelopen. Van dit verbod zijn
uitgezonderd sportwedstrijden die zonder publiek kunnen doorgaan, vertoningen van
kunst en cultuur en uitvaarten. Bij vertoningen van kunst en cultuur en bij evenementen
die overdag plaats vinden mogen maximaal 1250 personen aanwezig zijn. Bovendien geldt
voor locaties waar een CTB gevraagd wordt een placeringsplicht voor publiek. Uitgezonderd
van het maximum van 1250 en de placeringsplicht zijn doorstroomevenementen.
Om contactmomenten te reduceren, maar de dagelijkse bezigheden zoveel mogelijk ongemoeid
te laten, richten de maatregelen zich hoofdzakelijk op de avonduren. Evenementen zijn
daarom tussen 18.00 uur en 06.00 uur niet toegestaan. Uitzonderingen hierop zijn sportwedstrijden
(zonder toeschouwers), vertoningen van kunst en cultuur én uitvaarten. Daarnaast geldt
voor locaties en evenementen waar toepassing wordt gegeven aan de CTB-plicht een placeringsplicht
voor publiek. Voor evenementen geldt verder dat per zelfstandige ruimte maximaal 1.250
deelnemers en bij de vertoning van kunst en cultuur maximaal 1.250 personen als publiek
toegelaten mogen worden. Op de hiervoor genoemde placeringsplicht en maximumaantal
personen per zelfstandige ruimte geldt een uitzondering voor evenementen waarbij sprake
is van doorstroom van deelnemers (zoals kermissen) en doorstroomlocaties (zoals musea).
Gezien de significante waarde van kunst en cultuur in de samenleving is ervoor gekozen
om deze vertoningen ook na 18.00 uur toe te staan. Bij kunst en cultuur gaat het naast
podiumkunsten, zoals theater, dans en muziek, om beeldende kunst, letteren, film en
ontwerp, zoals architectuur en digitale vormgeving. De opsomming van deze sectoren
is ontleend aan hoofdstuk 3 van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid. Wat betreft
het begrip ‘podium’ geldt in dit verband dat het moet gaan om een voorziening die
bestemd of geschikt is voor de presentatie van podiumkunsten, waaronder inbegrepen
voorzieningen in scholen, die het naar hun aard mogelijk maken om er podiumkunsten
te presenteren. Het gaat verder om kunst en cultuur als culturele uiting en niet om
recreatief tijdverdrijf, zoals recreatief dansen in een eet- en drinkgelegenheid.
Indien de vertoning van kunst- en cultuur, zoals hierboven omschreven, plaatsvindt
in een eet- en drinkgelegenheid dient om te bepalen of een sluitingstijd van toepassing
is, gekeken te worden naar waar de locatie zich hoofdzakelijk tot richt. Indien de
locatie in hoofdzaak een eet- en drinkgelegenheid is, dan geldt dat deze (met uitzondering
van de afhaalfunctie voor gebruik anders dan in de eet- en drinkgelegenheid) om 20.00
uur gesloten dient te zien. Indien de locatie zich hoofdzakelijk richt op de vertoning
van kunst en cultuur, geldt dat deze ook na 20.00 uur geopend mag zijn. Voorbeelden
hiervan zijn concertzalen, poppodia, theaters, bioscopen, filmhuizen, bioscopen en
musea.
In het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs wordt opnieuw een maximale
groepsgrootte geïntroduceerd voor alle zelfstandige ruimten waar onderwijsactiviteiten
plaatsvinden, zoals die gold tussen 30 augustus en 25 september 2021. Per zelfstandige
ruimte waar een onderwijsactiviteit plaatsvindt (in instellingen voor beroepsonderwijs
en hoger onderwijs en daarbuiten), mogen niet meer dan vijfenzeventig studenten daaraan
deelnemen. Docenten en begeleiders worden hier niet bij meegerekend. Dit maximum geldt
voor alle onderwijsactiviteiten (les, college, werkgroep, praktijkles et cetera).
De maximale groepsgrootte geldt niet in gangen en andere ruimtes waar sprake is van
doorstroom, omdat dit geen zelfstandige ruimtes zijn waar onderwijsactiviteiten worden
verzorgd. Op die locaties geldt wel de mondkapjesplicht. Voor andere ruimten op locaties
van onderwijsinstellingen, waar geen onderwijsactiviteiten worden verricht in de zin
van de wet (zoals bij eet- en drinkgelegenheden op een campus) is de maximale groepsgrootte
niet van toepassing. Daarvoor gelden vanzelfsprekend bijvoorbeeld wel de regels die
gelden voor eet- en drinkgelegenheden. Verder geldt de maximale groepsgrootte ook
niet in het geval de instelling op dat moment een examen, tentamen of toets afneemt.
Examens, tentamens en toetsen zijn namelijk essentieel voor de voortgang van studie,
opleiding en educatie.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
De noodzaak om maatregelen te treffen volgt uit het recht op gezondheidszorg zoals
dit voortvloeit uit artikel 22 van de Grondwet. Dit artikel waarborgt dat het kabinet
maatregelen treft ter bevordering en bescherming van de volksgezondheid. Dit sociale
grondrecht komt overeen met wat in internationale verdragen is bepaald (artikel 12
van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten, artikel
11 van het Europees Sociaal Handvest, artikel 35 van EU-Handvest). Er is dus een grond-
en mensenrechtelijke opdracht voor het kabinet om op te treden ter bescherming van
de volksgezondheid.
De maatregelen die het kabinet neemt in de strijd tegen het virus raken aan diverse
mensenrechten. Zo wordt het recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer
van betrokkenen beperkt (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 van het Europees
Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) alsmede het recht op eigendom geraakt
(artikel 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM) nu bepaalde ondernemingen de sluitingstijden
uit deze regeling tijdelijk dienen te hanteren. Deze grondrechten hebben met elkaar
gemeen dat ze niet absoluut zijn. Beperkingen daarop zijn toegestaan indien zij een
wettelijke basis hebben en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn. De
inperking van grondrechten wordt afgewogen tegen de grondwettelijke plicht van de
regering om de volksgezondheid te beschermen.
Beperkingen van grondrechten dienen volgens vaste jurisprudentie betreffende het EVRM
en andere internationale mensenrechtenverdragen noodzakelijk en proportioneel te zijn.
De maatregelen die worden genomen, zijn gebaseerd op het OMT-advies naar aanleiding
van de 129e bijeenkomst. Uit dit advies mag het kabinet aannemen dat de maatregelen geschikt
zijn. Uit het OMT-advies volgt ook de noodzaak om snel geschikte maatregelen te nemen.
Ten overvloede wordt opgemerkt dat het OMT niet per maatregel specifiek kan aantonen
wat de bijdrage is aan het verminderen van het aantal besmettingen. Op het vraagstuk
van proportionaliteit wordt in het onderstaande ingegaan.
In paragraaf 3 is toegelicht welke onderdelen van de Trm bij de inwerkingtreding van
deze wijzigingsregeling aangescherpt worden. Met deze regeling wordt een deel van
de maatregelen getroffen die in deze fase noodzakelijk zijn.
OMT-advies
Het OMT maakt zich zorgen over het gegeven dat het aantal infecties snel toeneemt,
en dat het aantal ziekenhuis- en IC-opnames verder doorstijgt. Zoals hierboven uitgelegd,
sluiten modelleringen van ziekenhuis- en IC-opnames een overbelasting van de zorg,
met kans op een té hoge belasting, niet uit. Vanuit de modelleringen komt naar voren
dat er een reductie van ruim 20 tot 25% van de relevante contacten nodig is om de
verspreiding van het virus te beheersen en de Rt onder de 1 te laten dalen. De opvolging
van de recent ingezette maatregelen lijkt momenteel te beperkt om dit effect te kunnen
bewerkstelligen. Daarnaast levert de huidige praktijk van het CTB onvoldoende afdekking
van de infectierisico’s en zou voor verdere risicoreductie gecombineerd moeten worden
met aanvullende maatregelen zoals placering waar dat kan, in combinatie met de veilige
afstand van anderhalve meter.
Het OMT is van mening dat er aanvullende maatregelen nodig zijn om transmissie te
beperken om daarmee de kans op een overbelasting van de zorg te verkleinen, en te
borgen dat kwalitatief goede zorg kan worden geleverd aan zowel covid-19-patiënten
als aan patiënten binnen de reguliere zorg. De verspreiding vindt momenteel in alle
regio, settings en onder alle leeftijdsgroepen plaats, zodat generieke maatregelen,
voorafgaand aan meer specifieke maatregelen (op regio’s, sectoren, of groepen) zodra
CTB met placering plus de veilige afstand van anderhalve meter wettelijk geregeld
zijn, voor de hand liggen.
Het OMT adviseert derhalve om bij de inzet van CTB’s ook te placeren, plus een veilige
afstand van anderhalve meter toe te passen. Met de huidige opvolging van de basisregels
en praktijk van CTB-inzet acht het OMT een dergelijke combinatie van maatregelen gewenst.
Mocht het invoeren hiervan enige tijd vergen, dan adviseert het OMT om per direct,
en totdat CTB-inzet met placering plus de veilige afstand van anderhalve meter wettelijk
geëffectueerd zijn, een aantal maatregelen, hieronder opgesomd, te nemen om het aantal
contacten de komende weken drastisch omlaag te brengen om de incidentie van covid-19
te laten dalen en de zorg te ontlasten. Het OMT ontraadt daarbij, in het belang van
de ontwikkeling van kinderen en jongeren, nu aanvullende maatregelen te treffen in
het primair, voortgezet, middelbaar en hoger onderwijs. Daar gelden al aanvullende
maatregelen zoals mondneusmaskers en wekelijks tweemaal testen voor ongevaccineerden.
Ook in de essentiële detailhandel en voor contactberoepen vindt het OMT aanvullende
maatregelen (nog) niet nodig.
Samenvattend zijn de maatregelen die het OMT per direct adviseert tótdat CTB in combinatie
met placering plus de veilige afstand van anderhalve meter wettelijk doorgevoerd zijn:
-
– verbod op evenementen, waarbij kinderfeesten zoals de intocht van Sinterklaas (buiten),
kunnen worden uitgezonderd;
-
– sluiten of beperkt openstellen (bijvoorbeeld gesloten van 18.00 tot 06.00 uur) van
niet-essentiële detailhandel, horeca, cultuursector en sportlocaties.
Sociaalmaatschappelijke reflectie en maatschappelijk beeld en uitvoeringstoets
Het SCP verwijst naar de reflectie op 2 november 2021 en heeft daarop geen aanvullingen.
Het stelt dat enkele sectoren, waaronder de culturele sector, de horeca en evenementenbranche
hard zijn geraakt door de crisis en bijbehorende maatregelen. De vrijetijdsbesteding
die deze gelegenheden bieden, zijn voor veel mensen belangrijke activiteiten die bijdragen
aan ontplooiing, ontspanning, plezier en ontmoeting. Het SCP verwijst naar de reflectie
op 28 oktober 2021. Hierin stelt het dat het invoeren van sluitingstijden voor de
horeca financiële gevolgen voor de getroffen sectoren met zich brengt. Het SCP geeft
daarnaast aan dat er twijfels bestaan over de effectiviteit van deze maatregelen.
Het SCP noemt het van belang dat het doel en de effectiviteit van bestaande maatregelen
helder worden onderbouwd en inzichtelijk worden gemaakt. Het refereert naar een onderzoek
van de RIVM gedragsunit waaruit blijkt dat met name de hygiënemaatregelen nog altijd
goed worden nageleefd. Afstand houden van anderen kan in de praktijk echter niet altijd
worden gerealiseerd. Ook het thuiswerkadvies blijkt steeds lastiger in praktijk te
brengen. Bijna zes op de tien deelnemers van het onderzoek zegt dat het lukt om voldoende
afstand te houden, ruim vier op de tien lukt dat dus niet.
Volgens het SCP is het te verwachten dat de mensen die het hardst zijn geraakt door
de crisis, in het najaar en de winter nog niet of onvoldoende hersteld zijn. Verdere
negatieve gevolgen en ervaringen komen daar bovenop, stelt het SCP, en kunnen bovendien
ook negatieve invloed hebben op het draagvlak en naleving vanuit deze groep. Het SCP
geeft aan dat hoe restrictiever het pakket aan maatregelen is en hoe langer dit voortduurt,
des te lager het (gemiddeld) psychisch welbevinden van burgers en des te hoger de
(gemiddelde) gevoelens van eenzaamheid zullen zijn. De hoge bezettingsgraad van coronapatiënten
in de ziekenhuizen leidt tevens tot uitgestelde zorg met nadelige gevolgen voor zowel
de gezondheid als de kwaliteit van leven. Ook is een aantal groepen in de samenleving
harder geraakt door de coronacrisis dan andere groepen. Het SCP wijst erop dat de
sociaalmaatschappelijke gevolgen van de crisis zich minder snel herstellen dan de
besmettingscijfers. Het is van belang de ontwikkeling in sociaalmaatschappelijke effecten
in het oog te houden en rekening te houden met een mogelijk verhoogde vraag naar ondersteuning
vanuit het sociaal domein en de geestelijke gezondheidzorg – ook in de periode na
de crisis.
Ten behoeve van het draagvlak in de samenleving, vertrouwen in de instituties en het
bereiken van ongevaccineerde kwetsbare groepen benadrukt het SCP het belang van heldere,
transparante communicatie en toegankelijke informatievoorziening. Ook bevelen zij
aan dat er in de communicatie voldoende aandacht wordt besteed aan de betekenis van
de gedeelde (en eigen) verantwoordelijkheid van mensen voor hun eigen gezondheid en
die van anderen. Bij alle communicatie, zowel over maatregelen als over het vaccinatiebeleid,
is het belangrijk aandacht te hebben hoe informatie iedereen bereikt en welke kanalen
daarvoor gebruikt kunnen worden. De meer fundamentele boodschap over de uitlegbaarheid
van besluiten en het belang van een betrouwbare overheid wordt volgens het SCP bevestigd
door onderzoek van het RIVM naar de voorkeuren van mensen over mogelijke opschaling
van maatregelen dit najaar. Hieruit komt naar voren dat er moet worden gekozen voor
effectieve maatregelen, maatregelen die tot weinig negatieve (lange termijn) effecten
leiden. Ook wordt hierin geadviseerd te kiezen voor generieke maatregelen die een
specifieke groep of gebied raken. Tot slot doet het SCP de aanbeveling te waken voor
het stigmatiseren van bevolkingsgroepen waarbij voorkomen wordt dat gehele groepen
– zoals op dit moment niet-gevaccineerden – worden weggezet als onwillig, onwetend
of onverantwoordelijk. Het SCP adviseert de verschillende perspectieven en zorgen
van mensen te erkennen en nadrukkelijk mee te nemen in de communicatie en informatievoorziening.
Volgens het SCP zou dit kunnen voorkomen dat tegenstellingen tussen gevaccineerden
en niet-gevaccineerden verder worden verscherpt en tot grotere spanning in de samenleving
leidt.
Sociaalmaatschappelijke en economische reflectie
Uit de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de ministeries van Sociale
Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken en Klimaat en Financiën (Trojka) komt
naar voren dat maatregelen om de zorg te ontlasten of besmettingen terug te dringen
per definitie een maatschappelijke impact hebben. In de context van een beperkte zorgcapaciteit
bestaat er dus een uitruil tussen maatregelen die iedereen treffen en maatregelen
die vooral ongevaccineerden treffen. De invoering van sluitingstijden is vanuit sociaal-maatschappelijk
en economisch perspectief zeer kostbaar en schadelijk. Zij adviseren in te zetten
op alternatieve maatregelen die lagere sociaal-maatschappelijke en economische kosten
hebben waaronder een placeringplicht of een capaciteitsmaximum voor evenementen
De Trojka geeft ten aanzien van algemene sluitingstijden aan dat de sociaalmaatschappelijke
en economische kosten meer dan evenredig toenemen naarmate de sluitingstijd vroeger
is. Sluitingstijden die kort op het einde van de werkdag volgen, zijn daarom uit sociaalmaatschappelijk
en economisch perspectief het meest onwenselijk. Sluitingstijden vormen een beperking
op het sociale leven van burgers. Dit effect is relatief groot voor mensen met minder
flexibiliteit in hun werkuren. Daarnaast vormen sluitingstijden ook voor ondernemers
een aanzienlijke beperking in met name de horeca en kunst en cultuur. Hoe vroeger
op de avond deze sluitingstijd is, des te groter de impact hiervan, aangezien er minder
tijd overblijft waarop zij open mogen en de meeste mensen vrije tijd hebben. De Trojka
brengt onder de aandacht dat een beperking in de sluitingstijden op plekken waar mensen
hoe dan ook komen, zoals in de winkel om inkopen te doen, voor minder spreiding zorgt
en dus voor meer drukte overdag. De sociaalmaatschappelijke en economische impact
blijft op die plekken wel beperkt. Ook bestaat er overlap in de beperking van contacten
via sluitingstijden en een placeringsplicht. De invoering van een placeringsplicht,
een thuisbezoekadvies, thuiswerkadviezen en 2G (gevaccineerd of genezen) in hoogrisicosettings
brengt minder sociaalmaatschappelijke en economische kosten met zich mee dan algemene
sluiting. De Trojka wijst op het mentaal welzijn van jongeren dat onder druk staat.
Volgens recent onderzoek van de GGD, RIVM en Trimbos Instituut zorgt de coronacrisis
voor het uitvergroten van psychische klachten bij jongeren, zoals angst en eenzaamheid.
Meer dan van andere leeftijdsgroepen vinden sociale contacten van jongeren in de avonduren
plaats. Sluiting van eet- en drinkgelegenheden en kunst en cultuur treft jongeren
buitensporig hard volgens de Trojka.
Uitvoeringstoets
Nationale Politie, Openbaar Ministerie (OM), buitengewoon opsporingsambtenaren (Rijk)
Door de politie en het OM is vooropgesteld dat een verdieping en verbreding heeft
plaatsgevonden van het maatschappelijk ongenoegen en dat er signalen van zowel horizontale
polarisatie (burgers onderling) als verticale polarisatie (burgers-overheid) zijn.
Met het instellen van nieuwe maatregelen die door een deel van de bevolking als (vrijheids)beperkend
zullen worden gezien, is de verwachting van de politie en het OM dat het maatschappelijk
ongenoegen verder zal verdiepen en dat, al dan niet kortstondig, een opleving van
maatschappelijk ongenoegen zal ontstaan. Zij denken daarbij aan (grote) demonstraties
die mogelijk een grimmig verloop kennen. Tevens zou de tweespalt tussen gevaccineerd
en niet-gevaccineerd verder kunnen verdiepen en kan er sprake zijn van meer burgerlijke
ongehoorzaamheid. In het verlengde daarvan is volgens de politie en het OM van belang
dat maatregelen duidelijk en goed uitlegbaar zijn en dat er zo min mogelijk uitzonderingen
zijn. Dit voorkomt discussie voor de handhavers op straat en het voorkomt daarmee
escalatie. Daarbij brengen de politie en het OM in herinnering dat op een advies niet
gehandhaafd kan worden. Hier ligt dus ook geen taak voor de politie, handhavers of
het OM.
OM en politie stellen tot slot vast dat de toepassing van CTB’s in sectoren vermoedelijk
voor een langere periode aan de orde zal zijn en het toepassingsbereik ervan mogelijk
uitgebreid wordt. In dat kader pleiten zij voor het strafbaar stellen van het niet
of onjuist gebruiken van een CTB, analoog aan de strafbepaling voor het niet gebruiken
van een mondkapje op daartoe aangewezen locaties. Dit kan openbareordeverstoringen
voorkomen en maakt het bestrijden van grootschalige fraude makkelijker.
Gemeenten (VNG) en veiligheidsregio’s
De VNG en veiligheidsregio’s vragen, vanuit het oogpunt van naleving en handhaafbaarheid,
om heldere en uitlegbare regels. Daarbij wordt aangegeven dat evident effectieve maatregelen
het draagvlak en daarmee de naleving kunnen vergroten. In het kader van de openbare
orde en veiligheid vragen de veiligheidsregio’s aandacht voor de ingangsdatum van
de maatregelen. In de eerste plaats vanwege de tijd die nodig is voor de implementatie,
maar ook menen zij dat er bij een snelle inwerkingtreding rekening mee moet worden
gehouden dat activiteiten al gepland staan (zoals de intocht van Sinterklaas). Het
niet doorgaan hiervan kan leiden tot protesten en onrust. In het verlengde daarvan
vragen zij ook vroegtijdig duidelijkheid te bieden over oud en nieuw.
Inzake de sluitingstijden merkt de VNG op dat duidelijk moet zijn wat het doel van
de maatregel is. Kortere openingstijden zorgen volgens de VNG juist voor een sterkere
concentratie van mensen en zij vragen zich ook af of de veiligeafstandsnorm van anderhalve
meter, placering en de inzet van CTB’s niet voldoende is voor deze sectoren. Vanuit
oogpunt van eenduidigheid spreken de veiligheidsregio’s een voorkeur uit voor een
generieke regeling voor zowel eet- en drinkgelegenheden, als evenementen, als detailhandel
en dienstverlening. Indien wel in de sluitingstijden wordt gedifferentieerd, is het
volgens de VNG van belang dat voor alle sectoren helder is wat de sluitingstijden
zijn. Een uitputtende lijst van de sectoren en sluitingstijden heeft dan voor de veiligheidsregio’s
de voorkeur. Onduidelijk is wat onder dienstverlening en detailhandel valt en wat
essentieel en niet-essentieel is.
In algemene zin pleiten de veiligheidsregio’s daarnaast om helder te maken wat nog
wel mogelijk is. Bijvoorbeeld als het gaat om afhalen en bezorgen, maar ook click
and collect. Tot slot vragen zij aandacht voor toezicht en handhaving. Met name indien
sprake is van meerdere regimes en meerdere toezichthouders moeten hier duidelijke
afspraken over zijn. In het verlengde daarvan is het van belang dat er heldere conflictregels
zijn.
Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid
De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) merkt op dat duidelijkheid vanuit
uitvoerings- en handhavingsperspectief belangrijk is. In dat kader pleit de ISZW voor
zo min mogelijk verschillende regimes en differentiatie en acht zij een verschil tussen
openbare en gesloten ruimtes onwenselijk (bijvoorbeeld een verschil tussen regels
in een restaurant en de spoelkeuken). In de uitvoering van toezicht zullen aangescherpte
maatregelen naar het oordeel van ISZW uitnodigen tot nog scherper nadenken over of
een controle fysiek nodig is. Verder is het mogelijk dat inspecteurs meer agressie
tegen gaan komen, met name in horeca en detailhandel.
Coronagedragsunit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
De gedragsunit van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) merkt
op dat veranderingen in draagvlak voorspellers zijn voor veranderingen in naleving.
In dat kader vraagt de gedragsunit aandacht voor het creëren van draagvlak door te
zorgen voor maatregelen die noodzakelijk, effectief, uitvoerbaar en handhaafbaar zijn.
Het advies is de maatregelen ook af te stemmen met burgers en uitvoerende organisaties
en te zorgen voor goede communicatie.
De gedragsunit meent dat het goed is in de communicatie niet alleen toe te lichten
wat de achterliggende overwegingen zijn, hoe er rekening is gehouden met een eerlijke
verdeling van de lusten en lasten en welke alternatieven zijn besproken, maar ook
om mensen voor te bereiden op de maatregelen die zullen volgen als deze maatregelen
niet het gewenste effect hebben. In het verlengde daarvan adviseert de gedragsunit
een onderscheid te maken tussen ingrepen op de korte termijn om een acuut probleem
op te lossen en ingrepen voor de middellange termijn. Bij niet-acute problemen is
inzetten op betere naleving van de basisregels en vaccinatie van belang. Voor acute
problemen geldt dat uit onderzoek blijkt dat kort en stevig ingrijpen de voorkeur
heeft.
Inzake de sluitingstijden merkt de gedragsunit op dat het (zeer) waarschijnlijk is
dat deze maatregelen bijdragen aan het remmen van de transmissie. Bovendien worden
de lasten hiermee volgens de gedragsunit eerlijk verdeeld over de sectoren (rechtvaardigheid)
en blijft het ruimte bieden voor de positieve waarde van sport en cultuur voor welzijn.
Daardoor is deze maatregel naar het oordeel van de gedragsunit goed uit te leggen.
Tot slot vraagt de gedragsunit nog expliciet aandacht voor heldere, consistente en
herhaalde communicatie over het nut, noodzaak, effectiviteit en uitvoerbaarheid van
naleving van de (basis)maatregelen. Ook voor gevaccineerde mensen. De gedragsunit
doet in het verlengde daarvan een oproep het belang van vaccinatie te blijven uitleggen.
Zeker nu ook veel mensen die gevaccineerd zijn in het ziekenhuis opgenomen worden
met corona. De gedragsunit meent dat benadrukt moet worden dat vaccinatie niet alleen
gaat over de bescherming van individuen, maar ook om het omlaag brengen van de circulatie
van het virus in de bevolking.
Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie
Het Nationaal Kernteam Crisiscommunicatie (NKC) signaleert dat er een duidelijke roep
is in de samenleving dat meer maatregelen nodig zijn. Dit komt ook terug in de media.
Uit de peiling van twee weken geleden blijkt dat daarvoor toen al draagvlak was en
uit eerdere besmettingsgolven weet het NKC ook dat als het aantal besmettingen toeneemt,
het draagvlak voor maatregelen ook groter wordt. Gezien het nieuws over de besmettingen
en het advies van het OMT zal de samenleving volgens het NKC ook een verzwaring verwachten.
Een deel van de samenleving heeft zelfs het gevoel dat er te ruim is versoepeld.
Tegelijkertijd is deze ronde van verzwaringen naar het oordeel van het NKC anders
dan de eerdere verzwaringen. Toen gold steeds: niet iedereen die gevaccineerd wil
worden, kan ook gevaccineerd zijn. Dat is nu anders. Een deel van de gevaccineerden
zal ervaren dat de huidige verzwaringen veroorzaakt worden door de niet-gevaccineerden
en dus eigenlijk onnodig zijn. Dit leidt tot polarisatie. Als gekozen wordt voor verzwaringen
die voornamelijk gevolgen hebben voor niet-gevaccineerden dan wordt dat door een deel
van de samenleving ervaren als maatschappelijke uitsluiting en ook dat leidt tot polarisatie.
Het NKC acht het dus raadzaam om in de communicatie zo verbindend mogelijk te zijn,
mogelijke spanningen te benoemen en dilemma’s te schetsen.
Meer specifiek adviseert het NKC transparant te zijn over de filosofie en ratio achter
de maatregelen en de effectiviteit en de uitgangspunten van het beleid te benoemen.
Daarbij benadrukt het NKC dat het gemeenschappelijke doel voorop moet staan: het beschermen
van kwetsbaren, het toegankelijk houden van de zorg voor iedereen en het houden van
zicht op het virus. Het NKC meent dat dit kan worden aangevuld met het vierde uitgangspunt:
het beperken van sociaaleconomische en maatschappelijke schade. Volgens het NKC is
het verder van belang er rekening mee te houden dat ongevaccineerden niet één groep
zijn en dus een onderscheid te maken tussen mensen die niet kunnen, die niet willen
en die twijfelen.
De placeerplicht leidt volgens het NKC tot een beperking van de capaciteit en advies
is dit ook te erkennen. Wat betreft de sluitingstijden meent het NKC tot slot dat
het voor de communiceerbaarheid helpt als er zo min mogelijk uitzonderingen zijn.
Afweging
Naar aanleiding van de meest recente ziekenhuis- en IC-cijfers, de druk op de zorg,
een verdere stijging van de besmettingscijfers, het OMT-advies naar aanleiding van
de 129e bijeenkomst en de daarin weergegeven aanzienlijke onzekerheid over het tijdstip waarop
een piek bereikt wordt en de hoogte van de piekwaarde van de IC-bezetting wordt geconcludeerd
dat de vorige week aangekondigde maatregelen niet afdoende zijn.
Daarbij heeft het kabinet het advies ontvangen om enerzijds generieke maatregelen
te nemen die gevolgd worden door meer specifieke maatregelen zodra de verbreding van
de CBT-inzet mogelijk is. Dit is aanleiding voor het kabinet om, met inachtneming
van het OMT-advies, de sociaalmaatschappelijke reflectie, het maatschappelijk beeld
en de uitvoeringstoets, te besluiten om voor een korte termijn maatregelen te treffen
om het aantal contacten te beperken en het aantal besmettingen te verlagen, zodat
daarmee ook de verspreiding van het virus kan worden vertraagd en tegelijkertijd de
wetgevingstrajecten met spoed in gang te zetten waarin mogelijk gemaakt wordt om de
CTB-inzet te verbreden.
Het kabinet geeft mede invulling aan het OMT-advies door onder meer via sluitingstijden
contactmomenten met 20 tot 25% te reduceren door te focussen op de avonduren. De dagelijkse
bezigheden, zoals onderwijs en werk, blijven hiermee voor een deel ongemoeid. Ook
met de andere maatregelen als beschreven in paragraaf 3 wordt een forse reductie van
het aantal contactmomenten en bewegingen bewerkstelligd. De maatregelen moeten in
zijn totaliteit worden bezien. Dit is nu nodig omdat het OMT concludeert dat de verspreiding
van het virus in alle regio’s, sectoren en onder alle leeftijdsgroepen plaatsvindt.
De strengere maatregelen lopen automatisch af op 4 december 2021 om 06.00 uur. Gezien
de stand van de epidemie zullen de strengere maatregelen om contacten te beperken,
ingaan op zaterdagavond 13 november 2021 om 18.00 uur ingaan. De aangekondigde maatrelen
zullen vergezeld worden van een aanvullend steunpakket, waarover uw Kamer separaat
wordt geïnformeerd.
5. Regeldruk
Deze regeling heeft enige gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven, instellingen
en professionals. In de eerste plaats wordt een placeerplicht ingevoerd voor die plaatsen
waar coronatoegangsbewijzen moeten worden toegepast en komen er verplichte sluitingstijden
voor niet-essentiële detailhandel en dienstverlening. Dit betekent voor ondernemers
dat zij hun onderneming zo moeten inrichten dat het publiek kan worden geplaceerd,
dat zij hun sluitingstijden moeten aanpassen en dat zij ook kenbaar moeten maken dat
er een placeerplicht is en de sluitingstijden beperkt zijn. Dit levert een beperkte
regeldruk op voor ondernemers. Daarnaast geldt voor evenementen dat deze tussen 18.00
uur en 06.00 uur verboden zijn, dat geplaceerde evenementen een maximum van 1.250
personen kennen en dat er geen publiek bij sport is toegestaan. De organisator van
een evenement of de beheerder van een sportlocatie dient hierop zijn evenement of
locatie in te richten en de deelnemers en het publiek op de hoogte te stellen van
de geldende regels, hetgeen regeldruk oplevert voor de organisator en beheerders.
Tot slot wordt een maximale groepsgrootte van 75 personen in het MBO, HBO en WO ingevoerd.
Deze maatregel heeft gevolgen voor de regeldruk voor onderwijsinstellingen. Zij moeten
bezoekers informeren over de nieuwe maatregelen en moeten deze implementeren. Verder
zullen roosters moeten worden aangepast en zullen er andere organisatorische maatregelen
nodig zijn om deze maatregel toe te passen. De hiervoor beschreven regeldruk is echter
noodzakelijk, omdat het aantal besmettingen toeneemt en er druk op de zorg ontstaat.
Het is dus van belang dat het aantal contactmomenten wordt beperkt.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Dit onderdeel voegt een begripsbepaling van winkel toe aan artikel 1.1. Een winkel
is een publieke plaats waarin goederen plegen te worden verkocht. Voorbeelden zijn
supermarkten en kleding-, kook- en woonwinkels. Een kapper is bijvoorbeeld geen winkel.
Onderdeel B
Op grond van artikel 4a.1 zijn alle winkels in beginsel gesloten tussen 18.00 uur
en 06.00 uur van 13 november 2021 om 18.00 uur tot en met 4 december 2021 om 06.00
uur.
Op de verplichte sluiting van winkels tussen 18.00 en 06.00 uur is gericht een beperkt
aantal uitzonderingen gemaakt. De uitzonderingen betreffen cruciale winkels noodzakelijk
ten behoeve van doorgang van het dagelijks leven en welzijn.
Een aantal winkels is uitgezonderd, mits wel gesloten voor publiek tussen 20.00 uur
en 06.00 uur. Het gaat om winkels in de levensmiddelenbranche, winkels in zorg- of
welzijnshulpmiddelen, dierenwinkels en groothandels.
Andere winkels zijn uitgezonderd zonder beperking in tijd. Deze winkels mogen, onverminderd
andere regelgeving, gedurende de gehele dag geopend zijn voor publiek. Het gaat om
apotheken, tankstations, winkels op luchthavens en winkels die worden gebruikt voor
verkiezingen, uitsluitend voor die functie.
Op grond van artikel 4.a2 zijn de daarin opgenomen locaties verplicht tussen 18.00
en 06.00 te sluiten. Deze beperkte sluitingstijden gelden van 13 november 2021 om
18.00 uur tot en met 4 december 2021 om 06.00 uur.
Onderdeel C
In locaties waar gebruik wordt gemaakt van coronatoegangsbewijzen moeten personen
geplaceerd zijn van 13 november 2021 om 18.00 uur tot en met 4 december 2021 om 06.00
uur. Daarom is in artikel 4.2, eerste lid, aanhef en onder c, bepaald dat de beheerder
van een eet- en drinkgelegenheid er zorg voor draagt dat het publiek wordt geplaceerd.
Eet- en drinkgelegenheden mogen van 13 november 2021, ’s avonds, tot en met 4 december
2021 om 06.00 uur slechts geopend zijn voor publiek tussen 20.00 uur en 06.00 uur.
Daarom is in artikel 4.2, tweede lid, bepaald dat een eet- en drinkgelegenheid tussen
20.00 uur en 06.00 uur gesloten moet zijn voor publiek. De uitzonderingen op de verplichte
sluitingstijd, zoals opgenomen in artikel 4.2, vierde en zesde lid, blijven onverkort
van toepassing.
Verder is geregeld dat de placeerplicht niet geldt voor locaties die worden gebruikt
ten behoeve van de uitvoering van verkiezingen (artikel 4.2, zesde lid en artikel
4.3, vierde lid). Van 22 tot en met 24 november 2021 is het in een aantal gemeenten3 mogelijk om te stemmen tijdens de herindelingsverkiezingen. Tijdens deze herindelingsverkiezingen
wordt gebruik gemaakt van locaties die kwalificeren als een eet- en drinkgelegenheid
of een locatie voor de vertoning of beoefening van kunst en cultuur. Op 24, 25 en
26 november 2021 vindt het tellen van de stemmen plaats (de stemopneming). Tijdens
de stemopneming vindt geen doorstroom plaats. De placeerplicht geldt voor deze locaties
niet om zo te kunnen garanderen dat de stemopneming door iedereen bijgewoond kan worden
op een wijze die niet aan restricties is gebonden. Hiermee kan het telproces zo transparant
mogelijk plaatsvinden.
Onderdeel D
In locaties waar gebruik wordt gemaakt van coronatoegangsbewijzen moeten personen
van 13 november 2021 om 18.00 uur tot en met 4 december 2021 om 06.00 uur geplaceerd
zijn. Daarom is in de artikelen 4.3, eerste lid, aanhef en onder c, bepaald dat de
beheerder van een locatie voor kunst en cultuur er zorgt voor draagt dat het publiek
wordt geplaceerd. De placeerplicht geldt niet in doorstroomlocaties en in locaties
die worden gebruikt ten behoeve van de verkiezingen (zie onderdeel C). Ook mogen per
zelfstandige ruimte niet meer dan 1.250 personen als publiek worden toegelaten. Dit
is neergelegd in artikel 4.3, eerste lid, aanhef en onder d.
Onderdeel E
Bij sportwedstrijden, zowel van amateurs als topsporters, is het van 13 november 2021
om 18.00 uur tot en met 4 december 2021 om 06.00 uur niet toegestaan dat toeschouwers
aanwezig zijn. Dit is neergelegd in artikel 5.1, eerste lid, aanhef en onder g. Daarnaast
mogen evenementen niet meer worden georganiseerd tussen 18.00 uur en 06.00 uur.
In het vierde lid is een aantal uitzonderingen op het verbod op het organiseren van
evenementen tussen 18.00 uur en 06.00 uur. Dit verbod geldt niet voor sportwedstrijden
zonder toeschouwers, de vertoning van kunst en cultuur en uitvaarten.
Onderdeel F
Daar waar gebruik wordt gemaakt van coronatoegangsbewijzen moeten personen geplaceerd
zijn van 13 november 2021 om 18.00 uur tot en met 4 december 2021 om 06.00 uur. Daarom
is in artikel 5.2, eerste lid, aanhef en onder f, bepaald dat de organisator van een
evenement er zorgt voor draagt dat deelnemers worden geplaceerd. Tussen de genoemde
datums is het dus niet toegestaan een ongeplaceerd evenement binnen te organiseren
waarbij geen sprake is van doorstroom met maximaal drie vierde van de reguliere capaciteit
van de locatie (vijfde lid).De placeerplicht geldt niet ten aanzien van deelnemers
bij evenementen waarbij sprake is van doorstroom van deelnemers.
Onderdeel G
Dit onderdeel herintroduceert een maximale groepsgrootte voor bepaalde ruimtes in
instellingen voor beroepsonderwijs en hoger onderwijs van 13 november 2021 om 18.00
uur tot en met 4 december 2021 om 06.00 uur. Per zelfstandige ruimte waar een onderwijsactiviteit
plaatsvindt, mogen niet meer dan vijfenzeventig studenten daaraan deelnemen. Docenten
en begeleiders worden hier niet bij meegerekend. Dit maximum geldt voor alle onderwijsactiviteiten
(les, college, werkgroep, praktijkles etc.). De maximale groepsgrootte geldt niet
in gangen en andere doorstroomruimtes, omdat dit geen zelfstandige ruimtes zijn waar
onderwijsactiviteiten worden verzorgd. Voor andere ruimten op locaties van onderwijsinstellingen,
waar geen onderwijsactiviteiten worden verricht in de zin van de wet, gelden deze
regels dus niet, zoals voor eet- en drinkgelegenheden op een campus. Tot slot formuleert
het tweede lid een uitzondering op het maximumaantal deelnemers aan onderwijsactiviteiten
voor ruimten waar de instelling op dat moment een examen, tentamen of toets afneemt.
Examens, tentamens en toetsen zijn namelijk essentieel voor de voortgang van studie,
opleiding en educatie.
Artikel II Inwerkingtreding
Het kabinet doet een beroep op de spoedprocedure van artikel 58c, derde lid, Wpg.
Het doorlopen van de standaardprocedure, zoals opgenomen in artikel 58c, tweede lid,
Wpg zou tot gevolg hebben dat de regeling op haar vroegst een week na vaststelling
en gelijktijdige overlegging aan beide Kamers in werking kan treden op 20 november
2021. De bepalingen dienen gezien de epidemiologische situatie echter zo spoedig mogelijk
in werking te treden. De inwerkingtreding van deze regeling is vastgesteld op 13 november
2021 om 18.00 uur. Vanwege de vereiste spoed wordt daarbij afgeweken van de zogeheten
vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden. De regeling
wordt binnen twee dagen na vaststelling aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.
De regeling vervalt van rechtswege indien de Tweede Kamer binnen een week na de toezending
besluit niet in te stemmen met de regeling.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge