Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 8 maart 2021, kenmerk 1812476-217081-WJZ, houdende wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba in verband met verlenging en enkele bijstellingen van het maatregelenpakket en aanpassing van de uitzonderingen op de verplichte antigeentestuitslag

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Buitenlandse Zaken, de Minister en Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, de Minister van Economische Zaken en Klimaat, de Minister voor Medische Zorg, de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op de artikelen 58e, eerste lid, 58g, eerste lid, 58h, eerste lid, 58i, 58j, eerste lid, onder f, en 58p, tweede lid en derde lid, onder a, van de Wet publieke gezondheid;

Besluiten:

ARTIKEL I

De Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 2.6 wordt ‘de locatie van het inchecken, de beveiligings- en grensprocessen en het boarden op een luchthaven’ vervangen door ‘de locatie van het inchecken, de bagageband, de beveiligings- en grensprocessen, het boarden en de locatie waar reizigers getest worden op de aanwezigheid van het virus SARS-CoV-2 op een luchthaven’.

B

Artikel 3.1, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel h wordt ‘wij’ vervangen door ‘wie’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. personen in een woongedeelte van een voertuig of vaartuig.

C

In de artikelen 3.1, derde lid, 4.a1, eerste lid, aanhef, 4.4, vierde lid, 5.1, vijfde en zesde lid, 6.4, vierde lid, en 6.8, zevende lid, wordt ‘15 maart 2021’ telkens vervangen door ‘30 maart 2021’.

D

Artikel 4.a1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel ll wordt ‘op’ vervangen door ‘of’.

b. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel mm door een puntkomma, worden vier onderdelen toegevoegd, luidende:

  • nn. locaties waar opgelegde educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid worden ondergaan, uitsluitend voor die functie;

  • oo. locaties waar theorie-examens worden afgenomen die noodzakelijk zijn voor het mogen besturen van een vervoermiddel benodigd voor de uitoefening van een beroep of bedrijf of voor de uitoefening van het beroep van rijinstructeur, keurmeester voor de periodieke keuring van motorrijtuigen, tachograaftechnicus of LPG-technicus, uitsluitend voor die functie;

  • pp. locaties waar theoretische nascholingscursussen als bedoeld in artikel 156r van het Reglement rijbewijzen plaatsvinden of waar theoretische bijscholing als bedoeld in artikel 12b, eerste lid, van de Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 plaatsvindt, uitsluitend voor die functie;

  • qq. locaties die worden gebruikt voor onderwijsactiviteiten in het kader van lichamelijke opvoeding door instellingen voor primair onderwijs.

2. Het derde lid, onder e, komt te luiden:

  • e. slechts twee personen per verdieping per tijdvak of één persoon per 25 m² voor publiek toegankelijke winkelvloeroppervlakte per tijdvak worden binnengelaten en ten hoogste vijftig personen tegelijkertijd per tijdvak.

E

Aan de artikelen 6.1, tweede lid, en 6.3, eerste lid, onder b, wordt toegevoegd ‘of tijdens buitensportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente’.

F

Aan artikel 6.2, eerste lid, wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. personen die in georganiseerd verband sport beoefenen in een sportaccommodatie buiten of tijdens buitensportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente, mits het groepsverband niet groter is dan vier personen.

G

Artikel 6.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. In lid a1 wordt ‘twee personen’ vervangen door ‘vier personen’.

2. Na lid a1 wordt een lid ingevoegd, luidende:

  • a2. In afwijking van artikel 4.a1 mogen zwemgelegenheden en de daarbij behorende toiletvoorzieningen worden opengesteld voor publiek uitsluitend voor zwemles aan kinderen tot en met twaalf jaar voor het behalen van het A-, B- of C-diploma, indien:

    • a. de beheerder van de zwemgelegenheid de begeleiders van de kinderen in de gelegenheid stelt de volgende gegevens beschikbaar te stellen ten behoeve van de mogelijke uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst:

      • 1°. volledige naam;

      • 2°. datum en tijdstip van aankomst;

      • 3°. e-mailadres; en

      • 4°. telefoonnummer;

    • b. de beheerder van de zwemgelegenheid toestemming vraagt aan de begeleiders van de kinderen voor de verwerking en overdracht van de onder a bedoelde gegevens ten behoeve van de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst. Daarbij wordt vermeld dat het geven van deze toestemming vrijwillig is;

    • c. de onder a genoemde gegevens op zodanige wijze worden verwerkt dat daarvan geen kennis kan worden genomen door andere personen;

    • d. de onder a genoemde gegevens uitsluitend worden verwerkt voor de uitvoering van bron- en contactopsporing door de gemeentelijke gezondheidsdienst, veertien dagen worden bewaard en daarna worden vernietigd door de beheerder van de zwemgelegenheid.

3. In het tweede lid, onder b, wordt ‘inzwemgelegenheden’ vervangen door ‘in zwemgelegenheden’.

H

Artikel 6.7c wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder d, wordt ‘die antigeentest maximaal vier uur oud is of die NAAT-test maximaal twaalf uur oud is’ vervangen door ‘die antigeentest of NAAT-test maximaal vierentwintig uur oud is’.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert:

    • 1°. die de boot of het schip niet verlaten en geen reisbeweging van en naar die boot of dat schip maken; of

    • 2°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland kunnen tonen.

b. Onderdeel h komt te luiden:

  • h. personen op een vlucht of aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, die Nederland niet als eindbestemming hebben:

    • 1°. die wegens onvoorziene omstandigheden naar een Nederlandse luchthaven of haven moeten uitwijken; of

    • 2°. die de luchthaven of de haven niet verlaten.

c. Onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel j, onder 1°, door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel j, onder 2°, door ‘; of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland kan tonen.

d. Onder vervanging van de punt aan het einde van onderdeel l door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. personen werkzaam in het transport van goederen, voor zover noodzakelijk en op het moment dat zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen en voor zover zij maximaal achtenveertig uur in een in het tweede lid bedoeld gebied hebben verbleven.

I

In artikel 6.8, tweede lid, onder b, wordt ‘aankomsttijd’ vervangen door ‘tijdstip van aankomst’.

J

In artikel 6.15 wordt ‘15 maart 2021’ vervangen door ‘31 maart 2021, 04.30 uur,’.

K

Artikel 6.16, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘Caribisch’ vervangen door ‘Caribische’.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, worden drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. het uitbrengen van een stem in een verkiezing als bedoeld in de Kieswet;

  • g. het als een kiezer of als een waarnemer als bedoeld in artikel J 39 van de Kieswet of artikel 13, eerste lid, van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 bijwonen van de zitting van een stembureau of het gemeentelijk stembureau voor een verkiezing als bedoeld in de Kieswet;

  • h. werkzaamheden als lid of vrijwilliger van een stembureau dan wel het gemeentelijk stembureau of als plaatsvervangend lid dan wel aangewezen ambtenaar als bedoeld in artikel N 5 van de Kieswet.

L

Aan artikel 6.18 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. Werkzaamheden als bedoeld in artikel 6.16, tweede lid, onder h, gelden slechts als uitzonderingsgrond indien een bescheid wordt overgelegd waaruit de aanstelling als lid, plaatsvervangend lid of ambtenaar of de kwalificatie als vrijwilliger als bedoeld in dat onderdeel blijkt.

ARTIKEL II

Artikel II, eerste lid, van de Regeling van de Ministers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) wordt als volgt gewijzigd:

1. ‘6.4 lid a1’ wordt vervangen door ‘6.4 leden a1 en a2’.

2. ‘16 maart 2021’ wordt vervangen door ‘31 maart 2021’.

ARTIKEL III

Artikel 6.12 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder d, wordt ‘die antigeentest maximaal vier uur oud is of die NAAT-test maximaal twaalf uur oud is’ vervangen door ‘die antigeentest of NAAT-test maximaal vierentwintig uur oud is’.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert:

    • 1°. die de boot of het schip niet verlaten en geen reisbeweging van en naar die boot of dat schip maken; of

    • 2°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Bonaire kunnen tonen.

b. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. personen op een vlucht of aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, die Bonaire niet als eindbestemming hebben:

    • 1°. die wegens onvoorziene omstandigheden naar de luchthaven of haven van Bonaire moeten uitwijken; of

    • 2°. die de luchthaven of de haven niet verlaten.

c. Onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel j, onder 1°, door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel j, onder 2°, door ‘; of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Bonaire kan tonen.

ARTIKEL IV

Artikel 6.13 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder d, wordt ‘die antigeentest maximaal vier uur oud is of die NAAT-test maximaal twaalf uur oud is’ vervangen door ‘die antigeentest of NAAT-test maximaal vierentwintig uur oud is’.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert:

    • 1°. die de boot of het schip niet verlaten en geen reisbeweging van en naar die boot of dat schip maken; of

    • 2°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Sint Eustatius kunnen tonen.

b. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. personen op een vlucht of aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, die Sint Eustatius niet als eindbestemming hebben:

    • 1°. die wegens onvoorziene omstandigheden naar de luchthaven of haven van Sint Eustatius moeten uitwijken; of

    • 2°. die de luchthaven of de haven niet verlaten.

c. Onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel j, onder 1°, door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel j, onder 2°, door ‘; of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Sint Eustatius kan tonen.

d. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. reizigers die gebruikmaken van regionaal grensoverschrijdend vervoer dat is georganiseerd via een corridor in verband met noodzakelijk gebruik van essentiële dienstverlening die niet verleend wordt in Sint Eustatius.

ARTIKEL V

Artikel 6.12 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba wordt als volgt gewijzigd:

1. In het derde lid, onder d, wordt ‘die antigeentest maximaal vier uur oud is of die NAAT-test maximaal twaalf uur oud is’ vervangen door ‘die antigeentest of NAAT-test maximaal vierentwintig uur oud is’.

2. Het vierde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. Onderdeel f komt te luiden:

  • f. zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert:

    • 1°. die de boot of het schip niet verlaten en geen reisbeweging van en naar die boot of dat schip maken; of

    • 2°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Saba kunnen tonen.

b. Onderdeel g komt te luiden:

  • g. personen op een vlucht of aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, die Saba niet als eindbestemming hebben:

    • 1°. die wegens onvoorziene omstandigheden naar de luchthaven of haven van Saba moeten uitwijken; of

    • 2°. die de luchthaven of de haven niet verlaten;

c. Onder vervanging van ‘; of’ aan het slot van onderdeel j, onder 1°, door een puntkomma en onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel j, onder 2°, door ‘; of’ wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • 3°. die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Saba kan tonen.

d. Onder vervanging van de punt aan het slot door een puntkomma wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • m. reizigers die gebruikmaken van regionaal grensoverschrijdend vervoer dat is georganiseerd via een corridor in verband met noodzakelijk gebruik van essentiële dienstverlening die niet verleend wordt in Saba.

ARTIKEL VI

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, met uitzondering van artikel I, onderdelen J, K en L, die in werking treden met ingang van 15 maart 2021, 21.00 uur.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, H.M. de Jonge

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren

TOELICHTING

1. Algemeen

Strekking

Deze regeling strekt tot verlenging van het geldende maatregelenpakket ter bestrijding van de covid-19-epidemie, inclusief de avondklok, in het Europese deel van Nederland tot en met 31 maart 2021, onder doorvoering van een beperkt aantal geringe bijstellingen. Ook wijzigt deze regeling de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba in verband met wijzigingen omtrent de verplichte negatieve antigeentestuitslag.

Pijlers van de bestrijding van de epidemie

Nederland bevindt zich nog middenin een pandemie van het virus SARS-CoV-2 (hierna: het virus), die inmiddels meer dan een jaar in Nederland tot besmettingen leidt. Vanwege de SARS-CoV-2-crisis, golden reeds ingrijpende maatregelen, die zijn gebaseerd op drie pijlers:

  • een acceptabele belastbaarheid van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere zorg;

  • het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;

  • het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.

Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt, gelet op de in de paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie.

Wettelijke grondslag

Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).

2. Epidemiologische situatie

Afgelopen week is het aantal meldingen van nieuw gediagnosticeerde gevallen van het virus vrijwel gelijk gebleven. Gemiddeld waren er afgelopen week 176 meldingen van bevestigde COVID-19-gevallen per 100.000 inwoners, t.o.v. 177 in de week daarvoor. In tien van de vijfentwintig regio’s was er een toename in het aantal besmettingen en in vijftien regio’s was er een daling. Er is grote variatie tussen de regio’s. Drie regio’s hadden meer dan 250 meldingen per 100.000 inwoners, drie regio’s hadden 200–250 meldingen per 100.000 inwoners, twaalf regio’s 150–200 meldingen per 100.000 inwoners, en zeven regio’s 100–150 meldingen per 100.000 inwoners.

Het aantal afgenomen testen in de teststraten nam met 12% toe ten opzichte van de week daarvoor. In alle leeftijdsgroepen nam het aantal testen toe. De invloed van het veranderde test- en bron- en contactonderzoekbeleid bij kinderen onder de dertien jaar, samen met de opening van primair onderwijs en kinderopvang, is zichtbaar; het aantal testen per 100.000 inwoners was in de leeftijdsgroep 0- t/m 12-jarigen het sterkst verhoogd. De testincidentie was het hoogst in de groep van 30–39 jaar. Het percentage positief geteste personen in de teststraten bedroeg afgelopen week 8,5%, wat een daling is ten opzichte van vorige week (9,6%).

Het percentage positief geteste personen is in alle leeftijdsgroepen gedaald.

In geen van de regio’s kwam het weekgemiddelde van het percentage positief geteste personen in de teststraten uit boven 15%. De Infectieradar (www.infectieradar.nl) laat in de afgelopen week een lichte afname zien van het aandeel mensen met luchtwegklachten; 22% van de mensen met luchtwegklachten gaf aan dat deze klachten waarschijnlijk komen door hooikoorts of een andere allergie. Van deze groep liet slechts 10% zich testen, ten opzichte van 41% van de andere mensen met luchtwegklachten.

In de meeste leeftijdsgroepen is een stijging van de incidentie van meldingen te zien, behalve bij de 70-plussers waar een lichte daling is waargenomen. Het hoogste aantal gemelde gevallen (210–225) per 100.000 betreft de groep van 18 t/m 39 jaar, het laagste aantal gemelde gevallen per 100.000 is er bij kinderen van 0–12-jaar en 60-plussers (125–145). De andere leeftijdsgroepen hebben tussen de 170 en 200 gevallen per 100.000 personen.

De belasting van de zorg in de ziekenhuizen blijft onveranderd hoog. Het aantal nieuw opgenomen patiënten en de bezetting op de ziekenhuisafdelingen is stabiel, maar bij de IC-afdelingen is er een toename van nieuwe patiënten te zien. Afgelopen week waren er vier dagen met meer dan veertig Intensive Care-opnames per dag. In de verpleeghuizen en woonzorgcentra voor ouderen daalt het aantal nieuwe besmettingen verder. In instellingen voor personen met een beperking daalt het aantal nieuwe besmettingen ook. Dit is waarschijnlijk toe te schrijven aan de daar uitgevoerde vaccinaties.

De oversterfte werd afgelopen week geschat op ongeveer 350 personen (conform de berekeningen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)), een daling ten opzichte van de schatting van 440 in de voorgaande week. De berekeningen van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) laten geen oversterfte meer zien. Het verschil tussen CBS en RIVM is terug te voeren op verschillende schattingsmethoden, waarbij het CBS in tegenstelling tot het RIVM wat betreft de referentiewaarde extra sterfte ten gevolge van griep betrekt – terwijl dit jaar nog geen griepsterfte heeft gekend. Afgelopen week werden bij het RIVM wel meer dan 300 meldingen gedaan van overlijdens door het virus.

De effecten van vaccinatie op het aantal meldingen wordt nauwkeurig gevolgd. Zoals vorige week ook aangegeven, lijken de eerste indicaties van het effect van vaccinatie in de gevaccineerde doelgroepen zich af te tekenen. Dit effect is duidelijk zichtbaar bij de verpleeghuisbewoners. Bij deze groep neemt zowel het aantal besmettingen als het aantal overlijdens af, al is het aantal besmettingen met het virus nog steeds hoger dan bij thuiswonende ouderen. Bij thuiswonende personen ouder dan 80 jaar lijkt het aantal besmettingen te stabiliseren en het aantal overlijdens af te nemen, terwijl het aantal besmettingen bij personen tussen de 60 en 80 jaar stijgt.

Samenvattend wordt in de afgelopen week een stabilisatie van het aantal meldingen gezien bij een toename van het aantal uitgevoerde testen. Het percentage positieve testuitslagen is gedaald tot 8,5%. Er zijn grote verschillen tussen de regio’s. Landelijk was de incidentie afgelopen week 176 per 100.000 inwoners, regionaal varieert deze tussen de 115 en 350 meldingen per 100.000 inwoners. De afgelopen week is het aantal nieuwe ziekenhuisopnames gelijk gebleven, maar de instroom op de Intensive Care neemt toe. Het aantal locaties met nieuwe besmettingen van verpleeghuizen en woonzorgcentra voor ouderen daalt verder; waarschijnlijk als gevolg van het vaccinatieprogramma. Het aantal besmettingen bij bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen met een beperking daalt. De oversterfte is nog licht verhoogd, alhoewel deze is afgenomen ten opzichte van de weken daarvoor.

3. Hoofdlijnen van deze regeling

Verlenging maatregelenpakket

Het Outbreak Management Team (OMT) adviseert in zijn 103e advies om nu geen ingrijpende beleidswijzigingen door te voeren die tot meer contacten en mobiliteit, en daarmee ook nieuwe besmettingen zullen leiden.

De avondklok en de maatregel van bezoekbeperking zijn gelijktijdig ingesteld en het effect van deze maatregelen is niet los van elkaar te beoordelen. Ze leiden samen tot naar schatting 10% minder nieuwe besmettingen; dit effect is eerder waargenomen en wordt bevestigd door de meest recente besmettingsdata en modellen. Een effect van 10% reductie heeft in de komende periode – nu de Rt op waarden rond de één zit – een significante impact op de prognoses voor het aantal ziekenhuis- en IC-opnames.

Er is recent – terwijl de avondklok en bezoekbeperking van kracht waren – besloten tot het heropenen van het voortgezet onderwijs op 1 maart 2021 en het weer toelaten van de uitoefening van contactberoepen vanaf 3 maart 2021. Het effect dat de versoepeling van deze maatregelen heeft op het aantal nieuwe besmettingen kan nu – na enkele dagen – nog niet beoordeeld worden. Dit effect kan pas beoordeeld worden vanaf circa twee weken na de heropening dus vanaf medio maart.

Zoals hierboven beschreven is de epidemiologische situatie nog steeds zeer zorgelijk en zijn de prognoses met onzekerheden omgeven. Iedere aanpassing van de maatregelen in de huidige context zal leiden tot een toename van het aantal contacten en daarmee ook besmettingen, en als gevolg hiervan, van de ziekenhuisopnames en de druk op de zorg.Daarnaast signaleert het OMT dat het ingrijpen en eventueel terugdraaien van versoepelingen waarschijnlijk te laat komt om een stijging van de besmettingen als gevolg van het mogelijk opheffen van de avondklok of bezoekbeperking in combinatie met de huidige versoepelingen, op te vangen; dit komt ook vanwege het nog hoge aantal besmettelijke personen (rond de 100.000, waardoor een kleine verandering van het reproductiegetal direct tot een absoluut gezien groot aantal extra nieuwe besmettingen leidt). Derhalve adviseert het OMT om nu geen ingrijpende beleidswijzigingen door te voeren.

De beperkte afname en stabilisatie van het aantal besmettingen en de komst van en de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken dat het nodig blijft het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk te beperken tot alleen cruciale contacten.

Naast het epidemiologisch beeld en het OMT-advies, worden er ook andere elementen betrokken voor een zo volledig mogelijke afweging in besluitvorming. Deze bestaan uit het maatschappelijk beeld (SCP), een OMT-advies, een sociaal-maatschappelijke reflectie op de maatregelen (SCP), een sociaal-maatschappelijk en economische weging (Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid) en de uitvoeringstoets op de maatregelen (onder andere de gedragsunit van het RIVM, de nationale politie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Daaruit blijkt dat behoefte in de samenleving aan versoepelingen groot is. Tegelijkertijd is die ruimte die daarvoor vanuit epidemiologisch perspectief bestaat zeer beperkt. Het kabinet wil daarom met de verlenging van de maatregelen enkele gecontroleerde en bewuste stappen zetten om de samenleving en economie enige ruimte te bieden, waarbij het zich realiseert dat dit naar verwachting consequenties heeft voor het aantal besmettingen en belasting voor de zorg. In deze regeling worden daarom de volgende bijstellingen geregeld:

  • winkelen op afspraak wordt geschikter gemaakt voor middelgrote en grote winkels;

  • zwemgelegenheden worden opengesteld voor zwemles ten behoeve van het A, B en C-diploma voor kinderen tot en met twaalf jaar;

  • een wijziging ten aanzien van theorie-examens in het kader van een beroep of bedrijf;

  • het wordt voor volwassenen mogelijk om op buitensportlocaties met maximaal vier personen buiten te sporten of om deel te nemen aan sportactiviteiten buiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente;

  • een wijziging ten aanzien van de verplichte negatieve antigeen- of NAAT-testuitslag;

  • Een wijziging in de uitzonderingen op de avondklok in verband met de verkiezingen.

Winkelen op afspraak

Het kabinet heeft besloten het toegankelijker te maken voor de consument om middels ‘winkelen op afspraak’ in winkelbehoeften te voorzien. Voor winkeliers biedt dit eveneens kansen om enige omzet te genereren en vaste lasten (deels) terug te verdienen. Naast de mogelijkheden voor bestellen en afhalen en verkoop via online webshop heeft het kabinet mogelijk gemaakt om op een veilige manier en op afspraak de winkels te bezoeken. Inmiddels hebben winkeliers de eerste ervaringen met winkelen op afspraak opgedaan en wordt de maatregel aangepast. Daarbij wordt meer aangesloten bij de grootte van de winkels of locatie met een winkelfunctie zodat het winkelen op afspraak op een passende manier uitgevoerd kan worden.

Met ‘winkelen op afspraak’ reserveren klanten (telefonisch of online) minimaal vier uur van tevoren een tijdslot van minimaal tien minuten om te kunnen winkelen. Uitgangspunten hierbij zijn dat het winkelen gespreid over de dag plaatsvindt en er geen oploop van publiek ontstaat. Per verdieping per tijdvak worden maximaal twee personen binnengelaten of per 25 m2 winkelvloeroppervlakte wordt één persoon per tijdvak per winkel binnengelaten. Hierbij wordt een maximum voor winkels gehanteerd van vijftig bezoekers in de winkel. Door dit maximum voorkomen we dat bij grote winkels een te grote oploop van publiek ontstaat en kunnen personen in de winkel zich gelijkelijk over de ruimte verdelen. De winkelvloeroppervlakte is de voor het publiek toegankelijke vloeroppervlakte in de winkel. Dit betreft de ruimte waar het winkelend publiek komt en dus niet het magazijn.

De algemene voorwaarden voor openstelling van publieke plaatsen en basisregels borgen dat de winkelstraten niet te druk worden. De basisregels, zoals de veiligeafstandsnorm en de mondkapjesplicht in de publieke binnenruimte en voorwaarden als het scheiden van stromen van publiek waardoor de aanwezige personen in de publieke plaats zo min mogelijk met elkaar in contact komen blijven onverkort van kracht. Omdat er maar een beperkt aantal personen per m2 tegelijkertijd binnen mag zijn, worden de contactmomenten met anderen geminimaliseerd. Hiermee is het risico op verspreiding van het virus eveneens geminimaliseerd. Ook draagt het van tevoren reserveren van een tijdslot bij aan een bewuste keuze om naar een winkel te gaan, zodat consumenten geen onnodige reisbewegingen maken.

De beheerder van de winkel moet er zorg voor dragen dat niet meer personeel in de winkel aanwezig is dan nodig voor het verkopen van artikelen. Ook draagt hij zorg dat per reservering slechts één klant de winkel betreedt. In de winkel vinden geen andere activiteiten plaats dan die nodig zijn voor het verkoopproces van het assortiment van de winkel. Er vinden bijvoorbeeld geen demonstraties en workshops plaats en er is geen horecafunctie of eten en drinken voor directe consumptie aanwezig. Om ook op andere locaties waar producten kunnen worden verkocht, zoals bij kappers (contactberoepen) en in de gastvrijheidssector, winkelen op afspraak mogelijk te maken, zijn ook locaties met een winkelfunctie onder de uitzondering opgenomen.

Het derde lid van artikel 4.a1 geldt naast het eerste en tweede lid. Dit betekent bijvoorbeeld dat winkels die nog open mochten zijn, open mogen blijven, zoals winkels in de levensmiddelenbranche en winkels die geopend zijn voor ‘bestellen en afhalen’, alsook locaties voor reparatie en onderhoud van goederen. De beperkingen ten aanzien van de aanwezigen in de winkel gelden alleen voor het winkelen op afspraak.

Openstelling zwemgelegenheden voor zwemles kinderen tot en met twaalf jaar

Het kabinet is van mening dat nu de lockdown voortduurt en we richting de zomer gaan, het van belang is dat zwemlessen voor kinderen tot en met twaalf jaar weer hervat kunnen worden. Zwemlessen voor deze groep zijn cruciaal om kinderen veilig in en om het water te laten recreëren. In een land als Nederland – waar water altijd in de buurt is – is het een basisvaardigheid om zelfredzaam te zijn wanneer je onbedoeld in het water terecht komt. Doordat het diplomazwemmen lange tijd heeft stilgelegen, zijn kinderen teruggeworpen in hun leerproces en zijn de wachtlijsten om te starten met zwemles gegroeid. Het kabinet wil dan ook zwemlessen voor kinderen tot en met twaalf jaar voor het A-, B- en C-diploma toestaan, zodat wordt voorkomen dat een grote groep kinderen de zomer ingaat zonder een zwemdiploma. Hiermee voorkomen we verdrinking. In totaal halen circa 300.000 kinderen jaarlijks hun zwemdiploma’s waardoor 99 procent van de twaalfjarigen minimaal één zwemdiploma heeft. Binnensporten is op dit moment voor alle leeftijdscategorieën niet toegestaan. Gelet op de risico’s van verdrinking is een uitzondering voor zwemlessen in binnenzwembaden gerechtvaardigd. Tegelijkertijd is het openstellen van zwemlessen voor alle leeftijdscategorieën epidemiologisch gezien een te groot risico. Derhalve wordt bij het openstellen van binnenzwembaden ten behoeve van zwemles aangesloten bij andere maatregelen, waarbij voor kinderen tot en met twaalf jaar vaker een uitzondering wordt gemaakt. Daarmee wordt veruit het grootste deel van de mensen die zwemles krijgen ten behoeve van de A, B en C-diploma’s ondervangen.

Het bovenstaande betekent dat zwembaden, zowel binnen als buiten, open kunnen, maar uitsluitend voor deze functie. De daarbij behorende toiletvoorzieningen mogen ook geopend zijn. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

  • 1) reservering, triage en registratie;

  • 2) verkouden kinderen of kinderen met andere griepklachten wordt geadviseerd thuis te blijven;

  • 3) kleedkamers zijn open voor de kinderen met zwemles; en

  • 4) ouders en verzorgers blijven tijdens de les buiten.

Daarnaast zijn de protocollen van de zwembranche onverkort van kracht.

Buitensporten voor volwassenen

Gezien het belang van sporten en bewegen voor de fysieke en mentale gezondheid van iedereen, heeft het kabinet besloten om ook voor volwassenen van zevenentwintig jaar en ouder de mogelijkheden tot buitensporten te vergroten. Een verruiming van de groepsgrootte waarin gesport mag worden van twee naar vier, vergroot de mogelijkheden om te sporten. Met deze verruiming worden verschillende sportvormen weer beter mogelijk en worden de aangepaste trainingen in bijvoorbeeld teamsporten weer iets aantrekkelijker (denk aan voetbal, hockey, honkbal, tennis), omdat dit dan in groepjes van vier mogelijk wordt. Het kabinet sluit hierbij aan bij de context van jongvolwassenen. Dat betekent dat het mogelijk wordt gemaakt in georganiseerd verband op een sportaccommodatie buiten te sporten, of om deel te nemen aan sportactiviteiten buiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente. De verwachting is dat een grotere groep Nederlanders er hierdoor voor zal kiezen om weer actief te worden.

Verplichte negatieve antigeen- of NAAT-testuitslag

Op grond van artikel 6.7c is de aanbieder van personenvervoer via lucht- en scheepvaart verplicht alleen reizigers uit door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aangewezen gebieden te laten inreizen, die een negatieve antigeentestuitslag of negatieve NAAT-testuitslag kunnen tonen. Met deze regeling worden enkele wijzigingen doorgevoerd in dit artikel. Allereerst worden de termijn van de negatieve antigeentestuitslag van vier uur en de termijn van de NAAT-testuitslag van twaalf uur verlengd naar vierentwintig uur. Daarnaast worden transferpassagiers uitgezonderd van deze sneltestverplichting. Verder is het de bemanning van een luchtvaartuig toegestaan in plaats van een negatieve antigeentestuitslag van maximaal vierentwintig uur oud op het moment van boarden, een negatieve NAAT-testuitslag van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland te tonen. Tot slot is een extra uitzondering opgenomen voor personen werkzaam in het transport van goederen.

Het OMT heeft in zijn 100e advies (12 februari 2021) aangegeven dat een negatieve antigeensneltest een geldigheid heeft van vierentwintig uur. Op dit moment staat er voor de verplichte negatieve antigeentestuitslag voor vertrek uit hoogrisicogebieden met het vliegtuig of de boot een termijn van maximaal vier uur voor het aan boord gaan. Ten aanzien van de negatieve NAAT-testuitslag geldt een termijn van twaalf uur. Gezien het OMT-advies en de problemen in de praktijk met het op tijd realiseren van een negatieve antigeensneltestuitslag, kiest het kabinet ervoor deze termijn te verlengen naar vierentwintig uur voor het aan boord gaan. De termijn van de NAAT-test kan ook verlengd worden gelet op de hoge betrouwbaarheid van deze test. Rekening houdend met de duur van een gemiddelde vlucht naar Schiphol, moet de test voortaan zijn afgenomen uiterlijk vierentwintig uur voor het aan boord gaan van het luchtvaartuig of vaartuig.

Passagiers die overstappen en niet inreizen in Nederland, kunnen in Nederland het virus niet verspreiden. In dat licht heeft het OMT in zijn 100e advies geadviseerd dat de sneltestverplichting voor deze groep niet nodig is. Het kabinet neemt dit advies over en zondert overstappassagiers uit van de sneltestverplichting. De verplichting om een negatieve NAAT-testuitslag te kunnen tonen van uiterlijk tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland, blijft ook voor overstappassagiers in stand. In veel gevallen zullen de reizigers deze negatieve NAAT-testuitslag ook nodig hebben om naar hun eindbestemming te mogen reizen.

Ten aanzien van bemanning van luchtvaartuigen en zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, geldt de verplichting van een negatieve antigeentestuitslag van (nu nog) maximaal vier uur oud of een NAAT-test van maximaal twaalf uur oud op het moment van het aan boord gaan. Deze zeevarenden en bemanning hoeven geen negatieve antigeentestuitslag of NAAT-testuitslag te tonen als zij de boot of het schip of het luchtvaartuig niet verlaten en geen reisbeweging maken van en naar die boot of dat schip en dat luchtvaartuig. Ten aanzien van luchtvaartuigen geldt bovendien dat de luchtvaartmaatschappij een alternatief testprotocol in kan dienen bij de Minister van VWS indien zij niet aan de hoofdregel voldoen. Het kabinet heeft, na advies van het RIVM, besloten nog een extra optie toe te voegen. In plaats van een negatieve antigeen- of NAAT-testuitslag van maximaal vierentwintig uur oud op het moment van het aan boord gaan, kan ook volstaan worden met een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland. Door de geldigheid van de NAAT-test te verlengen naar tweeënzeventig uur, wordt het risico op verspreiding van het virus tot een acceptabel minimum beperkt. Vanaf tweeënzeventig uur na de testafname neemt de kans toe dat iemand die besmet is met het virus besmettelijk wordt en kan de veiligheid van collega’s en passagiers minder gegarandeerd worden.

Op dit moment moeten vrachtwagenchauffeurs die per ferry vanuit het Verenigd Koninkrijk reizen een negatieve antigeensneltestuitslag tonen. Vrachtwagenchauffeurs die door de Kanaaltunnel van het Verenigd Koninkrijk naar de Europese Unie reizen zijn op basis van Franse regelgeving uitgezonderd van een antigeensneltest als zij korter dan achtenveertig uur in het Verenigd Koninkrijk verblijven. Dit heeft als gevolg dat veel transportbedrijven nu in plaats van te reizen per ferry, omreizen via de Kanaaltunnel. De afgelopen weken is bovendien gebleken dat het risico dat vrachtwagenchauffeurs positief testen relatief laag is. Aangezien deze personen beroepsmatig veel reizen, wordt het disproportioneel geacht dat zij zich desondanks bij iedere reis moeten laten testen. Daarom is besloten om dezelfde uitzondering toe te passen voor de vrachtwagenchauffeurs die dagelijks op ferry’s van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland varen, bij een verblijf van korter dan achtenveertig uur.

Avondklok en verkiezingen

Het is van groot belang dat iedere kiezer in Nederland vrij zijn stem kan uitbrengen, waar mogelijk in persoon, en dat de transparantie, controleerbaarheid en toegankelijkheid van de verkiezingen ook tijdens de covid‑19‑epidemie geborgd blijven. Voorkomen moet worden dat de avondklok een beperking kan opleveren op het actief kiesrecht en de waarborg van transparante verkiezingen. Gelet op de aankomende verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 15, 16 en 17 maart 2021 worden daarom in het tweede lid van artikel 6.16 drie uitzonderingen op de avondklok opgenomen waarvoor geen formulier nodig is.

Ten eerste wordt in artikel 6.16, tweede lid, onderdeel f, een uitzondering opgenomen voor personen die hun stem uitbrengen. Hoewel de stembussen om 21.00 uur sluiten, mogen alle kiezers die om 21.00 uur in de rij staan ook hun stem nog uitbrengen. Ook moeten voornoemde kiezers na het uitbrengen van hun stem nog naar huis kunnen terugkeren. Deze kiezers zullen niet op tijd binnen zijn voor de avondklok. Om ervoor te zorgen dat kiezers niet belemmerd worden in de uitoefening van hun actief kiesrecht, worden personen die een stem uitbrengen in een verkiezing als bedoeld in de Kieswet uitgezonderd van de avondklok. Deze personen hoeven geen schriftelijke verklaring over te kunnen leggen aan handhavers wanneer daarom gevraagd wordt. Wel moet iedere burger desgevraagd mondeling kunnen verklaren waarom hij in de buitenlucht vertoeft op een tijdstip waarop de avondklok van toepassing is.

Ten tweede staat het kiezers vrij om de zitting van een stembureau en het gemeentelijk stembureau bij te wonen (zogeheten observanten). Daarnaast zijn (internationale) waarnemers bevoegd gedurende de zitting in het stemlokaal aanwezig te zijn en wordt voor het toezicht bij stembureaus met beperkte toegang op grond van de Tijdelijke wet verkiezingen covid-19 een waarnemer benoemd. Deze groep personen wordt uitgezonderd van de avondklok in artikel 6.16, tweede lid, onderdeel g.

Onder de zitting van een stembureau wordt verstaan de stemming in een stemlokaal, het vaststellen van het aantal toegelaten kiezers na afloop van de stemming aan de hand van de stem(plus)passen, de vooropening van de ontvangen retourenveloppen door een briefstembureau en het tellen van de stemmen door een (brief)stembureau. Omdat het afronden van de zitting op 15 en 16 maart 2021 gedeeltelijk zal plaatsvinden na 21.00 uur, en het tellen van de stemmen op 17 maart 2021 in veel gevallen pas start na 21.00 uur en kan doorlopen tot de avond van 18 maart 2021, wordt in onderdeel g een uitzondering op de avondklok gemaakt voor personen die een hiervoor beschreven zitting willen bijwonen. Ook deze personen zijn niet verplicht hieromtrent een schriftelijke verklaring over te leggen aan handhavers. Zoals hiervoor beschreven, mag personen wel worden gevraagd een mondelinge toelichting te geven op het feit dat zij in de buitenlucht vertoeven op een tijdstip waarop de avondklok van toepassing is.

In gemeenten waar centraal wordt geteld op grond van de Tijdelijke experimentenwet stembiljetten en centrale stemopneming, houdt het gemeentelijk stembureau zitting ten behoeve van de centrale stemopneming op de dag (of dagen) na de dag van de stemming. Voor de aankomende verkiezingen vindt de zitting van het gemeentelijk stembureau dus plaats op 18 maart en in enkele gevallen ook op 19 maart 2021. De hierboven beschreven uitzondering geldt op gelijke wijze voor het bijwonen van de zitting van het gemeentelijk stembureau.

De uitzondering op de avondklok voor het bijwonen van de stemopneming is eveneens van toepassing, indien nodig, wanneer zou worden besloten tot een hertelling van de stemmen bij een of meerdere stembureaus, aangezien in die gevallen de stemopneming opnieuw dient te worden uitgevoerd.

Naast bovenstaande uitzonderingen, wordt het voor stembureauleden en plaatsvervangend leden dan wel aangewezen ambtenaren als bedoeld in artikel N 5 van de Kieswet (hierna: tellers) mogelijk gemaakt om hun werkzaamheden uit te voeren tijdens de avondklok. Deze personen zijn op grond van artikel 6.16, onderdeel h, uitgezonderd van de avondklok voor zover zij een bescheid over kunnen leggen waaruit blijkt dat zij zijn aangesteld als stembureaulid of teller op de betreffende dag (artikel 6.18, achtste lid). Deze uitzondering geldt ook voor vrijwilligers van een stembureau, waarbij gedacht moet worden aan de beheerder van een plaats waar een stembureau is gevestigd zoals een kerk of gymzaal. Deze vrijwilligers zijn nodig voor het openen en sluiten van deze plaatsen wat ook gedurende de avondklok plaats kan vinden. Het document dat stembureauleden, vrijwilligers en tellers moeten tonen, is vormvrij en kan bijvoorbeeld bestaan uit een e-mail van de gemeente, een aanstellingsbesluit of een andere schriftelijke verklaring van de gemeente, waaruit blijkt dat de persoon op wie de verklaring betrekking heeft, werkzaamheden als stembureaulid, vrijwilliger of teller uitvoert. Dit document mag ook in digitale vorm aan de handhavers getoond worden. Deze uitzondering geldt op gelijke wijze voor tellers, leden en vrijwilligers van het gemeentelijk stembureau. In het geval van een mogelijke hertelling geldt de uitzondering ook op deze dagen voor stembureauleden en tellers.

Personen die andere werkzaamheden verrichten in het verkiezingsproces dan stembureauleden, vrijwilligers of tellers kunnen, ongehinderd door de avondklok, hun werkzaamheden uitvoeren omdat zij een werkgeversverklaring als bedoeld in artikel 6.17, onder a, van de gemeente kunnen krijgen. Deze werkgeversverklaring kunnen zij, gezamenlijk met de eigen verklaring, bedoeld in artikel 6.17, onder b, overleggen aan handhavers.

Zoals hiervoor toegelicht, acht het kabinet het houden van verkiezingen waarbinnen de transparantie, controleerbaarheid en toegankelijkheid van de verkiezingen geborgd zijn van groot belang. Genoemde pijlers zijn belangrijke waarden in het democratisch proces, waardoor het houden van verkiezingen waarbij hieraan niet wordt voldaan, onwenselijk is. Gelet hierop gelden er gedurende de verkiezingen enkele uitzonderingen op de avondklok. Dit betekent echter niet dat de strijd tegen het virus uit het oog wordt verloren. Op grond van de Tijdelijke wet verkiezingen covid‑19 is een groot aantal maatregelen genomen om verspreiding van het virus tegen te gaan en burgers te beschermen. Bovendien dienen kiezers bij zichzelf een gezondheidscheck af te nemen voordat zij het stemlokaal betreden. In het stemlokaal en bij de zittingen ten behoeve van de uitslagvaststellingen gelden diverse regels ten behoeve van persoonlijke beschermingsmiddelen en hygiënemaatregelen op grond van de Tijdelijke regeling verkiezingen covid-19, onder andere met betrekking tot mondkapjes, mondneusmaskers (chirurgisch mondkapje), wegwerphandschoenen, kuchschermen, het desinfecteren van de handen en schoonmaken. Deze maatregelen zorgen ervoor dat het voor kiezers veilig is hun stem uit te brengen en de zitting bij te wonen. Op locaties die gebruikt worden ten behoeve van de verkiezingen geldt onverkort het verplicht houden van 1,5 meter afstand. Met deze maatregelen enerzijds en een uitzondering op de avondklok anderzijds is het kabinet van oordeel een balans gevonden te hebben in de belangenafweging tussen vrije verkiezingen en de volksgezondheid.

Buitensportactiviteiten voor jongeren door of in opdracht van de gemeente

Het kabinet heeft eerder de leeftijdsgrens voor sporten op buitensportlocaties op minder dan anderhalve meter afstand en in groepsverband verhoogd tot en met zesentwintig jaar (Stcrt. 2021, 10448). Hierbij is enige onduidelijkheid opgetreden over de exacte uitwerking in de praktijk. Om deze onduidelijkheid weg te nemen, stelt het kabinet voor om voor deze groep jongvolwassenen het mogelijk te maken in georganiseerd verband op een sportaccommodatie buiten te sporten of om deel te nemen aan buitensportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een georganiseerde buitensportactiviteit op de Cruyff Courts, de Krajicek Playgrounds of een openbaar basketbalveld. Op deze manier krijgen alle jongvolwassenen de kans om op hun eigen manier te sporten, of dat nou bij een sportvereniging is of onder begeleiding van een buurtsportcoach in de wijk. Doordat activiteiten georganiseerd plaatsvinden, is naleving van de coronamaatregelen zo goed mogelijk geborgd. Met deze aanpassing draagt het kabinet bij aan de fysieke en mentale gezondheid van jongvolwassenen en kan deze groep op een relatief veilige manier sociale contacten met leeftijdsgenoten onderhouden.

4. Noodzakelijkheid en evenredigheid

De stabilisatie van het aantal besmettingen, de komst van en de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken dat het nodig blijft het aantal contacten buitenshuis zoveel als mogelijk te blijven beperken tot alleen cruciale contacten. Zoals de beschrijving van het epidemiologisch beeld laat zien, is de druk op de zorg nog onverminderd hoog en neemt de instroom op de Intensive Care toe. Het OMT benadrukt dat de epidemiologische situatie nog steeds zeer zorgelijk is en de prognoses met onzekerheden omgeven. Iedere aanpassing van de maatregelen in de huidige context zal leiden tot een toename van het aantal contacten en daarmee ook besmettingen, en als gevolg hiervan, van de ziekenhuisopnames en de druk op de zorg. De huidige maatregelen blijven daarom noodzakelijk.

Bij de besluitvorming die zijn beslag heeft gekregen in deze regeling is rekening gehouden met het algemeen maatschappelijk beeld en reflecties over de sociaalmaatschappelijke en economische effecten van het maatregelenpakket. Het SCP heeft relevante inzichten gedeeld over de maatschappelijke effecten van de mogelijk eerste versoepelingen en aandachtspunten voor het mentale bewustzijn. Het is van belang hierbij op te merken dat het niet altijd mogelijk is om een directe relatie tussen een beperkende maatregel en een gevolg te maken. Het SCP baseert zich op langlopend sociaal en cultureel onderzoek in Nederland en recent onderzoek naar de maatschappelijke effecten van het coronabeleid. Tevens wordt door de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de zogenaamde ‘Trojka’, een sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de maatregelen opgeleverd. Voor de uitvoeringstoets op het maatregelenpakket en de bepaling van de strategie, is onder andere ook advies van de Corona Gedragsunit van het RIVM en de Nationale Politie en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) ingewonnen.

De reeds bestaande systematiek is hiermee doorontwikkeld. Samenvattend zijn de elementen die nu worden betrokken voor een zo volledig mogelijke afweging in besluitvorming, dus het epidemiologisch beeld (RIVM), het maatschappelijk beeld (SCP), een OMT-advies, een sociaal-maatschappelijke reflectie op de maatregelen (SCP), een sociaal-maatschappelijk en economische reflectie (Trojka) en de uitvoeringstoets op de maatregelen (o.a. gedragsunit RIVM, NP en VNG). Voor deze beelden, reflecties en adviezen verwijs ik u naar de gepubliceerde Catshuisstukken van 6 maart 20211.

De bestrijding van het virus vraagt al heel lang heel veel van mensen. Het kabinet begrijpt dat ook de mentale aspecten steeds zwaarder gaan wegen. Hoe langer de crisis duurt, hoe moeilijker het wordt. Het draagvlak neemt zichtbaar af in de samenleving en het kabinet ziet de toenemende behoefte naar versoepelingen en het krijgen van meer ruimte. Echter, door versoepelingen neemt het aantal bewegingen toe en daarmee ook de druk op de openbare ruimte. Gepaard aan het afnemende draagvlak kan dit leiden tot een hogere druk op de handhaving. Uit zowel het beeld als de reflectie van het SCP komt het belang van zekerheid en voorspelbaarheid van versoepelingen naar voren waarbij jojo-beleid voorkomen moet worden. Dit kan leiden tot verwarring en kan het vertrouwen doen schaden, hetgeen een negatief effect heeft op het maatschappelijk draagvlak en tevens de handhaving bemoeilijkt.

Met name de avondklok en de bezoekersregeling vragen veel van mensen. De avondklok heeft gevolgen voor het sociale contact tussen mensen en lijkt met name jongeren te raken. Over de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren en jongvolwassenen bestaan veel zorgen. Veel maatregelen zijn ingrijpend op het sociale leven. De afname in sociaal contact is van invloed op het psychisch welbevinden. Ook de bezoekersregeling beperkt het persoonlijk contact tussen mensen. De helft van de mensen mist vooral de intiemere sociale contacten erg: aanraking van mensen buiten hun huishouden (denk aan volwassen kinderen of bejaarde ouders) en kleine bijeenkomsten (zoals verjaardagen, koffieafspraken). Het SCP noemt als aandachtspunt dat sociale contacten belangrijk zijn voor mensen, zeker in tijden van dreiging. Eind 2020 had een op de drie jongeren een laag psychisch welbevinden. In de jaren voor corona schommelde dat op een op de vier. Het kabinet deelt deze zorgen. Daarom heeft het kabinet eerder besloten om fysiek onderwijs gedeeltelijk en gefaseerd mogelijk te maken. Uit het onderzoek komt naar voren dat onderwijs een sociale en vormende functie heeft die onmisbaar is voor de ontwikkeling van jongeren. Het SCP adviseert om het openen van het hoger onderwijs prioriteit te geven aangezien de maatschappelijke effecten van het afstandsonderwijs dusdanig groot zijn. Het beoefenen van sport kent ook positieve gevolgen voor het individueel mentaal welbevinden. Uit onderzoek van de Corona gedragsunit van het RIVM blijkt dat sportdeelname in alle leeftijdsgroepen is gedaald. Het toestaan van extra mogelijkheden om te sporten levert naar verwachting een positieve bijdrage aan de lichamelijke en psychische gezondheid.

De wens in de samenleving en het bedrijfsleven om te versoepelen is begrijpelijk. Door de sociaal, maatschappelijke en economische crisis worden ook zelfstandige ondernemers hard geraakt. Met name zelfstandigen hebben een (soms forse) inkomensachteruitgang meegemaakt, volgens het SCP. Daarnaast stegen de zorgen over baanverlies in de toekomst vooral onder deze groep. Zelfstandig ondernemers vormen een (deels) nieuwe risicogroep voor een laag psychisch welbevinden vanwege angst voor verlies van werk en inkomen.

Het SCP benadrukt dat het stapsgewijs openen van de samenleving op een verantwoorde manier zal moeten plaatsvinden en dat hierbij de epidemiologische inzichten moeten worden betrokken.

Uit de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de Trojka komt hetzelfde beeld naar voren. Uit deze reflectie blijkt de sterke behoefte naar verdere versoepelingen. Tevens is in kaart gebracht welke versoepelingen het sterkste maatschappelijke en economische effect hebben. Uit de reflectie van de Trojka blijkt dat de ruimte die wordt geboden aan zwemles en buitensport, zowel een positieve bijdrage aan het sociaal-maatschappelijk als aan het economisch belang levert.

Het kabinet heeft, bovenstaande punten meegewogen in de besluitvorming van 8 maart. Daarmee onderstreept het kabinet het belang om naast de epidemiologische inzichten ook de sociaal-maatschappelijk en economische gevolgen in kaart te blijven brengen.

Met een verlenging van het maatregelenpakket, met inbegrip van de avondklok, blijven met name de bewegingsvrijheid, de persoonlijke levenssfeer en het recht op eigendom ingeperkt. De grondslag hiervoor is gelegen in de artikelen, genoemd in de considerans van deze regeling. Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld en de overige gevolgen, zijn versoepelingen van de maatregelen op dit moment niet mogelijk. Dit rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het voortzetten van de inperking noodzakelijk en, mede gelet op de vormgeving en geldende uitzonderingen van de maatregelen, evenredig. Op de verhouding van de avondklok tot het kiesrecht, en de uitzonderingen die voor de verkiezingen zijn gemaakt, is hiervoor al ingegaan.

Gelet op het gewicht van de maatregelen is de duur van de maatregelen in de tijd beperkt tot en met 30 maart 2021. Naar verwachting zal rond 23 maart 2021 heroverweging kunnen plaatsvinden, op basis van de situatie van dat moment. Zonder tussentijdse besluitvorming over verlenging of aanpassing van de verzwarende maatregelen of een deel daarvan, komen deze te vervallen met ingang van 31 maart 2021.

5. Regeldruk

Deze regeling heeft enige gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen of professionals. De verlenging van het maatregelenpakket bevat een aantal versoepelingen ten aanzien van theorie-examens in het kader van beroep en bedrijf, openstelling van de detailhandel en zwemlessen. Dit betekent dat de beheerder van de examenlocaties, winkels en zwembaden hun bezoekers moeten informeren over de wijzigingen die gaan gelden. Dit levert enige regeldruk op. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het beperkt gevolgen voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.

6. Inwerkingtreding en parlementaire betrokkenheid

Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd. Dit gebeurt feitelijk op dezelfde dag waarop deze regeling is vastgesteld, 8 maart 2021. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid is het de bedoeling dat de regeling op 15 maart 2021 in de Staatscourant wordt gepubliceerd en dan de dag daarna, 16 maart 2021 (0.00 uur) in werking zal treden. In verband met het belang van een naadloze overgang van de thans geldende avondklok naar de verlenging daarvan, treden de daarop betrekking hebbende bepalingen in werking met ingang van 15 maart 21.00 uur. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.2

Artikelsgewijs

Artikel I

Onderdeel A

Aan artikel 2.6 worden twee locaties toegevoegd waar een uitzondering op de veiligeafstandsnorm geldt, namelijk de bagageband en de locaties waar reizigers getest kunnen worden. Deze uitzonderingen waren tot 1 december 2020 ook opgenomen in de toen geldende noodverordeningen en worden nu weer toegevoegd aan de bestaande uitzonderingen. Op luchthavens kan op bepaalde plekken grote drukte ontstaan, waardoor het in acht nemen van de veilige afstand niet tot de mogelijkheden behoort. Dit doet zich voor op plekken waar reizigers geclusterd samenkomen, omdat zij handelingen moeten verrichten die essentieel zijn voor het reisproces. De locaties waar het om gaat zijn de inchecklocatie, de locatie waar de beveiligings- en grensprocessen plaatsvinden, de locatie van het boarden, de locatie van de bagageband en de locaties waar reizigers getest worden (voor zover deze ingericht zijn of worden). Omdat voldoende afstand houden niet altijd tot de mogelijkheden behoort, namelijk bij grote drukte, is het noodzakelijk een uitzondering te maken op de veiligegafstandsnorm voor personen op deze locaties, voor zover zij de veilige afstand niet in acht kunnen nemen. Dit laatste betekent dat op rustige momenten, wanneer personen wel in staat zijn de veilige afstand tot elkaar in acht te nemen, de veiligeafstandsnorm onverkort van toepassing is. Hetzelfde geldt voor de zorgplicht voor de beheerder van de luchthaven op grond van de artikelen 58k, eerste lid, en 58m Wpg. De beheerder van de luchthaven zal dus onder andere, waar dat mogelijk is, er op toe moeten zien dat personen de veiligeafstandsnorm in acht nemen.

Onderdeel B

In onderdeel B, onder 1, wordt een typefout hersteld.

Onder 2 wordt een uitzondering toegevoegd. Artikel 58g, eerste lid, Wpg bepaalt dat bij ministeriële regeling plaatsen kunnen worden aangewezen, waar het niet is toegestaan zich in groepsverband op te houden met meer dan een bij die regeling vast te stellen aantal personen. Dit is onder meer gebeurd in artikel 3.1, eerste lid, Trm. Het groepsvormingsverbod geldt ook in voer- en vaartuigen die daar rijden of stilstaan. Voor het zich in groepsverband ophouden met meer dan het toegestane aantal personen, maakt immers geen verschil of men al dan niet in een auto zit.3 Te denken valt aan mensen die rondrijden of samenkomen in een auto op een parkeerplaats. Ook andere regels ter bestrijding van de epidemie gelden als een voer- of vaartuig op zo’n plaats rijdt of staat, zoals de avondklok en het alcoholverbod. Dan geldt echter steeds een uitzondering voor de woongedeelten van die voer- en vaartuigen.4 Artikel 58g, eerste lid, Wpg bepaalt bovendien dat ‘woningen’ niet mogen worden aangewezen in het kader van het groepsvormingsverbod. Om discussie te voorkomen en in het belang van de bijzondere privébelangen, met name het huisrecht, is het wenselijk een woongedeelte van een voer- of vaartuig uitdrukkelijk uit te sluiten van het groepsvormingsverbod. Voor het overige geldt het groepsvormingsverbod onverkort in een rijdend of stilstaand voertuig of een varend of stilliggend vaartuig.

Onderdeel C

Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, worden de huidige maatregelen verlengd tot en met 30 maart 2021. In een aantal bepalingen is de werkingsduur van de maatregelen opgenomen. Deze werkingsduur moet, gelet op de verlenging van de maatregelen, aangepast worden. Onderdeel C strekt ertoe dit te regelen.

Onderdeel D

In onderdeel D, onder 1, onder a, wordt een typefout hersteld.

Onderdeel D, onder 1, onder b, betreft een verbetering in relatie tot de uitzondering op het verbod op openstelling van publieke plaatsen ten behoeve van praktijkcertificering en -examinering van opleidingen en cursussen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van beroep of bedrijf. Aan artikel 4.a1 zijn onderdelen toegevoegd, waardoor naast praktijk- ook theorie-examens, educatieve maatregelen ter bevordering van rijvaardigheid en geschiktheid en nascholing respectievelijk bijscholing van beroepschauffeurs en rijinstructeurs mogelijk zijn. Op grond van de nieuwe uitzondering mogen locaties waar trainingsactiviteiten, educatieve activiteiten en examinering plaatsvinden die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van een beroep of bedrijf of voor het mogen besturen van een vervoermiddel, uitsluitend voor die functie, geopend zijn voor publiek. Hieronder valt voor wegvervoer onder meer de noodzakelijke nascholing voor code 95, de theoretische bijscholing voor rijinstructeurs en de theorie-examens voor het behalen van het rijbewijs. Daarnaast is de uitzondering relevant voor de luchtvaart- en scheepvaartsectoren waarbij ook theorie moet worden geleerd en wordt geëxamineerd.

De eerste uitzondering (onderdeel nn) betreft het ondergaan van een educatieve maatregel ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, een verplichte cursus die aan een rijbewijshouder is opgelegd in het kader van bestuursrechtelijke handhaving van verkeersovertredingen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het ondergaan van de educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA), omdat de betrokkene onder invloed van alcohol heeft gereden. Deze cursussen dienen doorgang te vinden om degenen aan wie deze maatregel is opgelegd zo snel mogelijk de cursus te laten volgen ten behoeve van de verkeersveiligheid.

De tweede uitzondering (onderdeel oo) heeft betrekking op theorie-examens. De examinering moet noodzakelijk zijn voor het mogen besturen van een vervoermiddel dat nodig is voor de uitoefening van een beroep of bedrijf of noodzakelijk zijn voor het mogen uitoefenen van enkele specifiek genoemde beroepen (rijinstructeur, APK-keurmeester, tachograaftechnicus, LPG-technicus). De term vervoermiddel is gedefinieerd in artikel 1, onder l, Wpg en omvat ‘luchtvaartuig, schip, trein of wegvoertuig’. De afbakening ‘voor het mogen besturen van een vervoermiddel benodigd voor de uitoefening van beroep of bedrijf’ zorgt ervoor dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) theorie-examens voor het behalen van het rijbewijs C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE kan afnemen. Een rijbewijs in één of meer van die categorieën is immers noodzakelijk voor de uitoefening van een beroep of bedrijf. Onder de afbakening vallen ook de beroepsexamens van het CBR die benodigd zijn om een specifiek beroep te mogen uitoefenen, zoals de theorie-examens ADR, radar (binnenvaart) en voor brevetten van beroepsvliegers.

De derde uitzondering (onderdeel pp) gaat om theoretische cursussen die beroepschauffeurs en rijinstructeurs in het kader van de nascholing respectievelijk bijscholing moeten volgen. Deze beroepsgroepen moeten iedere vijf jaar een aantal cursussen doen om het vakbekwaamheidsniveau op peil te houden en om hun beroep te mogen blijven uitoefenen. De nascholingscursussen worden verzorgd door opleidingscentra die door het CBR zijn erkend. IBKI (instituut voor certificering en examinering in de mobiliteitsbranche) certificeert de theoretische cursussen van opleiders die kunnen worden ingebracht voor de bijscholing van rijinstructeurs.

De locaties waar de voornoemde activiteiten plaatsvinden, mogen uitsluitend geopend zijn voor die functie en onder de voorwaarden zoals hiervoor beschreven. Dit betekent bijvoorbeeld dat een locatie die nascholingscursussen voor de nascholing van beroepschauffeurs verzorgt, niet geopend mag zijn voor hobbymatige trainingsactiviteiten die niet noodzakelijk zijn voor de uitoefening van het beroep van vrachtwagen- of buschauffeur.

Het verbod om publieke plaatsen voor publiek open te stellen geldt daarnaast niet indien in een publieke plaats onderwijsactiviteiten in het kader van lichamelijke opvoeding worden verricht door een instelling voor primair onderwijs (onderdeel qq). Hiermee wordt geëxpliciteerd dat bijvoorbeeld basisscholen zonder eigen gymzaal de gymlessen kunnen verzorgen op een andere locatie. Het gaat dus om het reguliere onderwijsprogramma en niet om andere sportactiviteiten.

In onderdeel D (onder 2) is verder geregeld dat winkeliers in het kader van winkelen op afspraak maximaal twee personen per verdieping per tijdvak de winkel binnen mogen laten of maximaal één persoon per 25m2. Hierbij geldt een maximum van vijftig personen in totaal die de winkel mogen betreden per tijdvak in het kader van winkelen op afspraak. Het maximale aantal personen van dertig, zoals opgenomen artikel 4.2, eerste lid, is niet van toepassing, omdat winkels doorstroomlocaties zijn (artikel 4.2, tweede lid, onder d).

Onderdelen E

Onderdeel E voegt een zinsdeel toe aan de artikelen 6.1, tweede lid, en 6.3, eerste lid, onder b.

Aan de artikelen 6.1, tweede lid, en 6.3, eerste lid, onder b, wordt toegevoegd ‘of tijdens buitensportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente’. Door deze toevoeging is het voor personen tot en met zesentwintig jaar mogelijk om deel te nemen aan door of in opdracht van de gemeente georganiseerde buitensportactiviteiten. Op het moment van deelname, zijn deze jongeren uitgezonderd van de veiligeafstandsnorm, voor zover de sport niet beoefend kan worden met inachtneming van de veilige afstand en alleen tijdens het beoefenen van de sport. Ook zijn deze jongeren tijdens deelname uitgezonderd van het verbod op groepsvorming. Tot slot geldt het verbod op het organiseren van sportwedstrijden niet ten aanzien van sportwedstrijden tijdens een buitensportactiviteit georganiseerd door of in opdracht van de gemeente, mits geen toeschouwers aanwezig zijn.

Onderdeel F

Op de groepsvormingsverboden, zoals opgenomen in de artikelen 3.1 en 3.2, wordt een extra uitzondering gemaakt voor personen die in georganiseerd verband buitensporten in een sportaccommodatie buiten. Deze personen zijn ook uitgezonderd tijdens buitensportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente. De groepsgrootte mag niet groter zijn dan vier personen. De veiligeafstandsnorm geldt onverkort voor deze personen, mits zij niet reeds zijn uitgezonderd hiervan.

Onderdeel G

In lid a1 van artikel 6.4 wordt de plicht om geen reserveringen aan te nemen van meer dan twee personen gewijzigd in vier personen. Deze wijziging houdt verband met de uitzondering op het groepsvormingsverbod voor buitensporten, zoals toegelicht in het algemene deel van deze toelichting en onder onderdeel F.

Op grond van onderdeel G mogen zwemgelegenheden, zoals binnenzwembaden, weer voor publiek worden opengesteld voor zwemlessen voor kinderen tot en met twaalf jaar. De zwemgelegenheid mag uitsluitend voor die functie worden geopend. De voorwaarden voor openstelling van sportaccommodaties, zoals opgenomen in artikel 6.4 gelden onverkort. Dit betekent dat de douches gesloten zijn, de beheerder van de zwemlocatie werkt met reserveringen en bij aankomst van het publiek een gezondheidscheck uitvoert (artikel 6.4, eerste lid). Kleedkamers in zwemgelegenheden mogen wel geopend zijn voor publiek (artikel 6.4, tweede lid, onder b). Artikel 6.3, tweede lid, bepaalt dat publieke plaatsen voor het publiek mogen worden opengesteld voor andere sportactiviteiten zonder toeschouwers. Dit betekent dat een publieke plaats die geopend mag zijn op grond van artikel 4.a1 of artikel 6.4 dit voor sportactiviteiten alleen mag zijn zonder toeschouwers. Voor zwemgelegenheden waar zwemles wordt geven aan kinderen tot en met twaalf jaar, heeft dit tot gevolg dat ouders niet mee mogen naar de zwemles in de zwemgelegenheid, maar tijdens de les buiten moeten blijven.

Als voorwaarde voor de openstelling van zwemgelegenheden voor zwemles geldt daarnaast dat de beheerder van een zwemgelegenheid verplicht is de begeleiders van de kinderen die zwemles krijgen in de gelegenheid te stellen hun contactgegevens beschikbaar te stellen. Zo kunnen mensen worden benaderd in het kader van bron- en contactonderzoek indien er in een bepaalde periode een besmetting bij het personeel dan wel een kind of begeleider geconstateerd is. Ook draagt dit bij aan effectief bron- en contactonderzoek door de GGD, een essentieel onderdeel van de bestrijding van de epidemie.5 Registratie van gegevens vindt alleen plaats als de klant toestemming geeft voor de verwerking en overdracht van zijn gegevens voor de uitvoering van een eventueel bron- en contactonderzoek door de GGD.

De gegevens waarom gevraagd moet worden zijn de naam, het e-mailadres en het telefoonnummer van de klant en de datum en tijd waarop de begeleider en het kind binnenkomen. Deze gegevens moeten veertien dagen bewaard worden door de beheerder van de zwemgelegenheid en daarna worden verwijderd.

Eventuele toestemming door de begeleider moet voldoen aan de eisen die de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) aan een rechtsgeldige toestemming stelt, waaronder dat de toestemming vrijelijk gegeven is, ondubbelzinnig en voorts dat de begeleider vooraf geïnformeerd wordt over het specifieke gebruik van de gegevens waar hij toestemming voor geeft. Nu de toestemming vrij moet kunnen worden gegeven, mogen aan het enkele weigeren ervan geen consequenties worden verbonden. Wanneer beheerders persoonsgegevens van bezoekers verwerken, zijn zij daarbij gebonden aan de regels van AVG.

In onderdeel b is geëxpliciteerd dat bij het vragen naar de gegevens moet worden gewezen op de vrijwilligheid van het aanleveren van deze gegevens. Dat kan bijvoorbeeld mondeling of door dit voor te drukken op de briefjes waarmee de gegevens worden aangeleverd.

Uit onderdeel c volgt dat de persoonsgegevens niet zichtbaar mogen zijn voor anderen. Dit kan door bijvoorbeeld de gegevens te laten invullen op individuele briefjes die dicht worden gevouwen of in een envelop worden gedaan voordat zij worden ingenomen.

Tot slot herstelt onderdeel G, onder 3, een typefout.

Onderdeel H

In artikel 6.7c, vierde lid, onder h, is reeds een uitzondering opgenomen voor reizigers met een luchtvaartuig met een tussenstop die het luchtvaartuig niet verlaten.

Onderdeel H, onder 1, wijzigt de maximale termijn van vier uur voor de negatieve antigeentestuitslag en van twaalf uur voor de negatieve NAAT-testuitslag naar telkens vierentwintig uur.

Zoals toegelicht in het algemene deel van de toelichting, worden ook reizigers met een overstap, die wel het luchtvaartuig, de boot of het schip verlaten, maar niet de luchthaven of de haven verlaten, uitgezonderd van de verplichte negatieve antigeentestuitslag. Onderdeel H wijzigt ‘luchtvaartuig’ daarom in ‘luchthaven’, en voegt ‘of aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert’ en ‘haven’ toe, zodat zowel passagiers van een luchtvaartuig, boot of schip, met een tussenstop, als passagiers met een overstap uitgezonderd zijn van de testverplichting.

In onderdeel g van het vierde lid van artikel 6.7c is reeds een uitzondering opgenomen voor zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, die de boot of het schip niet verlaten en geen reisbeweging van en naar die boot of dat schip maken. In onderdeel j van het vierde lid van artikel 6.7c zijn reeds twee uitzonderingen opgenomen voor de bemanning aan boord van een luchtvaartuig. Deze zeevarenden en deze bemanning hoeven geen negatieve antigeentestuitslag of NAAT-testuitslag te tonen als zij de boot of het schip (onderdeel g) of het luchtvaartuig (onderdeel h) niet verlaten en geen reisbeweging maken van en naar die boot of dat schip of luchtvaartuig. Ten aanzien van luchtvaartuigen geldt bovendien dat geen negatieve antigeentestuitslag getoond hoeft te worden door bemanning indien de bemanning wordt ingezet met toepassing van een door de Minister van VWS goedgekeurd protocol van de aanbieder van het vervoer, waarmee naar het oordeel van de Minister van VWS een beschermingsniveau wordt bereikt dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat wordt bereikt met het tonen van een negatieve antigeentestuitslag NAAT-testuitslag. Hieraan wordt nog een tweede respectievelijk derde alternatief toegevoegd. Ook kan worden volstaan met het tonen van een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland. Om dit te regelen, bepaalt onderdeel H dat de onderdelen g en h een subonderdeel krijgen dat bepaalt dat bemanning die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland kan tonen, uitgezonderd is van de negatieve antigeentestverplichting.

Tot slot wordt een uitzondering toegevoegd aan het vierde lid van artikel 6.7c, namelijk de uitzondering voor personen werkzaam in het transport van goederen. Deze personen zijn uitgezonderd, voor zover noodzakelijk en op het moment dat zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen. De uitzondering is alleen van toepassing op deze personen bij een verblijf van korter dan achtenveertig uur

Onderdeel I

Onderdeel I betreft een tekstuele verduidelijking.

Onderdeel J

Op grond van onderdeel J wordt de avondklok verlengd tot en met 31 maart 2021, 04.30 uur.

Onderdeel K

In artikel 6.16 zijn uitzonderingen opgenomen op het verbod dat is neergelegd in artikel 6.15. Zoals toegelicht, worden extra uitzonderingen opgenomen in verband met de aankomende verkiezingen. De onderdelen f en g van het tweede lid van artikel 6.16 betreffen uitzonderingen voor personen die in de openlucht vertoeven vanwege het uitbrengen van een stem in een verkiezing als bedoeld in de Kieswet en het als kiezer of waarnemer bijwonen van de zitting van een stembureau of het gemeentelijk stembureau voor een verkiezing als bedoeld in de Kieswet. Onderdeel h betreft een uitzondering voor stembureauleden, vrijwilligers en tellers. De uitzonderingen onder f en g gelden gedurende de reis die de persoon aflegt naar een stemlokaal en weer terug naar een plaats waar het is toegestaan te vertoeven gedurende de avondklok. De uitzonderingen onder g en h gelden niet alleen voor de dagen dat gestemd kan worden (15, 16 en 17 maart 2021) maar ook tijdens het centraal tellen (18 en eventueel 19 maart 2021) en een mogelijke hertelling.

Onderdeel L

De uitzondering op de avondklok voor een stembureaulid, vrijwilliger of teller, opgenomen in artikel 6.16, onder h, geldt alleen indien deze personen een document kunnen tonen aan handhavers waaruit blijkt dat het stembureaulid of teller is aangesteld voor deze functie voor de betreffende dag. Zo’n schriftelijk bewijs kan een e-mail, een aanstellingsbesluit of andere schriftelijke verklaring van de gemeente zijn, zoals een brief. Deze uitzondering op de avondklok geldt gedurende het gehele verkiezingsproces. In de praktijk betekent dit dat de uitzondering geldt op de dagen dat er gestemd kan worden, de dag of dagen van het centraal tellen en de dag of dagen van een mogelijke hertelling. Buiten de dagen waarop het verkiezingsproces plaatsvindt is het een stembureaulid, vrijwilliger of teller dus niet toegestaan om vanwege deze functies te vertoeven in de openlucht.

Artikel II

Zoals hiervoor bij artikel I, onderdeel C, toegelicht, is de tijdelijke werkingsduur van enkele maatregelen in de desbetreffende bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II van de Regeling van de Ministers van VWS, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit de Trm verdwijnen. Gelet op de verlenging van deze werkingsduur voor bepaalde onderdelen, moet ook de vervaldatum in artikel II van die regeling aangepast worden. Hiertoe strekt artikel II.

Artikel III, IV en V Bonaire, Sint Eustatius en Saba

De artikelen III, IV en V voegen uitzonderingen toe aan respectievelijk de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba. Voor een belangrijk deel komen deze wijzigingen overeen met de wijzigingen die voor Europees Nederland gelden wat betreft testverplichtingen voor lucht- en scheepvaart die hierboven zijn toegelicht bij artikel I en in het algemene deel van deze toelichting. Die toelichting is van overeenkomstige toepassing.

In verband met het niet aanwezig zijn van bepaalde essentiële diensten, zoals notariële, bancaire of consulaire dienstverlening, op Saba en Sint Eustatius, wordt een extra uitzonderingscategorie voor deze eilanden toegevoegd. Hiermee wordt regionaal grensoverschrijdend vervoer, dat in het kader van deze dienstverlening wordt georganiseerd via een corridor, toegestaan zonder testverplichting.

Artikel VI Inwerkingtreding

Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd. Dit gebeurt feitelijk op dezelfde dag waarop deze regeling is vastgesteld, 8 maart 2021. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid is het de bedoeling dat de regeling op 15 maart 2021 in de Staatscourant wordt gepubliceerd en dan de dag daarna, 16 maart 2021 (0.00 uur) in werking zal treden. In verband met het belang van een naadloze overgang van de thans geldende avondklok naar de verlenging daarvan, treden de daarop betrekking hebbende bepalingen in werking met ingang van 15 maart 21.00 uur. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.6

Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt die regeling op het tijdstip waarop hoofdstuk Va Wpg vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder ontvalt aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken of aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk zijn.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge


X Noot
2

Vgl. Kamerstukken II 2019/20, 35 526, nr. 3, artikelsgewijze toelichting op artikel X.

X Noot
3

Vgl. ABRvS 25 september 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3274.

X Noot
4

Artikel 58f Wpg voor de veiligeafstandsnorm, artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg voor de avondklok (voorheen artikel 2, aanhef en onder c, van de Tijdelijke regeling landelijk avondklok covid-19) en artikel 6.9, tweede lid, Trm voor het alcoholverbod.

X Noot
6

Vgl. Kamerstukken II 2019/20, 35 526, nr. 3, artikelsgewijze toelichting op artikel X.

Naar boven