TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling strekt tot verlenging van het geldende maatregelenpakket ter bestrijding
van de covid-19-epidemie, inclusief de avondklok, in het Europese deel van Nederland
tot en met 31 maart 2021, onder doorvoering van een beperkt aantal geringe bijstellingen.
Ook wijzigt deze regeling de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de
Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 Saba in verband met wijzigingen omtrent de verplichte negatieve
antigeentestuitslag.
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Nederland bevindt zich nog middenin een pandemie van het virus SARS-CoV-2 (hierna:
het virus), die inmiddels meer dan een jaar in Nederland tot besmettingen leidt. Vanwege
de SARS-CoV-2-crisis, golden reeds ingrijpende maatregelen, die zijn gebaseerd op
drie pijlers:
-
– een acceptabele belastbaarheid van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede
zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
– het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
– het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt, gelet op
de in de paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie.
Wettelijke grondslag
Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg).
2. Epidemiologische situatie
Afgelopen week is het aantal meldingen van nieuw gediagnosticeerde gevallen van het
virus vrijwel gelijk gebleven. Gemiddeld waren er afgelopen week 176 meldingen van
bevestigde COVID-19-gevallen per 100.000 inwoners, t.o.v. 177 in de week daarvoor.
In tien van de vijfentwintig regio’s was er een toename in het aantal besmettingen
en in vijftien regio’s was er een daling. Er is grote variatie tussen de regio’s.
Drie regio’s hadden meer dan 250 meldingen per 100.000 inwoners, drie regio’s hadden
200–250 meldingen per 100.000 inwoners, twaalf regio’s 150–200 meldingen per 100.000
inwoners, en zeven regio’s 100–150 meldingen per 100.000 inwoners.
Het aantal afgenomen testen in de teststraten nam met 12% toe ten opzichte van de
week daarvoor. In alle leeftijdsgroepen nam het aantal testen toe. De invloed van
het veranderde test- en bron- en contactonderzoekbeleid bij kinderen onder de dertien
jaar, samen met de opening van primair onderwijs en kinderopvang, is zichtbaar; het
aantal testen per 100.000 inwoners was in de leeftijdsgroep 0- t/m 12-jarigen het
sterkst verhoogd. De testincidentie was het hoogst in de groep van 30–39 jaar. Het
percentage positief geteste personen in de teststraten bedroeg afgelopen week 8,5%,
wat een daling is ten opzichte van vorige week (9,6%).
Het percentage positief geteste personen is in alle leeftijdsgroepen gedaald.
In geen van de regio’s kwam het weekgemiddelde van het percentage positief geteste
personen in de teststraten uit boven 15%. De Infectieradar (www.infectieradar.nl) laat in de afgelopen week een lichte afname zien van het aandeel mensen met luchtwegklachten;
22% van de mensen met luchtwegklachten gaf aan dat deze klachten waarschijnlijk komen
door hooikoorts of een andere allergie. Van deze groep liet slechts 10% zich testen,
ten opzichte van 41% van de andere mensen met luchtwegklachten.
In de meeste leeftijdsgroepen is een stijging van de incidentie van meldingen te zien,
behalve bij de 70-plussers waar een lichte daling is waargenomen. Het hoogste aantal
gemelde gevallen (210–225) per 100.000 betreft de groep van 18 t/m 39 jaar, het laagste
aantal gemelde gevallen per 100.000 is er bij kinderen van 0–12-jaar en 60-plussers
(125–145). De andere leeftijdsgroepen hebben tussen de 170 en 200 gevallen per 100.000
personen.
De belasting van de zorg in de ziekenhuizen blijft onveranderd hoog. Het aantal nieuw
opgenomen patiënten en de bezetting op de ziekenhuisafdelingen is stabiel, maar bij
de IC-afdelingen is er een toename van nieuwe patiënten te zien. Afgelopen week waren
er vier dagen met meer dan veertig Intensive Care-opnames per dag. In de verpleeghuizen
en woonzorgcentra voor ouderen daalt het aantal nieuwe besmettingen verder. In instellingen
voor personen met een beperking daalt het aantal nieuwe besmettingen ook. Dit is waarschijnlijk
toe te schrijven aan de daar uitgevoerde vaccinaties.
De oversterfte werd afgelopen week geschat op ongeveer 350 personen (conform de berekeningen
van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)), een daling ten opzichte
van de schatting van 440 in de voorgaande week. De berekeningen van het Centraal Bureau
voor de Statistiek (CBS) laten geen oversterfte meer zien. Het verschil tussen CBS
en RIVM is terug te voeren op verschillende schattingsmethoden, waarbij het CBS in
tegenstelling tot het RIVM wat betreft de referentiewaarde extra sterfte ten gevolge
van griep betrekt – terwijl dit jaar nog geen griepsterfte heeft gekend. Afgelopen
week werden bij het RIVM wel meer dan 300 meldingen gedaan van overlijdens door het
virus.
De effecten van vaccinatie op het aantal meldingen wordt nauwkeurig gevolgd. Zoals
vorige week ook aangegeven, lijken de eerste indicaties van het effect van vaccinatie
in de gevaccineerde doelgroepen zich af te tekenen. Dit effect is duidelijk zichtbaar
bij de verpleeghuisbewoners. Bij deze groep neemt zowel het aantal besmettingen als
het aantal overlijdens af, al is het aantal besmettingen met het virus nog steeds
hoger dan bij thuiswonende ouderen. Bij thuiswonende personen ouder dan 80 jaar lijkt
het aantal besmettingen te stabiliseren en het aantal overlijdens af te nemen, terwijl
het aantal besmettingen bij personen tussen de 60 en 80 jaar stijgt.
Samenvattend wordt in de afgelopen week een stabilisatie van het aantal meldingen
gezien bij een toename van het aantal uitgevoerde testen. Het percentage positieve
testuitslagen is gedaald tot 8,5%. Er zijn grote verschillen tussen de regio’s. Landelijk
was de incidentie afgelopen week 176 per 100.000 inwoners, regionaal varieert deze
tussen de 115 en 350 meldingen per 100.000 inwoners. De afgelopen week is het aantal
nieuwe ziekenhuisopnames gelijk gebleven, maar de instroom op de Intensive Care neemt
toe. Het aantal locaties met nieuwe besmettingen van verpleeghuizen en woonzorgcentra
voor ouderen daalt verder; waarschijnlijk als gevolg van het vaccinatieprogramma.
Het aantal besmettingen bij bewoners van verpleeghuizen en instellingen voor mensen
met een beperking daalt. De oversterfte is nog licht verhoogd, alhoewel deze is afgenomen
ten opzichte van de weken daarvoor.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Verlenging maatregelenpakket
Het Outbreak Management Team (OMT) adviseert in zijn 103e advies om nu geen ingrijpende beleidswijzigingen door te voeren die tot meer contacten
en mobiliteit, en daarmee ook nieuwe besmettingen zullen leiden.
De avondklok en de maatregel van bezoekbeperking zijn gelijktijdig ingesteld en het
effect van deze maatregelen is niet los van elkaar te beoordelen. Ze leiden samen
tot naar schatting 10% minder nieuwe besmettingen; dit effect is eerder waargenomen
en wordt bevestigd door de meest recente besmettingsdata en modellen. Een effect van
10% reductie heeft in de komende periode – nu de Rt op waarden rond de één zit – een
significante impact op de prognoses voor het aantal ziekenhuis- en IC-opnames.
Er is recent – terwijl de avondklok en bezoekbeperking van kracht waren – besloten
tot het heropenen van het voortgezet onderwijs op 1 maart 2021 en het weer toelaten
van de uitoefening van contactberoepen vanaf 3 maart 2021. Het effect dat de versoepeling
van deze maatregelen heeft op het aantal nieuwe besmettingen kan nu – na enkele dagen
– nog niet beoordeeld worden. Dit effect kan pas beoordeeld worden vanaf circa twee
weken na de heropening dus vanaf medio maart.
Zoals hierboven beschreven is de epidemiologische situatie nog steeds zeer zorgelijk
en zijn de prognoses met onzekerheden omgeven. Iedere aanpassing van de maatregelen
in de huidige context zal leiden tot een toename van het aantal contacten en daarmee
ook besmettingen, en als gevolg hiervan, van de ziekenhuisopnames en de druk op de
zorg.Daarnaast signaleert het OMT dat het ingrijpen en eventueel terugdraaien van
versoepelingen waarschijnlijk te laat komt om een stijging van de besmettingen als
gevolg van het mogelijk opheffen van de avondklok of bezoekbeperking in combinatie
met de huidige versoepelingen, op te vangen; dit komt ook vanwege het nog hoge aantal
besmettelijke personen (rond de 100.000, waardoor een kleine verandering van het reproductiegetal
direct tot een absoluut gezien groot aantal extra nieuwe besmettingen leidt). Derhalve
adviseert het OMT om nu geen ingrijpende beleidswijzigingen door te voeren.
De beperkte afname en stabilisatie van het aantal besmettingen en de komst van en
de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken
dat het nodig blijft het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk te beperken
tot alleen cruciale contacten.
Naast het epidemiologisch beeld en het OMT-advies, worden er ook andere elementen
betrokken voor een zo volledig mogelijke afweging in besluitvorming. Deze bestaan
uit het maatschappelijk beeld (SCP), een OMT-advies, een sociaal-maatschappelijke
reflectie op de maatregelen (SCP), een sociaal-maatschappelijk en economische weging
(Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Sociale Zaken en Werkgelegenheid)
en de uitvoeringstoets op de maatregelen (onder andere de gedragsunit van het RIVM,
de nationale politie en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Daaruit blijkt dat
behoefte in de samenleving aan versoepelingen groot is. Tegelijkertijd is die ruimte
die daarvoor vanuit epidemiologisch perspectief bestaat zeer beperkt. Het kabinet
wil daarom met de verlenging van de maatregelen enkele gecontroleerde en bewuste stappen
zetten om de samenleving en economie enige ruimte te bieden, waarbij het zich realiseert
dat dit naar verwachting consequenties heeft voor het aantal besmettingen en belasting
voor de zorg. In deze regeling worden daarom de volgende bijstellingen geregeld:
-
– winkelen op afspraak wordt geschikter gemaakt voor middelgrote en grote winkels;
-
– zwemgelegenheden worden opengesteld voor zwemles ten behoeve van het A, B en C-diploma
voor kinderen tot en met twaalf jaar;
-
– een wijziging ten aanzien van theorie-examens in het kader van een beroep of bedrijf;
-
– het wordt voor volwassenen mogelijk om op buitensportlocaties met maximaal vier personen
buiten te sporten of om deel te nemen aan sportactiviteiten buiten georganiseerd door
of in opdracht van de gemeente;
-
– een wijziging ten aanzien van de verplichte negatieve antigeen- of NAAT-testuitslag;
-
– Een wijziging in de uitzonderingen op de avondklok in verband met de verkiezingen.
Winkelen op afspraak
Het kabinet heeft besloten het toegankelijker te maken voor de consument om middels
‘winkelen op afspraak’ in winkelbehoeften te voorzien. Voor winkeliers biedt dit eveneens
kansen om enige omzet te genereren en vaste lasten (deels) terug te verdienen. Naast
de mogelijkheden voor bestellen en afhalen en verkoop via online webshop heeft het
kabinet mogelijk gemaakt om op een veilige manier en op afspraak de winkels te bezoeken.
Inmiddels hebben winkeliers de eerste ervaringen met winkelen op afspraak opgedaan
en wordt de maatregel aangepast. Daarbij wordt meer aangesloten bij de grootte van
de winkels of locatie met een winkelfunctie zodat het winkelen op afspraak op een
passende manier uitgevoerd kan worden.
Met ‘winkelen op afspraak’ reserveren klanten (telefonisch of online) minimaal vier
uur van tevoren een tijdslot van minimaal tien minuten om te kunnen winkelen. Uitgangspunten
hierbij zijn dat het winkelen gespreid over de dag plaatsvindt en er geen oploop van
publiek ontstaat. Per verdieping per tijdvak worden maximaal twee personen binnengelaten
of per 25 m2 winkelvloeroppervlakte wordt één persoon per tijdvak per winkel binnengelaten. Hierbij
wordt een maximum voor winkels gehanteerd van vijftig bezoekers in de winkel. Door
dit maximum voorkomen we dat bij grote winkels een te grote oploop van publiek ontstaat
en kunnen personen in de winkel zich gelijkelijk over de ruimte verdelen. De winkelvloeroppervlakte
is de voor het publiek toegankelijke vloeroppervlakte in de winkel. Dit betreft de
ruimte waar het winkelend publiek komt en dus niet het magazijn.
De algemene voorwaarden voor openstelling van publieke plaatsen en basisregels borgen
dat de winkelstraten niet te druk worden. De basisregels, zoals de veiligeafstandsnorm
en de mondkapjesplicht in de publieke binnenruimte en voorwaarden als het scheiden
van stromen van publiek waardoor de aanwezige personen in de publieke plaats zo min
mogelijk met elkaar in contact komen blijven onverkort van kracht. Omdat er maar een
beperkt aantal personen per m2 tegelijkertijd binnen mag zijn, worden de contactmomenten met anderen geminimaliseerd.
Hiermee is het risico op verspreiding van het virus eveneens geminimaliseerd. Ook
draagt het van tevoren reserveren van een tijdslot bij aan een bewuste keuze om naar
een winkel te gaan, zodat consumenten geen onnodige reisbewegingen maken.
De beheerder van de winkel moet er zorg voor dragen dat niet meer personeel in de
winkel aanwezig is dan nodig voor het verkopen van artikelen. Ook draagt hij zorg
dat per reservering slechts één klant de winkel betreedt. In de winkel vinden geen
andere activiteiten plaats dan die nodig zijn voor het verkoopproces van het assortiment
van de winkel. Er vinden bijvoorbeeld geen demonstraties en workshops plaats en er
is geen horecafunctie of eten en drinken voor directe consumptie aanwezig. Om ook
op andere locaties waar producten kunnen worden verkocht, zoals bij kappers (contactberoepen)
en in de gastvrijheidssector, winkelen op afspraak mogelijk te maken, zijn ook locaties
met een winkelfunctie onder de uitzondering opgenomen.
Het derde lid van artikel 4.a1 geldt naast het eerste en tweede lid. Dit betekent
bijvoorbeeld dat winkels die nog open mochten zijn, open mogen blijven, zoals winkels
in de levensmiddelenbranche en winkels die geopend zijn voor ‘bestellen en afhalen’,
alsook locaties voor reparatie en onderhoud van goederen. De beperkingen ten aanzien
van de aanwezigen in de winkel gelden alleen voor het winkelen op afspraak.
Openstelling zwemgelegenheden voor zwemles kinderen tot en met twaalf jaar
Het kabinet is van mening dat nu de lockdown voortduurt en we richting de zomer gaan,
het van belang is dat zwemlessen voor kinderen tot en met twaalf jaar weer hervat
kunnen worden. Zwemlessen voor deze groep zijn cruciaal om kinderen veilig in en om
het water te laten recreëren. In een land als Nederland – waar water altijd in de
buurt is – is het een basisvaardigheid om zelfredzaam te zijn wanneer je onbedoeld
in het water terecht komt. Doordat het diplomazwemmen lange tijd heeft stilgelegen,
zijn kinderen teruggeworpen in hun leerproces en zijn de wachtlijsten om te starten
met zwemles gegroeid. Het kabinet wil dan ook zwemlessen voor kinderen tot en met
twaalf jaar voor het A-, B- en C-diploma toestaan, zodat wordt voorkomen dat een grote
groep kinderen de zomer ingaat zonder een zwemdiploma. Hiermee voorkomen we verdrinking.
In totaal halen circa 300.000 kinderen jaarlijks hun zwemdiploma’s waardoor 99 procent
van de twaalfjarigen minimaal één zwemdiploma heeft. Binnensporten is op dit moment
voor alle leeftijdscategorieën niet toegestaan. Gelet op de risico’s van verdrinking
is een uitzondering voor zwemlessen in binnenzwembaden gerechtvaardigd. Tegelijkertijd
is het openstellen van zwemlessen voor alle leeftijdscategorieën epidemiologisch gezien
een te groot risico. Derhalve wordt bij het openstellen van binnenzwembaden ten behoeve
van zwemles aangesloten bij andere maatregelen, waarbij voor kinderen tot en met twaalf
jaar vaker een uitzondering wordt gemaakt. Daarmee wordt veruit het grootste deel
van de mensen die zwemles krijgen ten behoeve van de A, B en C-diploma’s ondervangen.
Het bovenstaande betekent dat zwembaden, zowel binnen als buiten, open kunnen, maar
uitsluitend voor deze functie. De daarbij behorende toiletvoorzieningen mogen ook
geopend zijn. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:
-
1) reservering, triage en registratie;
-
2) verkouden kinderen of kinderen met andere griepklachten wordt geadviseerd thuis te
blijven;
-
3) kleedkamers zijn open voor de kinderen met zwemles; en
-
4) ouders en verzorgers blijven tijdens de les buiten.
Daarnaast zijn de protocollen van de zwembranche onverkort van kracht.
Buitensporten voor volwassenen
Gezien het belang van sporten en bewegen voor de fysieke en mentale gezondheid van
iedereen, heeft het kabinet besloten om ook voor volwassenen van zevenentwintig jaar
en ouder de mogelijkheden tot buitensporten te vergroten. Een verruiming van de groepsgrootte
waarin gesport mag worden van twee naar vier, vergroot de mogelijkheden om te sporten.
Met deze verruiming worden verschillende sportvormen weer beter mogelijk en worden
de aangepaste trainingen in bijvoorbeeld teamsporten weer iets aantrekkelijker (denk
aan voetbal, hockey, honkbal, tennis), omdat dit dan in groepjes van vier mogelijk
wordt. Het kabinet sluit hierbij aan bij de context van jongvolwassenen. Dat betekent
dat het mogelijk wordt gemaakt in georganiseerd verband op een sportaccommodatie buiten
te sporten, of om deel te nemen aan sportactiviteiten buiten georganiseerd door of
in opdracht van de gemeente. De verwachting is dat een grotere groep Nederlanders
er hierdoor voor zal kiezen om weer actief te worden.
Verplichte negatieve antigeen- of NAAT-testuitslag
Op grond van artikel 6.7c is de aanbieder van personenvervoer via lucht- en scheepvaart
verplicht alleen reizigers uit door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
(VWS) aangewezen gebieden te laten inreizen, die een negatieve antigeentestuitslag
of negatieve NAAT-testuitslag kunnen tonen. Met deze regeling worden enkele wijzigingen
doorgevoerd in dit artikel. Allereerst worden de termijn van de negatieve antigeentestuitslag
van vier uur en de termijn van de NAAT-testuitslag van twaalf uur verlengd naar vierentwintig
uur. Daarnaast worden transferpassagiers uitgezonderd van deze sneltestverplichting.
Verder is het de bemanning van een luchtvaartuig toegestaan in plaats van een negatieve
antigeentestuitslag van maximaal vierentwintig uur oud op het moment van boarden,
een negatieve NAAT-testuitslag van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van
aankomst in Nederland te tonen. Tot slot is een extra uitzondering opgenomen voor
personen werkzaam in het transport van goederen.
Het OMT heeft in zijn 100e advies (12 februari 2021) aangegeven dat een negatieve antigeensneltest een geldigheid
heeft van vierentwintig uur. Op dit moment staat er voor de verplichte negatieve antigeentestuitslag
voor vertrek uit hoogrisicogebieden met het vliegtuig of de boot een termijn van maximaal
vier uur voor het aan boord gaan. Ten aanzien van de negatieve NAAT-testuitslag geldt
een termijn van twaalf uur. Gezien het OMT-advies en de problemen in de praktijk met
het op tijd realiseren van een negatieve antigeensneltestuitslag, kiest het kabinet
ervoor deze termijn te verlengen naar vierentwintig uur voor het aan boord gaan. De
termijn van de NAAT-test kan ook verlengd worden gelet op de hoge betrouwbaarheid
van deze test. Rekening houdend met de duur van een gemiddelde vlucht naar Schiphol,
moet de test voortaan zijn afgenomen uiterlijk vierentwintig uur voor het aan boord
gaan van het luchtvaartuig of vaartuig.
Passagiers die overstappen en niet inreizen in Nederland, kunnen in Nederland het
virus niet verspreiden. In dat licht heeft het OMT in zijn 100e advies geadviseerd dat de sneltestverplichting voor deze groep niet nodig is. Het
kabinet neemt dit advies over en zondert overstappassagiers uit van de sneltestverplichting.
De verplichting om een negatieve NAAT-testuitslag te kunnen tonen van uiterlijk tweeënzeventig
uur oud op het moment van aankomst in Nederland, blijft ook voor overstappassagiers
in stand. In veel gevallen zullen de reizigers deze negatieve NAAT-testuitslag ook
nodig hebben om naar hun eindbestemming te mogen reizen.
Ten aanzien van bemanning van luchtvaartuigen en zeevarenden aan boord van een veerboot,
passagiersschip of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert, geldt de verplichting
van een negatieve antigeentestuitslag van (nu nog) maximaal vier uur oud of een NAAT-test
van maximaal twaalf uur oud op het moment van het aan boord gaan. Deze zeevarenden
en bemanning hoeven geen negatieve antigeentestuitslag of NAAT-testuitslag te tonen
als zij de boot of het schip of het luchtvaartuig niet verlaten en geen reisbeweging
maken van en naar die boot of dat schip en dat luchtvaartuig. Ten aanzien van luchtvaartuigen
geldt bovendien dat de luchtvaartmaatschappij een alternatief testprotocol in kan
dienen bij de Minister van VWS indien zij niet aan de hoofdregel voldoen. Het kabinet
heeft, na advies van het RIVM, besloten nog een extra optie toe te voegen. In plaats
van een negatieve antigeen- of NAAT-testuitslag van maximaal vierentwintig uur oud
op het moment van het aan boord gaan, kan ook volstaan worden met een NAAT-test van
maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland. Door de geldigheid
van de NAAT-test te verlengen naar tweeënzeventig uur, wordt het risico op verspreiding
van het virus tot een acceptabel minimum beperkt. Vanaf tweeënzeventig uur na de testafname
neemt de kans toe dat iemand die besmet is met het virus besmettelijk wordt en kan
de veiligheid van collega’s en passagiers minder gegarandeerd worden.
Op dit moment moeten vrachtwagenchauffeurs die per ferry vanuit het Verenigd Koninkrijk
reizen een negatieve antigeensneltestuitslag tonen. Vrachtwagenchauffeurs die door
de Kanaaltunnel van het Verenigd Koninkrijk naar de Europese Unie reizen zijn op basis
van Franse regelgeving uitgezonderd van een antigeensneltest als zij korter dan achtenveertig
uur in het Verenigd Koninkrijk verblijven. Dit heeft als gevolg dat veel transportbedrijven
nu in plaats van te reizen per ferry, omreizen via de Kanaaltunnel. De afgelopen weken
is bovendien gebleken dat het risico dat vrachtwagenchauffeurs positief testen relatief
laag is. Aangezien deze personen beroepsmatig veel reizen, wordt het disproportioneel
geacht dat zij zich desondanks bij iedere reis moeten laten testen. Daarom is besloten
om dezelfde uitzondering toe te passen voor de vrachtwagenchauffeurs die dagelijks
op ferry’s van het Verenigd Koninkrijk naar Nederland varen, bij een verblijf van
korter dan achtenveertig uur.
Avondklok en verkiezingen
Het is van groot belang dat iedere kiezer in Nederland vrij zijn stem kan uitbrengen,
waar mogelijk in persoon, en dat de transparantie, controleerbaarheid en toegankelijkheid
van de verkiezingen ook tijdens de covid‑19‑epidemie geborgd blijven. Voorkomen moet
worden dat de avondklok een beperking kan opleveren op het actief kiesrecht en de
waarborg van transparante verkiezingen. Gelet op de aankomende verkiezingen van de
leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal op 15, 16 en 17 maart 2021 worden daarom
in het tweede lid van artikel 6.16 drie uitzonderingen op de avondklok opgenomen waarvoor
geen formulier nodig is.
Ten eerste wordt in artikel 6.16, tweede lid, onderdeel f, een uitzondering opgenomen
voor personen die hun stem uitbrengen. Hoewel de stembussen om 21.00 uur sluiten,
mogen alle kiezers die om 21.00 uur in de rij staan ook hun stem nog uitbrengen. Ook
moeten voornoemde kiezers na het uitbrengen van hun stem nog naar huis kunnen terugkeren.
Deze kiezers zullen niet op tijd binnen zijn voor de avondklok. Om ervoor te zorgen
dat kiezers niet belemmerd worden in de uitoefening van hun actief kiesrecht, worden
personen die een stem uitbrengen in een verkiezing als bedoeld in de Kieswet uitgezonderd
van de avondklok. Deze personen hoeven geen schriftelijke verklaring over te kunnen
leggen aan handhavers wanneer daarom gevraagd wordt. Wel moet iedere burger desgevraagd
mondeling kunnen verklaren waarom hij in de buitenlucht vertoeft op een tijdstip waarop
de avondklok van toepassing is.
Ten tweede staat het kiezers vrij om de zitting van een stembureau en het gemeentelijk
stembureau bij te wonen (zogeheten observanten). Daarnaast zijn (internationale) waarnemers
bevoegd gedurende de zitting in het stemlokaal aanwezig te zijn en wordt voor het
toezicht bij stembureaus met beperkte toegang op grond van de Tijdelijke wet verkiezingen
covid-19 een waarnemer benoemd. Deze groep personen wordt uitgezonderd van de avondklok
in artikel 6.16, tweede lid, onderdeel g.
Onder de zitting van een stembureau wordt verstaan de stemming in een stemlokaal,
het vaststellen van het aantal toegelaten kiezers na afloop van de stemming aan de
hand van de stem(plus)passen, de vooropening van de ontvangen retourenveloppen door
een briefstembureau en het tellen van de stemmen door een (brief)stembureau. Omdat
het afronden van de zitting op 15 en 16 maart 2021 gedeeltelijk zal plaatsvinden na
21.00 uur, en het tellen van de stemmen op 17 maart 2021 in veel gevallen pas start
na 21.00 uur en kan doorlopen tot de avond van 18 maart 2021, wordt in onderdeel g
een uitzondering op de avondklok gemaakt voor personen die een hiervoor beschreven
zitting willen bijwonen. Ook deze personen zijn niet verplicht hieromtrent een schriftelijke
verklaring over te leggen aan handhavers. Zoals hiervoor beschreven, mag personen
wel worden gevraagd een mondelinge toelichting te geven op het feit dat zij in de
buitenlucht vertoeven op een tijdstip waarop de avondklok van toepassing is.
In gemeenten waar centraal wordt geteld op grond van de Tijdelijke experimentenwet
stembiljetten en centrale stemopneming, houdt het gemeentelijk stembureau zitting
ten behoeve van de centrale stemopneming op de dag (of dagen) na de dag van de stemming.
Voor de aankomende verkiezingen vindt de zitting van het gemeentelijk stembureau dus
plaats op 18 maart en in enkele gevallen ook op 19 maart 2021. De hierboven beschreven
uitzondering geldt op gelijke wijze voor het bijwonen van de zitting van het gemeentelijk
stembureau.
De uitzondering op de avondklok voor het bijwonen van de stemopneming is eveneens
van toepassing, indien nodig, wanneer zou worden besloten tot een hertelling van de
stemmen bij een of meerdere stembureaus, aangezien in die gevallen de stemopneming
opnieuw dient te worden uitgevoerd.
Naast bovenstaande uitzonderingen, wordt het voor stembureauleden en plaatsvervangend
leden dan wel aangewezen ambtenaren als bedoeld in artikel N 5 van de Kieswet (hierna:
tellers) mogelijk gemaakt om hun werkzaamheden uit te voeren tijdens de avondklok.
Deze personen zijn op grond van artikel 6.16, onderdeel h, uitgezonderd van de avondklok
voor zover zij een bescheid over kunnen leggen waaruit blijkt dat zij zijn aangesteld
als stembureaulid of teller op de betreffende dag (artikel 6.18, achtste lid). Deze
uitzondering geldt ook voor vrijwilligers van een stembureau, waarbij gedacht moet
worden aan de beheerder van een plaats waar een stembureau is gevestigd zoals een
kerk of gymzaal. Deze vrijwilligers zijn nodig voor het openen en sluiten van deze
plaatsen wat ook gedurende de avondklok plaats kan vinden. Het document dat stembureauleden,
vrijwilligers en tellers moeten tonen, is vormvrij en kan bijvoorbeeld bestaan uit
een e-mail van de gemeente, een aanstellingsbesluit of een andere schriftelijke verklaring
van de gemeente, waaruit blijkt dat de persoon op wie de verklaring betrekking heeft,
werkzaamheden als stembureaulid, vrijwilliger of teller uitvoert. Dit document mag
ook in digitale vorm aan de handhavers getoond worden. Deze uitzondering geldt op
gelijke wijze voor tellers, leden en vrijwilligers van het gemeentelijk stembureau.
In het geval van een mogelijke hertelling geldt de uitzondering ook op deze dagen
voor stembureauleden en tellers.
Personen die andere werkzaamheden verrichten in het verkiezingsproces dan stembureauleden,
vrijwilligers of tellers kunnen, ongehinderd door de avondklok, hun werkzaamheden
uitvoeren omdat zij een werkgeversverklaring als bedoeld in artikel 6.17, onder a,
van de gemeente kunnen krijgen. Deze werkgeversverklaring kunnen zij, gezamenlijk
met de eigen verklaring, bedoeld in artikel 6.17, onder b, overleggen aan handhavers.
Zoals hiervoor toegelicht, acht het kabinet het houden van verkiezingen waarbinnen
de transparantie, controleerbaarheid en toegankelijkheid van de verkiezingen geborgd
zijn van groot belang. Genoemde pijlers zijn belangrijke waarden in het democratisch
proces, waardoor het houden van verkiezingen waarbij hieraan niet wordt voldaan, onwenselijk
is. Gelet hierop gelden er gedurende de verkiezingen enkele uitzonderingen op de avondklok.
Dit betekent echter niet dat de strijd tegen het virus uit het oog wordt verloren.
Op grond van de Tijdelijke wet verkiezingen covid‑19 is een groot aantal maatregelen
genomen om verspreiding van het virus tegen te gaan en burgers te beschermen. Bovendien
dienen kiezers bij zichzelf een gezondheidscheck af te nemen voordat zij het stemlokaal
betreden. In het stemlokaal en bij de zittingen ten behoeve van de uitslagvaststellingen
gelden diverse regels ten behoeve van persoonlijke beschermingsmiddelen en hygiënemaatregelen
op grond van de Tijdelijke regeling verkiezingen covid-19, onder andere met betrekking
tot mondkapjes, mondneusmaskers (chirurgisch mondkapje), wegwerphandschoenen, kuchschermen,
het desinfecteren van de handen en schoonmaken. Deze maatregelen zorgen ervoor dat
het voor kiezers veilig is hun stem uit te brengen en de zitting bij te wonen. Op
locaties die gebruikt worden ten behoeve van de verkiezingen geldt onverkort het verplicht
houden van 1,5 meter afstand. Met deze maatregelen enerzijds en een uitzondering op
de avondklok anderzijds is het kabinet van oordeel een balans gevonden te hebben in
de belangenafweging tussen vrije verkiezingen en de volksgezondheid.
Buitensportactiviteiten voor jongeren door of in opdracht van de gemeente
Het kabinet heeft eerder de leeftijdsgrens voor sporten op buitensportlocaties op
minder dan anderhalve meter afstand en in groepsverband verhoogd tot en met zesentwintig
jaar (Stcrt. 2021, 10448). Hierbij is enige onduidelijkheid opgetreden over de exacte uitwerking in de praktijk.
Om deze onduidelijkheid weg te nemen, stelt het kabinet voor om voor deze groep jongvolwassenen
het mogelijk te maken in georganiseerd verband op een sportaccommodatie buiten te
sporten of om deel te nemen aan buitensportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht
van de gemeente. Dit kan bijvoorbeeld gaan om een georganiseerde buitensportactiviteit
op de Cruyff Courts, de Krajicek Playgrounds of een openbaar basketbalveld. Op deze
manier krijgen alle jongvolwassenen de kans om op hun eigen manier te sporten, of
dat nou bij een sportvereniging is of onder begeleiding van een buurtsportcoach in
de wijk. Doordat activiteiten georganiseerd plaatsvinden, is naleving van de coronamaatregelen
zo goed mogelijk geborgd. Met deze aanpassing draagt het kabinet bij aan de fysieke
en mentale gezondheid van jongvolwassenen en kan deze groep op een relatief veilige
manier sociale contacten met leeftijdsgenoten onderhouden.
4. Noodzakelijkheid en evenredigheid
De stabilisatie van het aantal besmettingen, de komst van en de toename van het aantal
besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken dat het nodig blijft het
aantal contacten buitenshuis zoveel als mogelijk te blijven beperken tot alleen cruciale
contacten. Zoals de beschrijving van het epidemiologisch beeld laat zien, is de druk
op de zorg nog onverminderd hoog en neemt de instroom op de Intensive Care toe. Het
OMT benadrukt dat de epidemiologische situatie nog steeds zeer zorgelijk is en de
prognoses met onzekerheden omgeven. Iedere aanpassing van de maatregelen in de huidige
context zal leiden tot een toename van het aantal contacten en daarmee ook besmettingen,
en als gevolg hiervan, van de ziekenhuisopnames en de druk op de zorg. De huidige
maatregelen blijven daarom noodzakelijk.
Bij de besluitvorming die zijn beslag heeft gekregen in deze regeling is rekening
gehouden met het algemeen maatschappelijk beeld en reflecties over de sociaalmaatschappelijke
en economische effecten van het maatregelenpakket. Het SCP heeft relevante inzichten
gedeeld over de maatschappelijke effecten van de mogelijk eerste versoepelingen en
aandachtspunten voor het mentale bewustzijn. Het is van belang hierbij op te merken
dat het niet altijd mogelijk is om een directe relatie tussen een beperkende maatregel
en een gevolg te maken. Het SCP baseert zich op langlopend sociaal en cultureel onderzoek
in Nederland en recent onderzoek naar de maatschappelijke effecten van het coronabeleid.
Tevens wordt door de Ministeries van Financiën, Economische Zaken en Klimaat en het
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de zogenaamde ‘Trojka’, een sociaal-maatschappelijke
en economische reflectie van de maatregelen opgeleverd. Voor de uitvoeringstoets op
het maatregelenpakket en de bepaling van de strategie, is onder andere ook advies
van de Corona Gedragsunit van het RIVM en de Nationale Politie en de Vereniging Nederlandse
Gemeenten (VNG) ingewonnen.
De reeds bestaande systematiek is hiermee doorontwikkeld. Samenvattend zijn de elementen
die nu worden betrokken voor een zo volledig mogelijke afweging in besluitvorming,
dus het epidemiologisch beeld (RIVM), het maatschappelijk beeld (SCP), een OMT-advies,
een sociaal-maatschappelijke reflectie op de maatregelen (SCP), een sociaal-maatschappelijk
en economische reflectie (Trojka) en de uitvoeringstoets op de maatregelen (o.a. gedragsunit
RIVM, NP en VNG). Voor deze beelden, reflecties en adviezen verwijs ik u naar de gepubliceerde
Catshuisstukken van 6 maart 20211.
De bestrijding van het virus vraagt al heel lang heel veel van mensen. Het kabinet
begrijpt dat ook de mentale aspecten steeds zwaarder gaan wegen. Hoe langer de crisis
duurt, hoe moeilijker het wordt. Het draagvlak neemt zichtbaar af in de samenleving
en het kabinet ziet de toenemende behoefte naar versoepelingen en het krijgen van
meer ruimte. Echter, door versoepelingen neemt het aantal bewegingen toe en daarmee
ook de druk op de openbare ruimte. Gepaard aan het afnemende draagvlak kan dit leiden
tot een hogere druk op de handhaving. Uit zowel het beeld als de reflectie van het
SCP komt het belang van zekerheid en voorspelbaarheid van versoepelingen naar voren
waarbij jojo-beleid voorkomen moet worden. Dit kan leiden tot verwarring en kan het
vertrouwen doen schaden, hetgeen een negatief effect heeft op het maatschappelijk
draagvlak en tevens de handhaving bemoeilijkt.
Met name de avondklok en de bezoekersregeling vragen veel van mensen. De avondklok
heeft gevolgen voor het sociale contact tussen mensen en lijkt met name jongeren te
raken. Over de gevolgen van de coronacrisis voor jongeren en jongvolwassenen bestaan
veel zorgen. Veel maatregelen zijn ingrijpend op het sociale leven. De afname in sociaal
contact is van invloed op het psychisch welbevinden. Ook de bezoekersregeling beperkt
het persoonlijk contact tussen mensen. De helft van de mensen mist vooral de intiemere
sociale contacten erg: aanraking van mensen buiten hun huishouden (denk aan volwassen
kinderen of bejaarde ouders) en kleine bijeenkomsten (zoals verjaardagen, koffieafspraken).
Het SCP noemt als aandachtspunt dat sociale contacten belangrijk zijn voor mensen,
zeker in tijden van dreiging. Eind 2020 had een op de drie jongeren een laag psychisch
welbevinden. In de jaren voor corona schommelde dat op een op de vier. Het kabinet
deelt deze zorgen. Daarom heeft het kabinet eerder besloten om fysiek onderwijs gedeeltelijk
en gefaseerd mogelijk te maken. Uit het onderzoek komt naar voren dat onderwijs een
sociale en vormende functie heeft die onmisbaar is voor de ontwikkeling van jongeren.
Het SCP adviseert om het openen van het hoger onderwijs prioriteit te geven aangezien
de maatschappelijke effecten van het afstandsonderwijs dusdanig groot zijn. Het beoefenen
van sport kent ook positieve gevolgen voor het individueel mentaal welbevinden. Uit
onderzoek van de Corona gedragsunit van het RIVM blijkt dat sportdeelname in alle
leeftijdsgroepen is gedaald. Het toestaan van extra mogelijkheden om te sporten levert
naar verwachting een positieve bijdrage aan de lichamelijke en psychische gezondheid.
De wens in de samenleving en het bedrijfsleven om te versoepelen is begrijpelijk.
Door de sociaal, maatschappelijke en economische crisis worden ook zelfstandige ondernemers
hard geraakt. Met name zelfstandigen hebben een (soms forse) inkomensachteruitgang
meegemaakt, volgens het SCP. Daarnaast stegen de zorgen over baanverlies in de toekomst
vooral onder deze groep. Zelfstandig ondernemers vormen een (deels) nieuwe risicogroep
voor een laag psychisch welbevinden vanwege angst voor verlies van werk en inkomen.
Het SCP benadrukt dat het stapsgewijs openen van de samenleving op een verantwoorde
manier zal moeten plaatsvinden en dat hierbij de epidemiologische inzichten moeten
worden betrokken.
Uit de sociaal-maatschappelijke en economische reflectie van de Trojka komt hetzelfde
beeld naar voren. Uit deze reflectie blijkt de sterke behoefte naar verdere versoepelingen.
Tevens is in kaart gebracht welke versoepelingen het sterkste maatschappelijke en
economische effect hebben. Uit de reflectie van de Trojka blijkt dat de ruimte die
wordt geboden aan zwemles en buitensport, zowel een positieve bijdrage aan het sociaal-maatschappelijk
als aan het economisch belang levert.
Het kabinet heeft, bovenstaande punten meegewogen in de besluitvorming van 8 maart.
Daarmee onderstreept het kabinet het belang om naast de epidemiologische inzichten
ook de sociaal-maatschappelijk en economische gevolgen in kaart te blijven brengen.
Met een verlenging van het maatregelenpakket, met inbegrip van de avondklok, blijven
met name de bewegingsvrijheid, de persoonlijke levenssfeer en het recht op eigendom
ingeperkt. De grondslag hiervoor is gelegen in de artikelen, genoemd in de considerans
van deze regeling. Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld en de overige
gevolgen, zijn versoepelingen van de maatregelen op dit moment niet mogelijk. Dit
rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen en maakt het voortzetten van de inperking
noodzakelijk en, mede gelet op de vormgeving en geldende uitzonderingen van de maatregelen,
evenredig. Op de verhouding van de avondklok tot het kiesrecht, en de uitzonderingen
die voor de verkiezingen zijn gemaakt, is hiervoor al ingegaan.
Gelet op het gewicht van de maatregelen is de duur van de maatregelen in de tijd beperkt
tot en met 30 maart 2021. Naar verwachting zal rond 23 maart 2021 heroverweging kunnen
plaatsvinden, op basis van de situatie van dat moment. Zonder tussentijdse besluitvorming
over verlenging of aanpassing van de verzwarende maatregelen of een deel daarvan,
komen deze te vervallen met ingang van 31 maart 2021.
5. Regeldruk
Deze regeling heeft enige gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen
of professionals. De verlenging van het maatregelenpakket bevat een aantal versoepelingen
ten aanzien van theorie-examens in het kader van beroep en bedrijf, openstelling van
de detailhandel en zwemlessen. Dit betekent dat de beheerder van de examenlocaties,
winkels en zwembaden hun bezoekers moeten informeren over de wijzigingen die gaan
gelden. Dit levert enige regeldruk op. Het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR)
heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het beperkt gevolgen
voor de regeldruk van burgers en bedrijven heeft.
6. Inwerkingtreding en parlementaire betrokkenheid
Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee
dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
Dit gebeurt feitelijk op dezelfde dag waarop deze regeling is vastgesteld, 8 maart
2021. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking
dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn
besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid
is het de bedoeling dat de regeling op 15 maart 2021 in de Staatscourant wordt gepubliceerd
en dan de dag daarna, 16 maart 2021 (0.00 uur) in werking zal treden. In verband met
het belang van een naadloze overgang van de thans geldende avondklok naar de verlenging
daarvan, treden de daarop betrekking hebbende bepalingen in werking met ingang van
15 maart 21.00 uur. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.2
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Aan artikel 2.6 worden twee locaties toegevoegd waar een uitzondering op de veiligeafstandsnorm
geldt, namelijk de bagageband en de locaties waar reizigers getest kunnen worden.
Deze uitzonderingen waren tot 1 december 2020 ook opgenomen in de toen geldende noodverordeningen
en worden nu weer toegevoegd aan de bestaande uitzonderingen. Op luchthavens kan op
bepaalde plekken grote drukte ontstaan, waardoor het in acht nemen van de veilige
afstand niet tot de mogelijkheden behoort. Dit doet zich voor op plekken waar reizigers
geclusterd samenkomen, omdat zij handelingen moeten verrichten die essentieel zijn
voor het reisproces. De locaties waar het om gaat zijn de inchecklocatie, de locatie
waar de beveiligings- en grensprocessen plaatsvinden, de locatie van het boarden,
de locatie van de bagageband en de locaties waar reizigers getest worden (voor zover
deze ingericht zijn of worden). Omdat voldoende afstand houden niet altijd tot de
mogelijkheden behoort, namelijk bij grote drukte, is het noodzakelijk een uitzondering
te maken op de veiligegafstandsnorm voor personen op deze locaties, voor zover zij
de veilige afstand niet in acht kunnen nemen. Dit laatste betekent dat op rustige
momenten, wanneer personen wel in staat zijn de veilige afstand tot elkaar in acht
te nemen, de veiligeafstandsnorm onverkort van toepassing is. Hetzelfde geldt voor
de zorgplicht voor de beheerder van de luchthaven op grond van de artikelen 58k, eerste
lid, en 58m Wpg. De beheerder van de luchthaven zal dus onder andere, waar dat mogelijk
is, er op toe moeten zien dat personen de veiligeafstandsnorm in acht nemen.
Onderdeel B
In onderdeel B, onder 1, wordt een typefout hersteld.
Onder 2 wordt een uitzondering toegevoegd. Artikel 58g, eerste lid, Wpg bepaalt dat
bij ministeriële regeling plaatsen kunnen worden aangewezen, waar het niet is toegestaan
zich in groepsverband op te houden met meer dan een bij die regeling vast te stellen
aantal personen. Dit is onder meer gebeurd in artikel 3.1, eerste lid, Trm. Het groepsvormingsverbod
geldt ook in voer- en vaartuigen die daar rijden of stilstaan. Voor het zich in groepsverband
ophouden met meer dan het toegestane aantal personen, maakt immers geen verschil of
men al dan niet in een auto zit.3 Te denken valt aan mensen die rondrijden of samenkomen in een auto op een parkeerplaats.
Ook andere regels ter bestrijding van de epidemie gelden als een voer- of vaartuig
op zo’n plaats rijdt of staat, zoals de avondklok en het alcoholverbod. Dan geldt
echter steeds een uitzondering voor de woongedeelten van die voer- en vaartuigen.4 Artikel 58g, eerste lid, Wpg bepaalt bovendien dat ‘woningen’ niet mogen worden aangewezen
in het kader van het groepsvormingsverbod. Om discussie te voorkomen en in het belang
van de bijzondere privébelangen, met name het huisrecht, is het wenselijk een woongedeelte
van een voer- of vaartuig uitdrukkelijk uit te sluiten van het groepsvormingsverbod.
Voor het overige geldt het groepsvormingsverbod onverkort in een rijdend of stilstaand
voertuig of een varend of stilliggend vaartuig.
Onderdeel C
Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, worden de huidige maatregelen
verlengd tot en met 30 maart 2021. In een aantal bepalingen is de werkingsduur van
de maatregelen opgenomen. Deze werkingsduur moet, gelet op de verlenging van de maatregelen,
aangepast worden. Onderdeel C strekt ertoe dit te regelen.
Onderdeel D
In onderdeel D, onder 1, onder a, wordt een typefout hersteld.
Onderdeel D, onder 1, onder b, betreft een verbetering in relatie tot de uitzondering
op het verbod op openstelling van publieke plaatsen ten behoeve van praktijkcertificering
en -examinering van opleidingen en cursussen die noodzakelijk zijn voor de uitoefening
van beroep of bedrijf. Aan artikel 4.a1 zijn onderdelen toegevoegd, waardoor naast
praktijk- ook theorie-examens, educatieve maatregelen ter bevordering van rijvaardigheid
en geschiktheid en nascholing respectievelijk bijscholing van beroepschauffeurs en
rijinstructeurs mogelijk zijn. Op grond van de nieuwe uitzondering mogen locaties
waar trainingsactiviteiten, educatieve activiteiten en examinering plaatsvinden die
noodzakelijk zijn voor de uitoefening van een beroep of bedrijf of voor het mogen
besturen van een vervoermiddel, uitsluitend voor die functie, geopend zijn voor publiek.
Hieronder valt voor wegvervoer onder meer de noodzakelijke nascholing voor code 95,
de theoretische bijscholing voor rijinstructeurs en de theorie-examens voor het behalen
van het rijbewijs. Daarnaast is de uitzondering relevant voor de luchtvaart- en scheepvaartsectoren
waarbij ook theorie moet worden geleerd en wordt geëxamineerd.
De eerste uitzondering (onderdeel nn) betreft het ondergaan van een educatieve maatregel
ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid, een verplichte cursus die aan
een rijbewijshouder is opgelegd in het kader van bestuursrechtelijke handhaving van
verkeersovertredingen. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het ondergaan van de educatieve
maatregel alcohol en verkeer (EMA), omdat de betrokkene onder invloed van alcohol
heeft gereden. Deze cursussen dienen doorgang te vinden om degenen aan wie deze maatregel
is opgelegd zo snel mogelijk de cursus te laten volgen ten behoeve van de verkeersveiligheid.
De tweede uitzondering (onderdeel oo) heeft betrekking op theorie-examens. De examinering
moet noodzakelijk zijn voor het mogen besturen van een vervoermiddel dat nodig is
voor de uitoefening van een beroep of bedrijf of noodzakelijk zijn voor het mogen
uitoefenen van enkele specifiek genoemde beroepen (rijinstructeur, APK-keurmeester,
tachograaftechnicus, LPG-technicus). De term vervoermiddel is gedefinieerd in artikel
1, onder l, Wpg en omvat ‘luchtvaartuig, schip, trein of wegvoertuig’. De afbakening
‘voor het mogen besturen van een vervoermiddel benodigd voor de uitoefening van beroep
of bedrijf’ zorgt ervoor dat het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) theorie-examens
voor het behalen van het rijbewijs C1, C1E, C, CE, D1, D1E, D of DE kan afnemen. Een
rijbewijs in één of meer van die categorieën is immers noodzakelijk voor de uitoefening
van een beroep of bedrijf. Onder de afbakening vallen ook de beroepsexamens van het
CBR die benodigd zijn om een specifiek beroep te mogen uitoefenen, zoals de theorie-examens
ADR, radar (binnenvaart) en voor brevetten van beroepsvliegers.
De derde uitzondering (onderdeel pp) gaat om theoretische cursussen die beroepschauffeurs
en rijinstructeurs in het kader van de nascholing respectievelijk bijscholing moeten
volgen. Deze beroepsgroepen moeten iedere vijf jaar een aantal cursussen doen om het
vakbekwaamheidsniveau op peil te houden en om hun beroep te mogen blijven uitoefenen.
De nascholingscursussen worden verzorgd door opleidingscentra die door het CBR zijn
erkend. IBKI (instituut voor certificering en examinering in de mobiliteitsbranche)
certificeert de theoretische cursussen van opleiders die kunnen worden ingebracht
voor de bijscholing van rijinstructeurs.
De locaties waar de voornoemde activiteiten plaatsvinden, mogen uitsluitend geopend
zijn voor die functie en onder de voorwaarden zoals hiervoor beschreven. Dit betekent
bijvoorbeeld dat een locatie die nascholingscursussen voor de nascholing van beroepschauffeurs
verzorgt, niet geopend mag zijn voor hobbymatige trainingsactiviteiten die niet noodzakelijk
zijn voor de uitoefening van het beroep van vrachtwagen- of buschauffeur.
Het verbod om publieke plaatsen voor publiek open te stellen geldt daarnaast niet
indien in een publieke plaats onderwijsactiviteiten in het kader van lichamelijke
opvoeding worden verricht door een instelling voor primair onderwijs (onderdeel qq).
Hiermee wordt geëxpliciteerd dat bijvoorbeeld basisscholen zonder eigen gymzaal de
gymlessen kunnen verzorgen op een andere locatie. Het gaat dus om het reguliere onderwijsprogramma
en niet om andere sportactiviteiten.
In onderdeel D (onder 2) is verder geregeld dat winkeliers in het kader van winkelen
op afspraak maximaal twee personen per verdieping per tijdvak de winkel binnen mogen
laten of maximaal één persoon per 25m2. Hierbij geldt een maximum van vijftig personen in totaal die de winkel mogen betreden
per tijdvak in het kader van winkelen op afspraak. Het maximale aantal personen van
dertig, zoals opgenomen artikel 4.2, eerste lid, is niet van toepassing, omdat winkels
doorstroomlocaties zijn (artikel 4.2, tweede lid, onder d).
Onderdelen E
Onderdeel E voegt een zinsdeel toe aan de artikelen 6.1, tweede lid, en 6.3, eerste
lid, onder b.
Aan de artikelen 6.1, tweede lid, en 6.3, eerste lid, onder b, wordt toegevoegd ‘of
tijdens buitensportactiviteiten georganiseerd door of in opdracht van de gemeente’.
Door deze toevoeging is het voor personen tot en met zesentwintig jaar mogelijk om
deel te nemen aan door of in opdracht van de gemeente georganiseerde buitensportactiviteiten.
Op het moment van deelname, zijn deze jongeren uitgezonderd van de veiligeafstandsnorm,
voor zover de sport niet beoefend kan worden met inachtneming van de veilige afstand
en alleen tijdens het beoefenen van de sport. Ook zijn deze jongeren tijdens deelname
uitgezonderd van het verbod op groepsvorming. Tot slot geldt het verbod op het organiseren
van sportwedstrijden niet ten aanzien van sportwedstrijden tijdens een buitensportactiviteit
georganiseerd door of in opdracht van de gemeente, mits geen toeschouwers aanwezig
zijn.
Onderdeel F
Op de groepsvormingsverboden, zoals opgenomen in de artikelen 3.1 en 3.2, wordt een
extra uitzondering gemaakt voor personen die in georganiseerd verband buitensporten
in een sportaccommodatie buiten. Deze personen zijn ook uitgezonderd tijdens buitensportactiviteiten
georganiseerd door of in opdracht van de gemeente. De groepsgrootte mag niet groter
zijn dan vier personen. De veiligeafstandsnorm geldt onverkort voor deze personen,
mits zij niet reeds zijn uitgezonderd hiervan.
Onderdeel G
In lid a1 van artikel 6.4 wordt de plicht om geen reserveringen aan te nemen van meer
dan twee personen gewijzigd in vier personen. Deze wijziging houdt verband met de
uitzondering op het groepsvormingsverbod voor buitensporten, zoals toegelicht in het
algemene deel van deze toelichting en onder onderdeel F.
Op grond van onderdeel G mogen zwemgelegenheden, zoals binnenzwembaden, weer voor
publiek worden opengesteld voor zwemlessen voor kinderen tot en met twaalf jaar. De
zwemgelegenheid mag uitsluitend voor die functie worden geopend. De voorwaarden voor
openstelling van sportaccommodaties, zoals opgenomen in artikel 6.4 gelden onverkort.
Dit betekent dat de douches gesloten zijn, de beheerder van de zwemlocatie werkt met
reserveringen en bij aankomst van het publiek een gezondheidscheck uitvoert (artikel
6.4, eerste lid). Kleedkamers in zwemgelegenheden mogen wel geopend zijn voor publiek
(artikel 6.4, tweede lid, onder b). Artikel 6.3, tweede lid, bepaalt dat publieke
plaatsen voor het publiek mogen worden opengesteld voor andere sportactiviteiten zonder
toeschouwers. Dit betekent dat een publieke plaats die geopend mag zijn op grond van
artikel 4.a1 of artikel 6.4 dit voor sportactiviteiten alleen mag zijn zonder toeschouwers. Voor zwemgelegenheden waar zwemles wordt geven aan kinderen tot en met twaalf jaar,
heeft dit tot gevolg dat ouders niet mee mogen naar de zwemles in de zwemgelegenheid,
maar tijdens de les buiten moeten blijven.
Als voorwaarde voor de openstelling van zwemgelegenheden voor zwemles geldt daarnaast
dat de beheerder van een zwemgelegenheid verplicht is de begeleiders van de kinderen
die zwemles krijgen in de gelegenheid te stellen hun contactgegevens beschikbaar te
stellen. Zo kunnen mensen worden benaderd in het kader van bron- en contactonderzoek
indien er in een bepaalde periode een besmetting bij het personeel dan wel een kind
of begeleider geconstateerd is. Ook draagt dit bij aan effectief bron- en contactonderzoek
door de GGD, een essentieel onderdeel van de bestrijding van de epidemie.5 Registratie van gegevens vindt alleen plaats als de klant toestemming geeft voor
de verwerking en overdracht van zijn gegevens voor de uitvoering van een eventueel
bron- en contactonderzoek door de GGD.
De gegevens waarom gevraagd moet worden zijn de naam, het e-mailadres en het telefoonnummer
van de klant en de datum en tijd waarop de begeleider en het kind binnenkomen. Deze
gegevens moeten veertien dagen bewaard worden door de beheerder van de zwemgelegenheid
en daarna worden verwijderd.
Eventuele toestemming door de begeleider moet voldoen aan de eisen die de Algemene
verordening gegevensbescherming (AVG) aan een rechtsgeldige toestemming stelt, waaronder
dat de toestemming vrijelijk gegeven is, ondubbelzinnig en voorts dat de begeleider
vooraf geïnformeerd wordt over het specifieke gebruik van de gegevens waar hij toestemming
voor geeft. Nu de toestemming vrij moet kunnen worden gegeven, mogen aan het enkele
weigeren ervan geen consequenties worden verbonden. Wanneer beheerders persoonsgegevens
van bezoekers verwerken, zijn zij daarbij gebonden aan de regels van AVG.
In onderdeel b is geëxpliciteerd dat bij het vragen naar de gegevens moet worden gewezen
op de vrijwilligheid van het aanleveren van deze gegevens. Dat kan bijvoorbeeld mondeling
of door dit voor te drukken op de briefjes waarmee de gegevens worden aangeleverd.
Uit onderdeel c volgt dat de persoonsgegevens niet zichtbaar mogen zijn voor anderen.
Dit kan door bijvoorbeeld de gegevens te laten invullen op individuele briefjes die
dicht worden gevouwen of in een envelop worden gedaan voordat zij worden ingenomen.
Tot slot herstelt onderdeel G, onder 3, een typefout.
Onderdeel H
In artikel 6.7c, vierde lid, onder h, is reeds een uitzondering opgenomen voor reizigers
met een luchtvaartuig met een tussenstop die het luchtvaartuig niet verlaten.
Onderdeel H, onder 1, wijzigt de maximale termijn van vier uur voor de negatieve antigeentestuitslag
en van twaalf uur voor de negatieve NAAT-testuitslag naar telkens vierentwintig uur.
Zoals toegelicht in het algemene deel van de toelichting, worden ook reizigers met
een overstap, die wel het luchtvaartuig, de boot of het schip verlaten, maar niet
de luchthaven of de haven verlaten, uitgezonderd van de verplichte negatieve antigeentestuitslag.
Onderdeel H wijzigt ‘luchtvaartuig’ daarom in ‘luchthaven’, en voegt ‘of aan boord
van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal twaalf passagiers vervoert’
en ‘haven’ toe, zodat zowel passagiers van een luchtvaartuig, boot of schip, met een
tussenstop, als passagiers met een overstap uitgezonderd zijn van de testverplichting.
In onderdeel g van het vierde lid van artikel 6.7c is reeds een uitzondering opgenomen
voor zeevarenden aan boord van een veerboot, passagiersschip, of vrachtschip dat maximaal
twaalf passagiers vervoert, die de boot of het schip niet verlaten en geen reisbeweging
van en naar die boot of dat schip maken. In onderdeel j van het vierde lid van artikel
6.7c zijn reeds twee uitzonderingen opgenomen voor de bemanning aan boord van een
luchtvaartuig. Deze zeevarenden en deze bemanning hoeven geen negatieve antigeentestuitslag
of NAAT-testuitslag te tonen als zij de boot of het schip (onderdeel g) of het luchtvaartuig
(onderdeel h) niet verlaten en geen reisbeweging maken van en naar die boot of dat
schip of luchtvaartuig. Ten aanzien van luchtvaartuigen geldt bovendien dat geen negatieve
antigeentestuitslag getoond hoeft te worden door bemanning indien de bemanning wordt
ingezet met toepassing van een door de Minister van VWS goedgekeurd protocol van de
aanbieder van het vervoer, waarmee naar het oordeel van de Minister van VWS een beschermingsniveau
wordt bereikt dat ten minste gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat wordt
bereikt met het tonen van een negatieve antigeentestuitslag NAAT-testuitslag. Hieraan
wordt nog een tweede respectievelijk derde alternatief toegevoegd. Ook kan worden
volstaan met het tonen van een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal
tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in Nederland. Om dit te regelen,
bepaalt onderdeel H dat de onderdelen g en h een subonderdeel krijgen dat bepaalt
dat bemanning die een negatieve testuitslag van een NAAT-test van maximaal tweeënzeventig
uur oud op het moment van aankomst in Nederland kan tonen, uitgezonderd is van de
negatieve antigeentestverplichting.
Tot slot wordt een uitzondering toegevoegd aan het vierde lid van artikel 6.7c, namelijk
de uitzondering voor personen werkzaam in het transport van goederen. Deze personen
zijn uitgezonderd, voor zover noodzakelijk en op het moment dat zij in de uitoefening
van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen. De uitzondering
is alleen van toepassing op deze personen bij een verblijf van korter dan achtenveertig
uur
Onderdeel I
Onderdeel I betreft een tekstuele verduidelijking.
Onderdeel J
Op grond van onderdeel J wordt de avondklok verlengd tot en met 31 maart 2021, 04.30
uur.
Onderdeel K
In artikel 6.16 zijn uitzonderingen opgenomen op het verbod dat is neergelegd in artikel
6.15. Zoals toegelicht, worden extra uitzonderingen opgenomen in verband met de aankomende
verkiezingen. De onderdelen f en g van het tweede lid van artikel 6.16 betreffen uitzonderingen
voor personen die in de openlucht vertoeven vanwege het uitbrengen van een stem in
een verkiezing als bedoeld in de Kieswet en het als kiezer of waarnemer bijwonen van
de zitting van een stembureau of het gemeentelijk stembureau voor een verkiezing als
bedoeld in de Kieswet. Onderdeel h betreft een uitzondering voor stembureauleden,
vrijwilligers en tellers. De uitzonderingen onder f en g gelden gedurende de reis
die de persoon aflegt naar een stemlokaal en weer terug naar een plaats waar het is
toegestaan te vertoeven gedurende de avondklok. De uitzonderingen onder g en h gelden
niet alleen voor de dagen dat gestemd kan worden (15, 16 en 17 maart 2021) maar ook
tijdens het centraal tellen (18 en eventueel 19 maart 2021) en een mogelijke hertelling.
Onderdeel L
De uitzondering op de avondklok voor een stembureaulid, vrijwilliger of teller, opgenomen
in artikel 6.16, onder h, geldt alleen indien deze personen een document kunnen tonen
aan handhavers waaruit blijkt dat het stembureaulid of teller is aangesteld voor deze
functie voor de betreffende dag. Zo’n schriftelijk bewijs kan een e-mail, een aanstellingsbesluit
of andere schriftelijke verklaring van de gemeente zijn, zoals een brief. Deze uitzondering
op de avondklok geldt gedurende het gehele verkiezingsproces. In de praktijk betekent
dit dat de uitzondering geldt op de dagen dat er gestemd kan worden, de dag of dagen
van het centraal tellen en de dag of dagen van een mogelijke hertelling. Buiten de
dagen waarop het verkiezingsproces plaatsvindt is het een stembureaulid, vrijwilliger
of teller dus niet toegestaan om vanwege deze functies te vertoeven in de openlucht.
Artikel II
Zoals hiervoor bij artikel I, onderdeel C, toegelicht, is de tijdelijke werkingsduur
van enkele maatregelen in de desbetreffende bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II
van de Regeling van de Ministers van VWS, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit
de Trm verdwijnen. Gelet op de verlenging van deze werkingsduur voor bepaalde onderdelen,
moet ook de vervaldatum in artikel II van die regeling aangepast worden. Hiertoe strekt
artikel II.
Artikel III, IV en V Bonaire, Sint Eustatius en Saba
De artikelen III, IV en V voegen uitzonderingen toe aan respectievelijk de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Sint Eustatius en de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba. Voor een belangrijk
deel komen deze wijzigingen overeen met de wijzigingen die voor Europees Nederland
gelden wat betreft testverplichtingen voor lucht- en scheepvaart die hierboven zijn
toegelicht bij artikel I en in het algemene deel van deze toelichting. Die toelichting
is van overeenkomstige toepassing.
In verband met het niet aanwezig zijn van bepaalde essentiële diensten, zoals notariële,
bancaire of consulaire dienstverlening, op Saba en Sint Eustatius, wordt een extra
uitzonderingscategorie voor deze eilanden toegevoegd. Hiermee wordt regionaal grensoverschrijdend
vervoer, dat in het kader van deze dienstverlening wordt georganiseerd via een corridor,
toegestaan zonder testverplichting.
Artikel VI Inwerkingtreding
Deze ministeriële regeling moet op grond van artikel 58c, tweede lid, Wpg binnen twee
dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal worden overgelegd.
Dit gebeurt feitelijk op dezelfde dag waarop deze regeling is vastgesteld, 8 maart
2021. De regeling treedt ingevolge artikel 58c, tweede lid, Wpg niet eerder in werking
dan een week na deze overlegging en vervalt als de Tweede Kamer binnen die termijn
besluit niet in te stemmen met de regeling. Gelet op het belang van de volksgezondheid
is het de bedoeling dat de regeling op 15 maart 2021 in de Staatscourant wordt gepubliceerd
en dan de dag daarna, 16 maart 2021 (0.00 uur) in werking zal treden. In verband met
het belang van een naadloze overgang van de thans geldende avondklok naar de verlenging
daarvan, treden de daarop betrekking hebbende bepalingen in werking met ingang van
15 maart 21.00 uur. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten
en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.6
Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt die regeling op het tijdstip waarop hoofdstuk
Va Wpg vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder
ontvalt aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken
of aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen
zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk
zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
H.M. de Jonge