TOELICHTING
1. Algemeen
Strekking
Deze regeling strekt tot verlenging van het geldende maatregelenpakket ter bestrijding
van de covid-19-epidemie, inclusief de avondklok, in het Europese deel van Nederland
tot en met 15 maart 2021, onder doorvoering van een beperkt aantal geringe versoepelingen.
Pijlers van de bestrijding van de epidemie
Bijna een jaar nadat de eerste patiënt in Nederland met het virus SARS-CoV-2 (hierna:
het virus) werd gediagnosticeerd, bevindt Nederland zich nog middenin een pandemie.
Vanwege de SARS-CoV-2-crisis, golden reeds ingrijpende maatregelen, die zijn gebaseerd
op drie pijlers:
-
− een acceptabele belastbaarheid van de zorg – ziekenhuizen moeten kwalitatief goede
zorg kunnen leveren aan zowel covid-19-patiënten als aan patiënten binnen de reguliere
zorg;
-
− het beschermen van kwetsbare mensen in de samenleving;
-
− het zicht houden op en het inzicht hebben in de verspreiding van het virus.
Deze pijlers zijn ook voor de maatregelen van deze regeling uitgangspunt, gelet op
de in de paragraaf 2 beschreven epidemiologische situatie.
Wettelijke grondslag
Deze regeling is gebaseerd op de ingevolge de Tijdelijke wet maatregelen covid-19
geldende bepalingen van de Wet publieke gezondheid (Wpg). Dat geldt ook voor de daarin
opgenomen verlenging van de avondklok. De Tijdelijke regeling landelijke avondklok
covid-19 is, met uitzondering van artikel 6 van die regeling, met ingang van de inwerkingtreding
van de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19, een regeling die
is gebaseerd op artikel 58j, eerste lid, aanhef en onder f, Wpg. Gelet op deze nieuwe
grondslag worden de regels omtrent de avondklok, zoals eerder opgenomen in de Tijdelijke
regeling landelijke avondklok covid-19, via deze regeling opgenomen in de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 (Trm).
2. Epidemiologische situatie
Huidige situatie
Het advies van 17 februari 2021 van het 101e Outbreak Management Team (OMT) herinnert eraan dat het moment waarop de eerste patiënt
met het virus in Nederland werd gediagnosticeerd, bijna een jaar geleden is. Sindsdien
is het aantal gemelde personen dat het virus heeft opgelopen, gestegen tot meer dan
een miljoen personen. Het gaat dan alleen al om de in een laboratorium bevestigde
gevallen. Het aantal personen daarvan dat werd opgenomen in een ziekenhuis is tot
nu toe ruim 48.000, terwijl meer dan 15.000 personen met een bevestigde SARS-CoV-2-infectie
zijn overleden. Ook dat zijn alleen de bevestigde gevallen, zodat de aantallen in
werkelijkheid hoger zullen liggen.
Verloop van de epidemie
Afgelopen week is het aantal meldingen van nieuw gediagnosticeerde gevallen van het
virus met 6% toegenomen ten opzichte van de week daarvoor. Gemiddeld waren er afgelopen
week 143 meldingen van bevestigde covid-19-gevallen per 100.000 inwoners. De testvraag
lijkt weer toe te nemen.
Het percentage positief geteste personen in de teststraten bedroeg afgelopen week
10,5%, hetgeen een lichte daling is ten opzichte van de week daarvoor, maar nog steeds
hoog.
De belasting van de zorg blijft onveranderd hoog. Het aantal nieuw opgenomen patiënten
en de bezetting op de ziekenhuisafdelingen en de Intensive Cares (IC’s) lijkt niet
verder af te nemen. Het aantal nieuwe opnames op de IC’s nam zelfs licht toe. Ook
in de verpleeghuizen, woonzorgcentra voor ouderen en instellingen voor personen met
een beperking, lijkt het aantal besmettingen niet verder te dalen. De oversterfte
is nog duidelijk verhoogd.
De meest recente schatting van het reproductiegetal Rt, zoals berekend op basis van
de meldingen van positieve gevallen, is 0,95 (0,92 – 0,98) voor 4 februari 2021. De
schatting van het reproductiegetal voor de Britse variant op 4 februari 2021 komt
uit op 1,09 (1,04 – 1,15), terwijl het Rt van het klassieke virus op 0,85 (0,80 –
0.90) ligt.
De eerste voorzichtige indicaties van het effect van vaccinatie in de gevaccineerde
doelgroepen beginnen zich af te tekenen. In de afgelopen weken is zowel het aantal
meldingen, als het aantal ziekenhuisopnames en het aantal overlijdens in de oudste
leeftijdsgroepen vanaf negentig jaar relatief meer afgenomen dan in de leeftijdsgroepen
vanaf zestig jaar, die nog niet in aanmerking zijn gekomen voor vaccinatie. Het effect
van vaccinatie op de IC-opnames is niet zichtbaar, waarschijnlijk omdat personen in
de oudste leeftijdsgroepen niet of nauwelijks op de IC opgenomen worden. Het is nog
te vroeg om vergaande conclusies te trekken over de effecten van vaccinatie, ondanks
deze eerste positieve bevindingen.
Het aantal personen dat toch nog positief getest wordt na vaccinatie, wordt nauwkeurig
gevolgd om het effect van vaccinatie te kunnen monitoren en eventueel vaccin-falen
te kunnen opsporen. Het is belangrijk, met name ook voor zorgpersoneel dat al gevaccineerd
is, om er rekening mee te houden dat iemand met een milde infectie na vaccinatie nog
besmettelijk kan zijn voor anderen. Infectiepreventiemaatregelen blijven dus onverminderd
van toepassing.
De prognoses laten een stagnatie zien in de afname van infecties, gevolgd door een
toename. De prognoses zijn consistent met het beeld dat we ons de afgelopen week,
qua ziekenhuisopnames, in een dal bevonden, waarna vanaf nu weer een toename zal volgen.
De avondklok en het beperken van het bezoek thuis tot één persoon per dag dragen bij
aan het vertragen en verlagen van een toename van het aantal infecties. Het verwachte
effect is nog steeds consistent met een circa 10% reductie van de Rt door de avondklok
en bezoekbeperking. Elke verlichting van maatregelen zorgt voor een aanzienlijke toename
in IC- en ziekenhuisopnames, volgens de prognoses die volgen uit de modellering. De
prognoses kennen een grote mate van onzekerheid, die onder andere door de snelheid
van opkomst van nieuwe varianten bepaald wordt. Het blijft van belang de Rt zo laag
mogelijk te krijgen om de hoogte van de derde golf zo laag mogelijk te houden.
3. Hoofdlijnen van deze regeling
Verlenging maatregelenpakket
Het OMT adviseert het volgende over de mogelijkheden tot afbouw van maatregelen, inclusief
de avondklok.
Het huidige maatregelenpakket is tot nu toe effectief gebleken in het terugdringen
van het aantal contacten en daarmee het voorkomen van besmettingen, door zowel de
klassieke variant als de Britse variant (B.1.1.7). Het aantal contacten van individuele
personen in Nederland is op dit moment lager dan ooit te voren en daarmee ook lager
dan in de lockdown in maart-april 2020 (CoMix-studie). Op basis van modellering kunnen
we concluderen dat de avondklok in combinatie met de huidige bezoekbeperking, van
maximaal één persoon per dag, de Rt met ongeveer tien procent heeft gereduceerd. De
argumentering hiervoor is in de vorige twee OMT-brieven ook toegelicht. Zonder het
huidige maatregelenpakket, inbegrepen de avondklok, zouden we in deze fase van de
uitbraak veel meer besmettingen hebben gehad en zou de druk op de zorg aanzienlijk
hoger zijn geweest.
Op basis van modellering verwachten we dat het aantal besmettingen en het aantal ziekenhuis-
en IC-opnames sterk zal toenemen als we in deze fase van de epidemie maatregelen afbouwen.
Het OMT benadrukt daarom dat afbouwen van maatregelen maar zeer beperkt mogelijk is
zolang er onvoldoende immuniteit is opgebouwd door vaccinatie of doorgemaakte infectie.
Daarbij is eerder vastgesteld dat een toename van de IC-opnames leidend tot een bedbezetting
van boven de 1.500 niet op te vangen is in ons zorgsysteem. Derhalve dient het maatregelenpakket
op een dusdanige manier te worden samengesteld dat er ruimte ontstaat om afdoende
en tijdig in te grijpen voordat de bovengenoemde grens in zicht komt. Met de verdere
opbouw van immuniteit door vaccinatie en het te verwachten seizoenseffect ontstaat
er in de komende maanden meer ruimte voor versoepelingen, mits deze stapsgewijs worden
ingevoerd en hun effect zorgvuldig gemonitord wordt zodat er tijdig ingegrepen kan
worden, indien nodig.
Het kabinet onderschrijft dit en heeft geconcludeerd dat een verlenging van het huidige
maatregelenpakket, met inbegrip van de avondklok, noodzakelijk is met het oog op de
pijlers van de epidemiebestrijding. Daarbij wordt evenwel in een beperkt aantal versoepelingen
voorzien.
Deze versoepelingen voert het kabinet door ondanks de huidige zorgelijke epidemiologische
situatie, met een weging van de maatschappelijke impact van de maatregelen en het
meest recente OMT-advies. Daarnaast geeft het OMT aan dat versoepelen van activiteiten,
waarbij sprake is van individuele, laagfrequente deelname en waarbij slechts een-op-een
contact is (met in achtneming van bronmaatregelen (zoals triage), collectieve maatregelen
(zoals de 1,5 meter-maatregel, hygiëne en het gebruik van mondneusmaskers) te prefereren
valt boven activiteiten waar groepen aan deelnemen en ‘social mixing’ en persoonsverplaatsing
op grote schaal plaatsvindt.
Het OMT wijst er voorts op dat versoepelingen verantwoord zijn mits deze stapsgewijs
worden ingevoerd en hun effect zorgvuldig gemonitord wordt, zodat er tijdig ingegrepen
kan worden indien nodig.
Het kabinet erkent het risico dat deze versoepeling van de maatregelen voor een toename
van het aantal contactmomenten en daarmee het aantal besmettingen zal zorgen. Om dit
risico zoveel mogelijk te beperken zijn er voorwaarden verbonden aan de versoepelingen
en uiteraard geldt de anderhalvemeternorm. En als we gaan versoepelen is het extra
belangrijk dat mensen zich laten testen en in quarantaine gaan als dit nodig is. We
moeten het virus maximaal controleren. Mocht niettemin het epidemiologisch beeld verslechteren
en de druk op de zorg toenemen, dan moeten de versoepelingen in de toekomst weer teruggedraaid
worden. Wanneer dit onverhoopt noodzakelijk is, zullen versoepelingen in het onderwijs,
mede gezien het maatschappelijke belang, zo lang als verantwoord overeind blijven.
Bij dit alles benadrukt het kabinet, met het OMT, dat een goede opvolging van het
algemene maatregelenpakket essentieel blijft.
Avondklok
Het blijft tussen 21.00 uur en 04.30 uur verboden om in de openlucht te vertoeven.
Alleen noodzakelijke reizen zijn toegestaan: voor werk, medische hulp aan mens of
dier, hulpverlening aan hulpbehoevend persoon, (noodzakelijke) heen- of terugreis
naar dan wel uit het buitenland of Caribisch deel van Nederland, een gang naar de
rechtbank, bezwaar of beroep, bezoek aan een uitvaart, aangelijnd uitlaten van een
hond, dak- of thuisloosheid terwijl men niet in maatschappelijke opvang kan, een noodsituatie
en internationaal vervoer van goederen. Daarnaast wordt in lijn met het heropenen
van het voortgezet onderwijs en in lijn met bestaande uitzonderingen voor het examenjaar,
onderwijsactiviteit in het examenjaar ook mogelijk voor het voortgezet onderwijs voor
volwassenen in de avonduren, en voor examens in het praktijkonderwijs. In bepaalde
gevallen is een eigen verklaring en/of werkgeversverklaring nodig. In verband met
de avondklok sluiten winkels in de levensmiddelenbranche en de afhaalfunctie van eet-
en drinkgelegenheden uiterlijk om 20.45 uur. Bezorgen is toegestaan tussen 21.00 en
01.00 uur, met een geldige verklaring.
Volgens gegevens van de RIVM gedragsunit wordt de avondklok door een grote meerderheid
nageleefd (92%). 71% van respondenten steunt de avondklok (10% neutraal, 19% tegen),
naleving wordt door de meerderheid (82%) als makkelijk ervaren, maar het aantal mensen
dat denkt dat deze maatregel helpt, is laag ten opzichte van andere regels (42%).
Praktijkonderwijs en de avondklok
Aan de bestaande lijst van uitzonderingen op het verbod om tussen 21.00 en 04.30 uur
te vertoeven in de openlucht, worden twee uitzonderingen toegevoegd, namelijk voor
studenten die deelnemen aan een onderwijsactiviteit in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
in het examenjaar en voor studenten die deelnemen aan praktijkgerichte onderwijsactiviteiten
in het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs en het wetenschappelijk
onderwijs.
Het gaat bij de eerste uitzondering om een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs
als bedoeld in artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs
(‘vavo’). Deze opleiding omvat het onderwijs dat noodzakelijk is voor het behalen
van het diploma voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, het diploma hoger algemeen
voortgezet onderwijs of het diploma middelbaar algemeen voortgezet onderwijs (als
bedoeld in de artikelen 7 tot en met 9 van de Wet op het voortgezet onderwijs).
De opleiding is bestemd voor volwassenen. Onderwijsinstellingen bieden deze opleiding
daarom ook in de avonduren aan, zodat de vavo-studenten de opleiding naast hun werk
kunnen volgen. Voor bepaalde onderdelen van de opleiding is afstandsonderwijs ingewikkeld
of niet mogelijk. Teneinde te voorkomen dat vavo-studenten studievertraging oplopen,
wordt deze aanvullende uitzondering op de avondklok voor hen geïntroduceerd.
Dit studiejaar zijn ruim zesduizend studenten ingeschreven aan een onderwijsinstelling
voor een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs. De inschatting is dat
circa vijftienhonderd daarvan onderwijs in de avonduren volgen.1
De tweede uitzondering is ter uitvoering van de motie Bruins c.s. waarin is opgeroepen
om studenten die in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs in de avond
praktijklessen moeten volgen, uit te zonderen van de regels omtrent de avondklok.2 Achtergrond hiervan is dat onderwijsinstellingen, met name in het middelbaar beroepsonderwijs,
een deel van hun praktijklessen noodgedwongen naar de avond hebben verschoven om zo
veel mogelijk leerlingen nog praktijklessen te kunnen bieden met inachtneming van
de coronamaatregelen.
Vanwege het verbod op het verrichten van onderwijsactiviteiten in onderwijsinstellingen
(artikel 6.10 Trm), vindt het grootste deel van het onderwijs in het middelbaar beroepsonderwijs,
hoger beroepsonderwijs en wetenschappelijk onderwijs momenteel online plaats. Van
dit verbod zijn (onder meer) uitgezonderd praktijkgerichte onderwijsactiviteiten en
het houden van examens, tentamens en toetsen. In aanvulling op de reeds bestaande
uitzondering op de avondklok voor studenten voor het afleggen van een gepland examen
of tentamen, komt er een uitzondering voor deelname aan praktijkgerichte onderwijsactiviteiten.
Het praktijkonderwijs dat fysiek doorgaat, vindt zoveel mogelijk overdag plaats. Een
klein deel van dat praktijkonderwijs dat in deze lockdownfase doorgaat, is in de avond
gepland. Soms omdat het om deeltijdonderwijs gaat met studenten die overdag werken
en soms om het onderwijs beter te spreiden, zodat er minder studenten tegelijk op
de locatie van de instelling zijn en om het openbaar vervoer te ontlasten.
Beperkte versoepelingen
Heropening beheerde speeltuinen
Bewegen, buitenspelen en met andere kinderen omgaan zijn wezenlijke componenten voor
een gezonde fysieke en psychische ontwikkeling van kinderen. Kinderen ontwikkelen
zich namelijk razendsnel. Juist in de cruciale groeifase is het opdoen van vaardigheden
op velerlei gebied van groot belang. Spelen is leren. Gewoonten en vaardigheden die
in de kindertijd worden opgedaan en ontwikkeld, hebben levenslang positieve gevolgen.
Anderzijds kan het moeten ontberen van deze ontwikkelingsmogelijkheden in het verdere
leven allerlei schadelijke gevolgen hebben die weer aanleiding kunnen zijn voor maatschappelijke
problemen.
Ook het OMT heeft in zijn 96e advies het belang van buitenspelen voor kinderen benadrukt en heeft geadviseerd kleine
buurt-buitenspeelplaatsen open te houden voor kinderen. Met name kleine buurtspeeltuinen
hebben namelijk een belangrijke rol bij de gezonde ontwikkeling van kinderen. Veel
van deze speeltuinen zijn gelokaliseerd in wijken waar juist behoefte is aan een veilige
plek waar kinderen niet vanzelf in aanraking komen met sport en spel en waar het effect
in termen van gezondheidswinst en kansenvergroting groot is. Niet alleen dragen de
buurtspeeltuinen bij aan fysieke gezondheidswinst, maar ook aan het mentale welbevinden
van kinderen. Verder doen kinderen in deze ontwikkelingsfase cruciale sociale vaardigheden
op, zoals samenwerken, empathie, participatie, onderhandelen en handelingsperspectief.
Momenteel moeten buitenspeelplaatsen die worden aangemerkt als publieke plaatsen gesloten
blijven. Met deze wijziging kunnen ook deze speeltuinen weer deels open. Met de uitzondering
voor (kleinschalige) beheerde buitenspeeltuinen wordt beoogd om buiten spelen voor
alle kinderen meer mogelijk te maken, terwijl tevens het aantal reisbewegingen en
contactmomenten zoveel mogelijk wordt beperkt. Specifiek wordt de openstelling van
de beheerde buitenspeeltuinen die worden geëxploiteerd door een gemeente, vereniging,
stichting of groep personen zonder rechtspersoonlijkheid mogelijk maakt. Er is gekozen
voor de openstelling van deze speeltuinen omdat zij zich normaliter richten op een
bepaalde buurt, wijk of gemeente. Dit is tevens als voorwaarde opgenomen voor openstelling.
Hiermee wordt het aantal reisbewegingen en het aantal verschillende contacten zoveel
mogelijk beperkt. De openstelling geldt dus niet voor speeltuinen die zich gezien
hun omvang of aantrekkingskracht richten op het regionaal of landelijk aantrekken
van kinderen. De openstelling van de speeltuinen betreft dus de kleinschalige speeltuinen.
Hieronder vallen bijvoorbeeld niet de klimbossen, pretparken, grote speelparken en
dierenboerderijen.
Bovendien betreft de uitzondering slechts speeltuinen die zonder winstoogmerk de speeltuin
exploiteren, dus niet meer dan een kostendekkende bijdrage vragen. De opengestelde
speeltuinen kunnen dan ook een bijdrage vragen voor het onderhoud en beheer van de
speeltuin. Op deze bijdrage mag geen winst gemaakt worden en deze is dus ten hoogste
kostendekkend. Hiermee wordt voorkomen dat er een prikkel ontstaat om zoveel mogelijk
‘klanten’ te trekken waardoor veel reisbewegingen en contactmomenten ontstaan.
De regels wat betreft onder andere groepsvorming en de veiligeafstandsnorm zijn onverkort
van toepassing op personen in beheerde speeltuinen. Het NUSO – de brancheorganisatie
voor speeltuinen – heeft daarnaast richtlijnen opgesteld voor het veilig openen van
speeltuinen.
Heropening locaties voor certificering en examinering voor beroep en bedrijf
Vanwege de duur van de lockdown heeft het kabinet gemeend een uitzondering te moeten
maken op het verbod op openstelling van publieke plaatsen, ten behoeve van praktijkcertificering
en -examinering van opleidingen en cursussen die benodigd zijn voor de uitoefening
van beroep of bedrijf, bijvoorbeeld gericht op vaardigheden en bedrijfsveiligheid.
Daarbij kan worden gedacht aan het opleiden in hulpverleningshandelingen en het werken
in, op en vanaf een voer- en vaartuig. Hulpverleningshandelingen zullen zoveel mogelijk
op afstand en met hulpmiddelen plaatsvinden, echter dat kan niet met alle (onderdelen
van) opleidingen, zoals de EHBO-opleiding die nodig is voor iemands beroep of functie,
zoals bedrijfshulpverlener. Het zal doorgaans gaan om praktijkcertificaten met een
beperkte geldigheidsduur of praktijkexamens die periodiek moeten worden afgenomen.
Bijvoorbeeld het behalen van een heftruckcertificaat, benodigd om te bewijzen dat
men voldoende instructie in de praktijk heeft genoten om een heftruck te besturen.
Of het volgen van een cursus als bedrijfshulpverlener of cursussen gericht op bedrijfsveiligheid.
Winkelen op afspraak
Het kabinet heeft gemeend het toegankelijker te moeten maken voor de consument om
middels ‘winkelen op afspraak’ in winkelbehoeften te voorzien. Voor de kleine zelfstandige
winkelier biedt dit eveneens kansen om enige omzet te genereren en vaste lasten (deels)
terug te verdienen. Daar waar bestellen en afhalen soelaas biedt voor middelgrote
winkelbedrijven en de grote winkelbedrijven beter uit de voeten kunnen met hun webshops,
biedt winkelen op afspraak perspectief voor de kleinere winkelbedrijven. Met ‘winkelen
op afspraak’ reserveren klanten (telefonisch of online) minimaal vier uur van tevoren
een tijdslot van minimaal tien minuten om te kunnen winkelen. Uitgangspunten hierbij
zijn dat het winkelen gespreid over de dag plaatsvindt, er geen oploop van publiek
ontstaat en er slechts twee personen per tijdvak per verdieping de winkel worden binnengelaten.
Ook zijn de basisregels, zoals de veiligeafstandsnorm en de mondkapjesplicht in de
publieke binnenruimte, en de protocollen van de detailhandel onverkort van kracht.
Omdat er maar een zeer beperkt aantal personen tegelijkertijd binnen mag zijn, worden
de contactmomenten met anderen geminimaliseerd. Hiermee is het risico op verspreiding
van het virus eveneens geminimaliseerd. Ook draagt het van tevoren reserveren van
een tijdslot bij aan een bewuste keuze om naar een winkel te gaan, zodat consumenten
geen onnodige reisbewegingen maken. Het winkelen op afspraak sluit bovendien aan bij
het OMT, dat adviseert dat het versoepelen van activiteiten waarbij sprake is van
individuele, laagfrequente deelname, en waarbij slechts een-op-een contact is, te
verkiezen is boven groepsactiviteiten en grootschalige persoonsverplaatsingen.
Verkoop warme dranken in tankstations
Tijdens de avondklok zijn tankstations open om het noodzakelijke personen- en goederenvervoer
over de weg te faciliteren. Tankstations mogen benzine en auto-gerelateerde goederen
verkopen zoals ruitenwisservloeistof. Vanuit het oogpunt van het welzijn van chauffeurs
die tijdens de avondklok hun werk moeten doen of die in hun cabine overnachten, zijn
de sanitaire voorzieningen geopend. Ook is het vanuit het welzijnsargument toegestaan
warme dranken te verkopen. Dit betekent niet dat eet- en drinkgelegenheden bij een
tankstation geopend mogen zijn. De verkoop van andere levensmiddelen is tijdens de
avondklok niet toegestaan.
Verhoging leeftijd buitensporten
Gezien de in de brede maatschappelijke toets beschreven impact van de coronamaatregelen
voor jongeren en de positieve impuls die uitgaat van sporten voor de volksgezondheid
en het mentaal welzijn van jongeren wordt de bestaande leeftijdsgrens voor sporten
op buitensportlocaties op minder dan anderhalve meter afstand en in groepsverband
verhoogd tot en met zesentwintig jaar. Deze verruiming betreft sporten in teamverband
waarbij wedstrijden onderling met teams van de eigen vereniging zonder publiek zijn
toegestaan. Regionale competities zijn hierbij niet mogelijk.
Het kabinet zet hiermee een stap om het sociaal en mentaal welzijn van jongeren te
vergroten en sluit hiermee aan bij de initiatieven zoals genoemd in het steunpakket
sociaal en mentaal welzijn3 voor jongeren en jongvolwassenen in deze leeftijdsgroep. In dat pakket is aangegeven
dat wordt ingezet op meer mogelijkheden voor jongeren en jongvolwassenen om elkaar
te ontmoeten. Het weer buiten in teamverband kunnen sporten draagt hieraan bij.
Contactberoepen
In aanvulling op de reeds toegestane contactberoepen, zoals medische contactberoepen,
worden ook de overige contactberoepen weer toegestaan en worden de locaties waar contactberoepen
worden uitgeoefend heropend. Hiermee is het bijvoorbeeld voor kappers, schoonheidsspecialisten,
nagelstylisten, masseurs, rijinstructeurs, chiropractors, osteopaten en acupuncturisten
weer toegestaan om hun beroep uit te oefenen.
Het OMT adviseert hierover dat het versoepelen van activiteiten waarbij sprake is
van individuele, laagfrequente deelname, en waarbij slechts een-op-een contact is
(met in achtneming van bronmaatregelen (zoals triage), collectieve maatregelen (zoals
de veiligeafstandsnorm en hygiënevoorschriften) en het gebruik van mondkapjes) te
prefereren is boven activiteiten waar groepen aan deelnemen en sociale groepen vermengen
en persoonsverplaatsing op grote schaal plaatsvindt.
Om die reden gelden er voor contactberoepen aanvullende maatregelen. Voor contactberoepen
in zijn algemeenheid geldt dat aan bepaalde voorwaarden voldaan moet worden: registratie
van klantgegevens (ten behoeve van het bron- en contactonderzoek), reserveringsplicht,
gezondheidscheck en mondkapjesplicht. Uitgezonderd van deze verruiming zijn de sekswerkers.
Bij dit contactberoep is fysiek contact met de klant namelijk onvermijdelijk en kunnen
deze voorwaarden geen of onvoldoende soelaas bieden, gelet op de aard van de werkzaamheden,
mede omdat de verwachting is dat de naleving minimaal zal zijn. Hiermee is gecontroleerde
openstelling niet mogelijk en blijft het verbod van kracht.
Uitzonderingen op verplichte negatieve testuitslagen
Op grond van de artikelen 6.7a, 6.7b en 6.7c is de aanbieder van internationaal openbaar
vervoer en personenvervoer via lucht- en scheepvaart verplicht alleen reizigers uit
door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) aangewezen gebieden te
laten inreizen, die een negatieve PCR- en antigeentestuitslag kunnen tonen. Met deze
regeling worden enkele wijzigingen doorgevoerd in deze artikelen.
Op advies van het RIVM wordt de term PCR-test vervangen door NAAT-test. Dit is een
meer correcte en volledige omschrijving van de groep testen die geschikt is voor het
uitvoeren van een test. Deze wijziging heeft tot gevolg dat testen onder de namen
mPOCT, NAAT, PCR of RT PCR, LAMP en TMA zijn toegestaan.
Op grond van deze regeling kan in plaats van een negatieve antigeentestuitslag of
een zeer recente PCR-testuitslag worden volstaan met een NAAT-test die maximaal twaalf
uur oud is. In deel 1 van het 97e OMT advies staat dat als een PCR- of LAMP-test op
de dag van vertrek en maximaal binnen twaalf uur voor vertrek afgenomen is, de noodzaak
van een antigeensneltest voor vertrek vervalt. Dit advies richt zich primair op de
bemanning van luchtvaartmaatschappijen, maar geldt ook – zonder aanvullend risico
voor de volksgezondheid – voor passagiers. De NAAT-test is gevoeliger dan de antigeensneltest,
dus kan om die reden ook eerder worden afgenomen dan een antigeentest, met dezelfde
betrouwbaarheid.
Aan de artikelen 6.7a wordt één uitzondering (zie daarvoor de eerste uitzondering)
toegevoegd en aan artikel 6.7b en 6.7c worden drie uitzonderingen toegevoegd.
De eerste betreft een uitzondering voor reizigers die het virus hebben gehad, daarna
langdurig positief blijven testen en daardoor geen negatieve testuitslag kunnen tonen.
Een deel van de mensen die met het virus geïnfecteerd is geweest en is hersteld, kan
bij een NAAT-test langdurig een positieve uitslag blijven krijgen, ook als ze niet
langer besmettelijk zijn. Het RIVM heeft geadviseerd dat deze reizigers mogen reizen
op vertoon van een positieve NAAT-testuitslag die minimaal veertien dagen en maximaal
acht weken oud is, mits een negatieve antigeentestuitslag, die kort voor vertrek is
afgenomen, getoond kan worden. Bij een blijvend positieve uitslag van een antigeentest,
moet rekening worden gehouden met aanhoudende besmettelijkheid en is beoordeling door
een arts aangewezen. Daarom wordt als aanvullende eis bij een langdurig positieve
antigeentestuitslag gesteld dat een artsenverklaring getoond moet worden.
Een tweede uitzondering is voor personen die reizen en geen negatieve testuitslag
getoond kan worden in verband met urgent transport van lichaamsmaterialen ten behoeve
van een medische behandeling. De genoemde personen vervoeren lichaamsmaterialen die
onderdeel zijn van levensreddende geneeskundige behandelingen die met grote spoed
moeten worden uitgevoerd, zoals koeriers die in opdracht van het stamceldonorregister
stichting Matchis gedoneerde stamcelproducten vervoeren. Gelet op de verantwoordelijkheid
om goede zorg te leveren, het feit dat er geen alternatieve effectieve behandeling
mogelijk is en het onvoorspelbare acute karakter van transplantatie van lichaamsmateriaal
waardoor het logistiek niet mogelijk is om in alle gevallen een negatieve antigeen-
of NAAT-testuitslag te tonen met de gevraagde geldigheidsduur, is een uitzondering
onmisbaar. Deze personen ondergaan waar mogelijk een antigeentest of een NAAT-test
voordat zij reizen met als doel het ophalen en transporteren van het lichaamsmateriaal.
Indien personen klachten hebben die passen bij het virus zullen zij in beginsel niet
reizen.
De derde uitzondering is voor personen die reizen ten behoeve van de Minister of Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid. De genoemde personen voeren taken van nationaal belang
uit in opdracht van de Minister of Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Zij
kunnen dit bijvoorbeeld aantonen door een verklaring hieromtrent te tonen. Om de continuïteit
van deze taken te waarborgen, is deze uitzondering noodzakelijk. Dit kan zowel gelden
voor een ambtenaar van de Koninklijke marechaussee (Kmar) en eventuele ondersteunende
(medische) functionarissen, als voor de reiziger die de Kmar begeleidt. Deze personen
worden getest voordat zij vanuit Nederland aan een buitenlandse vlucht beginnen. Indien
personen klachten hebben die passen bij het virus, zullen zij in beginsel niet reizen.
Tot slot wordt een tweetal definities geherformuleerd. De uitzondering voor transportpersoneel
is aangevuld. Deze groep personen is alleen uitgezonderd indien zij in de uitoefening
van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen. Het gaat hierbij
om een nadere uitwerking van de definitie. De vereisten waren al wel op genomen in
de toelichting op de regeling, maar nog niet in de definitie zelf. Met deze wijziging
wordt verduidelijkt dat transportpersoneel alleen is uitgezonderd als zij in uitoefening
van hun functie of van of naar hun werkzaamheden reizen. Ook de uitzondering voor
houders van diplomatieke identiteitskaarten is aangepast ter verduidelijking. Het
gaat niet om een uitbreiding van de uitzonderingscategorie. De oude definitie was
vanuit juridisch oogpunt onvolledig, hetgeen met deze wijziging wordt rechtgezet.
Tijdelijke regelingen maatregelen covid-19 Bonaire, Sint Eustatius en Saba
De artikelen 6.11 en 6.12 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Bonaire,
6.12 en 6.13 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius en 6.11
en 6.12 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba regelen, gelijk aan de
artikelen 6.7b en 6.7c Trm dat de aanbieder van personenvervoer via lucht- en scheepvaart
alleen reizigers uit door de Minister van VWS, na overleg met de gezaghebber, aangewezen
gebieden laat inreizen, die een negatieve PCR- of antigeen-testuitslag kunnen tonen.
Met deze regeling wordt bewerkstelligd dat de wijzigingen ten aanzien van de vereiste
negatieve NAAT- en antigeentestuitslag, zoals hiervoor beschreven, ook in de regelingen
die gelden voor Bonaire, Sint Eustatius en Saba, worden doorgevoerd.
4. Evenredigheid
Maatschappelijk beeld
Bij de voorbereiding van de maatregelen is rekening gehouden met te verwachten maatschappelijke
effecten van de maatregelen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) heeft een selectie
gemaakt van signalen uit de samenleving, die zijn betrokken bij de voorbereiding van
de besluitvorming (de met de Kamer gedeelde presentatie gegeven in het Catshuis op
21 februari 2021). Daarin wordt het volgende maatschappelijke beeld geschetst van
de huidige situatie, na bijna een jaar covid-19-epidemie.
Een aantal groepen in de samenleving blijkt harder te worden geraakt door de coronacrisis
dan andere groepen. De verschillen namen op diverse gebieden toe, zoals arbeid, inkomen,
scholing, eenzaamheid en welbevinden. De impact van de coronacrisis versterkt bovendien
kwetsbaarheden die we als samenleving daarvóór al hadden en hebben gesignaleerd.
Bij kwetsbare groepen ziet het SCP dat signalen sterker worden dat problemen daar
sneller stapelen (op de problemen die er al waren). Nederlanders redden zich eind
2020 nog wel, maar maken zich meer zorgen. De coronacrisis grijpt diep in op wijzen
van leven, werken en zorgen. Het SCP ziet een enorme veerkracht bij Nederlanders.
Bij sommige groepen, bijvoorbeeld jongeren, begint de rek er echter uit te raken.
Aan het einde van 2020 was het politiek vertrouwen nog steeds hoger dan voor de crisis.
De actualiteit laat tegelijk zien dat dit niet voor iedereen geldt. De coronacrisis
blijft daarom onverminderd veel van ons vragen als het gaat om de zorg voor elkaar
en het omgaan met onzekerheid.
Sociaal vertrouwen: waar men in april 2020 de toegenomen saamhorigheid zag als een
lichtpuntje in de crisis, maken Nederlanders zich in oktober 2020 – net als voor de
coronacrisis – zorgen over de afkalvende saamhorigheid en groeiende tegenstellingen
tussen mensen. Het aandeel mensen dat vindt dat we met te weinig respect met elkaar
omgaan, is tussen april en oktober 2020 flink gestegen.
Sociaal contact speelt een belangrijke rol in het welbevinden van mensen. Mensen ontmoeten
elkaar minder, maar hebben wel vaker digitale contacten. Deze kunnen fysiek contact
op veel punten niet vervangen. Er zijn veel zorgen over de gevolgen van de coronacrisis
voor jongeren en jongvolwassenen. Veel maatregelen grijpen in op de kern van hun sociale
leven, terwijl contacten met leeftijdsgenoten juist voor hen belangrijk zijn vanwege
de ontwikkeling van hun identiteit. Bij hen zien we een afname in het psychisch welbevinden.
Jongeren zijn kwetsbaar vanwege hun kans op eenzaamheid en een grotere kans op werkloosheid.
Dat laatste geldt ook voor laagopgeleiden en voor mensen van niet-westerse herkomst.
Naar verwachting zullen de resultaten van scholieren en studenten nu ongunstiger zijn
dan bij volledig fysiek onderwijs. Sommigen lopen vertraging op, bij anderen vergroten
de achterstanden. Door het schrappen van toetsen liepen circa 14.000 kinderen vorig
jaar een hoger schooladvies mis. Fysiek onderwijs heeft ook een belangrijke functie
voor de sociale en emotionele ontwikkeling van kinderen en jongeren en geeft hun structuur
aan de dag.
De eenzaamheid onder ouderen is toegenomen. Ook zijn er zorgen over mensen met uiteenlopende
beperkingen die bijvoorbeeld dagbesteding of andere ondersteuning in het sociaal domein
moeten missen. Ouderen zijn kwetsbaar vanwege de impact op de gezondheid en hoge kans
op sterfte. Druk op mantelzorgers is toegenomen en zij maken zich zorgen over het
welzijn en de kwaliteit van leven van hun naaste.
Bewegen en sporten dragen positief bij aan gezondheid en welbevinden. De mogelijkheden
daarvoor zijn erg beperkt. Jongeren sporten over het algemeen meer dan ouderen, het
raakt die groep dus hard.
Volgens verschillende studies zijn langdurige quarantaineachtige situaties een risicofactor
voor agressie en huiselijk geweld. Harde cijfers ontbreken, maar signalen dat huiselijk
geweld aan het toenemen is, worden sterker. De kindertelefoon meldt een toename van
het aantal telefoontjes over depressieve gevoelens of suïcidegedachten.
Maatschappelijke gevolgen
Tegen de achtergrond van het geschetste maatschappelijke beeld is over de maatregelen
een brede maatschappelijke toets verricht, van sociaaleconomische effecten, van de
uitlegbaarheid (communicatie), naleving en draagvlak, en de uitvoerings- en handhavingstoets
(sheets Maatschappelijk beeld en doorontwikkeling maatschappelijke toets Catshuis
21 februari 2021).
Algemeen beeld
-
− Sociaaleconomische gevolgen
Uit een schatting van de sociaaleconomische gevolgen komt naar voren dat het welbevinden
van mensen door de lange duur en de stapeling van maatregelen onder druk staat, waarbij
de negatieve effecten van maatregelen ongelijk neerslaan en kwetsbare groepen relatief
hard raken, zoals in het maatschappelijk beeld geschetst. Vanuit de inschatting van
de effecten van verschillende maatregelen, wordt aan het toestaan van fysiek onderwijs
in het voortgezet onderwijs vanuit sociaalmaatschappelijk en economisch perspectief
prioriteit gegeven.
-
− Mentaal welzijn
Het SCP, die bij de afwegingen zijn betrokken (Brief betrekken maatschappelijke effecten
bij toets mogelijke maatregelen Covid-19 & Briefadvies Planbureaus voor herstelbeleid.
Een doorstart van de samenleving) heeft een aantal aandachtspunten meegegeven gericht
op het mentale welzijn, waaronder in algemene zin helderheid over de overwegingen,
voorspelbaarheid (en het voorkomen van jojo beleid) en aandacht voor het risico van
stigmatisering van bevolkingsgroepen (voorkomen dat bepaalde groepen de schuld krijgen
van het voortduren van de crisis). Het SCP heeft aandachtspunten geformuleerd voor
de voorliggende maatregelen die bij de afweging zijn betrokken, in het bijzonder en
voor zover hier van belang, over het openen van onderwijs, sportbeoefening en de avondklok.
Het SCP wijst voorts op het belang van flankerend beleid zolang de beperkende maatregelen
door het kabinet noodzakelijk worden geacht.
Het SCP wijst erop dat de maatschappelijke effecten van het thuisonderwijs dusdanig
groot zijn (het SCP spreekt over aanwijzingen dat vooral bij jongeren de rek eruit
gaat), dat het SCP adviseert dat in het voortgezet onderwijs de scholen worden geopend,
op een verantwoorde manier.
-
− Gedrag
De overgrote meerderheid van de Nederlanders houdt zich aan de eenbezoekersregel en
de avondklok. De maatregel om maximaal één persoon per dag te ontvangen en maximaal
één bezoek per dag te brengen, vindt men moeilijk en met name onprettig. Ten opzichte
van twee weken geleden, zijn Nederlanders de eenbezoekersregel nog minder prettig
gaan vinden.
Het draagvlak voor de avondklok lijkt in de afgelopen twee weken afgenomen. Ondanks
het dalende draagvlak houdt nog steeds het merendeel van de mensen zich eraan. Ruim
acht op de tien mensen blijven tijdens de avondklok binnen en 15% geeft aan naar buiten
te zijn geweest met een geldige reden (bijvoorbeeld werk, hond uitlaten).
De maatregelen worden vergeleken met begin januari 2021 vaker ervaren als beperkend
in vrijheid, maar het belang van de maatregelen prevaleert.
Thuisblijven bij klachten en drukte vermijden worden gezien als de meest effectieve
maatregelen. Een mondkapje dragen, de eenbezoek(ers)regel en de avondklok worden als
minder effectieve maatregelen beschouwd
-
− Uitvoering en handhaving
Door de nationale politie, buitengewoon opsporingsambtenaren en veiligheidsregio’s
is een voorkeur uitgesproken voor het tegengaan van jojo-beleid.
Gevolgen van de avondklok in het bijzonder
Wat betreft de sociaaleconomische gevolgen drukt de avondklok maatschappelijk zwaar,
maar in vergelijking met andere maatregelen minder zwaar op economische gevolgen.
Het SCP beschrijft de volgende aandachtspunten. Als beperking van individuele vrijheid
heeft de maatregel voor een deel van de bevolking een negatieve symbolische waarde
en kan het vóórkomen dat mensen in deze situaties boosheid en verwarring ervaren.
Harde cijfers ontbreken, maar dit is een risicofactor voor agressie en huiselijk geweld.
De beperking van contacten heeft gevolgen voor sociaal contact tussen mensen, vooral,
maar niet uitsluitend, onder jongeren. Daarnaast beperkt zij de mogelijkheden voor
sport en ontspanning, die belangrijk zijn voor psychisch welbevinden. Het SCP meldt
ook dat er een verband kan bestaan met gevoelens van eenzaamheid.
Afwegingen
Het kabinet heeft met het voorgaande rekening gehouden in deze regeling. Ten eerste
wordt het reeds ingezette flankerende beleid gecontinueerd, waarvoor kan worden verwezen
naar de Kamerbrief van 12 februari 2021 over het steunpakket welzijn en leefstijl
in verband covid-19, dat onder meer voorziet in intensivering van initiatieven voor
het welzijn van de jeugd, van kwetsbare groepen en voor een gezonde leefstijl.
Voorts is de openstelling van scholen en speeltuinen en de verruiming van sportmogelijkheden
door jongeren een belangrijke bijdrage aan sociaal contact, onderwijs en beweging
voor kinderen. Ten aanzien van de avondklok wordt gewezen op het belang van al gemaakte
uitzonderingen voor onder meer hulp aan hulpbehoevenden en de noodsituatie, de gelegenheid
die de gekozen tijdstippen nog bieden voor het beoefenen van sport buiten, en de overige
aspecten van vormgeving.
Beperking van vrijheden en grondrechten
De beperkte afname en stabilisatie van het aantal besmettingen en de komst van en
de toename van het aantal besmettingen met de nieuwe varianten van het virus, maken
dat het nodig blijft het aantal contacten buiten huis zoveel als mogelijk te beperken
tot alleen cruciale contacten. Met een verlenging van het maatregelenpakket blijven
met name de bewegingsvrijheid, de persoonlijke levenssfeer en het recht op eigendom
ingeperkt. De grondslag hiervoor is gelegen in de artikelen, genoemd in de considerans
van deze regeling.
Voor de avondklok geldt voorts dat de bewegingsvrijheid wordt beperkt, zoals beschermd
door artikel 2 van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens (EVRM), en meer algemeen de persoonlijke levenssfeer vanwege diezelfde beperking
van de bewegingsvrijheid (artikel 10 van de Grondwet en artikel 8 EVRM). Indirect
kan een avondklok ook beperkingen met zich brengen voor de mogelijkheid om andere
grondrechten uit te oefenen, de vrijheid van vergadering en betoging of de vrijheid
om een levens- of geloofsovertuiging te belijden (voor personen die dat na 21.00 uur
buitenshuis willen doen).
Het kabinet is van mening dat, ook voor de komende periode, het doel van de avondklok
legitiem is. Een avondklok is, zeker gecombineerd met flankerende maatregelen, een
effectieve manier om het aantal besmettingen en daarmee de druk op de zorg en de maatschappelijke
gevolgen, beperkt te houden. Minder stringente maatregelen om dat doel te bereiken
staan, mede gelet op het advies van het OMT, thans niet ter beschikking.
De gevolgen voor eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en voor de vrijheid
van vergadering, betoging en het belijden van godsdienst en levensovertuiging, zijn
volgens het kabinet gerechtvaardigd.
Mogelijkheid tot versoepeling
Gelet op de ontwikkeling van het epidemiologische beeld, zijn versoepelingen van de
maatregelen op dit moment niet mogelijk. Dit rechtvaardigt de verlenging van de maatregelen
en maakt het voortzetten van de inperking noodzakelijk en evenredig. Wel gaat het
voortgezet onderwijs vanaf 1 maart 2021 weer open. Daarnaast mogen per 3 maart 2021,
onder voorwaarden, beoefenaars van een contactberoep, met uitzondering van sekswerkers,
hun beroep weer uitoefenen en mogen jongeren tot en met zesentwintig jaar weer buiten
sporten op buitensportlocaties en wedstrijden spelen onder voorwaarden. Ook wordt
winkelen zeer beperkt weer toegestaan op afspraak.
Duur van de maatregelen
Gelet op het gewicht van de maatregelen is de duur van de maatregelen in de tijd beperkt
tot en met 15 maart 2021. Naar verwachting zal rond 8 maart 2021 heroverweging kunnen
plaatsvinden, op basis van de situatie van dat moment. Zonder tussentijdse besluitvorming
over verlenging of aanpassing van de verzwarende maatregelen of een deel daarvan,
komen deze te vervallen met ingang van 16 maart 2021.
5. Regeldruk
Deze regeling heeft enige gevolgen voor de regeldruk voor burgers, bedrijven/instellingen
of professionals. De verlenging van het maatregelenpakket bevat een aantal versoepelingen
van activiteiten waarbij sprake is van individuele, laagfrequente deelname, waarbij
slechts een-op-een contact is. Dit betekent voor beoefenaars van een contactberoep
en de beheerder van winkels dat zij hun klanten moeten informeren over de wijzigingen
die gaan gelden. Daarnaast wordt de leeftijd voor het beoefenen van sport op een sportaccommodatie
buiten verhoogd naar zesentwintig jaar. Dit levert enige regeldruk op.
6. Inwerkingtreding en parlementaire zeggenschap
Deze ministeriële regeling wordt in overeenstemming met artikel 58c, tweede lid, Wpg
binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.
De regeling treedt niet eerder in werking dan een week na deze overlegging. Onmiddellijk
na die week treedt deze regeling in werking. Hierbij wordt afgeweken van de zogeheten
vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn van drie maanden.4
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
Zoals in het algemene deel van de toelichting is toegelicht, worden de huidige maatregelen
verlengd tot en met 15 maart 2021. In een aantal bepalingen is de werkingsduur van
de maatregelen opgenomen. Deze werkingsduur moet, gelet op de verlenging van de maatregelen,
aangepast worden. Onderdeel A strekt ertoe dit te regelen.
Onderdeel B
Onderdeel B voegt drie uitzonderingen toe aan het verbod op openstelling van publieke
plaatsen voor publiek, zoals opgenomen in artikel 4.a1. In de onderdelen kk, ll en
mm van het eerste lid zijn deze uitzonderingen opgenomen.
Onderdeel kk bepaalt dat alleen speeltuinen die beheerd of geëxploiteerd worden door
een gemeente, vereniging, stichting of een groep individuen zonder rechtspersoonlijkheid
geopend mogen zijn. Ook moeten de speeltuinen gericht zijn op de buurt, wijk of gemeente.
Verder mag de speeltuin geen winstoogmerk hebben en dus niet meer dan een kostendekkende
bijdrage vragen. Tot slot moeten gebouwen, met uitzondering van eventuele toiletvoorzieningen,
behorend tot de speeltuin, gesloten blijven voor publiek.
De tweede uitzondering, onderdeel ll, betreft een uitzondering voor locaties waar
praktijkcertificering wordt gedaan of waar praktijkexamens worden afgenomen die benodigd
zijn voor de uitoefening van een beroep of bedrijf en uitsluitend voor die functie.
Op grond van artikel 4.a1, eerste lid, moeten winkels en locaties met een winkelfunctie
gesloten zijn, tenzij zij in die bepaling zijn uitgezonderd. Dit is soms generiek
gebeurd, zoals voor winkels in de levensmiddelenbranche, en soms uitsluitend voor
een bepaalde functie, zoals voor kledingbanken uitsluitend voor die functie. In artikel
4.a1, tweede lid, is eerder ‘click and collect’ mogelijk gemaakt en in artikel 4.a1,
derde lid, (zie hierna) wordt winkelen op afspraak mogelijk gemaakt. Enerzijds moet
ervoor worden gezorgd dat bijvoorbeeld winkels in de levensmiddelenbranche en kledingbanken
voor de kledingbankfunctie ‘gewoon’ open kunnen zijn en wat dat betreft dus niet zijn
gebonden aan click and collect of winkelen op afspraak. Anderzijds moet worden geregeld
dat een andere winkel dan bedoeld in het huidige eerste lid (of een locatie met een
winkelfunctie) of een daar bedoelde winkel of locatie voor de andere functie dan waarvoor
zij al is opengesteld (in het voorbeeld van de kledingbank: een eventueel commercieel
deel of regulier tweedehandsdeel) open kan zijn voor zover dit is toegestaan ingevolge
de leden die gaan over click and collect of winkelen op afspraak. Onderdeel mm strekt
ertoe dit juridisch te regelen.
Onderdeel B maakt het daarnaast mogelijk om te winkelen op afspraak. Met het winkelen
op afspraak kunnen klanten reserveren en na een dagdeel (vier uur) op afspraak de
winkel betreden binnen een vooraf afgesproken tijdvak van minimaal tien minuten. Uitgangspunten
hierbij zijn dat het winkelen op afspraak gespreid over de dag plaatsvindt en er geen
oploop van publiek ontstaat. Om winkelen op afstand mogelijk te maken is een derde
lid toegevoegd. Door toevoeging van het derde lid wordt er een uitzondering gecreëerd
op de sluiting van winkels voor publiek voor zover het personen zijn die de winkel
alleen betreden als zij minimaal vier uur van tevoren hebben gereserveerd in een vooraf
bepaald tijdvak van minimaal tien minuten, de tijdvakken elkaar niet overlappen en
alleen in dat tijdvak tot de winkel worden toegelaten. Per tijdvak mogen maximaal
twee klanten per verdieping tegelijkertijd in de winkel binnengelaten worden. De beheerder
van de winkel moet er zorg voor dragen dat niet meer personeel in de winkel aanwezig
is dan nodig voor het verkopen van artikelen. Ook draagt hij zorg dat per reservering
slechts één klant de winkel betreedt. In de winkel vinden geen andere activiteiten
plaats dan die nodig zijn voor het verkoopproces van het assortiment van de winkel.
Er vinden bijvoorbeeld geen demonstraties en workshops plaats en er is geen horecafunctie
of eten en drinken voor directe consumptie aanwezig. Om ook op andere locaties waar
producten kunnen worden verkocht, zoals bij kappers (contactberoepen) en in de gastvrijheidssector,
winkelen op afspraak mogelijk te maken, zijn ook locaties met een winkelfunctie onder
de uitzondering opgenomen. Het derde lid geldt naast het eerste en tweede lid. Dit
betekent bijvoorbeeld dat winkels die nog open mochten zijn, open mogen blijven, zoals
winkels in de levensmiddelenbranche en winkels die geopend zijn voor ‘bestellen en
afhalen’, alsook locaties voor reparatie en onderhoud van goederen. Voornoemde beperkingen
ten aanzien van de aanwezigen in de winkel gelden alleen voor het winkelen op afspraak.
In onderdeel B zijn ook enkele redactionele wijzigingen doorgevoerd (onder 1 en onder
3.b).
Onderdeel C
In de artikelen 4.4 en 4.5 wordt verwezen naar de Tijdelijke regeling landelijke avondklok
covid-19. Aangezien de grondslag van de avondklok nu gelegen is in artikel 58j, eerste
lid, onder f, Wpg en de regels omtrent de avondklok opgenomen zijn in paragraaf 6.9
Trm, moet de verwijzing hierop aangepast worden. Daartoe strekt onderdeel C.
Onderdeel D
Onderdeel D regelt dat in tankstations ook na 20.45 uur nog (non-alcoholische, artikel
4.7) warme dranken mogen worden verkocht. Warme dranken zijn koffie, thee, warme chocolademelk,
en dergelijke.
Onderdeel E
Subonderdeel 3 van onderdeel E betreft een verduidelijking van de reeds bestaande
uitzondering voor topsporters in instellingen voor topsport op de veiligeafstandsnorm,
het groepsvormingsverbod en het verbod op het spelen van wedstrijden. De uitzondering
in artikel 6.1, onder y, voor ‘andere topsporters in instellingen voor topsport’ wordt
vervangen door ‘andere topsporters die zijn gelieerd aan een instelling voor topsport’.
Zo wordt verduidelijkt dat de betreffende sporters niet alleen op de locatie van de
instelling voor topsport zijn uitgezonderd van de beschreven verboden, maar ook buiten
die locatie. Daarnaast wordt verduidelijkt dat alle topsporters die gelieerd zijn
aan een instelling voor topsport zijn uitgezonderd van de verschillende verboden.
Dit betekent dat bijvoorbeeld ook sporters uit andere landen die deelnemen aan een
wedstrijd in Nederland wedstrijden mogen spelen. Met dit onderdeel zijn geen inhoudelijke
wijzigingen beoogd.
Subonderdeel 4 voegt een nieuw lid toe aan artikel 6.1, op grond waarvan jongeren
van achttien tot en met zesentwintig jaar uitgezonderd zijn van de veiligeafstandsnorm
op het moment dat zij in een sportaccommodatie buiten sport beoefenen. De vrijstelling
geldt alleen voor zover de sport niet beoefend kan worden met inachtneming van de
veilige afstand en alleen tijdens het beoefenen van de sport.
Onderdeel F
In meerdere bepalingen wordt verwezen naar topsporters als bedoeld in artikel 6.1.
Omdat op grond van onderdeel E een nieuw lid toegevoegd is aan artikel 6.1 moet de
verwijzing gespecificeerd worden, namelijk naar artikel 6.1, eerste lid. Onderdeel
F regelt dit.
Onderdelen G, H en I
Op grond van de onderdelen G, H en I mogen jongeren tot en met zesentwintig jaar weer
met elkaar sporten in sportaccommodaties buiten en wedstrijden met elkaar spelen.
Zij zijn op het moment dat zij sport beoefenen in een buitensportlocatie uitgezonderd
van het verbod op groepsvorming. Ook geldt het verbod op het organiseren van sportwedstrijden
niet voor sportwedstrijden zonder toeschouwers van personen tot en met zesentwintig
jaar, op de locatie en tussen de leden van de sportvereniging waarbij zij als lid
zijn aangesloten. Tot slot hoeven sportaccommodaties buiten alleen reserveringen van
maximaal twee personen aan te nemen bij personen vanaf zevenentwintig jaar.
Onderdelen J, K en L
De onderdelen J, K en L wijzigen de artikelen 6.7a, 6.7b en 6.7c.
Omdat niet alleen een PCR-test, maar ook andere soorten NAAT-testen geschikt zijn
om mee te testen, wordt de term ‘PCR-test’ vervangen door ‘NAAT-test’. Dit regelen
de subonderdelen 1.
In subonderdeel 1, onder b, van onderdeel L wordt daarnaast geregeld dat in plaats
van een negatieve antigeentestuitslag of een zeer recente PCR-testuitslag (niet ouder
dan vier uur) ook een NAAT-test van maximaal twaalf uur oud getoond kan worden.
Subonderdeel 3, onder a en b, van de onderdelen J en K en subonderdeel 2, onder a,
van onderdeel L, betreffen tekstuele wijzigingen ter verduidelijking.
Subonderdeel 3, onder c, van onderdeel K en subonderdeel 2, onder b, van onderdeel
L, voegen twee uitzonderingen toe aan het derde respectievelijk vierde lid van de
artikelen 6.7a en 6.7b en artikel 6.7c. Dit betreffen de uitzondering voor personen
die reizen en geen negatieve testuitslag kunnen tonen in verband met urgent transport
van lichaamsmaterialen ten behoeve van een medische behandeling en voor personen die
reizen in verband met een noodzakelijke reis ten behoeve van de Minister of Staatssecretaris
van Justitie en Veiligheid.
De subonderdelen 4 van de onderdelen J en K en 3 van onderdeel L voegen twee leden
toe aan de beide artikelen. In het vierde, respectievelijk zesde, respectievelijk
vijfde lid, van de artikelen 6.7a, 6.7b en 6.7c is geregeld dat reizigers die geïnfecteerd
zijn geweest met het virus geen negatieve testuitslag hoeven te tonen. Personen zijn
uitgezonderd van het tonen van een negatieve NAAT-testuitslag als zij drie uitslagen
kunnen tonen. Allereerst een positieve NAAT-testuitslag van minimaal twee weken en
maximaal acht weken oud op het moment van aankomst in Nederland. Ten tweede een positieve
NAAT-testuitslag van maximaal tweeënzeventig uur oud op het moment van aankomst in
Nederland. Ten derde een negatieve antigeentestuitslag van maximaal vier uur oud op
het moment van het aan boord gaan. Personen zijn uitgezonderd van het tonen van een
negatieve antigeentestuitslag als in plaats van een negatieve antigeentestuitslag
een verklaring van een arts getoond kan worden van maximaal tweeënzeventig uur oud
waarin staat dat die persoon niet meer besmettelijk is.
Onderdeel M
Onderdeel M regelt dat beoefenaars van een contactberoep, met uitzondering van sekswerkers,
weer hun contactberoep uit mogen oefenen. Het tijdelijke verbod op de uitoefening
van een contactberoep, zoals opgenomen in artikel 6.8, zevende lid, is beperkt tot
sekswerkers. De beoefenaar van een contactberoep moet wel voldoen aan de overige voorwaarden,
zoals opgenomen in artikel 6.8 (reservering, gezondheidscheck en de gelegenheid bieden
tot het achterlaten van klantgegevens).
Onderdeel N
Onderdeel N voegt een nieuwe paragraaf (6.9) toe aan de Trm, die regels bevat over
de avondklok. Er is, behoudens hierna uitdrukkelijk genoemde uitzonderingen, geen
inhoudelijke wijziging beoogd ten opzichte van de bij artikel II van de Tijdelijke
wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19 omgehangen Tijdelijke regeling landelijke
avondklok covid-19. De navolgende artikelsgewijze toelichting is ook ontleend aan
de toelichting bij die regeling.5
Eén wijziging betreft artikel 2 van de Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19,
dat bepaalde dat de avondklok niet geldt voor het vertoeven in de openlucht in een
gedeelte van de eigen woning, op een bij de eigen woning behorend erf of in het woongedeelte
van een eigen voertuig of vaartuig. Als gevolg van het aangenomen amendement-Groothuizen/Van
Dam6 is in artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg al bepaald dat ‘onder openlucht niet
wordt begrepen openlucht behorende bij een woning of een gedeelte daarvan of bij het
woongedeelte van een voertuig of vaartuig’. Een wettelijke uitzondering wordt niet
op regelingniveau herhaald, zij geldt uit zichzelf. Voor de duidelijkheid wordt hier
opgemerkt dat de wetgever hiermee heeft gekozen voor een ruimere uitzondering dan
voorheen het geval was, omdat zij niet is beperkt tot iemands eigen tuin et cetera.7
Erven van besloten plaatsen die geen woning zijn, zijn niet uitgesloten, en vallen
dus onder de avondklok. Onder het vertoeven in de openlucht valt ook het zich bevinden
in transportmiddelen (voer- en vaartuigen). De bedoeling van de avondklok is immers
dat mensen in huis blijven. Daarbij past niet het zich verplaatsen met behulp van
transportmiddelen zonder dat er sprake is van een uitzonderingsgrond als opgenomen
in de artikelen 6.16 en 6.17. De avondklok geldt dus ook voor bijvoorbeeld verplaatsingen
van een inpandige garage naar een andere inpandige garage. Een uitzondering op het
verbod is overigens van toepassing op degene die zich in een stilstaand transportmiddel
met slaapfunctie bevindt, zoals de privéruimtes van vrachtwagenchauffeurs en van binnenvaartschippers,
en daadwerkelijk gebruikmaakt van die functie. Dit volgt uit de definiëring van openlucht
in artikel 58j, eerste lid, onder f, Wpg.
Artikel 6.15
De avondklok op grond van de Wpg geldt voor een periode van twaalf dagen. Binnen die
periode geldt de avondklok telkens van 21.00 uur tot de volgende dag 04.30 uur. Voor
het tijdstip van 21.00 uur is gekozen om ruimte te bieden aan bijvoorbeeld sportactiviteiten
in de vooravond. Veel sociale contacten vinden vaak daarna plaatsvinden. De verwachting
is dat men er met deze ingangstijd sneller voor zal kiezen om niet bij anderen op
bezoek te gaan. Eerder op de avond is niet wenselijk, aangezien dit zorgt voor extra
drukte in openbaar vervoer en detailhandel, voor zover geopend, in het bijzonder in
de supermarkten. Het eindtijdstip van 04.30 uur betekent onder meer dat de bevoorraders
van winkels in de meeste gevallen geen formulieren hoeven te hebben. Ook bijvoorbeeld
het wisselen van nacht-/dagploegen valt dan veelal buiten de avondklok.
Artikelen 6.16, 6.17 en 6.18
Een avondklok is geen volledige lockdown gedurende een deel van een etmaal. Sommige
werkzaamheden of activiteiten moeten nu eenmaal ook in de periode tussen 21.00 uur
en 04.30 uur kunnen plaatsvinden. Een evident voorbeeld is de zorg. Maar ook in bijvoorbeeld
de grond-, weg- en waterbouw wordt er veel ’s nachts gewerkt. Het noodzakelijke werk
moet – binnen de grenzen die bijvoorbeeld bij of krachtens hoofdstuk Va Wpg zijn gesteld
– gewoon doorgang kunnen vinden. Het kabinet roept niettemin op (het organiseren van)
activiteiten en werkzaamheden gedurende de avondklok zoveel mogelijk te beperken.
Het is van belang dat iedereen die gedurende de avondklok meent in de openlucht te
moeten zijn, zich de vraag stelt of het per se gedurende die tijdspanne moet. Soms
kan het niet anders, en daarvoor bestaan er uitzonderingen op de avondklok; deze worden
hieronder toegelicht.
In bepaalde gevallen zal de aanwezigheid in de openlucht verklaard moeten kunnen worden
door middel van een formulier, dat betrokkene op papier of digitaal bij zich zal moeten
dragen.
Artikel 6.16, eerste lid
Artikel 6.16, eerste lid, betreft generieke uitzonderingen op het verbod dat is neergelegd
in artikel 6.15. Degenen die onder de uitzondering van artikel 6.16, eerste lid, vallen,
hoeven geen werkgeversverklaring of een eigen verklaring bij zich te dragen, mits
het vertoeven gedurende de uren dat de avondklok geldt, noodzakelijk is voor de uitoefening
van hun functie. In het artikellid is sprake van een ‘kennelijke functie’. Daarmee
wordt tot uitdrukking gebracht dat, hetzij direct zichtbaar, hetzij door nader bewijs,
voor de opsporingsambtenaar duidelijk moet zijn of worden dat betrokkene in deze categorie
van uitzonderingen valt. De handhaver moet zonder meer dan geringe moeite kunnen vaststellen
dat hij iemand tegenover zich heeft die een van de opgesomde functies heeft, en dat
hij die persoon de weg kan laten vervolgen als die persoon onderweg is voor noodzakelijke
werkzaamheden.
De uitzondering onder a behoeft geen toelichting – maar wel wordt de kanttekening herhaald dat het moet gaan
om noodzakelijke werkzaamheden.
De uitzondering onder b heeft betrekking op bijvoorbeeld treinmachinisten, conducteurs, metro- en trambestuurders
en buschauffeurs. Daarnaast gaat het ook om taxichauffeurs, vliegtuigcrew en passagiersscheepvaartbemanning.
De uitzondering onder c is opgenomen voor internationaal goederenvervoer. Om het goederenvervoer in de hele
EU soepel en efficiënt te laten verlopen, heeft de Europese Commissie een mededeling
afgegeven8 waarin zij lidstaten oproept maatregelen te implementeren die noodzakelijk zijn om
het goederentransport over de weg, het spoor en het water in de EU ongehinderd doorgang
te laten vinden. Dit betekent dat er geen extra eisen worden gesteld bij het passeren
van binnengrenzen door voertuigen die goederen vervoeren. Daarom wordt er ook geen
werkgeversverklaring gevraagd. Door deze uitzondering hoeven de chauffeurs en vervoerders
in het internationaal vervoer van goederen geen documenten over te leggen als zij
tijdens de avondklok in de openlucht vertoeven.
Dit geldt niet voor goederenvervoer dat binnen de landsgrenzen begint en eindigt;
hierop is de onderhavige regeling onverkort van toepassing.
Artikel 6.16, tweede lid
In artikel 6.16, tweede lid, onder a, is een enigszins breed geformuleerde uitzondering opgenomen, om recht te doen aan
aantal onvoorzienbare situaties. Er is gekozen voor de aanduiding ‘noodsituatie’.
Het gaat om een situatie waarin men plotseling om een dringende serieuze reden buiten
moet zijn. In die situatie kan niet in redelijkheid van betrokkene verlangd worden
dat die een formulier heeft ingevuld. Te denken valt aan dringende medische omstandigheden
(spoedbevalling, ongeluk in de huiselijke sfeer), ernstige familieomstandigheden,
pech onderweg of het ter plaatse moeten komen als sleutelhouder na een alarmmelding.
In veel gevallen zal na de verplaatsing vanwege een noodsituatie wel een formulier
ingevuld kunnen worden, op papier of elektronisch; ziekenhuizen of medische hulpposten
zullen formulieren voorhanden hebben. Deze bepaling legt enerzijds druk op de handhavers
doordat zij de noodzakelijke en dringende reden moeten beoordelen, maar biedt hun
anderzijds ook ruimte, en voorkomt een rigide systeem.
In artikel 6.16, tweede lid, onder b wordt rekening gehouden met de mogelijkheid dat inkomende reizigers niet kunnen beschikken
over een formulier dat hun aanwezigheid op dat tijdstip legitimeert. Gaat het om een
inkomende reis met een vliegtuig of internationale trein, dan dienen reisbescheiden
of andere bescheiden overgelegd te kunnen worden. Dat is geregeld in het artikel 6.18,
derde lid. In andere gevallen moet op een ander manier aangetoond kunnen worden waarom
men gedurende de avondklok buiten wordt aangetroffen. Dat kan bijvoorbeeld gelden
voor asielzoekers die in ons land komen en niet de mogelijkheid hebben hun reistijd
aan te passen.
In onderdeel c wordt rekening gehouden met dak- en thuislozen. Indien een dak- of thuisloze in de
openlucht wordt aangetroffen zonder andere reden dan dat hij geen onderdak heeft,
moet hij niet beboet kunnen worden. Hij zal zo mogelijk worden doorverwezen naar een
opvangadres.
In onderdeel d wordt rekening gehouden met een situatie (het uitlaten van een hond) die zich veelvuldig
zal voordoen, en die daarom niet alleen expliciet is uitgezonderd van de avondklok,
maar waaraan ook niet de voorwaarde wordt verbonden dat degene die de hond uitlaat,
een formulier bij zich moet hebben. Als een hond is aangelijnd, blijkt direct de reden
van het buiten zijn. De restrictie ‘individueel’ moet tegengaan dat mensen als koppel
of groep één hond gaan uitlaten om onder de avondklok uit te komen. Eén persoon kan
uiteraard wel meer honden tegelijk uitlaten.
In onderdeel e wordt rekening gehouden met personen die onder begeleiding worden vervoerd, bijvoorbeeld
van cel naar rechtbank.
Artikel 6.17
In onderdeel a gaat het om werkgerelateerde aanwezigheid. Niet al het werk zal zonder meer doorgang
kunnen vinden. Het gaat om noodzakelijke beroepsmatige werkzaamheden. Werk dat verplaatsing
in de openlucht vergt, maar uitstel verdraagt, zou buiten de uren van de avondklok
moeten plaatsvinden. Van werkgevers wordt verwacht dat zij op een verantwoordelijke
wijze verklaringen afgeven. Om de regeling werkbaar te houden, wordt niet gespecificeerd
wie als werkgever kan optreden. Het hangt af van de structuur van het bedrijf wie
degene is die bevoegd is om de werkgeversverklaring in te vullen. Dit betekent voor
de uitzendbranche dat zowel een uitlener als een inlener die beschikt over de benodigde
gegevens, de verklaring mag invullen. Uit de werkgeversverklaring blijkt primair dat
de persoon aan wie die verklaring wordt verstrekt, werkzaam is voor dat bedrijf. Het
formulier biedt daarnaast de mogelijkheid voor een nadere invulling van dagen en tijdstippen
waarop (mogelijk) gewerkt moet worden. Het afgeven van de werkgeversverklaringen vormt
een administratieve last voor werkgevers, maar om deze niet onnodig zwaar te maken,
kunnen werkgevers volstaan met het eenmalig afgeven van deze verklaring.
In artikel 6.18, tweede lid, is nader bepaald dat ook een zzp’er de werkgeversverklaring
kan gebruiken.
Als het formulier bewust onjuist wordt ingevuld, is sprake van valsheid in geschrift
(artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht).
In onderdeel b worden acht voorzienbare dringende redenen vermeld die een uitzondering zijn op de
avondklok. Deze zijn ook opgenomen in het formulier dat men geacht wordt bij zich
te hebben (de ‘eigen verklaring’) als men gedurende de uren dat de avondklok geldt,
in de openlucht vertoeft. Er moet sprake zijn van een ‘kennelijke noodzaak’, dus die
noodzaak moet zo nodig aangetoond kunnen worden.
Werknemers die beschikken over een werkgeversverklaring, dienen daarnaast een eigen
verklaring in te vullen, en bij zich te dragen, om te kunnen aantonen dat hun dienstverband
specifiek binnen de ingevulde tijden noodzaakt om in de openlucht te zijn, voor het
werk zelf, of voor verplaatsingen in verband met het werk. Gaat het om werk, dan vinkt
degene die over een (algemene) werkgeversverklaring beschikt, op de eigen verklaring
aan dat het om werk gaat, en vult vervolgens de specifieke tijd of tijden in. Het
is immers niet de bedoeling dat een werkgeversverklaring wordt gebruikt als vrijbrief
om gedurende de gehele periode dat de avondklok geldt, onbeperkt in de openlucht te
kunnen vertoeven. Bij werkzaamheden voor een vaste periode (bijvoorbeeld vijf aaneengesloten
dagen avonddienst), kan ermee worden volstaan die tijden één keer op te nemen in de
eigen verklaring; dat hoeft dan niet per dag.
Bij ‘medische hulp aan zichzelf of een dier’ gaat het in deze categorie niet om onvoorziene
spoedeisende hulp (dat valt onder een noodsituatie als bedoeld in artikel 6.16, tweede
lid, onder a), maar wél om hulp die op korte termijn noodzakelijk is. Het voor eigen
gemak buiten werktijd bezoeken van de tandarts valt niet onder de uitzonderingen op
de avondklok. Maar als er bijvoorbeeld afspraken zijn gemaakt om in het kader van
de epidemiebestrijding te worden ingeënt of om te worden getest, en dat zou gedurende
de avondklok moeten gebeuren, dan kan dat doorgang vinden.
Ook bij ‘hulpverlening aan een hulpbehoevende persoon’ gaat het niet om spoedeisende
hulp (ook dat valt onder een noodsituatie). Een voorbeeld van deze categorie is mantelzorg.
Indien die noodzakelijk is, geldt er geen enkele belemmering, anders het invullen
van het formulier, om ook tijdens de avondklok deze zorg te verlenen. Voor dringende
geestelijke zorg geldt hetzelfde. Louter sociaal contact, hoe belangrijk ook, valt
daar niet onder; dat kan ook op andere tijden.
Ook voor een reis naar het buitenland, die immers voorzienbaar is, moet een eigen
verklaring worden ingevuld. De toevoeging ‘of het Caribisch deel van Nederland’ is
opgenomen omdat Bonaire, Sint Eustatius en Saba deel uitmaken van Nederland, en dus
niet onder ‘buitenland’ vallen, maar wel een reis vergen. De avondklok geldt daar
overigens ook niet. Voor de volledigheid zij opgemerkt dat Aruba, Curaçao en Sint
Maarten hier wel als buitenland worden beschouwd en dat reizen daarheen om die reden
een eigen verklaring vergen.
Ook het bijwonen van een uitvaart kan plaatsvinden gedurende de uren dat de avondklok
geldt. Onder uitvaart wordt verstaan: de laatste plechtigheid voordat lijkbezorging
als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de lijkbezorging plaatsvindt of een bestemming
wordt gegeven aan de as van een gecremeerd lichaam van een overledene of doodgeborene.
Omdat het ook hier om een ‘kennelijke noodzaak’ gaat, zal degene die een uitvaart
gaat bijwonen of heeft bijgewoond, moeten kunnen aantonen dat de verplaatsing betrekking
heeft of had op die uitvaart.
Een eigen verklaring is ook nodig voor het noodzakelijk aanwezig zijn van ‘direct
betrokkenen’ bij bijvoorbeeld een terechtzitting of een bijeenkomst van een bezwaarschriftencommissie.
De term ‘direct betrokkenen’ is ontleend aan artikel 4.2 Trm. Overeenkomstig de toelichting
op die bepaling gaat het dan niet om mensen die aan het werk zijn bij een bijeenkomst
onder leiding van een rechter, officier van justitie of bijvoorbeeld een bezwaarschriftencommissie.
Het gaat om verdachten, slachtoffers, getuigen, appellanten, verzoekers en bezwaarmakers.
De uitzondering geldt alleen voor direct betrokkenen, dus niet voor belangstellenden
op de publieke tribune, ook niet als die belangstelling vanwege een specifieke zaak
is ingegeven, bijvoorbeeld omdat men eerder betrokken was bij een opsporingsonderzoek
of familie is van een verdachte of slachtoffer. Ook hier geldt dat voor de handhaving
kennelijk moet zijn waarover het gaat. Te denken valt aan het laten zien van een dagvaarding
of een uitnodiging van een bezwaarschriftencommissie, waaruit blijkt dat het noodzakelijk
is om onderweg te zijn.
Ook wie als gast aanwezig is bij een programma dat gedurende de avondklok live wordt
uitgezonden, valt niet onder het verbod. Voorwaarde is dat kan worden aangetoond dat
men daartoe is uitgenodigd door de omroep die dit programma uitzendt. Dat is geregeld
in het artikel 6.18, vierde lid.
De laatste, eerder bestaande categorie betreft degene die vanwege een examen of tentamen
tijdens de avondklok onderweg moeten zijn. Omdat ook voor deze uitzondering geldt
dat de noodzaak ‘kennelijk’ moet zijn, zal aangetoond moeten kunnen worden dat men
om die reden in de openlucht vertoeft. Afhankelijk van de wijze waarop dit in de betreffende
onderwijsinstelling is geregeld, zal dit kunnen door het overleggen van een inschrijving
of een oproep voor het examen of tentamen.
In aanvulling op de voormalige Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19 geldt
dat studenten die in het eindexamenjaar deelnemen aan een door een onderwijsinstelling
verzorgde onderwijsactiviteit in het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs en studenten
die deelnemen aan een door een onderwijsinstelling verzorgde praktijkgerichte onderwijsactiviteit
in het middelbaar beroepsonderwijs, het hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk
onderwijs, uitgezonderd zijn van de avondklok. Bij praktijkgerichte onderwijs gaat
het bijvoorbeeld om praktijklessen in laboratoria of praktijklessen waarbij gewerkt
wordt met machines, alsook om praktijklessen in horecaopleidingen, zoals voor koks,
gastheren en -vrouwen en om de verpleegtechnische handelingen in de zorgopleidingen.
Er moet sprake zijn van een ‘kennelijke noodzaak’, dus de noodzaak om in de openlucht
te vertoeven moet zo nodig aangetoond kunnen worden. Afhankelijk van de wijze waarop
dit in de desbetreffende onderwijsinstelling is geregeld, zal dit kunnen door het
overleggen van het studierooster.
Ook degenen op wie een uitzondering van toepassing is, kunnen gecontroleerd worden,
maar zij zullen niet beboet worden als zij afdoende kunnen aantonen dat hun aanwezigheid
op die tijd op die plek noodzakelijk is. Het doel van de handhaving is niet strafrechtelijk
op te treden, maar naleving van de avondklok te bevorderen.
Artikel 6.18
In het eerste lid worden de formulieren die moeten worden gebruikt in het kader van de avondklok, vastgesteld.
Deze worden geplaatst op rijksoverheid.nl, en kunnen worden een geprint of gedownload.
Ook zullen op publieke plaatsten formulieren voorhanden zijn.
In het tweede lid is bepaald dat ook een zzp’er de werkgeversverklaring kan gebruiken. Hij moet deze
invullen om te kunnen aantonen dat hij dringend voor zijn werk op straat moet zijn.
Te denken valt aan een loodgieter die normaliter wellicht geregeld ook ’s avonds werkt;
onder de avondklok zou dat beperkt moeten blijven tot noodzakelijk werk, dat geen
uitstel verdraagt, zoals een gesprongen waterleiding.
Het derde lid formuleert de voorwaarden waaronder men in verband met een reis niet onder de avondklok
valt.
Het derde tot en met vijfde lid formuleert de voorwaarden waaronder men in verband met een reis, een liveprogramma
of een examen of tentamen niet onder de avondklok valt. Bij examens en tentamens kan
met name worden gedacht aan het overleggen van een inschrijving of oproep voor het
examen of tentamen.
In het zesde lid, dat geldt in aanvulling op de voormalige Tijdelijke regeling landelijke
avondklok covid-19, is geregeld dat de student bewijsstukken over moet kunnen leggen
die blijk geven van de betreffende onderwijsactiviteit, alsmede van de noodzaak om
in de openlucht te vertoeven. Afhankelijk van de wijze waarop dit in de desbetreffende
onderwijsinstelling is geregeld, zal dit kunnen door het overleggen van het studierooster.
Onderdeel O
Onderdeel O voegt twee bijlagen toe aan de Trm. Het betreffen de werkgeversverklaring
en de eigen verklaring, zoals eerder opgenomen bij de Tijdelijke regeling landelijke
avondklok covid-19. Het formulier voor de eigen verklaring is aangepast in verband
met de uitzondering op de avondklok voor studenten die deelnemen aan een door een
onderwijsinstelling verzorgde onderwijsactiviteit in het eindexamenjaar van het voortgezet
algemeen volwassenenonderwijs en voor de praktijklessen. Om te voorkomen dat eigen
verklaringen waarop de twee nieuwe uitzonderingen voor het onderwijs nog niet zijn
verwerkt, ongeldig worden, is voor de oude uitzonderingen zowel het oude als het nieuwe
model geldig.
Artikel II
Zoals hiervoor bij artikel I, onderdeel A, toegelicht, is de tijdelijke werkingsduur
van enkele maatregelen in de desbetreffende bepalingen zelf vastgelegd. Artikel II
van de Regeling van de Ministers van VWS, van Justitie en Veiligheid en van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties van 14 december 2020 tot wijziging van de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 in verband met een verzwaring van de maatregelen (Stcrt. 2020, 66909) zorgt ervoor dat de tijdelijk werkende bepalingen nadat zij zijn uitgewerkt uit
de Trm verdwijnen. Gelet op de verlenging van deze werkingsduur voor bepaalde onderdelen,
moet ook de vervaldatum in artikel II van die regeling aangepast worden. Hiertoe strekt
artikel II.
Artikelen III, IV en V
De artikelen III, IV en V wijzigen respectievelijk de Tijdelijke regeling maatregelen
covid-19 Bonaire, de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba en de Tijdelijke
regeling maatregelen covid-19 Sint Eustatius. Voor een belangrijk deel komen deze
wijzigingen overeen met de wijzigingen die voor Europees Nederland gelden en die hierboven
zijn toegelicht bij artikel I. Die toelichting is van overeenkomstige toepassing.
In artikel 6.6a, eerste en tweede lid, van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19
Bonaire stond per abuis twee keer het percentage vijftig, terwijl dit de percentages
vijftig en vijfentwintig hadden moeten zijn. Onderdeel A van artikel III herstelt
dit.
De onderdelen B en C van artikel III en de onderdelen A en B van de artikelen IV en
V wijzigen de artikelen ten aanzien van de verplichte negatieve testuitslagen in de
lucht- en scheepvaart. Dit betreffen de artikelen 6.11 en 6.12 van de Tijdelijke regeling
maatregelen covid-19 Bonaire en van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Saba
en de artikelen 6.12 en 6.13 van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 Sint
Eustatius.
Omdat niet alleen een PCR-test, maar ook andere soorten NAAT-testen geschikt zijn
om mee te testen, wordt de term ‘PCR-test’ vervangen door ‘NAAT-test’. Dit regelen
de subonderdelen 1.
In subonderdeel 1, onder b, van onderdeel C (artikel III) en onderdeel B (artikelen
IV en V) wordt daarnaast geregeld dat in plaats van een negatieve antigeentestuitslag
of een zeer recente PCR-testuitslag (niet ouder dan vier uur) ook een NAAT-test van
maximaal twaalf uur oud getoond kan worden.
Subonderdeel 2, onder a en b, van onderdeel B (artikel III) en onderdeel A (artikelen
IV en V) en subonderdeel 2, onder a, van onderdeel C (artikel III) en onderdeel B
(artikelen IV en V) betreffen tekstuele wijzigingen ter verduidelijking.
Subonderdeel 2, onder c, van onderdeel B (artikel III) en onderdeel A (artikelen IV
en V) en subonderdeel 2, onder b, van onderdeel C (artikel III) en onderdeel B (artikelen
IV en V), voegen twee uitzonderingen toe aan de betreffende artikelen. Dit betreffen
de uitzondering voor personen die reizen en geen negatieve testuitslag getoond kan
worden in verband met urgent transport van lichaamsmaterialen ten behoeve van een
medische behandeling en voor personen die reizen in verband met een noodzakelijke
reis ten behoeve van de Minister of Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Daarnaast
wordt voor de drie eilanden een extra uitzondering toegevoegd, namelijk voor reizigers
die een retourreis maken met maximaal één overnachting naar een gebied met gemiddeld
ten hoogste vijftig besmettingen per honderdduizend inwoners in een periode van drie
weken. Deze uitzondering wordt toegevoegd, omdat er veel (zakelijk) verkeer bestaat
tussen de Caribische delen van het Koninkrijk. Wanneer de incidentie op beide eilanden
laag is, zijn de risico’s op influx van het virus laag tijdens korte trips. Echter,
vanwege de intensieve en relationele banden tussen de eilanden kan een ander eiland
dan nog steeds door Bonaire, Saba of Sint Eustatius als hoogrisicogebied worden beschouwd.
Door deze uitzondering toe te voegen kan veilig (zakelijk) verkeer tussen de eilanden
in deze situatie mogelijk worden gemaakt.
De subonderdelen 3 voegen twee leden toe aan de betreffende artikelen. In het zesde,
respectievelijk vijfde lid, van de betreffende artikelen is geregeld dat reizigers
die geïnfecteerd zijn geweest met het virus geen negatieve testuitslag hoeven te tonen.
Personen zijn uitgezonderd van het tonen van een negatieve NAAT-testuitslag als zij
drie uitslagen kunnen tonen. Allereerst een positieve NAAT-testuitslag van minimaal
twee weken en maximaal acht weken oud op het moment van aankomst op het betreffende
eiland. Ten tweede een positieve NAAT-testuitslag van maximaal tweeënzeventig uur
oud op het moment van aankomst op het betreffende eiland. Ten derde een negatieve
antigeentestuitslag van maximaal vier uur oud op het moment van het aan boord gaan.
Personen zijn uitgezonderd van het tonen van een negatieve antigeentestuitslag als
in plaats van een negatieve antigeentestuitslag een verklaring van een arts getoond
kan worden van maximaal tweeënzeventig uur oud waarin staat dat die persoon niet meer
besmettelijk is.
Artikel VI Intrekking Tijdelijke regeling landelijke avondklok covid-19
Dit artikel bepaalt voor de duidelijkheid dat de Tijdelijke regeling landelijke avondklok
covid-19 wordt ingetrokken. De inhoud daarvan, voor zover omgehangen bij artikel II
van de Tijdelijke wet beperking vertoeven in de openlucht covid-19, is namelijk een-op-een
overgezet naar de artikelen 6.15 tot en met 6.18 Trm. Dit, zoals bij artikel I, onder
N, is toegelicht met uitzondering van artikel 2 van de Tijdelijke regeling landelijke
avondklok covid-19, dat overbodig is geworden door het amendement-Groothuizen/Van
Dam.
Artikel VII Inwerkingtreding
Deze ministeriële regeling wordt in overeenstemming met artikel 58c, tweede lid, Wpg
binnen twee dagen nadat zij is vastgesteld aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd.
De regeling treedt niet eerder in werking dan een week na deze overlegging. Gelet
op het belang van de volksgezondheid, treedt deze regeling onmiddellijk na die week
in werking, tenzij de Tweede Kamer besluit niet in te stemmen met de regeling. Hierbij
wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten en de minimuminvoeringstermijn
van drie maanden.9
Op grond van artikel 8.1 Trm vervalt die regeling op het tijdstip waarop hoofdstuk
Va Wpg vervalt. Het gaat hier om een uiterste vervaldatum. Als de noodzaak al eerder
ontvalt aan deze regeling of onderdelen ervan, zal de regeling eerder worden ingetrokken
of aangepast. In artikel 58c, zesde lid, Wpg is immers geëxpliciteerd dat maatregelen
zo spoedig mogelijk worden gewijzigd of ingetrokken als deze niet langer noodzakelijk
zijn.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mede namens de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties, H.M. de Jonge