TOELICHTING
I. Algemeen deel
1. Inleiding
Met ingang van 1 januari 2021 wordt de energieprestatie ten behoeve van het energielabel
uitgedrukt met een nieuwe indicator; het primair fossiel energiegebruik in kWh/m2 per jaar. De dimensieloze indicator Energie-Index (hierna: EI) op energielabels is
komen te vervallen. De nieuwe indicator wordt berekend met de nieuwe bepalingsmethode
die tevens per 1 januari 2021 in werking is getreden, de zogenoemde NTA 8800. NTA
8800 heeft de eerdere bepalingsmethoden voor het meten van de energieprestatie van
gebouwen vervangen.
Het uitdrukken van de energieprestatie in kWh/m2 per jaar op het energielabel is nodig conform de herziene richtlijn energieprestatie
gebouwen, hierna herziene richtlijn of EPBD (Energy Performance of Buildings Directive,
richtlijn 2018/844/EU van het Europees parlement en de Raad van 30 mei 2018 tot wijziging
van Richtlijn 2010/31/EU betreffende de energieprestatie van gebouwen richtlijn 2018/844/EU).
De wijziging van regelgeving voor de aanwijzing van NTA 8800 als nieuwe bepalingsmethode
voor de energieprestatie van gebouwen betreft dus de implementatie van de herziene
richtlijn.1
De nieuwe bepalingsmethode NTA 8800 kan, naast het uitrekenen van de energieprestatie
in kWh/m2 per jaar, ook nieuwe technologieën meerekenen en mede daardoor preciezere uitkomsten
leveren over energieprestaties van gebouwen. Om de berekening mogelijk te maken is
een meer uitgebreide invoer van parameters nodig dan met de oude bepalingsmethoden.
In het economische verkeer, waar een steeds grotere waarde wordt toegekend aan de
energieprestatie van gebouwen, is deze nauwkeurigheid van belang. Voor de waarde van
woningen is te zien dat de betekenis van het energielabel toeneemt, hiermee stijgt
ook het belang van de nauwkeurigheid van het energielabel.
Het energielabel voor woningen waarbij een erkend energielabeldeskundige op afstand
bewijsmateriaal keurde (ook vaak het Vereenvoudigd Energielabel, het VEL, genoemd)
was niet toereikend om met de nieuwe bepalingsmethode te rekenen. Voor de nieuwe bepalingsmethode
is het nodig dat een uitgebreide opname van de woning wordt gedaan door een deskundige
zodat nauwkeurigheid en betrouwbaarheid van de vaststelling van de energieprestatie
wordt geborgd. Om die reden is het eerdere systeem voor de totstandkoming van het
energielabel voor woningen, waarbij een erkend energielabeldeskundige op afstand bewijsmateriaal
keurt, herzien. In deze wijzigingsregeling is uitgewerkt hoe invulling is gegeven
aan de introductie van een meer uitgebreide methode voor het bepalen van de energieprestatie
van woningen op basis van NTA 8800, waarbij een adviseur in een woning de opname doet.
Tevens zijn de technische wijzigingen in deze wijzigingsregeling opgenomen voor bepaling
van het energielabel voor utiliteitsbouw op basis van NTA 8800.
2. Hoofdlijnen van de regeling
Met de voorliggende wijziging zijn de volgende regelingen aangepast:
-
• In de Regeling energieprestatie gebouwen is de systematiek voor het vaststellen en
afgeven van een energielabel voor woningen aangepast en geënt op de nieuwe bepalingsmethode,
NTA 8800. Voor utiliteitsgebouwen is tevens de nieuwe bepalingsmethode aangewezen
voor het energielabel. De wijzigingen betreffen de nadere uitwerking van voorschriften
over het energielabel.
-
• In de Regeling energieprestatievergoeding huur zijn de indicator voor de warmtevraag
en de staffelgrenzen voor de energieprestatievergoeding technisch aangepast op basis
van de nieuwe bepalingsmethode. Deze wijzigingen hebben geen effect op reeds vastgestelde
energieprestatievergoedingen.
-
• In de Regeling vermindering verhuurderheffing zijn de technische eisen, die verbonden
zijn aan de toekenning van een heffingsvermindering, voor nieuwe aanvragen aangepast
aan de nieuwe bepalingsmethode per 1 januari 2021. Daarnaast zijn overgangsbepalingen
toegevoegd voor de lopende aanvragen die nog op de methode voor vaststelling van de
energieprestatie met de EI zijn gebaseerd.
-
• In de Regeling Omgevingsrecht zijn de eisen aan de energieprestatiecoëfficiënt vervangen
door de eisen aan bijna energie-neutrale gebouwen (BENG-eisen).
2.1 De nieuwe bepalingsmethode NTA 8800
NTA 8800 is de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie van gebouwen. Deze
bepalingsmethode is opgenomen in het Besluit houdende wijziging van het Bouwbesluit
2012 en enkele andere besluiten inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw (BENG) en
heeft drie bepalingsmethoden vervangen, te weten NEN 7120, het zogenoemde Nader Voorschrift
in combinatie met NEN 7120 en ISSO 75.3 (Kamerstukken II 2018/19, 30 196, nr. 651 (bijlage)). Met de invoering van NTA 8800 zijn ook de verwijzingen naar NEN 1068
vervallen. De inhoud van deze norm is geactualiseerd op basis van recente Europese
normen en daarna verwerkt in NTA 8800. Vanwege NTA 8800 zijn de indicatoren voor de
Energie Prestatie Coëfficiënt (EPC) en de EI vervangen door indicatoren gebaseerd
op het energiegebruik per vierkante meter per jaar (kWh/m2.jr). Waar de eerdere bepalingsmethoden toerekenden naar één totaalscore voor energieprestatie
(het primair fossiel energiegebruik), levert NTA 8800 daarnaast ook inzicht in de
energiebehoefte, het aandeel hernieuwbare energie en het risico op oververhitting
in de zomer. NTA 8800 bevat niet de eisen aan de energieprestatie, maar is een bepalingsmethode
waarmee de energieprestatie inzichtelijk wordt gemaakt. NTA 8800 is gratis beschikbaar
via NEN.nl.
Energielabels voor gebouwen bevatten een energieprestatie-indicator. Eerder was dit
een letter of lettercombinatie, voor sociale huurwoningen veelal gebaseerd op de dimensieloze
EI. Ingeval het energielabel gebaseerd was op de EI, was aan de hand van een zogenoemde
inijkingstabel door middel van de klassengrenzen af te lezen welke labelletter bij
een bepaalde EI hoorde. De herziene richtlijn schrijft voor dat de energieprestatie
op het energielabel uitgedrukt wordt in een indicator van het primair energiegebruik
in kWh/m2 per jaar. De energielabels zoals afgegeven voor 1 januari 2021 voldeden daar niet
aan. Door de overgang naar de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800 per 1 januari 2021
kan de vereiste indicator in kWh/m2.jr wel worden berekend. De letter op het label wordt, evenals voor 1 januari 2021,
gebaseerd op het primair fossiel energiegebruik. De indicator primair fossiel energiegebruik
is dezelfde indicator waar voor nieuwbouw de ‘BENG 2’-eis geldt conform het Bouwbesluit
2012.
Het getal uitgedrukt in kWh/m2 per jaar op het energielabel geeft meer inzicht in een score voor energieprestatie
dan een dimensieloze indicator. Daarnaast is de meerwaarde van NTA 8800 als bepalingsmethode
voor het energielabel dat breder inzicht kan worden gegeven in de energieprestatie
van het gebouw. Zo wordt op het energielabel inzicht gegeven in onder andere de energiebehoefte
of de warmtebehoefte, het aandeel hernieuwbare energie en voor woningen de kans op
te hoge temperaturen in de zomer in de woning.
De wijze waarop gerekend wordt met gebiedsmaatregelen is zoveel mogelijk beleidsneutraal
overgenomen bij de bepaling van de energieprestatie op het energielabel. Voor woningen
wordt hiervoor gerekend met forfaitaire waarden en bij utiliteitsgebouwen wordt de
labelletter berekend met de kwaliteitsverklaringen voor gebiedsmaatregelen.
2.2 Nieuwe energielabelsystematiek voor woningen en woongebouwen
De energielabelsystematiek voor woningen waarbij een erkend energielabeldeskundige
op afstand het bewijsmateriaal keurt is aangepast naar een systematiek waarvoor een
meer uitgebreide opname van een woning wordt gedaan.2 Deze opname is nodig om de energieprestatie van de woning met NTA 8800 te kunnen
berekenen. Daar waar voor de hiervoor geldende systematiek met de erkend energielabeldeskundige
op afstand maximaal 14 kenmerken ingevoerd moesten worden over een woning, is met
de nieuwe systematiek, gebaseerd op NTA 8800, voor elk gebouwonderdeel meer invoer
nodig, wat kan resulteren in aanzienlijk meer invoergegevens. Het grote verschil in
de hoeveelheid invoer is enerzijds te verklaren door de methodiek van NTA 8800 die
over meer energetische kenmerken uitgebreidere berekeningen kan uitvoeren en daarvoor
meer invoer nodig heeft. Anderzijds is dit te verklaren door het introduceren van
een meeromvattende opname van de woning zelf, in plaats van het bepalen van een groot
aantal energetische kenmerken op basis van onderzoek naar veelvoorkomende waarden
voor die kenmerken.
De voorgaande energielabelsystematiek voor woningen ging uit van een opname in huis
die mogelijk was door de woningeigenaar zelf. Uitgangspunt voor een nieuw energielabel
op basis van kWh/m2.jaar is geweest om het vereenvoudigd energielabel te handhaven. Uit onderzoek van
DGMR en MetrixLab3 blijkt echter dat dit niet mogelijk is met dezelfde mate van nauwkeurigheid. Een
hoge mate van nauwkeurigheid is nodig om een geloofwaardig instrument te behouden
met voldoende draagvlak. Dit kan zorgen voor energiesparing omdat de woningeigenaar
waarde hecht aan de informatie en het handelingsperspectief dat het biedt. Over de
nauwkeurigheid van het VEL waren door partijen en de Europese Commissie in het verleden
twijfels geuit. De systematiek van het VEL behouden met een nieuwe bepalingsmethode
waarbij de nauwkeurigheid minder groot zou worden was daarom geen reële optie.
Uit het onderzoek van DGMR en MetrixLab blijkt dat er beperkingen zijn aan hetgeen
aan een woningeigenaar kan worden gevraagd en dat de geometrie van een woning veel
invloed heeft op de einduitkomst en daarmee op de labelletter. De geometrie is de
vorm van de woning: is de woning compact gebouwd of heeft deze bijvoorbeeld een uitbouw.
Om de geometrie vast te stellen moet de woning nauwkeurig opgemeten worden, iets waar
een woningeigenaar gemakkelijk een fout in maakt. Een kleine meetfout kan al zorgen
voor een verkeerde labelletter. De beperkingen die er zijn om een woningeigenaar om
informatie te vragen en de effecten van kleine meetfouten maken het noodzakelijk dat
in de nieuwe systematiek een adviseur een opname doet in de woning om een energieprestatie
te kunnen registreren.
Het introduceren van een systematiek waarbij een meeromvattende opname van de woning
door een adviseur wordt gedaan gaat gepaard met een systeem dat robuuster is in de
veranderende context van energiebesparing in gebouwen waarin het energielabel en energieprestaties
een steeds grotere rol spelen in het economische verkeer. Zo speelt het energielabel
een rol bij de woningwaarde en voor bepaling van nog te nemen verduurzamingsmaatregelen.
Een systematiek met een uitgebreide opname biedt enerzijds een grotere mate van nauwkeurigheid
over de energieprestaties van een gebouw. Anderzijds draagt het feit dat een adviseur
de opname doet positief bij aan de betrouwbaarheid van het label.
2.3 Inijking energielabelklassen
Met de introductie van NTA 8800 is de bepalingsmethode voor de energieprestatie van
gebouwen gewijzigd. Dit zorgt voor andere resultaten uit de berekening, zowel inhoudelijk
als in een andere eenheid, namelijk kWh/m2.jr. Hierdoor is een nieuwe indeling van de energielabelklassen nodig.
Het opnieuw bepalen van de energielabelklassen kan op verschillende manieren. In twee
onderzoeken, de een voor woningen4, de ander voor utiliteitsgebouwen5, en in een herberekening6 zijn verschillende varianten uitgewerkt. Per variant is bekeken hoe de verdeling
van de gebouwvoorraad over de verschillende labelklassen eruit komt te zien. Uit het
onderzoek blijkt dat de varianten grofweg in twee categorieën zijn te verdelen: een
categorie met varianten waarbij de verdeling over de labelklassen zoveel mogelijk
gelijk blijft en een categorie met varianten waarbij de ijkpunten worden aangepast
naar de huidige energetische staat van de woningmarkt, waardoor veel gebouwen in een
lagere labelklasse terecht komen ten opzichte van de oude methode.
In de voorliggende wijziging is de variant uitgewerkt, waarbij de verdeling over de
verschillende labelklassen gemiddeld gelijk blijft. Daardoor blijven zoveel mogelijk
gebouwen in dezelfde labelklasse. Het uitgangspunt is namelijk een zuiver technische
en zoveel mogelijk beleidsneutrale overgang. Toch zullen sommige gebouwen met NTA
8800 een betere of slechtere labelletter krijgen, dan met de oude bepalingsmethode.
Bij woningen behoudt 53% dezelfde labelletter, 21% verschuift naar één labelklasse
beter en 17% verschuift naar één labelklasse slechter. In zijn algemeenheid behoudt
in totaal 91% van de woningen dus dezelfde labelletter of verschuift hooguit één labelklasse.
Bij utiliteitsgebouwen behoudt 52% dezelfde labelletter, 12% verschuift naar één labelklasse
beter en 12% verschuift naar één labelklasse slechter. In totaal behoudt 76% van de
utiliteitsgebouwen dezelfde labelletter of verschuift hooguit één labelklasse.
Dat er toch verschuivingen optreden is niet te voorkomen. De verschuivingen hebben
verschillende oorzaken, maar hebben met name te maken met de toegenomen invloed van
de geometrie van het gebouw op de uitkomst en met de actualisatie van de primaire
energiefactor (hierna: PEF) voor elektriciteit. Met de geometrie van het gebouw wordt
in dit verband de verhouding tussen de verliesoppervlakte van de schil (gevels, dak
en vloer) en de gebruiksoppervlakte (vloeren) verstaan, ook wel de compactheid van
het gebouw. Ter illustratie: in een rijtje met identieke woningen, zal de hoekwoning
een slechtere energieprestatie krijgen, doordat deze meer verliesoppervlakte heeft
(namelijk een zijgevel) dan de tussenwoning. De woning verliest meer energie door
deze extra buitengevel en heeft dus naar verwachting een hoger primair fossiel energiegebruik.
In de oude methode werd deze geometrie niet meegenomen, wat leidde tot uitkomsten
die minder correlatie hadden met de werkelijke energiegebruiken. De PEF drukt uit
hoeveel kWh fossiele energie gebruikt wordt voor de productie van 1 kWh elektriciteit.
In NTA 8800 is de PEF van elektriciteit veel lager geworden, omdat de opwekking van
stroom de laatste jaren duurzamer is geworden. Daardoor gaan woningen met elektrische
installaties beter scoren, maar woningen met veel eigen zonnestroom (door middel van
PV-panelen) juist slechter.
Bij woningen is ervoor gekozen om extra energielabelklassen toe te voegen om nieuwbouw
en zeer energiezuinige woningen beter te kunnen onderscheiden. Voor utiliteitsbouw
is er één energielabelklasse toegevoegd om energieopwekkende gebouwen te onderscheiden
en zijn de grenzen van de labelklassen per gebruiksfunctie bepaald, waardoor er per
gebruiksfunctie een aparte inijkingstabel is. Hiervoor is gekozen, omdat het energiegebruik
tussen de verschillende functies sterk uiteenloopt. Indien er wel voor één inijkingstabel
was gekozen, zouden bepaalde gebruiksfuncties (zoals kantoren) altijd goed scoren,
terwijl andere (zoals zorg met bed) niet uit de lagere labelklassen zouden kunnen
komen. Met een inijkingstabel per gebruiksfunctie wordt dit voorkomen. Een utiliteitsgebouw
met meer dan één gebruiksfunctie krijgt een eigen inijkingstabel. Deze tabel komt
tot stand door het naar oppervlakte gewogen gemiddelde van de inijkingstabellen van
de gebruiksfuncties in dat gebouw. Stel dat de oppervlakte van een gebouw voor 80%
een kantoorfunctie heeft en voor 20% een bijeenkomstfunctie, dan krijgt deze een inijkingstabel
met waarden die voor 80% die van kantoor zijn en voor 20% die van bijeenkomst.
In deze wijzigingsregeling zijn de tabellen opgenomen met de indeling van de energielabelklassen
op basis van de nieuwe indicator voor de energieprestatie, namelijk het primaire fossiele
energiegebruik van het gebouw, uitgedrukt in kWh/m2.jr. Deze energieprestatie-indicator wordt berekend aan de hand van NTA 8800 als bedoeld
in artikel 5.2 van het Bouwbesluit 2012. Bij de vaststelling ervan wordt voor woningen
gebruikgemaakt van de forfaitaire waarde voor de energiebesparende maatregel op gebiedsniveau
die in NTA 8800 is opgenomen en voor utiliteitsgebouwen wordt deze berekend met een
kwaliteitsverklaring. Op een af te geven energielabel worden de waarde van het primaire
fossiele energiegebruik (in kWh/m2.jr) en de corresponderende labelletter weergegeven. Zo houdt een energielabel B voor
een woning in dat de waarde van het primaire fossiele energiegebruik minimaal 160,01
en maximaal 190,00 kWh/m2.jr is.
3. Verhouding tot hoger en ander recht
3.1 Verhouding tot de herziene richtlijn energieprestatie van gebouwen (EPBD)
De voorliggende wijziging past vier regelingen aan. In de regelingen gaat het om beleid
ter stimulering van de verduurzaming van de gebouwde omgeving. In de regelingen wordt
gebruikgemaakt van energielabels en/of de bepalingsmethode voor de energieprestatie.
Aan het energielabel en de bepalingsmethode stelt de (herziene) EPBD eisen. Met de
introductie van NTA 8800 en de aanpassing van het energielabel wordt aan deze Europese
verplichting voldaan.
3.2 Aanpassing NTA 8800 en inijking
De onderhavige regeling past ministeriële regelingen aan aan de invoering van NTA
8800 en de inijking van energielabels. Op AMvB-niveau geschiedt de aanpassing middels
het Besluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de aanpassing van de
methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen. Inwerkingtreding
van de onderhavige wijzigingsregeling is voorzien op 1 januari 2021, gelijktijdig
met de inwerkingtreding van de artikelen I tot en met IV en VI van dit bovenliggende
besluit.
3.3 Aanpassing aan het stelsel van de Omgevingswet
Het stelsel van de Omgevingswet voorziet onder meer in de intrekking van de Regeling
energieprestatie gebouwen. De bepalingen uit deze regeling worden met de inwerkingtreding
van de Omgevingswet opgenomen in de Omgevingsregeling. De in de onderhavige regeling
opgenomen wijzigingen zullen dus ook in de Omgevingsregeling worden verwerkt. Dit
gebeurt in een aparte regeling.
3.4 Algemene verordening gegevensbescherming
In het kader van de controle op de naleving en uitvoering van de voorschriften met
betrekking tot de energielabels worden persoonsgegevens verwerkt door de minister
van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (hierna: minister van BZK). Het gaat
hier om de gegevens zoals opgenomen in artikel 4 van de Regeling energieprestatie
gebouwen. De bestaande registratie wordt in het kader van de introductie van de nieuwe
bepalingsmethode van de energieprestatie uitgebreid met een aantal nieuwe gegevens:
een aantal gegevens met betrekking tot berekende energieprestatiefactoren (de energiebehoefte,
het primair fossiel energiegebruik, het aandeel hernieuwbare energie, de warmtebehoefte
en de oververhitting in de zomer), de opleverstatus van het gebouw en kenmerken van
de registratie van de energieprestatie, waaronder gegevens met betrekking tot de adviseur.
Deze gegevens betreffen deels gegevens die direct tot de persoon te herleiden zijn,
zoals de naam van de adviseur die de opname doet, en deels gegevens die indirect tot
de persoon te herleiden zijn, namelijk de gegevens omtrent de energieprestatie van
het gebouw, doordat via de openbare gegevens van het kadaster te achterhalen valt
wie de eigenaar van het gebouw is door middel van een koppeling met het in de registratie
bekende adres. Hiermee zijn ook deze gegevens in de meeste gevallen te herleiden tot
een identificeerbare natuurlijke persoon. Daarmee zijn beide categorieën gegevens
persoonsgegevens in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming aangezien
de gegevens te herleiden zijn tot een identificeerbare persoon en de persoonsgegevensverwerking
in Nederland plaatsvindt. De rechtmatigheid van deze persoonsgegevensverwerking door
de minister van BZK vindt haar grondslag in artikel 6, onderdeel c, van de Algemene
verordening gegevensbescherming; het betreft een persoonsgegevensverwerking die noodzakelijk
is om te voldoen aan een wettelijke verplichting die op de verwerkingsverantwoordelijke
(in casu de minister van BZK) rust. Op grond van artikel 27 van de EPBD dienen de
lidstaten immers alle noodzakelijke maatregelen te nemen om inbreuken op de krachtens
de richtlijn ingestelde nationale bepalingen te voorkomen. De registratie van deze
gegevens is in het kader hiervan noodzakelijk. Er worden geen bijzondere persoonsgegevens
als bedoeld in artikel 9 van de Avg verwerkt.
Een aantal gegevens wordt in het kader van de actieve openbaarmakingsplicht zoals
neergelegd in artikel 8 van de Wet openbaarheid bestuur openbaar gemaakt via de website
www.ep-online.nl. Het gaat dan om de gegevens zoals opgenomen in artikel 4, onderdelen a en d, van
de Regeling energieprestatie gebouwen. Het belang van openbaarmaking is er in gelegen
dat hierdoor een goede uitvoering van het beleid met betrekking tot de energielabels
mogelijk gemaakt wordt, doordat op deze wijze inzicht geboden wordt in de energieprestatie
van woningen aan (toekomstige) woningeigenaren en huurders en daarmee de verduurzaming
van woningen gestimuleerd wordt.
4. Uitvoering, toezicht en handhaving
Uitvoering van de regels rondom de registratie van energielabels wordt gedaan door
de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (hierna: RVO.nl), die EP-online beheert.
Het aanvragen van energielabels voor woningen waarbij een erkend energielabeldeskundige
op afstand bewijsmateriaal keurt blijft mogelijk tot 31 december 2020. Om de behandeling
en afronding van deze aanvragen te kunnen laten plaatsvinden blijft de digitale omgeving
waarin dit mogelijk wordt gemaakt tot 1 april 2021 beschikbaar.
Registratie van EI’s bij RVO.nl blijft tijdelijk mogelijk na 1 januari 2021 en exclusief
ten behoeve van de vaststelling van lopende bijdragen en subsidies. Deze EI’s zijn
niet zichtbaar voor derden in de registratiedatabase EP-online en zijn niet 10 jaar
geldig. De registratie is uitsluitend bedoeld voor de vaststelling van de heffingsvermindering
en andere subsidies, zoals de STEP. Verder is met leveranciers van softwarepakketten
voor de berekening van de EI de afspraak gemaakt dat deze pakketten beschikbaar blijven
na 1 januari 2021. De software wordt als het ware ‘bevroren’ per 31 december 2020
en blijft tot eind 2022 beschikbaar, specifiek voor de afhandeling van lopende subsidies
en investeringsverklaringen in het kader van de STEP en de Heffingsvermindering Verduurzaming.
Deze regeling voorziet niet in wijzigingen in het toezicht en handhaving van de betrokken
regelgeving.
5. Administratieve lasten en financiële gevolgen
5.1 Regeldruk Regeling energieprestatie gebouwen
Het aanpassen van de energielabelsystematiek voor woningen heeft gevolgen voor burgers
en het bedrijfsleven. De effecten zijn zo laag mogelijk gehouden binnen de nieuwe
systematiek voor het energielabel doordat in de opnameprotocollen het uitgangspunt
is gehanteerd dat (kenmerken van) maatregelen pas opgenomen worden als ze een reële
bijdrage aan het energiebesparingsresultaat leveren. Hiermee wordt de benodigde opnametijd
korter en worden de kosten voor de adviseur lager. Het gebruik van referentiegebouwen
kan in gevallen ook zorgen voor lagere kosten, maar deze referentiegebouwen met beschikbare
gegevens zullen niet voor veel gebouwen beschikbaar zijn.
Voor het bedrijfsleven heeft de labelsystematiek betrekking op bedrijfsmatige woning-overdrachten
(met uitzondering van woningen van woningcorporaties). De effecten voor woningcorporaties
zijn nagenoeg nihil, omdat zij in de huidige situatie geen gebruikmaken van het VEL,
maar van de EI. De tijdsbesteding en kosten voor de EI zijn vergelijkbaar met de toekomstige
energielabel-onderzoeken op basis van NTA 8800. De lasten komen voort uit het verdwijnen
van het vereenvoudigd energielabel en het bij-/omscholen van adviseurs.
Uit onderzoek van SIRA (2019)7 blijkt dat wordt geschat dat voor eengezinswoningen de kosten rond de € 190 zullen
uitkomen voor de opname en registratie van een energielabel. Dit betekent een stijging
van € 170 per label. Voor appartementen is de tijdsbesteding lager en daarmee ook
de kosten van het energielabel. Deze kosten worden geschat op € 100 per label. Een
stijging van € 80 per label.
Jaarlijks zijn er circa 44.220 overdrachten van eengezinswoningen en circa 22.780
overdrachten van appartementen door burgers waarvoor een nieuw energielabel moet worden
aangevraagd.8 Dit resulteert in € 7.517.400 per jaar administratieve lastenverhoging voor eengezinswoningen
en € 1.822.400 per jaar voor appartementen voor deze doelgroep. In totaal 9,3 miljoen
euro voor burgers.
Bedrijfsmatige overdracht van eengezinswoningen bedraagt circa 48.180 per jaar en
circa 24.820 per jaar van appartementen waarvoor een nieuw energielabel moet worden
aangevraagd.9 Dit levert een administratieve lastenverhoging op voor bedrijven van respectievelijk
€ 8.190.600 per jaar en € 1.985.600 per jaar, in totaal 10,2 miljoen euro.
De eenmalige administratieve lasten voor erkend energielabeldeskundigen bedragen circa
€ 579.200 en vloeien voort uit herscholing en -examinering. De eenmalige administratieve
lasten voor de bijscholing van EPA-W- en EPA-U-adviseurs bedragen circa € 2.635.200.
De berekende structurele kosten die samenhangen met de certificering van bedrijven
om de energielabels te mogen afgeven, veranderen niet.
Voor de volledigheid worden alle gevolgen hieronder weergegeven (in miljoen euro’s).
|
2021
|
2022
|
2022
|
2024
|
2025
|
2026
|
Gevolgen voor het bedrijfsleven
|
|
|
|
|
|
|
Administratieve lasten
|
10,2
|
10,2
|
10,2
|
10,2
|
10,2
|
10,2
|
Inhoudelijke nalevingskosten
|
3,2
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
Gevolgen voor de burger
|
|
|
|
|
|
|
Administratieve lasten
|
9,3
|
9,3
|
9,3
|
9,3
|
9,3
|
9,3
|
Inhoudelijke nalevingskosten
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
0
|
5.2 Regeldruk overige regelingen
De regeldrukeffecten van de wijziging in de Regeling vermindering verhuurderheffing
en de Regeling energieprestatievergoeding zijn eerder in beeld gebracht bij de consultatie
van het Besluit tot wijziging van diverse besluiten in verband met de aanpassing van
de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie van gebouwen en de inijking
van energielabels.10 De daar genoemde regeldrukeffecten gelden zowel voor de wijzigingen in het besluit
als de regeling. De wijzigingen in deze regelingen zijn namelijk een nadere uitwerking
van de aanpassingen in respectievelijk het Besluit energieprestatievergoeding huur
en het Besluit vermindering verhuurderheffing. Uit hoofde van de wijziging in deze
twee regelingen volgen dus geen nieuwe of andere regeldrukeffecten. Ook voor de wijzigingen
in de Regeling omgevingsrecht geldt dat die niet tot regeldrukeffecten leiden.
6. Advies, consultatie en notificatie
6.1 Begeleidingscommissie Inijking Energielabels
Ter begeleiding van de totstandkoming van de nieuwe labelklassen is de begeleidingscommissie
Inijking Energielabels in het leven geroepen. De begeleidingscommissie Inijking Energielabels
is betrokken geweest bij de inijkingsstudies betreffende woningen en utiliteitsgebouwen.
Deze commissie bestond uit vertegenwoordigers van particuliere huiseigenaren, huurders,
woningcorporaties, eigenaren van utiliteitsgebouwen en specifieke gebouweigenaren
zoals het Rijksvastgoedbedrijf. Uit deze begeleidingscommissie kwam in sterke mate
de wens naar voren om te komen tot een wijziging zoals vormgegeven met onderhavige
regeling. Vanuit de huurders, vertegenwoordigd door de Woonbond, kwam de wens naar
voren naar een meer inhoudelijke wijziging; een wijziging meer gebaseerd op woonlasten.
Een dergelijke wijziging zal worden bezien bij de regelgeving ter uitwerking van het
Klimaatakkoord.
In september 2019 is door de RVO.nl op basis van de inbreng van de begeleidingscommissie
een advies uitgebracht ten aanzien van de wijze van inijking.11 Dit advies is opgevolgd. De enige aanpassing ten opzichte van het advies is het toevoegen
van een extra labelklasse bij woningen om nieuwbouw en zeer zuinige woningen beter
te kunnen onderscheiden.
6.2 MKB-toets
De MKB-toets is tegelijkertijd met de internetconsultatie van de wijzigingsregeling
uitgevoerd. In deze bijzondere periode vanwege het coronavirus is een andere werkwijze
gevolgd dan gebruikelijk. Gezien de belemmeringen voor fysieke overleggen is ervoor
gekozen om de MKB-toets op digitale wijze in te richten. De wijzigingsregeling is
vergezeld met een aantal gerichte vragen onder de aandacht gebracht van diverse organisaties
en koepels die vanuit het perspectief van vastgoedeigenaren en MKB relevant zijn,
zoals MKB-Nederland, Vastgoedbelang, IVBN en energieadviseurs (Avepa, Fedec). Ieder
van deze partijen is verzocht te reageren en gevraagd om – indien gewenst – individuele
MKB-bedrijven uit te nodigen om op de wijzigingsregeling te reageren. De partijen
die gereageerd hebben, hebben hun reactie ingebracht in de internetconsultatie. De
gemaakte opmerkingen worden in paragraaf 6.3 behandeld. Overigens zijn in de voorbereiding
van de wijziging MKB’ers betrokken. Het gaat daarbij met name om eigenaren/verhuurders
van gebouwen en energieadviseurs.
6.3 Internetconsultatie
De internetconsulatie van de conceptregeling heeft plaatsgevonden van 15 mei tot en
met 12 juni 2020. De consultatie heeft elf reacties opgeleverd. De reacties komen
met name van brancheorganisaties, maar ook van enkele organisaties en personen die
in hun werkzaamheden te maken hebben met het energielabel.
Een reactie betrof zorgen over de kosten van het nieuwe label ten opzichte van het
VEL en hetgeen de woningeigenaar hiervoor krijgt. Het aanpassen van de energielabelsystematiek
voor woningen heeft gevolgen voor burgers en het bedrijfsleven. De effecten zijn zo
beperkt mogelijk gehouden ten behoeve van een betaalbaar energielabel. Zo is in de
opnameprotocollen het uitgangspunt gehanteerd dat maatregelen pas opgenomen worden
als ze een reële bijdrage aan het energiebesparingsresultaat leveren. Hiermee wordt
de opnametijd korter en daarmee de kosten lager. Doordat de woning uitgebreider wordt
opgenomen is het echter ook mogelijk om meer inzicht te geven in verbetermogelijkheden.
Op het energielabel zullen deze verbetermogelijkheden worden vermeld voor isolatie
en installaties om te voldoen aan de standaard en aardgasvrij te worden. Hiermee kan
de woning verder worden verduurzaamd, waarmee wordt bespaard op energiekosten en het
wooncomfort omhoog gaat. Op deze manier draagt het energielabel bij aan het behalen
van de doelen uit het Klimaatakkoord.
Er zijn zorgen geuit omtrent de beschikbaarheid van voldoende vakbekwame adviseurs.
De opleidingen van de energieprestatieadviseurs voor de nieuwe bepalingsmethode zijn
reeds door de sector ontwikkeld en van start gegaan. De eerste examens worden vanaf
eind juni 2020 afgenomen. De verwachting vanuit de sector is dat een groot deel van
de huidige EPA-adviseurs (circa 2.000) en ook nieuwe adviseurs zich gaan kwalificeren
om vanaf 1 januari 2021 volgens de nieuwe bepalingsmethode energielabels op te nemen
en registreren. Daarbij is er ruim voldoende capaciteit bij de opleiders en exameninstituten
om ervoor te zorgen dat er eind 2020 voldoende adviseurs beschikbaar zijn.
Ook is er geïnformeerd naar de consequenties voor huiseigenaren als het nieuwe label
in een andere klasse valt. De geldigheidsduur van een geregistreerd energielabel blijft
10 jaar. Met de nieuwe bepalingsmethode is er gekozen voor een zo beleidsneutraal
mogelijke overgang. Dat betekent dat, net als nu, enkel een nieuw energielabel aangevraagd
dient te worden wanneer bij een transactiemoment er geen of een verlopen energielabel
aanwezig is. Een eventuele verschuiving van het energielabel heeft geen gevolgen in
het kader van de energielabelplicht.
Voorts geldt in zijn algemeenheid dat in totaal 91% van de woningen dezelfde labelletter
behoudt of hooguit één labelklasse verschuift. Daarmee is het aantal labelverschuivingen
beperkt. Voor huurwoningen geldt dat de wijziging zo is vormgegeven dat deze geen
effect heeft op de gemiddelde maximale huurprijs. Voor zover het huidige puntenstelsel
leidt tot de mogelijkheid van huurverhogingen of -verlagingen blijft hierdoor dat
met de voorgestelde wijziging in zijn algemeenheid onveranderd. Wel is het mogelijk
dat er door de hiervoor aangeven verschuivingen in een enkel geval wijzigingen optreden
bij individuele woningen. Enerzijds kan een lager puntenaantal binnen het woningwaarderingsstelsel
voor de woonruimte ontstaan door een slechter energielabel. In een aantal gevallen
kan dit leiden tot huurverlaging. Opmerking daarbij is dat dit alleen kan optreden
indien de maximale huurprijs hierdoor lager wordt dan de feitelijke huurprijs. Gelet
op de algemene huurprijsniveaus zal dit zich maar in geringe mate voordoen.
Verhuurders geven aan positief te zijn over de beleidsneutrale insteek bij de invoering
van de nieuwe bepalingsmethode en de nieuwe klassenindeling. Daarnaast pleiten ze
voor een wijziging van het woningwaarderingsstelsel door daarin uit te gaan van een
langere geldigheidsduur van het energielabel. De ontwerpregeling betreft een zo beleidsneutraal
mogelijke aanpassing van regelgeving vanwege de nieuwe bepalingsmethode voor de energieprestatie
van gebouwen en leidt daarom niet tot inhoudelijke wijzigingen zoals bepleit door
verhuurders. De wenselijkheid van wijzigingen in het woningwaarderingsstelsel zal
aan de orde komen bij de uitwerking van het Klimaatakkoord. Hiervoor wordt gewezen
op de brief van 17 december 2019 (TK 32 813, nr. 437). Daarin is aangegeven dat een aanpassing van het woningwaarderingsstelsel en andere
maatregelen zullen worden onderzocht om de prikkel om te verduurzamen te vergroten.
De verwachting is dat de Tweede Kamer daarover na de zomer wordt geïnformeerd in combinatie
met de overige mogelijke huurmaatregelen zoals aangegeven in de brief van 17 december
2019.
Een reactie gaat in op de wijzigingen in de Regeling energieprestatievergoeding huur
en stelt dat de overgangsregeling ontoereikend is omdat die regeling alleen van toepassing
is op woningen die zijn aangesloten op een gasnet of een warmtenet, en niet op woningen
die alleen zijn aangesloten op een elektriciteitsnet. Voor woningen die enkel op een
elektriciteitsnet zijn aangesloten (all electric) is echter het Besluit energieprestatievergoeding
huur van toepassing.12 De overgangsbepalingen zijn voor alle woningen met een bestaande EPV gelijk: in zowel
voornoemd besluit als de Regeling energieprestatievergoeding huur wordt vanaf 1 januari
2021 dwingend voorgeschreven dat een EPV wordt overeengekomen met gebruikmaking van
de oude warmtevraag wanneer die warmtevraag voor 1 januari 2021 is vastgesteld. Voor
alle bestaande gevallen geldt dat ze gebruik moeten blijven maken van hun bestaande,
oude, bepaling van de warmtevraag, via de oude methode.
Een reactie pleit voor een overgangsregeling zodat voor woningen waarvan de aanvraag
omgevingsvergunning heeft plaatsgevonden vóór 1 januari 2021, de mogelijkheid bestaat
om de energieprestatie na 1 januari 2021 te bepalen volgens het oude stelsel. Deze
mogelijkheid is eerder bekeken en daar is niet voor gekozen. Zo’n overgangsregeling
zou inhouden dat er de facto twee verschillende energielabelsystemen en meerdere rekenmethodes
operationeel en onderhouden moeten worden. Bovendien voldoet een energielabel op basis
van de oude methode niet aan de EPBD-verplichting om het energielabel te baseren op
de nieuwe indicator (primair fossiel energiegebruik in kWh/m2.jr). Bij oplevering van een (nieuw) gebouw dient vanaf 1 januari 2021 een energielabel
te worden opgeleverd conform de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800. Daarbij kan grotendeels
van de dezelfde gegevens gebruik worden gemaakt als voor de (eerder aangevraagde)
omgevingsvergunning op basis van de EPC-berekening. De aanvullende informatie die
nodig is voor de berekening van het energielabel conform NTA 8800 kan verzameld worden
tijdens de verplichte gebouwopname die hiertoe nodig is. Voor de STEP-subsidie en
de Heffingsvermindering Verduurzaming is gekozen voor een overgangsregeling zodat
de vaststelling van de bijdragen met dezelfde methode geschiedt als de aanvraag. Deze
berekening kan alleen voor de vaststelling van de bijdrage gebruikt worden. Er volgt
geen geldig energielabel uit.
Diverse reacties gaan over de onderliggende methode van NTA 8800 en niet zozeer over
de voorgenomen wijzigingen in de regelgeving. NTA 8800 is ontwikkeld door een projectgroep
onder leiding van de NEN, waarin diverse partijen zijn betrokken. De reacties die
over de methodiek gaan worden onder de aandacht gebracht van de projectgroep NTA8800.
6.4 Advisering Adviescollege Toetsing Regeldruk
Op 5 juni 2020 heeft het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) haar advies uitgebracht.
Hieronder staat een overzicht van de adviespunten en hoe deze zijn verwerkt.
-
1.1 Het college adviseert in de toelichting nader te onderbouwen waarom niet wordt gekozen
voor een vorm van een vereenvoudigd energielabel dat is gebaseerd op de indicator
kWh/m2 jaar, en in die onderbouwing expliciet in te gaan op de bijdrage van een nauwkeuriger
label aan energiebesparing en CO2-reductie, en het nemen van verduurzamingsmaatregelen.
Reactie: De wijziging van de bepalingsmethode voor het energielabel komt voort uit
de bepaling van de herziene EPBD. De NEN7120, het Nader Voorschrift en ISSO75 voldoen
niet aan de begin 2019 gepubliceerde Europese set EPB-normen voor de bepalingsmethode
voor de energieprestatie volgens de EPBD richtlijn. Met de nieuwe bepalingsmethode,
NTA 8800, wordt hier wel aan voldaan. Startpunt bij de implementatie van de nieuwe
bepalingsmethode is geweest om de systematiek van het vereenvoudigd label te handhaven.
Uit onderzoek van DGMR en MetrixLab bleek echter dat het niet mogelijk om de nieuwe
bepalingsmethode te gebruiken met de VEL-systematiek met resultaten met dezelfde mate
van nauwkeurigheid. De reden om aan een gelijke mate van nauwkeurigheid vast te houden
heeft te maken met de zorgen in het verleden van de sector en de politiek over de
nauwkeurigheid van het VEL. Ook de Europese Commissie heeft in het verleden vragen
gesteld over de nauwkeurigheid van het VEL en of de methode wel voldeed aan de vereisten
uit de richtlijn. Zie voor de Nederlandse reactie ook de brief van 20 augustus 2018
(TK 2017/18, 30 196, nr. 609). Het invoeren van een minder nauwkeurig energielabel dan het VEL is daarmee geen
reële optie. Ook gezien het steeds belangrijker wordend thema en dus de maatschappelijke
relevantie van energiebesparing en verduurzaming. De toelichting van de regeling is
hierop aangevuld. Relevant in dit verband is verder de motie Koerhuis (Kamerstuk 30 196 nr. 702) die de regering verzocht een second opinion uit te laten voeren naar een betaalbaar
energielabel vergelijkbaar met het VEL. Deze motie is januari 2020 door de Kamer verworpen.
Kantar Public (2017) heeft de effectiviteit van het energielabel onderzocht, uit dit
onderzoek blijkt dat bijna twee derde (64%) van de huiseigenaren door het energielabel
meer kennis heeft vergaard over de energiezuinigheid van hun woning en 59% geeft aan
beter te weten welke maatregelen ze moeten treffen. Circa een tiende (9%) van de woningeigenaren
die recent energiebesparende maatregelen hebben genomen zou dit niet hebben gedaan
als het energielabel er niet was geweest. Met het nieuwe energielabel krijgt de woningeigenaar
nog beter inzicht in de energiezuinigheid en de mogelijkheden voor verbeteringen zoals
hierboven aangegeven. Daarmee is te verwachten dat meer inzicht in de energiezuinigheid
en de verbetermogelijkheden met het nieuwe energielabel leidt tot meer energiebesparing.
Niet alleen zal de energiezuinigheid op het energielabel worden vermeld, maar ook
het risico op te hoge binnentemperaturen in de zomer en het aandeel hernieuwbare energie
waar de woning gebruik van maakt. Verder wordt het door de hogere nauwkeurigheid van
de opname mogelijk te bepalen of de woning voldoet aan de isolatiestandaard en streefwaarden
voor woningisolatie. Deze geven aan of een woning klaar is voor aardgasvrij. Deze
zullen ook op het label worden vermeld als ze worden vastgesteld. Evenals geconstateerd
in het onderzoek van Kantar Public in 2017 is het van belang te beseffen dat het daadwerkelijk
treffen van maatregelen afhankelijk is van allerlei factoren. Het energielabel is
een belangrijk bewustwordingsinstrument dat kan helpen de beslissing te ondersteunen
om wel of niet (direct) over te gaan op het nemen van maatregelen.
-
2.1 Het college adviseert om (1) te onderzoeken of een aangepast, vereenvoudigd, minder
nauwkeurig energielabel uitgedrukt in kWh/m2.jaar mogelijk is, (2) daarbij te onderzoeken welke effecten een dergelijk label heeft
op de energieprestatie van woningen in particulier eigendom, en (3) de regeldrukeffecten
van een dergelijk label in kaart te brengen.
Reactie: Zoals bij de reactie bij adviespunt 1.1 aangegeven is het invoeren van een
minder nauwkeurig energielabel dan het VEL geen reële optie. Daarom is bij het onderzoek
naar een vereenvoudigd label op basis van kWh/m2.jaar het uitgangspunt gehanteerd om aan een gelijke mate van nauwkeurigheid vast
te houden. Toen uit het onderzoek van DGMR en MetrixLab bleek dat dit niet mogelijk
was, is die route niet verder gevolgd.
-
2.2 Het college adviseert in de toelichting in te gaan op de gevolgen van een duurder
expert-label voor de effectiviteit en doelbereik van het instrument.
Reactie: Het nieuwe energielabel zal veel meer informatie bevatten dan het VEL. Niet
alleen zal een algemene energieprestatiescore worden weergeven (de energielabelletter),
maar ook op deelaspecten wordt aangegeven wat de kenmerken zijn van de woning. Als
de standaard en de streefwaarden worden vastgesteld, zal bijvoorbeeld informatie gegeven
worden over de mate waarin de woning al voldoet aan de standaard en de streefwaarden
(en dus voorbereid is voor de aardgasvrije toekomst), het aandeel hernieuwbare energie
waar de woning gebruik van maakt, kans op te hoge binnentemperaturen in de woning
in de zomer en wordt per isolatie- en installatieonderdeel aangegeven wat de verbetermogelijkheden
zijn voor de woning. Het nieuwe label zal dus veel meer inzicht en handelingsperspectief
geven voor het nemen van verduurzamingsmaatregelen wat ten goede komt aan het doelbereik
en de effectiviteit van het instrument.
-
3.1 Het college adviseert om een MKB-toets uit te voeren.
Reactie: De MKB-toets is tegelijkertijd met de internetconsultatie van de wijzigingsregeling
uitgevoerd. Zie hiervoor paragraaf 6.2.
-
4.1 Het college adviseert de kennisnamekosten als gevolg van het vervallen van het VEL
in beeld te brengen conform Rijksbrede methodiek.
Reactie: Uit de wijziging vloeien geen nieuwe of additionele kennisnamekosten voort.
De kennisnamekosten zijn al eerder in beeld gebracht. Uit de rapportage blijkt dat
burgers doorgaans pas kennis van de wijzigingen in de regelgeving nemen op het moment
dat zij hun woning willen verkopen en dat de kennisname onderdeel is van de reguliere
kennisname bij het te koop zetten van de woning.13 De wijziging heeft hierdoor geen eenmalige effecten. De wijziging rapporteert daarom
alleen de structurele effecten.
Tot slot geeft het college ter overweging om te onderzoeken hoe andere lidstaten de
herziene richtlijn EPBD hebben geïmplementeerd en daarbij te kijken of een vorm van
een vereenvoudigd label wordt gehanteerd.
Reactie: In de brief (TK 2019/2020, 30 196 nr. 690) uit december 2019 is een korte vergelijking gemaakt met andere lidstaten en toegelicht
dat het Nederlandse vereenvoudigd energielabel voor woningen uniek is binnen de Europese
Unie. In andere lidstaten wordt het energielabel in het algemeen afgegeven op basis
van gegevens die door onafhankelijke deskundigen zijn vastgesteld tijdens een bezoek
aan het gebouw.
6.5 Technische notificatie
De conceptregeling is op 16 juli 2020 ingevolge artikel 5, eerste lid, van Richtlijn
(EU) 2015/1535 van het Europees parlement en de Raad van 9 september 2015 betreffende
een informatieprocedure op het gebied van technische voorschriften en regels betreffende
diensten van de informatiemaatschappij (codificatie)(PbEU 2015, L 241) voorgelegd
aan de Europese Commissie (notificatienummer 2020/0460/NL). De meeste bepalingen in
de regeling bevatten mogelijk technische voorschriften in de zin van deze richtlijn.
Deze bepalingen zijn verenigbaar met het vrije verkeer van goederen; zij zijn evenredig
en waar nodig voorzien van een gelijkwaardigheidsbepaling met het oog op de wederzijdse
erkenning. Zie daarvoor artikel 7 van de Regeling energieprestatie gebouwen. Van de
Commissie zijn geen opmerkingen ontvangen.
7. Overgangsrecht en inwerkingtreding
De regeling treedt gelijktijdig met de artikelen I, II, onderdelen A en C, III, onderdelen
A, C en D, IV en VI van het bovenliggende besluit (het Besluit tot wijziging van diverse
besluiten in verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen van de energieprestatie
van gebouwen en de inijking van energielabels) in werking. Waar nodig zijn overgangsbepalingen
gemaakt, bijvoorbeeld voor de afwikkeling van lopende toekenningen die nog op de oude
bepalingsmethode zijn gebaseerd, zoals bij de Regeling vermindering verhuurderheffing
en de Regeling energieprestatievergoeding huur.
II. Artikelsgewijs deel
Artikel I (wijziging Regeling energieprestatie gebouwen)
Onderdeel A
Een aantal definities is vervallen ten gevolge van de nieuwe energielabelsystematiek.
De vervallen definities zagen op de systematiek van het Vereenvoudigd Energielabel
(VEL).
Ook is van de gelegenheid gebruikgemaakt om een aantal definities te laten vervallen
dat te maken heeft met het keuren van airconditioningsystemen. De eisen aan deze systemen
zijn met het besluit EPBD III en de regeling EPBD III overgeheveld naar het Bouwbesluit
2012 respectievelijk de Regeling Bouwbesluit 2012. Daarom zijn ze vervallen in de
onderhavige regeling.
De begrippen EPC en Energie-Index zijn vervallen, nu deze indicatoren zijn vervangen
door indicatoren van het energiegebruik per vierkante meter per jaar (kWh/m2.jr).
In de nieuwe energielabelsystematiek bestaat geen onderscheid meer tussen het proces
van de totstandkoming van het energielabel van een woning en van een utiliteitsgebouw.
Daarom is ‘woning’ in de definitie van ‘energielabelplichtige’ vervangen door ‘gebouw’.
De definities van ‘utiliteitsgebouw’ en ‘woning’ zijn aangepast zodat gebouwen of
gedeeltes daarvan met een logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw (recreatiewoningen)
voor de onderhavige regeling niet langer kwalificeren als utiliteitsgebouw maar als
woning. Deze gebouwen of gedeeltes daarvan krijgen daarmee een energielabel voor woningen,
zoals ook omschreven in de nieuwe BRL. Voor recreatiewoningen geldt dat zij voor de
bouwtechnische eisen zoals voorgeschreven door het Bouwbesluit 2012 nog steeds kwalificeren
als logiesfunctie niet gelegen in een logiesgebouw.
Onderdeel B
In deze artikelen is de nieuwe energielabelsystematiek beschreven. Met de overgang
naar de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800 per 1 januari 2021 is sprake van een nieuwe
berekening en een nieuwe indicator van de energieprestatie. Daarom zijn de klassenindelingen
van de energielabels voor woningen en utiliteitsgebouwen opnieuw ingedeeld. De in
de bijlagen opgenomen tabellen tonen de indeling van de energielabelklassen op basis
van de nieuwe indicator, namelijk het primair fossiel energiegebruik, uitgedrukt in
kWh/m2.jr.
Op grond van de nieuwe artikelen 2 en 3 moet de energieprestatie worden berekend door
een op basis van BRL 9500-W of BRL 9500-U gecertificeerde organisatie. Bij woningbouw
wordt gebruikgemaakt van BRL 9500-W. In alle andere gevallen geldt BRL 9500-U. Uit
de beide BRL’en volgt dat daarbij gebruik moet worden gemaakt adviseurs met een bewijs
van vakbekwaamheid als bedoeld in paragraaf 4.1 van BRL 9500-W of BRL 9500-U. De adviseur
die de berekening uitvoert moet daarbij gebruikmaken van op basis van BRL 9501 geattesteerde
software. De adviseurs nemen de energieprestatie op en registreren deze in EP-online
(www.ep-online.nl). EP-online wordt beheerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Daarna
wordt door de minister van BZK het energielabel afgegeven. Omdat er naar verwachting
niet direct voldoende bedrijven en organisaties zijn gecertificeerd, is een overgangsbepaling
opgenomen, zodat gedurende de eerste periode na inwerkingtreding ook een organisatie
mag worden ingeschakeld dat wel bezig is met het verkrijgen van de certificatie, maar
dat proces nog niet heeft afgerond.
Voor het registreren van de energieprestatie van een gebouw en het afgeven van een
energielabel worden op basis van artikel 5 gegevens door de minister van BZK verwerkt.
Het gaat allereerst om gegevens ter identificatie van het gebouw. Dit betreffen adresgegevens
en identificerende objectnummers zoals vermeld in de Basis Administratie Gebouwen
(BAG) van het gebouw of een deel daarvan (zoals een appartement) waarvoor de adviseur
de energieprestatie registreert. Deze gegevens worden ook door de minister van BZK
gebruikt om vast te stellen voor welk gebouw(deel) een energielabel is afgegeven en
de verplichting van een energielabel bij transactie te handhaven. Gegevens over de
opleverstatus van een gebouw zijn nodig om na te gaan voor welk doeleinde het energielabel
is geregistreerd. Zo kunnen labels van voor de oplevering van een gebouw voor de omgevingsvergunning
voor het bouwen gebruikt worden. Het bevoegd gezag kan dan zien of voor (de bouw van)
het gebouw aan de gestelde eisen wordt voldaan.
Kenmerken van de registratie, waaronder de adviseur die de energieprestatie registreert
en het gebruikte rekenprogramma, worden verwerkt zodat enerzijds de minister van BZK
vast kan stellen of de verwerkte registratie voldoet aan de gestelde voorwaarden (zoals
verifiëren of de opname is uitgevoerd door bevoegde personen en instanties en of het
rekenprogramma geattesteerd is) en anderzijds de certificerende instanties door middel
van steekproeven op basis van de registraties per gecertificeerde organisatie de energieprestatie
kunnen controleren en de kwaliteit kunnen borgen. Verder kan de aanduiding van het
soort opname geregistreerd worden, waarmee bedoeld wordt of er een basisopname of
detailopname is gedaan. Een ander verwerkt gegeven is de datum van registratie en
het registratienummer van het energielabel. De datum van registratie geeft voor alle
partijen in het systeem aan wat het meest recente energielabel is voor een gebouw.
De minister van BZK kent een geregistreerd energielabel een registratienummer toe
en registreert dit. Het registratienummer is het enige gegeven van het energielabel
dat op zichzelf altijd uniek is en is dus een middel ter identificatie van het label.
Tot slot worden de gegevens verwerkt op basis waarvan het energielabel wordt vastgesteld,
dit zijn de algemene gebouwkenmerken en gegevens omtrent isolatie, installaties en
berekende energieprestatie-indicatoren. Al deze gegevens worden door de adviseur geregistreerd
en worden door de minister van BZK gebruikt om een energielabel vast te stellen en
af te geven.
Op een af te geven energielabel zal onder meer de labelletter worden weergegeven die
correspondeert met de waarde van het primaire fossiele energiegebruik.
Onderdeel C
Paragraaf 2a is vervallen omdat deze zag op de oude energielabelsystematiek.
Onderdeel D
Artikel 8 is vervallen. Het eerste lid zag op de oude energielabelsystematiek. De
bepalingen over het keuren van airconditioningsystemen zijn met de Regeling EPBD III
overgeheveld naar de Regeling Bouwbesluit 2012.
Artikel E
Er is een overgangsbepaling opgenomen zodat gevallen waarin een aanvraag van het VEL
al was aangevangen voor 1 januari 2021 kunnen worden afgehandeld volgens de oude systematiek
en regelgeving.
Onderdelen F en G
De onderdelen F en G introduceren de tabellen behorende bij de (nieuwe) indeling van
de energielabelklassen op basis van de nieuwe indicator voor de energieprestatie.
Zie hiervoor ook onderdeel B.
Onderdeel H
De bijlagen zijn vervallen omdat zij zagen op de oude energielabelsystematiek.
Artikel II (wijziging Regeling vermindering verhuurderheffing 2014)
Onderdelen A en B
De Energie-Index is vervallen met inwerkingtreding van de nieuwe bepalingsmethode
voor de energieprestatie van gebouwen. In onderdeel A is daarom de begripsbepaling
van ‘Energie-Index’ vervallen. De Energie-Index is op verschillende plaatsen in de
regeling vervangen door het energielabel.
Voor lopende gevallen wordt overgangsrecht gehanteerd. Dit houdt in dat voor die gevallen
de Energie-Index gebruikt moet worden bij de aanmelding van de gerealiseerde investering,
ook als die aanmelding plaatsvindt na de inwerkingtreding van de onderhavige regeling
op 1 januari 2021. Voor alle huurwoningen in de lopende aanvragen is voor de startsituatie
de maatstaf Energie-Index gehanteerd. Door ook de Energie-Index te gebruiken voor
het meten van de energieprestatie ná de renovatie wordt de start- en de eindsituatie
op dezelfde maatstaf gebaseerd.
Artikel III (wijziging Regeling energieprestatievergoeding huur)
Onderdeel A
In de definitie van BRL is Stichting Kwaliteit voor Installaties Nederland vervangen
door InstallQ, nu voornoemde stichting is opgegaan in de stichting InstallQ.
Onderdeel B
De BRL 9500 is herzien naar aanleiding van de nieuwe bepalingsmethode NTA 8800. In
onderdeel A is de verwijzing naar de per 1 januari 2021 verouderde BRL 9500 vervangen
door een verwijzing naar de herziene versie.
Onderdelen C
Onderdeel C bevat overgangsrecht voor woningen waarvoor de warmtevraag reeds was vastgesteld
voor inwerkingtreding van deze regeling. Bij het bepalen van de energieprestatievergoeding
wordt dan gebruikgemaakt van de reeds uitgevoerde berekening van de warmtevraag. In
het eerste lid van artikel 4ter is verwezen naar bijlage III, waarin de systematiek
en toelichting is opgenomen zoals deze gold voor inwerkingtreding van de onderhavige
regeling voor woningen aangesloten op een gasnet. In het tweede lid is verwezen naar
bijlage IV, waarin op dezelfde manier uitgegaan wordt van de oude systematiek maar
dan voor woningen aangesloten op een warmtenet.
Onderdelen D en E
Met deze onderdelen zijn de bijlagen aangepast aan de nieuwe methodiek voor het bepalen
van de energieprestatie. De grenzen van de warmtevraag voor het bepalen van de energieprestatievergoeding
zijn aangepast. Voorheen werden de grenzen bepaald volgens de methodiek, bedoeld in
BRL 9500, deel 00, zoals vastgesteld op 31 augustus 2011, en deel 05, zoals vastgesteld
op 23 juni 2016. Daarbij was een warmtevraag van 50 kWh/m2 per jaar, bepaald volgens BRL 9500, afdoende om een energieprestatievergoeding overeen
te komen, mits aan de andere eisen werd voldaan. Met de invoering van de NTA 8800
detailmethode is deze grens verlegd naar 41 kwh/m2 per jaar. Ook is de afkorting voor warmtevraag, Qv, vervangen door de aanduiding
‘E-H;nd’, die staat voor de warmtebehoefte. Voorts zijn ook de grenzen die de hoogte
van de energieprestatievergoeding bepalen deels aangepast. Deze aanpassingen zijn
zoveel mogelijk beleidsneutraal. Dat wil zeggen dat in het theoretische geval dat
voor eenzelfde woning de warmtevraag via de BRL 9500 en de NTA 8800 detailmethode
zou worden bepaald, de kans zo groot mogelijk is gehouden dat dezelfde maximale energieprestatievergoeding
zou gelden.
Onderdelen F en G
Deze onderdelen hebben bijlagen vastgesteld die nodig zijn om de energieprestatievergoeding
te kunnen bepalen volgens de oude systematiek en toelichting, voor gevallen waarin
de warmtevraag reeds voor 1 januari 2021 was bepaald. De bedragen in de tabellen in
deze bijlagen worden nog jaarlijks geïndexeerd.
Artikel IV (wijziging Regeling omgevingsrecht)
Onderdelen A en C
De wijzigingen in de Regeling omgevingsrecht vloeien voort uit de nieuwe bepalingsmethodiek
voor de energieprestatie van gebouwen die op grond van de EPBD, via het Besluit houdende
wijziging van het Bouwbesluit 2012 inzake bijna energie-neutrale nieuwbouw (BENG),
wordt geïntroduceerd. De eisen om bijna energie-neutraal te bouwen (BENG-eisen) komen
met voornoemd besluit in de plaats van de eisen aan de energieprestatiecoëfficiënt
(EPC). Met het vervallen van de EPC zijn de verwijzingen naar de EPC vervangen door
verwijzingen naar het Bouwbesluit 2012, waarin de BENG-eisen per 1 januari 2021 zijn
opgenomen.
Onderdeel B
In het vierde lid, onderdeel a, van artikel 2.2 is het begrip ‘EPC’ vervangen door
de drie indicatoren voor de energieprestatie onder BENG. Daarnaast is van de gelegenheid
gebruik gemaakt om in het vierde lid, onderdeel b, te verwijzen naar een meer recente
versie van de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken. Ook is van
de gelegenheid gebruik gemaakt een onvolkomenheid in het vijfde lid te herstellen.
Artikel V
Deze regeling treedt in werking met ingang van het tijdstip dat de artikelen I, II,
onderdelen A en C, III, onderdelen A, C en D, IV en VI van het Besluit tot wijziging
van diverse besluiten in verband met de aanpassing van de methodiek voor het bepalen
van de energieprestatie van gebouwen en de inijking van energielabels in werking treden.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
K.H. Ollongren