Advies Raad van State inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven en tot wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de verstrekking van politiegegevens aan de Passagiersinformatie-eenheid (Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven)

Nader Rapport

25 juni 2019

Nr. 2629629

Directie Wetgeving en Juridische Zaken

Aan de Koning

Nader rapport inzake het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur ter uitvoering van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven en tot wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de verstrekking van politiegegevens aan de Passagiersinformatie-eenheid (Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven)

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 22 mei 2019, no.2019000999, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerp van een algemene maatregel van bestuur rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 12 juni 2019, nr. W16.19.0119/II, bied ik U hierbij aan.

Het ontwerp geeft de Afdeling advisering van de Raad van State geen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen. Naar aanleiding van de redactionele opmerking van de Afdeling advisering is de artikelsgewijze toelichting op artikel 2 aangevuld.

Van de gelegenheid is gebruik gemaakt om de inwerkingtredingsbepaling in die zin aan te passen, dat het besluit terugwerkt tot de datum van de inwerkingtreding van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven (18 juni 2019), waarop dit besluit berust.

Ik moge U hierbij het gewijzigde ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.

De Minister van Justitie en Veiligheid, F.B.J. Grapperhaus.

Advies Raad van State

No. W16.19.0119/II

's-Gravenhage, 12 juni 2019

Aan de Koning

Bij Kabinetsmissive van 22 mei 2019, no.2019000999, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie en Veiligheid, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit ter uitvoering van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven en tot wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de verstrekking van politiegegevens aan de Passagiersinformatie-eenheid (Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven), met nota van toelichting.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft geen inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.

De Afdeling verwijst naar de bij dit advies behorende redactionele bijlage.

De Afdeling adviseert het besluit te nemen.

Gelet op artikel 26, zesde lid jo vijfde lid, van de Wet op de Raad van State, adviseert de Afdeling dit advies openbaar te maken.

De vice-president van de Raad van State, Th.C. de Graaf.

Redactionele bijlage bij het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State betreffende no.W16.19.0119/II

  • In de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2 nader toelichten wat de betekenis is van de verwijzing naar artikel 8, tweede lid, van de wet.

Tekst zoals toegezonden aan de Raad van State: Besluit ter uitvoering van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven en tot wijziging van het Besluit politiegegevens in verband met de verstrekking van politiegegevens aan de Passagiersinformatie-eenheid (Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven)

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 15 mei 2019, nr. 2600040;

Gelet op de artikelen 10, vijfde lid, 12, tweede lid, en 14, vierde lid, van de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van [...], nr. [...]);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van [...], nr. [...];

Hebben goedgevonden en verstaan:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

Dienst landelijke informatieorganisatie:

de dienst, bedoeld in artikel 3, eerste lid, onder d, van het Besluit beheer politie;

wet:

de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven.

Artikel 2

  • 1. De in artikel 10, eerste, tweede en vierde lid, van de wet, bedoelde verstrekking van passagiersgegevens onderscheidenlijk verwerkingsresultaten met bijbehorende passagiersgegevens, die overeenkomstig artikel 8, tweede lid, van de wet aan de bevoegde instanties zijn doorgegeven, kan worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen indien dit naar het oordeel van de Dienst landelijke informatieorganisatie:

    • a. essentiële nationale veiligheidsbelangen zou schaden;

    • b. het welslagen van een lopend onderzoek of een verwerking als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens of de veiligheid van personen in gevaar zou brengen;

    • c. duidelijk disproportioneel of irrelevant zou zijn met het oog op de doelen waarvoor om verstrekking van de gegevens is verzocht;

    • d. betrekking heeft op gegevens die uitsluitend kunnen worden verstrekt na instemming van de officier van justitie en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking;

    • e. betrekking heeft op gegevens die zijn verkregen van een andere lidstaat of van een derde land en deze geen toestemming geeft voor de doorzending; of

    • f. een geval betreft als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, onder a tot en met d en f, van het Besluit politiegegevens.

  • 2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden door de Passagiersinformatie-eenheid aan de Dienst landelijke informatieorganisatie verstrekt ten behoeve van diens taak, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De verstrekking van de in het eerste en het tweede lid bedoelde gegevens geschiedt onder de voorwaarde dat deze gegevens slechts verder kunnen worden verwerkt voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven.

Artikel 3

De doorgifte van de in artikel 2, eerste lid, bedoelde gegevens aan Europol geschiedt onder de voorwaarde dat deze gegevens slechts kunnen worden verwerkt voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven.

Artikel 4

Het Besluit politiegegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, worden de subonderdelen genummerd 1° tot en met 7° en wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van subonderdeel 7° (nieuw) door een puntkomma, een subonderdeel toegevoegd, luidende:

  • 8°. de Passagiersinformatie-eenheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet gebruik passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven, met het oog op de uitvoering van haar taken, bedoeld in de artikelen 6, eerste lid, onder a en b, en 14, tweede lid, van die wet.

B

Aan artikel 4:6 wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel d door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • e. de ambtenaren, werkzaam bij de Passagiersinformatie-eenheid, bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet gebruik passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven, ten behoeve van de in dat artikel bedoelde taken.

Artikel 5

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

De Minister van Justitie en Veiligheid,

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

1. Inleiding

Dit besluit strekt tot uitvoering van een drietal delegatiebepalingen in de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven (de wet).1 Dit betreft de artikelen 10, vijfde lid, 12, tweede lid en 14, vierde lid van de wet. Deze delegatiebepalingen zien op de verstrekking van passagiersgegevens2 en verwerkingsresultaten van de passagiersgegevens3 door de Passagiersinformatie-eenheid (Pi-NL) aan passagiersinformatie-eenheden (PIU’s) van andere lidstaten dan wel aan de bevoegde instanties van andere lidstaten en aan Europol. In dit besluit worden nadere regels gesteld over deze verstrekking.

In de tweede plaats behelst dit besluit een wijziging van het Besluit politiegegevens (Bpg) teneinde de Pi-NL in staat te stellen haar taak op grond van de wet uit te voeren. Dit betreft het vergelijken door de Pi-NL van de passagiersgegevens met databanken die nationaal of internationaal worden bijgehouden voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven, in het bijzonder de SIS-databank.4 Het doel ervan is te bepalen welke personen vanwege mogelijke betrokkenheid bij een terroristisch of ernstig misdrijf5 moeten worden onderworpen aan een nader onderzoek door de bevoegde instanties6 zoals de politie of het openbaar ministerie (OM). Voorts kunnen de bevoegde instanties gemotiveerde verzoeken tot de Pi-NL richten teneinde door tussenkomst van de Pi-NL passagiersgegevens en/of verwerkingsresultaten van de PIU’s van andere lidstaten te verkrijgen (artikel 14, tweede lid, van de wet). Dit besluit voorziet daarom in een grondslag (in het Bpg) voor de verstrekking aan de Pi-NL van politiegegevens (onderzoeksinformatie) die aan deze verzoeken ten grondslag liggen (de motivering).

2. Hoofdlijnen van de wet

De wet strekt tot implementatie van Richtlijn (EU) 2016/681/EU van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 over het gebruik van persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken, en vervolgen van terroristische misdrijven en ernstige criminaliteit (hierna: PNR-richtlijn).7

De wet verplicht de luchtvaartmaatschappijen om passagiersgegevens, waarover zij in het kader van hun bedrijfsvoering beschikken, aan de Pi-NL te verstrekken.8 Dit betreft passagiersgegevens van vluchten binnen de Europese Unie en naar of vanuit derde landen. De wijze waarop passagiersgegevens door de Pi-NL mogen worden verwerkt is vastgelegd in paragraaf 4 van de wet (artikelen 6–8 van de wet). De Pi-NL is ingevolge de wet bevoegd de passagiersgegevens te verzamelen, op te slaan en te verwerken met het doel om terroristische misdrijven en ernstige misdrijven te bestrijden, en die passagiersgegevens en/of het resultaat van de verwerking door te geven aan de bevoegde instanties. Dit zijn: het OM, de politie, de bijzondere opsporingsdiensten, de Koninklijke marechaussee (KMar) en de Rijksrecherche.9 Voorts kan de Pi-NL de gegevens uitwisselen met de passagiersinformatie-eenheden (PIU’s) van de andere lidstaten en met Europol (artikel 5 van de wet).

De Pi-NL heeft op grond van de wet de volgende taken (artikel 6 van de wet):

  • a) het beoordelen van passagiers voorafgaand aan hun geplande aankomst in of geplande vertrek uit Nederland om te bepalen welke personen vanwege mogelijke betrokkenheid bij een terroristisch of ernstig misdrijf moeten worden onderworpen aan een nader onderzoek door een bevoegde instantie of Europol. Bij deze beoordeling vergelijkt de Pi-NL passagiersgegevens met politiegegevens die in opsporingsdatabanken zijn opgenomen. Daarnaast toetst de Pi-NL passagiersgegevens aan vooraf vastgestelde risico-criteria.10

  • b) het voldoen aan een vordering van gegevens van een bevoegde instantie op grond van het Wetboek van Strafvordering of artikel 19 van de Wet op de economische delicten in een onderzoek naar een terroristisch of ernstig misdrijf, of het voldoen aan een verzoek om gegevens van Europol;11

  • c) het analyseren van passagiersgegevens voor het opstellen van nieuwe of het bijstellen van bestaande criteria die worden gebruikt bij de beoordelingen als bedoeld onder a.12

3. Gegevensbescherming

Het verwerken van passagiersgegevens door de Pi-NL is uitsluitend mogelijk met het doel om terroristische of ernstige misdrijven te voorkomen, opsporen, onderzoeken en te vervolgen.13 De PNR-richtlijn (artikel 13) bevat een eigenstandig gegevensbeschermingsregime. 14

Op de gegevensverwerking door de Pi-NL zijn in de eerste plaats specifieke bepalingen uit het Kaderbesluit 2008/977/JBZ van toepassing (zie artikel 13, eerste en tweede lid van de PNR-richtlijn). Dit kaderbesluit is vervangen door de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging (Richtlijn 2016/680/EU). 15 Gegevensverwerking door de Pi-NL valt dus niet rechtstreeks onder het bereik van de Richtlijn 2016/680/EU, hoewel de doelen van de gegevensverwerking op grond van de PNR-richtlijn (het voorkomen, opsporen onderzoeken en vervolgen van terrorisme en ernstige strafbare feiten) deels samenvallen met die van de Richtlijn 2016/680/EU. De Richtlijn 2016/680/EU is geïmplementeerd in onder andere de Wet politiegegevens (Wpg) en het Bpg.16 Daarom zijn de in artikel 17 van de wet opgenomen bepalingen van de Wpg, die de omzetting vormen van de relevante bepalingen van de Richtlijn 2016/680/EU (opvolger van Kaderbesluit 2008/977/JBZ), van overeenkomstige toepassing op de gegevensverwerking door de Pi-NL. Deze regels zien onder meer op de gegevensbescherming en -beveiliging, de rechten van betrokkenen en het toezicht door de Autoriteit Persoonsgegevens (AP).

In de tweede plaats bevat de PNR-richtlijn (artikel 13, leden 5 tot en met 8, van de PNR-richtlijn) aanvullende voorschriften inzake gegevensbescherming,17 die zijn omgezet in de artikelen 18 tot en met 23 van de wet). Deze betreffen het verbod op de verwerking van bijzondere persoonsgegevens, een verplichting tot het benoemen van een functionaris voor gegevensbescherming, de bewaartermijn van de passagiersgegevens (5 jaar met depersonalisering18 van de passagiersgegevens na 6 maanden), de meldplicht datalekken, de registerplicht en de loggingplicht.

Voorts is in de wet vastgelegd dat een bevoegde instantie de van de Pi-NL ontvangen passagiersgegevens of het verwerkingsresultaat van die gegevens uitsluitend verder mag verwerken voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven (artikel 9, tweede lid van de wet). Dit betekent dat de verdere verwerking van voormelde gegevens op grond van de Wpg en het Bpg tot dit doel dient te worden beperkt.

Op de verwerking van de passagiersgegevens en de verwerkingsresultaten door de ontvangstgerechtigde autoriteiten in andere lidstaten zijn de nationale waarborgen van de ontvangende lidstaat van toepassing die in overeenstemming dienen te zijn met het regime van de PNR-richtlijn, de Richtlijn 2016/680/EU en het regime van het Kaderbesluit 2006/960/JBZ19, welk ziet op de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie (Zweeds kaderbesluit).20

4. Verstrekking van de gegevens door de Pi-NL aan andere lidstaten
4.1. Algemeen

Het besluit bevat in de eerste plaats nadere regels voor de uitwisseling van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten van die gegevens door de Pi-NL met PIU’s dan wel bevoegde instanties van andere lidstaten (artikel 10, vijfde lid van de wet).

De Pi-NL verstrekt passagiersgegevens of het verwerkingsresultaat van die gegevens aan de PIU van een andere lidstaat spontaan of op verzoek (artikel 10, eerste en tweede lid van de wet). Spontane verstrekking van gegevens en verwerkingsresultaten van die gegevens geschiedt ingeval een persoon door de Pi-NL is ‘aangemerkt’21 na een beoordeling op grond van artikel 6, eerste lid, onder a van de wet: dit betreft een positieve overeenkomst na vergelijking van de passagiersgegevens met een databank of analyse op grond van risico-criteria (een match). De PIU van een andere lidstaat verstrekt de gegevens vervolgens aan de nationale bevoegde instanties. De verstrekking van passagiersgegevens, en zo nodig het verwerkingsresultaat van die gegevens vindt voorts plaats, wanneer een PIU uit een andere lidstaat in voorkomend geval verzoekt om verstrekking van passagiersgegevens ten behoeve van het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van een terroristisch of ernstig misdrijf. Het verzoek dient daartoe voldoende te zijn gemotiveerd en noodzakelijk zijn gelet op de doelbinding van de PNR-richtlijn. De verzochte gegevens moeten zo spoedig mogelijk aan de PIU van de andere lidstaat worden verstrekt.22

Bij dringende noodzaak is rechtstreekse verstrekking van passagiersgegevens of verwerkingsresultaten aan de bevoegde instantie van een andere lidstaat mogelijk (artikel 10, vierde lid van de wet). Van een dringende noodzaak is sprake als de informatie het risico voor dood of letsel van personen of serieuze schade aan goederen kan voorkomen of de informatie noodzakelijk is voor onverwijlde vrijheidsontneming van een verdachte. Ook informatie die nodig is om het verlies van andere informatie ten behoeve van een opsporingsonderzoek te voorkomen, kan onder dringende noodzaak vallen.23

4.2. Verstrekking van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten aan andere lidstaten na tussenkomst van de Dienst landelijke informatieorganisatie van de Landelijke eenheid

De Pi-NL verstrekt op grond van artikel 10, eerste, tweede en vierde lid van de wet passagiersgegevens en verwerkingsresultaten aan de PIU van een andere lidstaat (spontaan of op verzoek van een andere PIU) dan wel, in het geval van dringende noodzaak, aan een bevoegde instantie van een andere lidstaat (op verzoek). In artikel 2, eerste lid, wordt vastgelegd dat de (spontane) verstrekking van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten met bijbehorende passagiersgegevens, die overeenkomstig artikel 8, tweede lid, van de wet aan de bevoegde instanties zijn doorgegeven, naar aanleiding van een verzoek van een PIU dan wel een bevoegde instantie van een lidstaat kan worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen. Het verzoek wordt daartoe ingevolge artikel 2, eerste en tweede lid, voorgelegd aan de Dienst landelijke informatieorganisatie van de Landelijke eenheid bedoeld in de artikelen 25, eerste lid, onder b, van de Politiewet 2012 en 3, eerste lid, onder d, van het Besluit beheer politie. De Dienst landelijke informatieorganisatie, waarin politie en OM gezamenlijk opereren, heeft onder meer tot taak het afhandelen van internationale rechtshulpverzoeken en het verzorgen van internationale informatie-uitwisseling. 24 Deze taak vloeit voort uit het Zweeds kaderbesluit, de Wpg en het Bpg. De Dienst landelijke informatieorganisatie verricht deze taak ook ten behoeve van andere bevoegde instanties en beschikt daarom over de nodige expertise ten aanzien van het opsporingsproces en de processen inzake internationale informatie-uitwisseling. Zij is bij uitstek in staat een inhoudelijke afweging te maken of lopende onderzoeken (niet) in gevaar worden gebracht en te bepalen of het verzoek voldoende is gemotiveerd en noodzakelijk is met het oog op het doel van bestrijding van terrorisme en ernstige criminaliteit (zie artikel 10, tweede lid van de wet). Daarom is het aan de Dienst landelijke informatieorganisatie om te beoordelen of zich weigeringsgronden voordoen die aan de verstrekking van gegevens aan andere PIU’s in de weg staan dan wel dat de verstrekking onder beperkende voorwaarden dient plaats te vinden. Weigering van de verstrekking dan wel beperkende voorwaarden zijn aan de orde indien:

  • a. dit essentiële nationale veiligheidsbelangen zou schaden;

  • b. dit het welslagen van een lopend onderzoek of een verwerking als bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van de Wet politiegegevens of de veiligheid van personen in gevaar zou brengen;

  • c. dit duidelijk disproportioneel of irrelevant zou zijn met het oog op de doelen waarvoor om verstrekking van de gegevens is verzocht;

  • d. het verzoek betrekking heeft op gegevens die uitsluitend kunnen worden verstrekt na instemming van de officier van justitie en deze geen toestemming geeft voor de verstrekking;

  • e. dit betrekking heeft op gegevens die zijn verkregen van een andere lidstaat of van een derde land en deze geen toestemming geeft voor de doorzending; of

  • f. dit een geval betreft als bedoeld in artikel 2:13, eerste lid, onder a tot en met d en f, van het Besluit politiegegevens.

Deze weigeringsgronden zijn ontleend aan artikel 5:3 van het Bpg inzake de doorzending van politiegegevens aan andere lidstaten van de EU ten behoeve van strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, met dien verstande dat slechts de relevante weigeringsgronden van artikel 5:3 zijn opgenomen. Zo is ten eerste niet overgenomen de weigeringsgrond betreffende strafbare feiten waarop één jaar of minder gevangenisstraf is gesteld (artikel 5:3, tweede lid, onder e, van het Bpg) omdat de richtlijn en de wet zien op ernstige misdrijven die worden gesanctioneerd met een gevangenisstraf van drie jaar of meer. Ten tweede is niet van toepassing de weigeringsgrond opgenomen in artikel 2:13, eerste lid, onder e, van het Bpg betreffende gegevens die worden verwerkt op grond van artikel 10, eerste lid, onderdeel b van de Wpg. Dit zijn gegevens die gericht worden verwerkt met het oog op het verkrijgen van inzicht in de betrokkenheid van personen bij handelingen die kunnen wijzen op het beramen of plegen van misdrijven die door hun omvang of ernst of hun samenhang met andere misdrijven een ernstig gevaar voor de rechtsorde opleveren. Deze weigeringsgrond is niet van toepassing omdat het juist van belang deze gegevens met andere PIU’s te delen.

Artikel 5:3 is overigens geënt op artikel 10 van het Zweeds Kaderbesluit dat weigeringsgronden bevat inzake informatie-uitwisseling tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten.

De Pi-NL draagt zorg voor en is als vermeld verantwoordelijk voor de verstrekking van de verzochte gegevens aan andere PIU’s en verstrekt de gegevens slechts met inachtneming van hetgeen de Dienst landelijke informatieorganisatie hieromtrent heeft bepaald. Hieruit volgt dat de Pi-NL niet zal afwijken van hetgeen Dienst landelijke informatieorganisatie heeft aangegeven.

5. Doorgifte aan Europol

De wet bepaalt dat de Pi-NL op een voldoende gemotiveerd verzoek van Europol passagiersgegevens en zo nodig het verwerkingsresultaat van die gegevens aan Europol doorgeeft (artikel 12 van de wet).25 Deze doorgifte geschiedt via de nationale Europol-eenheid.26 De PNR-richtlijn verplicht de lidstaten tot verstrekking van de gegevens via Siena (Secure Information Exchange Network Application) van Europol (artikel 10, vierde lid, van de richtlijn).27 Zoals ook bij de uitwisseling van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten met de PIU’s van andere lidstaten is bepaald dat verdere verwerking van de gegevens28 uitsluitend mogelijk is voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven (artikel 3). Voor de verdere gegevensverwerking door Europol geldt dus eveneens de doelbinding van de PNR-richtlijn.

De doorgifte aan Europol dient in overeenstemming te zijn met de Europol-verordening 2016/794/EU.29 De Europol-verordening bevat een aantal gronden waarvan informatieverstrekking door de nationale Europol-eenheid aan Europol achterwege kan blijven (artikel 7, zevende lid, van de Europol-verordening).30 Deze bevoegdheid komt toe aan de nationale Europol-eenheid. Deze gronden zijn op grond van de verordening rechtstreeks van toepassing. Dit betreft bijvoorbeeld de wezenlijke veiligheidsbelangen van de betrokken lidstaat, het welslagen van een lopend onderzoek of de veiligheid van een natuurlijk persoon.

5.1. Gegevensbescherming

Er gelden de nodige regels inzake de gegevensbescherming bij de doorgifte van gegevens aan Europol. De Europol-verordening bevat regels inzake de overdracht en uitwisseling van persoonsgegevens door Europol (artikelen 24–26). Hoofdstuk 6 (artikelen 28–46) van deze verordening bevat waarborgen inzake de gegevensbescherming, waaronder de rechten van betrokkene (zoals het inzage- en correctierecht) en het benoemen van de functionaris gegevensbescherming. De Autoriteit Persoonsgegevens is aangewezen als nationale toezichthoudende autoriteit welke tot taak heeft onafhankelijk en volgens het nationale recht toe te zien op de rechtmatigheid van de overdracht, de opvraging en de verstrekking aan Europol van persoonsgegevens door Nederland, en te toetsen of de rechten van de betrokkenen door deze overdracht, opvraging of verstrekking worden geschaad.31

6. Doorgifte van gegevens aan derde landen

De wet bevat eveneens een delegatiegrondslag voor nadere regels over de doorgifte van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten aan een autoriteit in een derde land.32 Voorliggend besluit voorziet nog niet in doorgifte van gegevens aan derde landen. De reden is dat doorgifte van gegevens aan derde landen geen verplichte taak van de Pi-NL betreft, anders dan de uitwisseling van gegevens met (bevoegde autoriteiten van) andere lidstaten en Europol.33 Gelet op de noodzaak voor het stellen van nadere regels over de gegevensuitwisseling met andere lidstaten en Europol met het oog op het functioneren van de Pi-NL vanaf de inwerkingtreding van de wet, voorziet dit besluit thans in die regels. Nadere regels over de doorgifte aan derde landen zijn op dit moment onderwerp van besluitvorming. Het staat derde landen uiteraard vrij bestaande internationale rechtshulpkanalen te gebruiken, mochten zij willen beschikken over de passagiersgegevens of verwerkingsresultaten van de Pi-NL.

7. Geautomatiseerde vergelijking door de Pi-NL van de passagiersgegevens met politiegegevens

Het onderdeel van het besluit dat strekt tot wijziging van het Bpg regelt kort samengevat de geautomatiseerde vergelijking door de Pi-NL van de passagiersgegevens met politiegegevens die zijn opgenomen in databanken als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a, van de wet. Voorzien wordt in de aansluiting van de Pi-NL op het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II) en het verstrekken door de bevoegde instanties zoals politie of KMar van de politiegegevens uit dit systeem aan de Pi-NL.34 Daartoe worden artikelen 4:3 en 4:6 van het Bpg gewijzigd.

Om passagiers te kunnen beoordelen op mogelijke betrokkenheid bij een terroristisch of ernstig misdrijf is de Pi-NL bevoegd de passagiersgegevens te vergelijken met door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen databanken of onderdelen daarvan, zoals de SIS II-databank. Hierop ziet de wijziging van artikel 4:6 Bpg. Dit betreft een hit/no hit-bevraging35 van databanken die gegevens bevatten over personen en voorwerpen die ‘gesignaleerd’ staan, zoals SIS II.36 Zoals in de memorie van toelichting bij de wet is uiteengezet, wordt bij aanvang van de werkzaamheden van de Pi-NL gestart met enkel het vergelijken van passagiersgegevens met de databank SIS II.37 De gegevens in deze databank zijn politiegegevens, als bedoeld in artikel 1, onderdeel a, van de Wpg. Met het oog op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degene op wie een politiegegeven betrekking heeft, wordt de bevraging van politiegegevens door de Pi-NL – zoals de regel is bij een dergelijke geautomatiseerde vergelijking – zodanig vormgegeven dat Pi-NL slechts politiegegevens geautomatiseerd zal vergelijken die worden verwerkt op grond van artikel 13, eerste lid, onder a en d, Wpg. Beide onderdelen van artikel 13, eerste lid, Wpg zien op SIS-signaleringen. Dit met het doel om terroristische of ernstige misdrijven te voorkomen, opsporen, onderzoeken of te vervolgen. Aan de Pi-NL worden op basis van een positieve overeenkomst (een hit) de relevante en noodzakelijke politiegegevens verstrekt: dit betreft gegevens uit de desbetreffende databank (SIS II-databank) die over die persoon in die databank aanwezig zijn. De verstrekking van de politiegegevens, voor zover noodzakelijk voor de taakuitvoering va de Pi-NL, geschiedt op grond van de daartoe strekkende wijziging van artikel 4:3 van het Bpg. Dit betreft politiegegevens uit de SIS II-databank en voorts politiegegevens die ten grondslag liggen aan de vorderingen van de bevoegde instanties om passagiersgegevens en verzoeken die de bevoegde instanties aan de Pi-NL richten teneinde door tussenkomst van de Pi-NL passagiersgegevens en/of verwerkingsresultaten van de PIU’s van andere lidstaten te verkrijgen (zie de artikelen 6, eerste lid, en artikel 14, tweede lid, van de wet).

8. Uitvoeringslasten/financiële gevolgen

In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel is ingegaan op de lasten voor de Pi-NL en de bevoegde instanties als gevolg van het wetsvoorstel.38 Daarin is vermeld dat (naast de kosten voor het primaire proces van de Pi-NL en de bijbehorende exploitatielasten) € 2,5 miljoen beschikbaar zal zijn voor het opvangen van de lasten van de bevoegde instanties. Dat bedrag is gelijkelijk verdeeld over de bevoegde instanties: politie (waaronder de Landelijke eenheid), KMar, OM en bijzondere opsporingsdiensten.

Wat betreft de uit het besluit voortvloeiende lasten is in de eerste plaats sprake van impact op de Dienst landelijke informatieorganisatie (zie paragraaf 4.2.) en de landelijke Europol-eenheid. Beide dienstonderdelen zijn ondergebracht bij de Landelijke eenheid van de politie. Zoals uiteengezet in paragraaf 4.2., wordt op grond van dit besluit door deze eenheid, waarin politie en OM samenwerken, met het oog op de verstrekking van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten aan andere PIU’s getoetst of zich weigeringsgronden voordoen die de uitwisseling van gegevens in de weg staan. Dit betekent dat de bestaande taak van politie en OM wordt verzwaard door de uit de richtlijn voortvloeiende verplichting om gegevens uit te wisselen met andere lidstaten. Uit de richtlijn en het wetsvoorstel vloeit voorts rechtstreeks voort dat door tussenkomst van de landelijke Europol-eenheid uitwisseling van passagiersgegevens kan plaatsvinden met Europol. Ook dit zal impact hebben op de Landelijke eenheid en dus politie en OM.

Ten tweede is er sprake van indirecte impact op de nationale opsporingsinstanties en het OM voor de afhandeling van verzoeken (zoals Europees onderzoeksbevel of bewijsverkrijgingsbevel) op basis van de van andere lidstaten ontvangen passagiersgegevens en het verrichten van opsporingsactiviteiten naar aanleiding van deze nieuwe gegevensstroom. Dit betreft echter een autonome en vooraf moeilijk te bepalen impact.

Onderzoeks- en adviesbureau Significant heeft een impactanalyse verricht om de extra uitvoeringslasten te bepalen die voor de bevoegde instanties, alsmede voor de rechtspraak en de Dienst Justitiële Inrichtingen uit de wet voortvloeien. In zijn onderzoeksrapport stelt Significant daarover het volgende: ‘Een deel van de werklasteffecten bleek op geen enkele wijze kwantificeerbaar, ook niet in termen van orde van grootte, terwijl de verwachtingen wel zijn dat deze potentieel tot een grote werklast kunnen leiden.’39

Om alsnog zicht te krijgen op de feitelijke werklasteffecten zal in de implementatie-fase van de Pi-NL op meerdere momenten in 2019 de impact op de uitvoeringslasten in de keten worden gemonitord en geëvalueerd. Daarbij behoort ook de impact als gevolg van internationale uitwisseling. Op basis van die monitoring en de evaluatie van daadwerkelijke effecten en resultaten zal een verdeling van additioneel beschikbaar budget voor de jaren vanaf 2019 gemaakt worden.40

9. Advies van de Autoriteit Persoonsgegevens

Op grond van artikel 36, vierde lid, van de Algemene Verordening Gegevensbescherming is de AP om advies over het ontwerpbesluit verzocht. De AP heeft bij brief van 8 mei 2018 advies uitgebracht.

De AP adviseert in de eerste plaats bij de gegevensuitwisseling in te gaan op de consequenties van het onderscheid tussen de passagiersgegevens en de verwerkingsresultaten. Dit onderscheid is verduidelijkt in paragraaf 4.1.1 en 4.1.2. Passagiersgegevens en verwerkingsresultaten op grond van artikel 10, eerste, tweede en vierde lid, van de wet, worden aan andere lidstaten verstrekt na tussenkomst van de Dienst landelijke informatieorganisatie.

De AP adviseert voorts om de passagiersgegevens en de verwerkingsresultaten reeds bij de Pi-NL als een politiegegeven in de zin van de Wpg te kwalificeren en niet pas na ontvangst daarvan door de bevoegde instanties. Aan dit advies kan geen gevolg worden gegeven. Ik licht dit als volgt toe.

Zoals hiervoor in paragraaf 3 reeds vermeld, bevat de PNR-richtlijn een eigenstandig gegevensbeschermingsregime. De gegevensverwerking door de Pi-NL valt dus niet rechtstreeks onder de Richtlijn 2016/680/EU, hoewel de doelen van de gegevensverwerking op grond van de PNR-richtlijn (het voorkomen, opsporen onderzoeken en vervolgen van terrorisme en ernstige strafbare feiten) deels samenvallen met die van de Richtlijn 2016/680/EU.41 In artikel 13 van de PNR-richtlijn is op de gegevensverwerking door de Pi-NL in de eerste plaats het Kaderbesluit 2008/977/JBZ, van toepassing verklaard. Dit kaderbesluit is vervangen door de Richtlijn 2016/680. In de tweede plaats bevat artikel 13 van de PNR-richtlijn nadere voorschriften inzake gegevensbescherming, aanvullend op het Kaderbesluit 2008/977/JBZ en de Richtlijn 2016/680/EU. De in artikel 13 van de PNR-richtlijn vermelde voorschriften zijn geïmplementeerd in de artikelen 17–23 van de wet. In het bijzonder zijn in artikel 17 van de wet bepalingen van de Wpg, die de omzetting vormen van de relevante bepalingen van de Richtlijn 2016/680/EU (opvolger van Kaderbesluit 2008/977/JBZ), van overeenkomstige toepassing verklaard op de gegevensverwerking door de Pi-NL.

De Wpg heeft betrekking op de verwerking van persoonsgegevens met het oog op de uitvoering van de politietaak, bedoeld in de artikelen 3 en 4 van de Politiewet 2012. De Pi-NL is echter niet belast met de uitvoering van de politietaak.42 De passagiersgegevens en de positieve overeenkomsten van de verwerking door de Pi-NL als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet (de verwerkingsresultaten) zijn daarom, zolang deze door de Pi-NL niet aan de bevoegde instanties zijn verstrekt, geen politiegegevens in de zin van de Wpg. Beoogd is juist dat passagiersgegevens van onschuldige burgers zo min mogelijk in het domein van opsporing en vervolging terecht komen. Daarom zijn de bepalingen in paragraaf 2 van de Wpg die betrekking hebben op de verwerking van politiegegevens met het oog op de uitvoering van de politietaak niet van overeenkomstige toepassing op de gegevensverwerking door de Pi-NL. Die bepalingen gaan uit van een andere doelbeperking dan die geldt voor de verwerking van passagiersgegevens door de Pi-NL.

De Wpg is van overeenkomstige toepassing wat betreft de bepalingen inzake de gegevensbescherming. Dit vloeit voort uit artikel 13 van de PNR-richtlijn.43 Deze bepalingen zijn in artikel 17 van de wet opgenomen en zien op onder meer op de gegevensbescherming en -beveiliging, de rechten van betrokkenen en het toezicht door de AP. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat de wet in lijn met de PNR-richtlijn aanvullende waarborgen inzake gegevensbescherming bevat (artikelen 18–23 van de wet).

Artikelsgewijs

Artikel 1

Artikel 1 bevat de definitiebepaling van het begrip wet in dit besluit, namelijk de Wet gebruik van passagiersgegevens voor de bestrijding van terroristische en ernstige misdrijven.

Artikel 2

Artikel 2 bevat nadere voorschriften over de verstrekking van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten met bijbehorende passagiersgegevens, die overeenkomstig artikel 8, tweede lid, van de wet aan de bevoegde instanties zijn doorgegeven, aan (de bevoegde instanties van) andere lidstaten. Dit ter uitvoering van artikel 10, vijfde lid van de wet. De passagiersgegevens en verwerkingsresultaten worden door de Pi-NL na tussenkomst van de Dienst landelijke informatieorganisatie van de Landelijke eenheid bedoeld in artikel 25, eerste lid, onder b, van de Politiewet 2012 aan de PIU’s in andere lidstaten verstrekt en in geval van dringende noodzaak aan bevoegde instanties van andere lidstaten.

Eerste lid

In artikel 2, eerste lid, is vastgelegd dat de verstrekking van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten op grond van een verzoek van een PIU dan wel een bevoegde instantie van een lidstaat kan worden geweigerd dan wel aan beperkende voorwaarden worden onderworpen, indien naar het oordeel van de Dienst landelijke informatieorganisatie een van de in dit artikellid bedoelde gronden daarvoor aanwezig is. Het verzoek van een PIU van een andere lidstaat, en de bijbehorende passagiersgegevens, die de Pi-NL overeenkomstig de wet in haar databank bewaart, worden daartoe aan de Dienst landelijke informatieorganisatie van de Landelijke eenheid verstrekt.

Artikel 2, eerste lid bevat een opsomming van de gronden waaraan het verzoek van de PIU van een andere lidstaat wordt getoetst. De verstrekking kan in een aantal welomschreven gevallen worden geweigerd of aan beperkende voorwaarden worden onderworpen. De weigeringsgronden zijn ontleend aan artikel 5:3 van het Bpg inzake de doorzending van politiegegevens aan andere lidstaten van de EU ten behoeve van strafrechtelijke handhaving rechtsorde.

Tweede lid

Artikel 2, tweede lid, bevat de grondslag voor de verstrekking van passagiersgegevens en de verwerkingsresultaten door de Pi-NL aan de Dienst landelijke informatieorganisatie. Dit betreft gegevens om welke de PIU van een andere lidstaat de Pi-NL heeft verzocht. De verstrekking geschiedt met het oog op de taak van de Dienst landelijke informatieorganisatie om te beoordelen of zich bepaalde weigeringsgronden voordoen die aan de verstrekking van gegevens aan PIU’s van andere lidstaten en/of bevoegde instanties van de lidstaten in de weg staan, dan wel of de verstrekking aan beperkende voorwaarden moet worden onderworpen.

Derde lid

Artikel 2, derde lid, verzekert dat de passagiersgegevens en verwerkingsresultaten door de Pi-NL aan de PIU’s of bevoegde instanties van andere lidstaten of aan de Dienst landelijke informatieorganisatie worden verstrekt onder de voorwaarde dat deze slechts verder kunnen worden verwerkt voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven. Dit is vastgelegd in artikel 7, vierde lid, van de PNR-richtlijn.

Artikel 3

De doorgifte van passagiersgegevens en verwerkingsresultaten op verzoek van Europol als bedoeld in artikel 12 van de wet vindt plaats door tussenkomst van de nationale Europol-eenheid. Deze eenheid maakt onderdeel uit van de landelijke eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012. Aartikel 3 expliciteert dat de doorgifte dient te geschieden onder de voorwaarde dat deze gegevens slechts verder kunnen worden verwerkt door Europol voor het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van terroristische of ernstige misdrijven.

Conform artikel 10, vierde lid van de PNR-richtlijn dient de verstrekking van gegevens aan Europol in overeenstemming te zijn met Besluit 2009/371/JBZ. Dit besluit is vervangen door de Europol-verordening 2016/794/EU. Voor de gegevensverstrekking aan Europol zijn in het bijzonder de in artikel 7, zevende lid, van de Europol-verordening opgenomen weigeringsgronden relevant. In specifieke gevallen kan de verstrekking van informatie worden geweigerd indien daardoor wezenlijke nationale veiligheidsbelangen worden geschaad of de veiligheid van een persoon in gevaar wordt gebracht.

Artikel 4 (wijziging van het Besluit politiegegevens)

De Pi-NL heeft tot taak het verwerken van passagiersgegevens met het doel van het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristische en ernstige misdrijven. Om deze taak uit te kunnen voeren is het geautomatiseerd vergelijken door de Pi-NL van passagiersgegevens met de in de SIS II-databank opgenomen politiegegevens noodzakelijk. Dit om op een efficiënte wijze te kunnen beoordelen of de passagiersgegevens dan wel de verwerkingsresultaten van die gegevens aan een bevoegde instantie moeten worden verstrekt voor nader onderzoek of het treffen van maatregelen.44 Artikel 23, tweede lid, Wpg, regelt dat verstrekking van politiegegevens alleen plaatsvindt aan de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen personen of instanties met een publieke taak door middel van geautomatiseerde vergelijking van persoonsgegevens met bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen categorieën van politiegegevens. In voormelde aanwijzingen (van personen en van categorieën van politiegegevens) voorzien de wijzigingen van de artikelen 4:3 en 4:6 Bpg.

Voorts is van belang dat de bevoegde instanties gemotiveerde verzoeken tot de Pi-NL kunnen richten teneinde door tussenkomst van de Pi-NL passagiersgegevens en/of verwerkingsresultaten van de PIU’s van andere lidstaten te verkrijgen. Dit op grond van artikel 14, tweede lid, van de wet. Met de wijziging van artikel 4:3 van het Bpg wordt in een grondslag voorzien voor de verstrekking aan de Pi-NL van politiegegevens die aan deze verzoeken ten grondslag liggen (de motivering van het verzoek).

A
Artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a

Met de toevoeging van een nieuw onderdeel aan artikel 4:3, eerste lid, onderdeel a, van het Bpg wordt een grondslag geboden voor het verstrekken aan de Pi-NL van ten eerste politiegegevens die overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel a en d van de Wpg worden verwerkt. Ten behoeve van de ondersteuning van de politietaak kunnen politiegegevens op grond van artikel 13, eerste lid, onderdeel a en d, worden verwerkt ten behoeve van SIS-signaleringen. Het SIS is een internationaal informatiesysteem voor de uitwisseling van signaleringen over personen en objecten ter bestrijding van terrorisme, illegale migratie en criminaliteit. Het bevat bijvoorbeeld signaleringen voor strafbare feiten met het oog op aanhouding, overlevering of uitlevering, signaleringen op personen voor het vergaren van informatie voor vervolging van ernstige strafbare feiten en signaleringen op objecten zoals reis- en identiteitsdocumenten.

Pi-NL is op grond van artikel 6, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a van de wet bevoegd om passagiersgegevens te vergelijken met een door Onze Minister aangewezen databank of onderdeel daarvan. Deze wijziging voorziet erin dat de politiegegevens aan de Pi-NL worden verstrekt, nadat de Pi-NL een positieve overeenkomst heeft geconstateerd tussen de passagiersgegevens en de SIS II-databank. Dit betreft de verstrekking van gegevens in de zin van artikel 18, eerste lid, van de Wpg, te weten politiegegevens die noodzakelijk zijn voor een goede taakuitvoering van de Pi-NL, zoals identificerende gegevens. Aan de hand van die informatie kan de Pi-NL beoordelen of personen vanwege mogelijke betrokkenheid bij een terroristisch of ernstig misdrijf moeten worden onderworpen aan nader onderzoek door een bevoegde instantie. Ten tweede wordt voorzien in een grondslag voor het verstrekken van politiegegevens aan de Pi-NL door de bevoegde instanties. Deze politiegegevens worden verstrekt ter motivering van de verzoeken om passagiersgegevens en/of verwerkingsresultaten van de PIU’s van andere lidstaten op grond van artikel 14, tweede lid, van de wet. De ontvangen politiegegevens mogen uitsluitend voor deze doeleinden door de Pi-NL worden verwerkt.

B
Artikel 4:6, onderdeel e

Met de toevoeging van onderdeel e aan artikel 4:6 Bpg wordt geregeld dat de ambtenaren, werkzaam bij de Pi-NL, ten behoeve van de in artikel 5 van de wet bedoelde taak van de Pi-NL worden aangewezen als degenen die passagiersgegevens geautomatiseerd kunnen vergelijken met een bepaalde categorie politiegegevens opgenomen in databanken als bedoeld in artikel 6, tweede lid, onder a, van de wet. Dit betreft politiegegevens die overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel a en d van de Wpg worden verwerkt (SIS II-databank). Deze wijziging is complementair aan de wijziging van artikel 4:3 Bpg (artikel 4, onderdeel A, van het besluit), waarin is vastgelegd dat de politiegegevens die overeenkomstig artikel 13, eerste lid, onderdeel a en d van de Wpg worden verwerkt, aan de Pi-NL kunnen worden verstrekt.

Artikel 5

Het besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De Minister van Justitie en Veiligheid,


X Noot
1

Kamerstukken II 2017/18, 34 861.

X Noot
2

Onder passagiersgegevens worden verstaan PNR (Passenger Name Record)- en API-gegevens (Advance Passenger Information). PNR-gegevens zijn gegevens die passagiers op verzoek verstrekken aan luchtvaartmaatschappijen bij de reservering van vluchten. Deze gegevens geven inzicht in gereserveerde en eerder gevolgde reisroutes, medepassagiers, bagage, contact- en betalingsgegevens. API-gegevens zijn gegevens over een identiteitsdocument, nationaliteit, naam, geboortedatum en vluchtgegevens van de individuele passagier.

X Noot
3

Een verwerkingsresultaat is een positieve overeenkomst bij een verwerking van passagiersgegevens als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, en de bijbehorende passagiersgegevens, die op grond van artikel 8, tweede lid, van de wet aan de bevoegde instanties zijn doorgegeven.

X Noot
4

Artikel 6, eerste lid, onder a en tweede lid, onder a van de wet.

X Noot
5

Deze misdrijven zijn in Bijlage 1 en 2 bij de wet opgenomen.

X Noot
6

Zie artikel 6, eerste lid, onder a, van de wet.

X Noot
7

PB 2016, L 119/132. De PNR-richtlijn bevat een gemeenschappelijk rechtskader voor de EU-lidstaten voor het verwerken van persoonsgegevens van vliegtuigpassagiers ten behoeve van het voorkomen, opsporen, onderzoeken en vervolgen van terroristisch misdrijven en ernstige criminaliteit. Zij heeft tot doel een effectievere samenwerking tussen de EU-lidstaten op het gebied van terrorismebestrijding.

X Noot
8

Artikel 4, eerste lid, van de wet.

X Noot
9

Artikel 9, eerste lid, van de wet.

X Noot
10

Artikel 6, tweede lid, van de wet.

X Noot
11

Artikel 6, eerste lid, onder b, onder 1°, van de wet.

X Noot
12

Artikel 6, eerste lid, onder c, van de wet.

X Noot
13

Artikel 2 van de wet.

X Noot
14

Voor de verwerking van passagiersgegevens door de Pi-NL dient ingevolge overweging 27 van de PNR-richtlijn een nationaalrechtelijke norm voor persoonsgegevensbescherming te gelden die in overeenstemming is met Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad, de vervangende wetgeving voor dit kaderbesluit en de specifieke gegevensbeschermingsvoorschriften van de PNR-richtlijn.

X Noot
15

Richtlijn (EU) 2016/680 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten of de tenuitvoerlegging van straffen, en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad.

X Noot
16

Stb. 2018, 401 en Stb. 2018, 496, beide in werking getreden op 1 januari 2019.

X Noot
17

Vgl. overweging (36) van de considerans van de PNR-richtlijn: ‘Deze richtlijn is verenigbaar met de beginselen inzake gegevensbescherming en de bepalingen ervan zijn in overeenstemming met Kaderbesluit 2008/977/JBZ. Om voorts te voldoen aan het evenredigheidsbeginsel voorziet deze richtlijn op bepaalde punten in strengere gegevensbeschermingsregels dan Kaderbesluit 2008/977/JBZ.’

X Noot
18

Depersonalisering houdt in dat de passagiersgegevens waaruit rechtstreeks de identiteit van een persoon kan worden afgeleid, zes maanden na ontvangst ervan worden gedepersonaliseerd door afscherming van die gegevens, waarna deze gegevens uitsluitend indien dit redelijkerwijs noodzakelijk is voor een vordering of een verzoek als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel b, met toestemming van de officier van justitie en na kennisgeving aan de functionaris gegevensbescherming, die deze verwerking achteraf controleert, kunnen worden doorgegeven (artikel 20, eerste lid, onder d, van de wet).

X Noot
19

Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad van 18 december 2006 betreffende de vereenvoudiging van de uitwisseling van informatie en inlichtingen tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie.

X Noot
20

Vgl. overweging (23) van de considerans van de PNR-richtlijn, tweede zinsnede: ‘De bepalingen van deze richtlijn mogen geen afbreuk doen aan andere instrumenten van de Unie betreffende informatie-uitwisseling tussen politiële en andere rechtshandhavingsinstanties en justitiële autoriteiten, zoals Besluit 2009/371/JBZ van de Raad en Kaderbesluit 2006/960/JBZ van de Raad. Zie voorts artikel 6 van het Kaderbesluit 2006/960/JBZ.’

X Noot
21

Dit is de terminologie van artikel 10 van de wet.

X Noot
22

Artikel 10, tweede lid, van de wet.

X Noot
23

Vgl. Kamerstukken II 2017/18, 34 861, nr. 3, par. 2.4.

X Noot
24

Vgl. artikel 7 van het Besluit beheer politie.

X Noot
25

Doorgifte geschiedt onder de voorwaarde dat dit in een bepaald geval noodzakelijk is voor Europol ter ondersteuning en versterking van het optreden van de lidstaten bij het voorkomen, opsporen, onderzoeken of vervolgen van een terroristisch of ernstig misdrijf dat onder de bevoegdheid van Europol valt.

X Noot
26

De nationale Europol-eenheid is ondergebracht bij de landelijke eenheid als bedoeld in artikel 25, eerste lid, onderdeel b, van de Politiewet 2012.

X Noot
27

Artikel 10, vierde lid, van de PNR-richtlijn luidt: ‘Informatie-uitwisseling krachtens dit artikel geschiedt via SIENA en in overeenstemming met Besluit 2009/371/JBZ. Voor het verzoek om en de uitwisseling van informatie wordt de taal gebruikt die in het kader van SIENA gebruikelijk is.’

X Noot
28

Dit geldt ook voor de doorgifte van Europol aan de bevoegde instanties van de lidstaten.

X Noot
29

Verordening 2016/794/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad.

X Noot
30

Artikel 7, zevende lid Europol-verordening luidt als volgt: ‘Onverminderd de uitoefening van de verantwoordelijkheden van de lidstaten op het gebied van rechts- en ordehandhaving en bescherming van de interne veiligheid, is een lidstaat in geen enkel geval verplicht informatie te verstrekken overeenkomstig lid 6, onder a), indien daardoor:

a) de wezenlijke veiligheidsbelangen van de betrokken lidstaat in het gedrang komen; of

b) het welslagen van een lopend onderzoek of de veiligheid van een natuurlijk persoon in gevaar wordt gebracht;

c) informatie wordt bekendgemaakt die betrekking heeft op organisaties of specifieke inlichtingenactiviteiten op het gebied van de nationale veiligheid. De informatie moet echter door de betrokken lidstaat worden verstrekt zodra zij niet meer onder de punten a), b) of c) van de eerste alinea valt.’

X Noot
31

Artikel 42 van Verordening (EU) 2016/794 van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2016 betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot vervanging en intrekking van de Besluiten 2009/371/JBZ, 2009/934/JBZ, 2009/935/JBZ, 2009/936/JBZ en 2009/968/JBZ van de Raad (PbEU 2016, L 135).

X Noot
32

Artikel 13, eerste lid, onder e, van de wet.

X Noot
33

Doorgifte van gegevens aan derde landen wordt niet vermeld als een van de taken van de PIU in artikel 4, tweede lid, van de PNR-richtlijn. Doorgifte aan derde landen is geregeld in een afzonderlijk artikel, namelijk artikel 11 van de PNR-richtlijn. Zie voorts Kamerstukken II, 2017/18, 34 861, nr. 4, p. 9.

X Noot
34

Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II).

X Noot
35

Een hit betreft een ‘bevestiging’ of een persoon al dan niet voorkomt in de databank.

X Noot
36

Een signalering betreft een in SIS II opgenomen reeks gegevens aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten een persoon of een voorwerp kunnen identificeren met het oog op het nemen van een specifieke maatregel. Zie artikel 1, onder a, van het Besluit 2007/533/JBZ van de Raad van 12 juni 2007 betreffende de instelling, de werking en het gebruik van het Schengeninformatiesysteem van de tweede generatie (SIS II).

X Noot
37

Kamerstukken II 2017/18, 34 861, nr. 3, blz. 30.

X Noot
38

Kamerstukken II 2017/18, 34 861, nr. 3, paragraaf 5.

X Noot
39

Rapport ‘Ketenbrede impactanalyse Pi-NL. Keteneffecten van de invoering van de Passagiersinformatie-eenheid Nederland, 27 februari 2018, blz. 5.

X Noot
40

Kamerstukken II 2017/18, 34 861, nr. 3, paragraaf 5.

X Noot
41

Richtlijn 2016/680/EU ziet op de verwerking van persoonsgegevens door bevoegde autoriteiten met het oog op onder meer de voorkoming, het onderzoek, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten.

X Noot
42

Zie Kamerstukken II 2017/18, 34 861, nr. 3, artikelsgewijze toelichting op artikel 17.

X Noot
43

Zoals reeds vermeld zijn ingevolge artikel 13 van de PNR-richtlijn specifieke bepalingen uit de Richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging (Richtlijn 2016/680/EU) van toepassing.

X Noot
44

Zie artikel 8 van de wet, in het bijzonder het tweede lid:

‘1. Een positieve overeenkomst bij een verwerking als bedoeld in artikel 6, tweede lid, die op geautomatiseerde wijze heeft plaatsgevonden, wordt door menselijke tussenkomst gecontroleerd om te bepalen of een bevoegde instantie maatregelen moet treffen of nader onderzoek moet doen.

2. De gegevens, bedoeld in het eerste lid, kunnen door de Passagiersinformatie-eenheid uitsluitend per geval aan een bevoegde instantie worden doorgegeven.’

Naar boven