De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;
Gelet op de artikelen 95, eerste lid, en 96, derde lid, van de Wet financiering sociale
verzekeringen;
Besluit:
ARTIKEL I
In bijlage 1 van de Regeling Wfsv worden de onderdelen onder ‘52. Uitzendbedrijven,
omvattende:’ als volgt gewijzigd:
1. In het vierde onderdeel vervalt ‘, mits door die arbeidskrachten geen werkzaamheden
worden verricht die sec functioneel bezien voor meer dan 50% van het totale premieplichtige
loon op jaarbasis aan één sector kunnen worden toegerekend’.
2. Het vijfde onderdeel komt te luiden:
-
5. In afwijking van de voorgaande onderdelen blijft onderdeel 52 van deze bijlage, zoals
dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Regeling van 18 mei
2017 tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met afschaffing voor nieuwe gevallen
van de mogelijkheid om uitzendbedrijven in een andere sector dan de uitzendsector
in te delen (Stcrt. 2017, 29244), van toepassing op de werkgever die voor of op de dag voor die datum van inwerkingtreding
op grond van het vierde of vijfde onderdeel van onderdeel 52 van deze bijlage, zoals
dat luidde op die dag, een aanvraag heeft ingediend om te worden ingedeeld in een
andere sector dan sector 52, waarbij die aanvraag voldoet aan de daarvoor geldende
voorwaarden.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.
TOELICHTING
Onder werkgever wordt in deze regeling verstaan de werkgever, die zich in het kader
van de uitoefening van zijn bedrijf of beroep bezighoudt met het ter beschikking stellen
van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte
opdracht arbeid te verrichten onder leiding en toezicht van de derde, waarbij die
arbeidskrachten werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst. Deze regeling
stelt de mogelijkheid buiten werking dat werkgevers die op de dag van inwerkingtreding
van deze regeling zijn ingedeeld in de uitzendsector (sector 52) worden ingedeeld
in een sector waarin zij zich specialiseren. Alleen werkgevers die voor die dag al
zijn ingedeeld in een andere sector, een ‘vaksector’, of daartoe een aanvraag hebben
ingediend voor die datum van inwerkingtreding, kunnen daarin vooralsnog blijven ingedeeld.
Voor hen geldt dat een mogelijk andere invulling van de mogelijkheid tot indeling
in een vaksector nog nader zal worden bezien.
Een werkgever wordt op grond van onderdeel 1 van onderdeel 52 van bijlage 1 bij de
Regeling Wfsv ingedeeld in sector 52, Uitzendbedrijven. Indien door de arbeidskrachten
van de werkgever werkzaamheden worden verricht die sec functioneel bezien voor meer
dan 50% van het totale premieplichtige loon (op basis van uitzendovereenkomsten zonder
uitzendbeding) op jaarbasis aan één sector kunnen worden toegerekend, werd de werkgever
ingedeeld in die sector (de ‘vaksector’), op grond van de uitzonderingsbepaling in
onderdeel 4 van onderdeel 52 van bijlage 1 bij de Regeling Wfsv. Deze indeling is
van belang voor de heffing van de premie van de werkgever voor het sectorfonds (voornamelijk
voor het risico van werkloosheid) als bedoeld in artikel 28 Wet financiering sociale
verzekeringen (Wfsv), en als de werkgever een publiek verzekerde kleine of middelgrote
werkgever is, voor de heffing van de premie voor de Werkhervattingskas als bedoeld
in artikel 38 Wfsv voor het risico van ziekte (Ziektewet) en gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid
(Werkhervattingsregeling gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, WGA).
De afgelopen jaren is het aantal werkgevers dat in plaats van in sector 52 is ingedeeld
in een vaksector sterk toegenomen. De veronderstelling was dat deze werkgevers voor
de premieheffing vergelijkbaar zijn met andere werkgevers in de vaksector. Deze veronderstelling
is in de praktijk niet juist gebleken. Uitzendarbeid in vaksectoren gaat veelal gepaard
met hogere lasten voor de Werkloosheidswet (WW) en Ziektewet (ZW) en veroorzaakt daarmee
hogere premies voor niet-uitzendbedrijven in bepaalde vaksectoren. Bovendien blijkt
het ontbreken van een uitzendbeding in een uitzendovereenkomst in de praktijk geen
betekenisvol criterium om zeer flexibele uitzenddienstverbanden voldoende te onderscheiden
van minder flexibele dienstverbanden. Indeling van werkgevers in vaksectoren, en niet
in sector 52, druist daarmee in tegen het principe dat de lasten van de WW, ZW en
Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA) zoveel mogelijk worden
gedragen door de veroorzaker ervan. De gemiddeld relatief hoge lasten die gepaard
gaan met uitzendarbeid worden daarbij namelijk gedragen door alle bedrijven in de
inlenende sector – inclusief bedrijven die geen uitzendarbeid inlenen – in plaats
van door de uitlenende werkgevers zelf.
Deze ongewenste ontwikkeling in combinatie met het gegeven dat een groot deel van
de uitzendarbeid buiten de uitzendsector is ingedeeld, leidt tot de beleidsmatige
conclusie dat de uitzonderingsbepaling niet werkt zoals is beoogd. Integendeel, deze
stimuleert de trend dat uitzendarbeid steeds vaker plaats vindt buiten de uitzendsector.
Werkgevers die zijn ingedeeld in vaksectoren betalen voor hun uitzendkrachten de WW-,
ZW- en WGA-premies die gelden voor alle werknemers in een bepaalde vaksector. Deze
premies zijn in de meeste gevallen lager dan die in de uitzendsector. Deze trend gaat
gepaard met premieverhogingen in vaksectoren en concurrentieverschillen tussen werkgevers
die zijn ingedeeld in de uitzendsector en die zijn ingedeeld in vaksectoren. Zonder
beleidscorrectie zet deze trend zich waarschijnlijk voort.
Met deze wijzigingsregeling wordt in het vierde onderdeel van sector 52 van bijlage
1 de mogelijkheid voor werkgevers om te worden ingedeeld in een andere sector dan
de uitzendsector buiten werking gesteld. Het nieuwe vijfde onderdeel van onderdeel
52 voorziet erin dat alleen werkgevers die voor de inwerkingtredingsdatum van deze
wijzigingsregeling bij beschikking van de inspecteur zijn ingedeeld in een vaksector
(en ook als zodanig bij de Belastingdienst zijn geregistreerd) daar vooralsnog ingedeeld
mogen blijven. Werkgevers van wie voor de inwerkingtredingsdatum van deze wijzigingsregeling door de Belastingdienst een verzoek is ontvangen om in een vaksector te worden
ingedeeld zullen nog beoordeeld worden op grond van de Regeling Wfsv, zoals die luidde
voor inwerkingtreding van de onderhavige wijigingsregeling. Voor alle andere werkgevers
vervalt deze mogelijkheid met deze wijziging van de Regeling Wfsv en is indeling in
de uitzendsector verplicht op grond van het nieuwe vierde onderdeel in samenhang met
de overige onderdelen.
Deze wijziging is ook van toepassing op werkgevers die op grond van het derde onderdeel
van onderdeel 52 alleen voor zover het uitzendwerkzaamheden betreft (minstens 15%,
maar niet meer dan 50% van het totale premieplichtige loon) worden ingedeeld in de
uitzendsector. Ook voor deze groep vervalt de mogelijkheid om voor die uitzendwerkzaamheden
in een vaksector te worden ingedeeld.
Ten slotte is ook het oude vijfde onderdeel vervallen, waarin de mogelijkheid stond
om op andere gronden te worden ingedeeld in een vaksector. Omdat het gebruik van deze
mogelijkheid niet wenselijk is, en er in de praktijk ook zelden gebruik van werd gemaakt,
is het vijfde onderdeel geschrapt.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher