Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 18 mei 2017, 2017-0000076375, tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met afschaffing voor nieuwe gevallen van de mogelijkheid om uitzendbedrijven in een andere sector dan de uitzendsector in te delen

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Financiën;

Gelet op de artikelen 95, eerste lid, en 96, derde lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen;

Besluit:

ARTIKEL I

In bijlage 1 van de Regeling Wfsv worden de onderdelen onder ‘52. Uitzendbedrijven, omvattende:’ als volgt gewijzigd:

1. In het vierde onderdeel vervalt ‘, mits door die arbeidskrachten geen werkzaamheden worden verricht die sec functioneel bezien voor meer dan 50% van het totale premieplichtige loon op jaarbasis aan één sector kunnen worden toegerekend’.

2. Het vijfde onderdeel komt te luiden:

  • 5. In afwijking van de voorgaande onderdelen blijft onderdeel 52 van deze bijlage, zoals dat luidde op de dag voor de datum van inwerkingtreding van de Regeling van 18 mei 2017 tot wijziging van de Regeling Wfsv in verband met afschaffing voor nieuwe gevallen van de mogelijkheid om uitzendbedrijven in een andere sector dan de uitzendsector in te delen (Stcrt. 2017, 29244), van toepassing op de werkgever die voor of op de dag voor die datum van inwerkingtreding op grond van het vierde of vijfde onderdeel van onderdeel 52 van deze bijlage, zoals dat luidde op die dag, een aanvraag heeft ingediend om te worden ingedeeld in een andere sector dan sector 52, waarbij die aanvraag voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 18 mei 2017

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Onder werkgever wordt in deze regeling verstaan de werkgever, die zich in het kader van de uitoefening van zijn bedrijf of beroep bezighoudt met het ter beschikking stellen van arbeidskrachten aan een derde om krachtens een door deze aan de werkgever verstrekte opdracht arbeid te verrichten onder leiding en toezicht van de derde, waarbij die arbeidskrachten werkzaam zijn op basis van een uitzendovereenkomst. Deze regeling stelt de mogelijkheid buiten werking dat werkgevers die op de dag van inwerkingtreding van deze regeling zijn ingedeeld in de uitzendsector (sector 52) worden ingedeeld in een sector waarin zij zich specialiseren. Alleen werkgevers die voor die dag al zijn ingedeeld in een andere sector, een ‘vaksector’, of daartoe een aanvraag hebben ingediend voor die datum van inwerkingtreding, kunnen daarin vooralsnog blijven ingedeeld. Voor hen geldt dat een mogelijk andere invulling van de mogelijkheid tot indeling in een vaksector nog nader zal worden bezien.

Een werkgever wordt op grond van onderdeel 1 van onderdeel 52 van bijlage 1 bij de Regeling Wfsv ingedeeld in sector 52, Uitzendbedrijven. Indien door de arbeidskrachten van de werkgever werkzaamheden worden verricht die sec functioneel bezien voor meer dan 50% van het totale premieplichtige loon (op basis van uitzendovereenkomsten zonder uitzendbeding) op jaarbasis aan één sector kunnen worden toegerekend, werd de werkgever ingedeeld in die sector (de ‘vaksector’), op grond van de uitzonderingsbepaling in onderdeel 4 van onderdeel 52 van bijlage 1 bij de Regeling Wfsv. Deze indeling is van belang voor de heffing van de premie van de werkgever voor het sectorfonds (voornamelijk voor het risico van werkloosheid) als bedoeld in artikel 28 Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv), en als de werkgever een publiek verzekerde kleine of middelgrote werkgever is, voor de heffing van de premie voor de Werkhervattingskas als bedoeld in artikel 38 Wfsv voor het risico van ziekte (Ziektewet) en gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid (Werkhervattingsregeling gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid, WGA).

De afgelopen jaren is het aantal werkgevers dat in plaats van in sector 52 is ingedeeld in een vaksector sterk toegenomen. De veronderstelling was dat deze werkgevers voor de premieheffing vergelijkbaar zijn met andere werkgevers in de vaksector. Deze veronderstelling is in de praktijk niet juist gebleken. Uitzendarbeid in vaksectoren gaat veelal gepaard met hogere lasten voor de Werkloosheidswet (WW) en Ziektewet (ZW) en veroorzaakt daarmee hogere premies voor niet-uitzendbedrijven in bepaalde vaksectoren. Bovendien blijkt het ontbreken van een uitzendbeding in een uitzendovereenkomst in de praktijk geen betekenisvol criterium om zeer flexibele uitzenddienstverbanden voldoende te onderscheiden van minder flexibele dienstverbanden. Indeling van werkgevers in vaksectoren, en niet in sector 52, druist daarmee in tegen het principe dat de lasten van de WW, ZW en Werkhervattingsregeling gedeeltelijk arbeidsongeschikten (WGA) zoveel mogelijk worden gedragen door de veroorzaker ervan. De gemiddeld relatief hoge lasten die gepaard gaan met uitzendarbeid worden daarbij namelijk gedragen door alle bedrijven in de inlenende sector – inclusief bedrijven die geen uitzendarbeid inlenen – in plaats van door de uitlenende werkgevers zelf.

Deze ongewenste ontwikkeling in combinatie met het gegeven dat een groot deel van de uitzendarbeid buiten de uitzendsector is ingedeeld, leidt tot de beleidsmatige conclusie dat de uitzonderingsbepaling niet werkt zoals is beoogd. Integendeel, deze stimuleert de trend dat uitzendarbeid steeds vaker plaats vindt buiten de uitzendsector. Werkgevers die zijn ingedeeld in vaksectoren betalen voor hun uitzendkrachten de WW-, ZW- en WGA-premies die gelden voor alle werknemers in een bepaalde vaksector. Deze premies zijn in de meeste gevallen lager dan die in de uitzendsector. Deze trend gaat gepaard met premieverhogingen in vaksectoren en concurrentieverschillen tussen werkgevers die zijn ingedeeld in de uitzendsector en die zijn ingedeeld in vaksectoren. Zonder beleidscorrectie zet deze trend zich waarschijnlijk voort.

Met deze wijzigingsregeling wordt in het vierde onderdeel van sector 52 van bijlage 1 de mogelijkheid voor werkgevers om te worden ingedeeld in een andere sector dan de uitzendsector buiten werking gesteld. Het nieuwe vijfde onderdeel van onderdeel 52 voorziet erin dat alleen werkgevers die voor de inwerkingtredingsdatum van deze wijzigingsregeling bij beschikking van de inspecteur zijn ingedeeld in een vaksector (en ook als zodanig bij de Belastingdienst zijn geregistreerd) daar vooralsnog ingedeeld mogen blijven. Werkgevers van wie voor de inwerkingtredingsdatum van deze wijzigingsregeling door de Belastingdienst een verzoek is ontvangen om in een vaksector te worden ingedeeld zullen nog beoordeeld worden op grond van de Regeling Wfsv, zoals die luidde voor inwerkingtreding van de onderhavige wijigingsregeling. Voor alle andere werkgevers vervalt deze mogelijkheid met deze wijziging van de Regeling Wfsv en is indeling in de uitzendsector verplicht op grond van het nieuwe vierde onderdeel in samenhang met de overige onderdelen.

Deze wijziging is ook van toepassing op werkgevers die op grond van het derde onderdeel van onderdeel 52 alleen voor zover het uitzendwerkzaamheden betreft (minstens 15%, maar niet meer dan 50% van het totale premieplichtige loon) worden ingedeeld in de uitzendsector. Ook voor deze groep vervalt de mogelijkheid om voor die uitzendwerkzaamheden in een vaksector te worden ingedeeld.

Ten slotte is ook het oude vijfde onderdeel vervallen, waarin de mogelijkheid stond om op andere gronden te worden ingedeeld in een vaksector. Omdat het gebruik van deze mogelijkheid niet wenselijk is, en er in de praktijk ook zelden gebruik van werd gemaakt, is het vijfde onderdeel geschrapt.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven