Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatscourant 2016, 50283 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatscourant 2016, 50283 | Besluiten van algemene strekking |
Ingevolge artikel 49 van de Wet op de rechtsbijstand wordt onderstaand ontwerp van een algemene maatregel van bestuur tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria bekendgemaakt. Aan een ieder wordt de gelegenheid geboden om binnen vier weken na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het ontwerp wordt geplaatst wensen en bezwaren ter kennis te brengen van de Minister van Veiligheid en Justitie.
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Directie Wetgeving en Juridische Zaken
Postbus 20301
2500 EH Den Haag
Besluit van ..., tot wijziging van het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria in verband met de invoering van bijzondere procedurele bepalingen in het Vreemdelingenbesluit 2000 die kunnen worden toegepast in situaties waarin sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen
Op de voordracht van de Minister van Veiligheid en Justitie van ... 2016, nr. /11/6;
Gelet op de artikelen 12, 28 en 37, vijfde lid, van de Wet op de rechtsbijstand;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ... 2016, nr. W ...);
Gezien het nader rapport van de Minister van Veiligheid en Justitie van ..., nr. ...;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel b, subonderdelen 1 en 2, wordt ‘Minister voor Immigratie en Asiel’ vervangen door: Minister van Veiligheid en Justitie.
2. In onderdeel b, subonderdeel 2, vervalt: , waaronder mede wordt begrepen de aan de aanvraag voorafgaande termijn, bedoeld in artikel 3.109, eerste lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
B
Artikel 5a wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
1. In afwijking van artikel 5, wordt aan een procedure in het kader van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28, eerste lid, onderdeel a, van de Vreemdelingenwet 2000 een vergoeding toegekend van:
a. vier punten, voor verleende rechtsbijstand gedurende de in artikel 3.109 of artikel 3.123d van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde termijn tot en met het in artikel 3.113, vierde lid, of artikel 3.123f, derde lid, van dat besluit bedoelde ter kennis brengen van een afschrift van het verslag nader gehoor;
b. vier punten, voor verleende rechtsbijstand gedurende de in artikel 3.113, vijfde lid, of artikel 3.123f, vierde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde fase waarin de gelegenheid bestaat om opmerkingen te maken of opheldering te verschaffen over verkeerd vertaalde passages of misvattingen in het verslag van het nader gehoor en nadere gegevens te verstrekken tot en met het in artikel 3.114, eerste lid, of artikel 3.123g, eerste lid, van dat besluit bedoelde uitreiken of toezenden van het schriftelijk voornemen tot afwijzen;
c. vier punten, voor verleende rechtsbijstand gedurende de in artikel 3.114, tweede lid, of artikel 3.123g, tweede lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 bedoelde zienswijze tot en met de in artikel 3.114, zesde lid, artikel 3.109ca, elfde lid, of artikel 3.123g, zesde lid, van dat besluit bedoelde bekendmaking van de beschikking.
2. In het vierde lid wordt na ‘als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, onderdelen a, b, c of e van de Vreemdelingenwet 2000’ ingevoegd ‘of met toepassing van de in artikel 3.109ca van het Vreemdelingenbesluit 2000 neergelegde procedure kennelijk ongegrond te verklaren als bedoeld in artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingwet 2000,’ en wordt ‘in afwijking van artikel 5, eerste en derde tot en met vijfde lid’ vervangen door: in afwijking van artikel 5’.
3. In het vijfde lid wordt na ‘het eerste tot en met vierde lid’ ingevoegd ‘worden’ en wordt ‘artikel 30a, eerste lid, onderdelen a, b, c of e van de Vreemdelingenwet 2000’ vervangen door: artikel 30a, eerste lid, of artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vreemdelingenwet 2000.
Het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria wordt als volgt gewijzigd:
Onder verlettering van onderdeel b tot en met j tot onderdeel c tot en met k wordt in artikel 8, eerste lid, een onderdeel toegevoegd, luidende:
b. toelatingsaanvragen van vreemdelingen die behandeld worden volgens de procedure bij voorzienbare inwilliging geregeld in Afdeling 5, paragraaf 3, subparagraaf 2, van het Vreemdelingenbesluit 2000.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft in de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal van 27 november 2015 (Kamerstukken II 2015/16, 19 637, nr. 2086) aangekondigd dat het, gelet op de aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen, onontbeerlijk is dat wordt voorzien in bijzondere procedures voor de behandeling van asielaanvragen van bepaalde groepen. Deze bijzondere procedures hebben gevolgen voor de regelgeving op het terrein van het vreemdelingenrecht en de gesubsidieerde rechtsbijstand. Het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna Vb 2000) is met ingang van 1 maart 2016 gewijzigd1. Onderhavig besluit bevat de met deze wijziging samenhangende aanpassingen in het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 (hierna: Bvr 2000) en het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt).
De hierboven bedoelde wijzigingen van het Vb 2000 zien op maatregelen die tijdelijk kunnen worden ingezet in geval van een verhoogde instroom van het aantal asielzoekers, maar ook worden structurele maatregelen doorgevoerd. De maatregelen die van belang zijn voor het terrein van de gesubsidieerde rechtsbijstand, worden hierna kort beschreven.
In het Vb 2000 is sinds 1 maart 2016 een bepaling opgenomen op basis waarvan aanvragen die vermoedelijk niet-ontvankelijk zullen worden verklaard omdat de betreffende vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet, of kennelijk ongegrond zullen worden verklaard omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn2 zeer snel kunnen worden afgedaan. Dit betreft een structurele maatregel.
Daarnaast is de mogelijkheid geopend om in situaties waarin sprake is of is geweest van een zodanige toename van het aantal asielaanvragen dat daardoor bij de behandeling van asielaanvragen een aanzienlijke vertraging is opgetreden of naar verwachting zal optreden, en een substantieel deel van het aantal asielaanvragen wordt ingediend door vreemdelingen die een bepaalde nationaliteit bezitten of behoren tot een bepaalde groep en op basis van het beschikbare bewijs voorzienbaar is dat deze asielaanvragen voor inwilliging in aanmerking komen, in afwijking van de normale procedure, reeds na een kort gehoor tot inwilliging over te gaan (hierna: de procedure bij voorzienbare inwilliging).
De beslissing of sprake is van een situatie die de toepassing van de procedure bij voorzienbare inwilliging rechtvaardigt, wordt door de Minister van Veiligheid en Justitie genomen in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad. Dit besluit wordt genomen voor een periode van ten hoogste één jaar, welke periode steeds met zes maanden kan worden verlengd indien nog wordt voldaan aan de voorwaarden voor het nemen ervan. Dit betreft een naar zijn aard tijdelijke maatregel die, eveneens in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, op ieder moment kan worden ingetrokken, ook na verlenging van de geldigheidsduur ervan.
In geval van bescherming in een andere EU-lidstaat of als de betreffende vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst, zal de asielzoeker niet snel aannemelijk kunnen maken dat hij in aanmerking komt voor bescherming in Nederland, Sinds de voornoemde wijziging van het Vb 2000 met ingang van 1 maart 2016, is een snellere behandeling door de IND van deze zaken gewaarborgd. Door de mogelijkheid van versnelde afdoening wordt tegengegaan dat asielzoekers onnodig lang een schaarse opvangplek bezet houden. Tevens gaat van de maatregel een signaalwerking uit naar vreemdelingen behorend tot een van beide categorieën vreemdelingen met een dempend effect op de instroom.
De procedure die beschreven is in artikel 3.109ca van het Vb 2000 vertoont procedureel sterke overeenkomsten met de procedure die ingevolge artikel 3.109c van het Vb 2000 wordt gevolgd in zaken waarin op grond van de Dublinverordening een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Vanwege de sterke overeenkomsten met laatstgenoemde procedure wordt met het voorliggende besluit voor wat betreft de vergoeding aan de rechtsbijstandsverlener eveneens aansluiting gezocht bij deze procedure. Dat betekent dat de vergoeding die wordt toegekend aan de rechtsbijstandverlener 4 punten is.
Indien tijdens het gehoor van de procedure van artikel 3.109ca van het Vb 2000 niet voldoende duidelijk is dat kan worden besloten tot niet-ontvankelijkverklaring of tot kennelijk ongegrondverklaring op de bedoelde gronden wordt alsnog een rust en voorbereidingstermijn geboden en wordt voor de verdere behandeling van de aanvraag de algemene asielprocedure gevolgd (artikel 3.109ca, zevende lid, van het Vb 2000). Indien de aanvraag alsnog kennelijk ongegrond wordt verklaard omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst ontvangt de rechtsbijstandverlener de gebruikelijke vergoeding op grond van artikel 5a, eerste tot en met derde lid, van het Bvr 2000.
Recent zijn er veel asielaanvragen ingediend door vreemdelingen die afkomstig zijn uit Syrië en Eritrea. Gelet op de algehele situatie in deze landen is in veel gevallen voorzienbaar dat deze aanvragen zullen worden ingewilligd. Het is niet uitgesloten dat dit in de toekomst ook voor andere landen of voor bepaalde groepen kan worden aangenomen. Deze voorzienbaarheid zal zijn ingegeven door hetgeen reeds bekend is over de algehele situatie in het betreffende land of de wijze waarop de betreffende groep wordt bejegend. Deze situatie brengt met zich dat, na vaststelling van de identiteit en de nationaliteit van betrokkene, naar verwachting uit een enkel gehoor voldoende inzicht kan worden verkregen in de feiten en de asielmotieven. Als blijkt dat dit het geval is, krijgt de betrokken vreemdeling een verblijfsvergunning. Het ligt daarom in de rede om in zaken waarin de procedure bij voorzienbare inwilliging wordt toegepast en daadwerkelijk tot een inwilliging wordt gekomen, geen toevoeging te verstrekken.
De asielprocedure wordt in dit geval feitelijk teruggebracht van een aanmeldfase, een rust- en voorbereidingstermijn en een achtdaagse algemene asielprocedure, naar een aanmeldfase met één uitgebreid gehoor, direct gevolgd door een inwilligende beschikking. Deze reductie van procedurestappen heeft logischerwijze gevolgen voor de rol van de rechtsbijstandsverlener. Omdat de vreemdeling krijgt waar hij om heeft gevraagd, namelijk internationale bescherming, kan rechtsbijstand in deze procedure achterwege blijven en is gesubsidieerde rechtsbijstand dus niet nodig. Dit is in lijn met de procedurerichtlijn, die stelt dat asielzoekers pas in de beroepsfase recht hebben op kosteloze rechtsbijstand. Indien de verblijfsstatus in de toekomst wordt ingetrokken vanwege veranderde omstandigheden, wordt de gebruikelijke procedure gevolgd. De vreemdeling krijgt in dat geval op de gebruikelijke wijze gesubsidieerde rechtsbijstand.
Indien de procedure bij voorzienbare inwilliging wordt gevolgd is de toegang tot het recht voor de vreemdeling voldoende gewaarborgd. Immers indien niet in deze procedure kan worden besloten tot inwilliging van de aanvraag om een verblijfsvergunning, komt de vreemdeling alsnog in de algemene asielprocedure (artikel 3.123b, zevende lid, van het Vb 2000) en wordt een rechtsbijstandverlener toegevoegd. De zaak begint dan van voren af aan en vergoeding van rechtsbijstand vindt op de gebruikelijke wijze plaats. Met de verklaringen inzake de asielmotieven die tijdens het gehoor zijn afgelegd wordt, behoudens de in het zevende lid genoemde uitzonderingen3, niets gedaan. Dit betekent dat er tot dit moment geen noodzaak is om te worden bijgestaan door een rechtsbijstandverlener.
Er wordt niet naar de algemene asielprocedure verwezen indien gedurende de procedure bij voorzienbare inwilliging tijdens het gehoor blijkt dat nader onderzoek naar de identiteit, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde groep noodzakelijk is (artikel 3.123b, achtste lid en artikel 3.123c e.v. van het Vb 2000). Er volgt dan een bijzondere vervolgprocedure. Deze in Hoofdstuk 3, Afdeling 5, paragraaf 3, subparagraaf 3 van het Vb 2000 neergelegde, procedure komt grotendeels overeen met de normale, in paragraaf 2 van die Afdeling neergelegde, procedure maar voorziet onder meer niet in een eerste gehoor. De vergoeding van rechtsbijstand komt echter overeen met de vergoeding tijdens de algemene asielprocedure (zie daarover nader de artikelsgewijze toelichting bij artikel I, onderdeel B).
De met de wijziging van het Vb 2000 doorgevoerde wijzigingen in de procedure (Stb. 2016, 87) zijn van groot belang om in een situatie waarin sprake is van een sterk verhoogde instroom, binnen een redelijke termijn op een asielaanvraag te kunnen beslissen. Door genoemde wijzigingen kan een efficiëntere procedure worden gevolgd, ontstaat voor de asielzoeker sneller duidelijkheid en kunnen de kosten voor opvang en de beoordeling van een asielaanvraag worden beperkt. Onderhavig besluit sluit hierbij aan. Indien de procedure bij voorzienbare inwilliging wordt doorlopen kan, zoals hiervoor is toegelicht, rechtshulp achterwege blijven. Dat geen toevoeging meer wordt verstrekt is het logisch gevolg van de wijze waarop de procedure is ingericht. Het is geen maatregel die wordt ingezet om een bezuiniging te realiseren maar beoogt om onnodige kosten te voorkomen. Niettemin zullen de financiële gevolgen van dit besluit naar verwachting positief zijn.
De invoering van de maatregelen zal leiden tot een kostenreductie van in totaal ongeveer € 3 miljoen per jaar. Voor de berekening is uitgegaan van de raming van het aantal toevoegingen in asielzaken voor de begroting 2017. Er is op basis van de samenstelling van de asielinstroom in de eerste vier maanden van 2016 een inschatting gemaakt van het aantal toevoegingen in asielzaken dat jaarlijks afgegeven wordt in de procedure bij voorzienbare inwilliging en in de procedure bij versnelde afdoening door de IND in spoor 2. Ingeschat is dat er circa 2.750 procedures bij voorzienbare inwilliging zijn waarvoor geen rechtsbijstandverlener hoeft te worden toegevoegd. Dit leidt tot ongeveer € 1,6 miljoen aan lagere kosten voor de gefinancierde rechtsbijstand. Ten aanzien van het aantal toevoegingen in de procedure van versnelde afdoening door de IND in spoor 2 is ingeschat dat dit er circa 2.700 zijn. In deze procedures wordt de vergoeding die wordt toegekend aan de rechtsbijstandverlener 4 punten wat zal leiden tot circa € 1,4 mln. aan lagere kosten.
De berekening van de financiële gevolgen van dit besluit voor de uitgaven aan gefinancierde rechtsbijstand is met onzekerheden omgeven. Opgemerkt wordt dat de instroom in 2016 qua samenstelling afwijkt van die in 2015. Toekomstige ontwikkelen kunnen maken dat de omvang en de samenstelling van de asielinstroom in 2016 opnieuw wijzigen. Hoe de omvang en de verdeling over de verschillende procedures daarom in de praktijk zullen uitvallen, en daarmee het beroep op (en de vergoeding van) rechtsbijstand is hierdoor moeilijk te voorspellen.
Een ontwerp van dit besluit is overeenkomstig de op grond van artikel 49 van de Wet op de rechtsbijstand voorschreven voorhangprocedure aan beide Kamers der Staten-Generaal overgelegd en op ... 2016 in de Staatscourant bekendgemaakt4. [PM: uitkomsten voorhang]
Een ontwerp van dit besluit is met de Nederlandse orde van advocaten en de raad voor rechtsbijstand besproken. [PM: uitkomsten consultatie]
Voor burgers en bedrijfsleven zijn aan dit besluit geen administratieve lasten of andere nalevingskosten verbonden. Overeenkomstig het Convenant over het beëindigen van de ex ante toetsing voorgenomen wet- en regelgeving Justitie van 24 september 2009 is dit besluit niet ter toetsing voorgelegd aan het Adviescollege toetsing administratieve lasten (Actal).
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de vermelding van de minister die verantwoordelijk is voor de behandeling van aanvragen van vreemdelingen te actualiseren.
In het besluit waarin uitvoering is gegeven aan de Dublinverordening5 is artikel 3.109, eerste lid, van het Vb 2000 in die zin aangepast dat de formele indiening van de asielaanvraag voortaan voor de aanvang van de zogeheten rust- en voorbereidingstermijn plaatsvindt. De situatie die werd bedoeld in het in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 2 geschrapte zinsdeel doet zich thans dan ook niet meer voor.
Zoals in paragraaf 5 van het algemeen deel van deze toelichting is aangegeven, wordt een bijzondere vervolgprocedure gevolgd indien niet in de procedure bij voorzienbare inwilliging kan worden besloten tot inwilliging van de aanvraag om een verblijfsvergunning omdat nader onderzoek naar de identiteit, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde groep noodzakelijk is (artikel 3.123b, achtste lid en artikel 3.123c e.v. van het Vb 2000). Deze bijzondere vervolgprocedure komt grotendeels overeen met de normale procedure maar voorziet onder meer niet in een eerste gehoor. Wel worden alle fasen doorlopen waarvoor in de normale procedure punten worden toegekend. Gelet daarop zijn in artikel 5a, eerste lid, verwijzingen opgenomen naar de corresponderende bepalingen uit de subparagraaf waarin de bijzondere vervolgprocedure wordt beschreven. Tevens is van de gelegenheid gebruik gemaakt om enkele onjuiste verwijzingen te corrigeren en de formulering van het eerste lid, aanhef en onder b, meer in lijn te brengen met de formulering van artikel 3.113, vijfde lid, van het Vb 2000, zoals deze sinds 20 juli 2015 luidt. Met het oog op de overzichtelijkheid is het eerste lid van artikel 5a opnieuw vastgesteld. Afgezien van de genoemde punten is het artikel inhoudelijk echter niet gewijzigd.
In het vierde lid was reeds geregeld dat voor rechtsbijstandverlening die wordt verleend in de procedure waarin een aanvraag niet-ontvankelijk wordt verklaard, onder meer omdat de betrokken asielzoeker reeds internationale bescherming heeft gekregen in een andere EU lidstaat, vier punten worden toegekend. Hieraan is toegevoegd dat eveneens vier punten worden toegekend indien de aanvraag kennelijk ongegrond wordt verklaard omdat de betrokkene afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn (artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vw 2000). Zoals in paragraaf 3 van de algemene toelichting is opgemerkt vertoont deze procedure grote overeenkomsten met de zogenaamde Dublinprocedure met als gevolg dat de inzet van de rechtsbijstandverlening gelijkwaardig is.
Wanneer tijdens deze procedure blijkt dat de zaak zich toch niet leent voor snelle afdoening op de bedoelde gronden, wordt deze doorgeleid naar de algemene asielprocedure. Dit is vastgelegd in het zevende lid van artikel 3.109ca van het Vb 2000. In dat geval stroomt de asielzoeker door naar de rust- en voorbereidingstermijn. Indien de aanvraag alsnog kennelijk ongegrond wordt verklaard omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst ontvangt de rechtsbijstandverlening een vergoeding die is gebaseerd op artikel 5a, eerste lid, onder a, b en c van het Bvr 2000. Deze komt dan dus overeen met de vergoeding die in het kader van de algemene asielprocedure wordt toegekend. Er vindt geen cumulatie van punten plaats indien de zaak na een eerdere toepassing van artikel 3.109ca, zevende lid, van het Vb 2000 alsnog volgens de algemene asielprocedure wordt afgewikkeld. De rechtsbijstandverlener ontvangt dan uitsluitend de vergoeding die voor laatstgenoemde procedure is bepaald in artikel 5a, eerste lid, van het Bvr 2000. Het werk dat de rechtsbijstandverlener in de verkorte procedure reeds heeft verricht zou in de algemene asielprocedure immers ook moeten zijn verricht met als gevolg dat niet kan worden gesproken van een extra belasting van de rechtsbijstandverlener. Indien de aanvraag alsnog niet-ontvankelijk wordt verklaard omdat de betreffende vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet blijft de vergoeding, net als in Dublinzaken, 4 punten.
Het vijfde lid bevat enkele technische aanpassingen die abusievelijk niet zijn meegenomen bij eerdere besluiten.6 Anders dan in de context van het vierde lid, kan bij een procedure in het kader van een tweede of volgende aanvraag ook sprake zijn van een afdoening als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarom wordt voortaan in zijn algemeenheid naar artikel 30a, eerste lid, verwezen. Ook is de verwijzing naar artikel 5 van het Bvr 2000 aangepast en is een redactionele correctie doorgevoerd.
Voorts is een verwijzing naar artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Vw 2000 toegevoegd. Nu, zoals hiervoor is toegelicht, voortaan in het vierde lid wordt bepaald dat vier punten worden toegekend indien de aanvraag op deze grond kennelijk ongegrond wordt verklaard, ligt het in de rede dat twee punten worden toegekend indien een tweede of volgende aanvraag op deze grond wordt afgedaan.
De wijziging van artikel 8 van het Besluit rechtsbijstand- en toevoegcriteria (hierna: Brt), brengt met zich dat in het kader van de procedure bij voorzienbare inwilliging die is neergelegd in artikel 3.123b, van het Vb 2000 geen toevoeging wordt afgegeven. In deze gevallen is op voorhand de verwachting dat de aanvraag om een verblijfsvergunning wordt ingewilligd. Aangezien de vreemdeling in deze procedure geen ondersteuning nodig heeft kan een toevoeging achterwege blijven. Immers, uit artikel 12, tweede lid, van de Wet op de rechtsbijstand volgt dat rechtsbijstand niet wordt verleend, indien het een belang betreft waarvan de behartiging redelijkerwijze aan de aanvrager zelf kan worden overgelaten, zo nodig met bijstand van een willekeurige derde persoon. Dit artikel heeft een uitwerking gekregen in artikel 8 van het Brt. Geen toevoeging wordt verstrekt indien het zaken betreft die eenvoudig zijn. In de onderhavige procedure gaat het om zaken waarvan voorzienbaar is dat de aanvraag wordt ingewilligd. Deze zaken zijn daarom eenvoudig van aard. Indien desondanks blijkt dat de zaak niet direct kan worden ingewilligd, wordt de zaak doorverwezen naar de normale procedure of de bijzondere vervolgprocedure en zal vergoeding plaatsvinden op grond van artikel 5a, eerste lid, van het Bvr 2000. De vreemdeling krijgt dan de volledige ondersteuning van een rechtsbijstandverlener.
Op het moment dat dit besluit in werking treedt, zijn er zaken waarvoor al een toevoeging is afgegeven maar waarvan de vergoeding voor de rechtsbijstandverlener nog niet is vastgesteld. Het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 zoals dat luidde op de dag vóór de dag van inwerkingtreding van dit besluit, blijft van toepassing op alle toevoegingen die door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand zijn afgegeven vóór de dag van inwerkingtreding van dit wijzigingsbesluit. Deze overgangsbepaling sluit aan bij hetgeen hierover is bepaald ten aanzien van het basisbedrag, de vergoeding voor reiskosten en de administratieve kosten die aan een rechtsbijstandverlener vergoed worden door het bestuur van de raad voor rechtsbijstand (zie artikel 3, derde lid, Bvr 2000).
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
Besluit van 17 februari 2016 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000, houdende invoering van bijzondere procedurele bepalingen die kunnen worden toegepast in situaties waarin sprake is van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen en enkele andere wijzigingen, Stb. 2016, 87.
Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180).
Tijdens het gehoor afgelegde verklaringen worden wel betrokken indien deze zien op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag of andere zware strafbare feiten, of de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde het betrekken van de verklaringen vereist.
Besluit van 18 december 2013, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met de uitvoering van de Dublinverordening en tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de wet van 11 december 2013 tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180) (Stb. 2013, 550), in werking getreden met ingang van 1 januari 2014, Stb. 2013, 586.
Besluit van 29 januari 2015, houdende wijziging van het Besluit eigen bijdrage rechtsbijstand, het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 en het Besluit toevoeging mediation in verband met het treffen van enige maatregelen inzake de gesubsidieerde rechtsbijstand (Stb. 2015, 35) respectievelijk het Besluit van 10 juli 2015, houdende wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000 in verband met de implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (PbEU 2013, L 180) Stb. 2015, 294.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2016-50283.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.