Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatsblad 2016, 87 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Veiligheid en Justitie | Staatsblad 2016, 87 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 18 december 2015, nr. 717478
Gelet op de artikel 37, eerste lid, van de Vw 2000;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 27 januari 2016, nr. W03.15.0450/II);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 16 februari 2016, nr. 732592;
Hebben goedgevonden en verstaan:
Het Vreemdelingenbesluit 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 3.109c wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:
1. Indien de aanvraag vermoedelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard met toepassing van artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Wet of vermoedelijk kennelijk ongegrond zal worden verklaard met toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet, zijn de artikelen 3.109 en 3.110 tot en met 3.116 niet van toepassing.
2. Na de indiening van de aanvraag, bedoeld in artikel 3.108c, eerste lid, kan onderzoek plaatsvinden naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling en naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden.
3. Van de vreemdeling worden door Onze Minister een gezichtsopname gemaakt en vingerafdrukken afgenomen en opgeslagen. De vreemdeling verleent hieraan zijn medewerking.
4. De vreemdeling wordt zo spoedig mogelijk door Onze Minister aan een gehoor onderworpen. Daarbij worden vragen gesteld omtrent zijn personalia, zijn geboorteplaats en geboortedatum, zijn nationaliteit en etnische afkomst, de datum van zijn vertrek uit het land van herkomst, de datum van zijn aankomst in Nederland, eventueel verblijf in derde landen, het bezit van een paspoort en identiteitsdocumenten en de personalia en verblijfplaats van familieleden. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren met toepassing van artikel 30a, eerste lid, onder a, van de Wet, wordt hij in de gelegenheid gesteld zijn standpunt uiteen te zetten over de toepassing van deze grond op zijn specifieke omstandigheden. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag kennelijk ongegrond te verklaren met toepassing van artikel 30b, eerste lid, onder b, van de Wet, wordt de vreemdeling tevens in de gelegenheid gesteld zijn asielmotieven uiteen te zetten.
5. Het afschrift van het in het vierde lid bedoelde gehoor wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van de vreemdeling gebracht.
6. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond te verklaren op de in het eerste lid bedoelde gronden, wordt het schriftelijk voornemen daartoe zo spoedig mogelijk aan de vreemdeling toegezonden of uitgereikt.
7. Indien na het in het vierde lid bedoelde gehoor niet voldoende duidelijk is dat kan worden besloten tot niet-ontvankelijkverklaring of tot kennelijk ongegrondverklaring op de in het eerste lid bedoelde gronden, wordt voor de verdere behandeling van de aanvraag alsnog de in paragraaf 2 van deze Afdeling beschreven procedure gevolgd.
8. De vreemdeling brengt zijn zienswijze op het in het zesde lid bedoelde voornemen schriftelijk naar voren uiterlijk binnen twee dagen na de dag waarop het voornemen is uitgereikt of toegezonden.
9. De schriftelijke zienswijze is tijdig bij Onze Minister ingediend, indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
10. Onze Minister houdt rekening met een na afloop van de termijn ontvangen schriftelijke zienswijze, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt en de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. Het ontbreken van de schriftelijke zienswijze, na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vreemdeling zijn zienswijze schriftelijk naar voren kan brengen, staat aan het geven van de beschikking niet in de weg.
11. De beschikking wordt uiterlijk op de achtste dag na het in het vierde lid bedoelde gehoor genomen en wordt bekendgemaakt door uitreiking of toezending ervan.
B
Artikel 3.110 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid vervalt «, tenzij bij ministeriële regeling wordt bepaald dat deze wel meetellen».
2. Onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:
4. Bij ministeriële regering kunnen, in afwijking van het derde lid, weekeinden of dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen, worden aangewezen als dagen die wel meetellen voor de termijnen, genoemd in het eerste en tweede lid. Die aanwijzing kan worden beperkt tot bepaalde dagen van het weekeinde, tot bepaalde weekeinden, tot bepaalde dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen, of tot bepaalde aanmeldcentra.
C
Na 3.123 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
1. Indien sprake is of is geweest van een zodanige toename van het aantal asielaanvragen dat daardoor bij de behandeling van asielaanvragen een aanzienlijke vertraging is opgetreden of naar verwachting zal optreden en een substantieel deel van de asielaanvragen wordt ingediend door vreemdelingen die een bepaalde nationaliteit bezitten of behoren tot een bepaalde groep en op basis van het beschikbare bewijs voorzienbaar is dat deze voor inwilliging in aanmerking komen, kan Onze Minister besluiten dat voor de behandeling van aanvragen van deze vreemdelingen de in deze paragraaf beschreven procedure wordt gevolgd.
2. Het in het eerste lid bedoelde besluit wordt genomen in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en voor een in het besluit vast te stellen periode van ten hoogste één jaar.
3. De geldigheidsduur van het in het eerste lid bedoelde besluit kan, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, steeds met ten hoogste zes maanden worden verlengd voor zover nog steeds wordt voldaan aan de in het eerste lid bedoelde voorwaarden.
4. Onze Minister kan, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, het in het eerste lid bedoelde besluit op ieder moment intrekken, ook na verlenging van de geldigheidsduur ervan.
5. Voor zover dit voor een goede invoering en beëindiging van de in deze paragraaf opgenomen procedures noodzakelijk is, kunnen bij ministeriële regeling nadere regels worden gesteld omtrent de onderwerpen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet, waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens dit besluit..
1. Bij de behandeling van een aanvraag van een vreemdeling als bedoeld in artikel 3.123a, eerste lid, zijn de artikelen 3.109 en 3.110 tot en met 3.116 niet van toepassing.
2. Na het indienen van de aanvraag door een vreemdeling als bedoeld in artikel 3.123a, eerste lid, kan onderzoek plaatsvinden naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling, naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden, dan wel naar de mogelijkheid van toepassing van artikel 30 of 30a, eerste lid, onderdeel a, b, c of e van de Wet.
3. Van de vreemdeling worden door Onze Minister een gezichtsopname gemaakt en vingerafdrukken afgenomen en opgeslagen. De vreemdeling verleent hieraan zijn medewerking.
4. De vreemdeling wordt zo spoedig mogelijk door Onze Minister aan een gehoor onderworpen. Daarbij worden vragen gesteld omtrent zijn personalia, zijn geboorteplaats en geboortedatum, zijn nationaliteit en etnische afkomst, de datum van zijn vertrek uit het land van herkomst, de datum van zijn aankomst in Nederland, eventueel verblijf in derde landen, het bezit van een paspoort en identiteitsdocumenten en de personalia en verblijfplaats van familieleden. Tevens wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld zijn asielmotieven uiteen te zetten.
5. Het afschrift van het in het vierde lid bedoelde gehoor wordt zo spoedig mogelijk ter kennis van de vreemdeling gebracht.
6. Indien het in het vierde lid bedoelde gehoor voldoende grond biedt om de aanvraag in te willigen, wordt de beschikking zo spoedig mogelijk bekendgemaakt door uitreiking of toezending ervan.
7. Indien na het in het vierde lid bedoelde gehoor nog niet kan worden besloten tot inwilliging van de aanvraag, wordt voor de verdere behandeling van de aanvraag alsnog de in paragraaf 2 van deze Afdeling beschreven procedure gevolgd. Bij deze behandeling worden de door de vreemdeling bij het in het vierde lid bedoelde gehoor afgelegde verklaringen over zijn asielmotieven die geen betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag en andere zware strafbare feiten niet betrokken, tenzij de vreemdeling, na overleg met degene die hem in de rust- en voorbereidingstermijn bijstaat, aangeeft dat hij wenst dat dit wel gebeurt of de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde dat vereisen.
8. Het zevende lid is niet van toepassing in de gevallen, bedoeld in artikel 3.123c, eerste lid.
9. Indien op het moment dat een besluit als bedoeld in het eerste lid van artikel 3.123a van kracht wordt, een aanvraag kan worden aangemerkt als een aanvraag van een vreemdeling als bedoeld in die bepaling en het onderzoek naar de aanvraag nog niet is gestart, wordt de in dit artikel beschreven procedure gevolgd.
10. Indien de vreemdeling op het moment dat een besluit als bedoeld in het eerste lid van artikel 3.123a wordt ingetrokken, of de geldigheidsduur ervan verstrijkt, reeds is onderworpen aan een gehoor als bedoeld in het vierde lid van dit artikel wordt de behandeling van de aanvraag voortgezet met toepassing van de in dit artikel beschreven procedure.
1. De bepalingen in deze subparagraaf zijn uitsluitend van toepassing in die gevallen waarin na het in artikel 3.123b, vierde lid, bedoelde gehoor blijkt dat nader onderzoek naar de identiteit, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde groep noodzakelijk is.
2. Indien deze subparagraaf van toepassing is wordt het gehoor, bedoeld in artikel 3.123b, vierde lid, aangemerkt als een eerste gehoor en zijn voor de verdere behandeling van de aanvraag, in afwijking van de artikelen 3.109 en 3.110 tot en met 3.116, de in deze subparagraaf opgenomen bepalingen van toepassing.
1. De vreemdeling wordt een rust- en voorbereidingstermijn gegeven van ten minste zes dagen. Het onderzoek, bedoeld in artikel 3.123e, vangt na de rust- en voorbereidingstermijn aan.
2. Gedurende de rust- en voorbereidingstermijn wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om te worden voorgelicht over de asielprocedure en om zich op de asielprocedure voor te bereiden en zich daartoe te laten bijstaan. De vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld correcties en aanvullingen in te dienen op het verslag van het eerste gehoor en hem wordt tijdig mededeling gedaan van de mogelijkheid zich bij een gehoor als bedoeld in artikel 3.123f, te doen bijstaan.
3. De vreemdeling wordt een medisch onderzoek aangeboden. Voor dit onderzoek is de schriftelijke toestemming van de vreemdeling vereist.
4. Artikel 3.109, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Voor het onderzoek naar de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, zijn in een Aanmeldcentrum zes dagen beschikbaar.
2. Onze Minister kan de in het eerste lid genoemde termijn verlengen. In dat geval zijn voor het onderzoek in een Aanmeldcentrum ten hoogste veertien, zestien of tweeëntwintig dagen beschikbaar.
3. Artikel 3.110, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
4. Onze Minister bepaalt met inachtneming van artikel 3.123d, eerste lid, wanneer het onderzoek als bedoeld in het eerste lid aanvangt en deelt de dag van aanvang mede aan de vreemdeling.
1. Op de eerste dag wordt de vreemdeling door Onze Minister aan een nader gehoor onderworpen. Bij het afnemen van het nader gehoor wordt de vreemdeling in de gelegenheid gesteld om zo volledig mogelijk de tot staving van zijn aanvraag noodzakelijke elementen aan te voeren. Dit houdt onder meer in dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over eventueel ontbrekende elementen of over inconsistenties of tegenstrijdigheden in zijn verklaringen.
2. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren op grond van artikel 30a van de Wet, wordt de vreemdeling tijdens het nader gehoor in de gelegenheid gesteld zijn standpunt uiteen te zetten over de toepassing van de in artikel 30a, eerste lid, van de Wet bedoelde gronden op zijn specifieke omstandigheden.
3. Van het nader gehoor wordt een schriftelijk verslag gemaakt. Een afschrift van het verslag van nader gehoor wordt op de eerste dag aan de vreemdeling ter kennis gebracht.
4. De vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld om uiterlijk op de tweede dag opmerkingen te maken of opheldering te verschaffen over verkeerd vertaalde passages of misvattingen in het verslag van het nader gehoor en nadere gegevens te verstrekken. De vreemdeling wordt daartoe volledig geïnformeerd over de inhoud van het verslag, zo nodig met bijstand van een tolk. De vreemdeling wordt verzocht uiterlijk op de tweede dag schriftelijk te bevestigen dat de inhoud van het verslag een correcte afspiegeling is van het nader gehoor. Het verslag van nader gehoor vermeldt deze termijn.
5. Artikel 3.113, zesde tot en met negende lid, is van overeenkomstige toepassing.
1. Indien Onze Minister voornemens is de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen binnen zes dagen, wordt het schriftelijk voornemen daartoe aan de vreemdeling toegezonden op de derde dag of aan de vreemdeling uitgereikt op de vierde dag.
2. De vreemdeling brengt zijn zienswijze op het in het eerste lid bedoelde voornemen schriftelijk naar voren uiterlijk op de vierde dag.
3. De schriftelijke zienswijze is tijdig bij Onze Minister ingediend, indien deze voor het einde van de termijn is ontvangen.
4. Het tijdstip van uitreiken van het voornemen en de ontvangst van de schriftelijke zienswijze worden door Onze Minister vastgelegd.
5. Onze Minister houdt rekening met een na afloop van de termijn ontvangen schriftelijke zienswijze, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt. Met een na afloop van de termijn ontvangen aanvulling op een eerder ingediende schriftelijke zienswijze wordt rekening gehouden, indien de beschikking nog niet bekend is gemaakt en de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. Het ontbreken van de schriftelijke zienswijze, na het verstrijken van de termijn waarbinnen de vreemdeling zijn zienswijze schriftelijk naar voren kan brengen, staat aan het geven van de beschikking niet in de weg.
6. Onze Minister maakt de beschikking uiterlijk op de zesde dag bekend door uitreiking of toezending ervan.
1. Onze Minister kan de in artikel 3.123e, eerste lid, genoemde termijn verlengen:
a. in geval van overschrijding van de termijnen, bedoeld in de artikelen 3.123f, eerste en derde lid, en 3.123g, eerste en zesde lid, tenzij de overschrijding aan Onze Minister kan worden toegerekend;
b. in geval van overschrijding van de termijnen, bedoeld in de artikelen 3.123f, vierde lid, of 3.123g, tweede lid, en de vreemdeling een met redenen omkleed verzoek om verlenging heeft ingediend, tenzij de overschrijding aan de vreemdeling kan worden toegerekend;
c. indien naar het oordeel van Onze Minister nader onderzoek naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling noodzakelijk is;
d. indien de vreemdeling zijn eerder tijdens het onderzoek afgelegde verklaringen essentieel wijzigt of aanvult;
e. indien naar het oordeel van Onze Minister nader onderzoek noodzakelijk is naar omstandigheden die verband houden met de gronden, bedoeld in de artikelen 3.6a, eerste lid, en 6.1e;
f. indien Onze Minister een medisch onderzoek heeft aangeboden als bedoeld in artikel 3.109e; of
g. indien de vreemdeling niet is verschenen bij een gehoor, dan wel is verdwenen of vertrokken zonder toestemming van Onze Minister.
2. De vreemdeling wordt van de verlenging schriftelijk in kennis gesteld. Bij de kennisgeving wordt de reden van de verlenging aangegeven alsmede op welk moment de verlengde termijn eindigt.
3. Indien Onze Minister de in artikel 3.123e, eerste lid, genoemde termijn heeft verlengd en voornemens is de aanvraag tot het verlenen van de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd af te wijzen binnen veertien, zestien of tweeëntwintig dagen, wordt het schriftelijk voornemen daartoe aan de vreemdeling uitgereikt of toegezonden.
4. De vreemdeling brengt zijn zienswijze uiterlijk op de dag na de uitreiking of toezending van het voornemen naar voren, tenzij een met redenen omkleed verzoek om verlenging van deze termijn wordt ingewilligd.
5. Artikel 3.123g, derde tot en met vijfde lid, zijn van toepassing.
6. Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a tot en met e maakt Onze Minister de beschikking uiterlijk op de veertiende dag bekend door uitreiking of toezending ervan. Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel f, maakt Onze Minister de beschikking uiterlijk op de zestiende dag bekend door uitreiking of toezending ervan. Indien er sprake is van een situatie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel g, maakt Onze Minister de beschikking uiterlijk op de tweeëntwintigste dag bekend door uitreiking of toezending ervan.
7. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels gesteld worden omtrent de toepassing van het eerste lid alsmede de wijze waarop het onderzoek naar de aanvraag wordt vervolgd indien de in artikel 3.123e, eerste lid, genoemde termijn wordt verlengd.
Indien de termijnen, bedoeld in de artikelen 3.123f, eerste en derde lid, of 3.123g, eerste en zesde lid, dan wel de op grond van artikel 3.123h, eerste lid, verlengde termijn, zijn overschreden, bedraagt de termijn waarbinnen de vreemdeling zijn zienswijze schriftelijk naar voren brengt vier weken, tenzij een met redenen omkleed verzoek om verlenging van deze termijn wordt ingewilligd. Artikel 3.116, derde tot zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
D
In artikel 4.17b, tweede lid, wordt «vier weken» vervangen door: zes maanden.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot
Wassenaar, 17 februari 2016
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff
Uitgegeven de vierentwintig februari 2016
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur
In 2014 en vooral in 2015 heeft Nederland te maken met een zeer sterk verhoogde asielinstroom. Deze wordt met name veroorzaakt door het aantal eerste asielaanvragen uit Syrië en Eritrea, waar door de ernstige mensenrechten- en veiligheidssituatie veel mensen op de vlucht zijn geslagen. Vanaf mei 2015 is de asielinstroom opnieuw flink opgelopen, een ontwikkeling die in de maanden september en oktober een hoogtepunt bereikte met pieken tot boven de 3.000 nieuwe aanmeldingen per week. Nadien is de asielinstroom weliswaar weer iets afgenomen, maar nog altijd zeer hoog en groter dan waar de Immigratie- en Naturalisatiedienst (ook na de recente personeelsuitbreidingen en de weekendopenstelling) op berekend is. Dit maakt dat het aantal asielzoekers in afwachting van een beslissing groeit.
Zoals aangekondigd in de brief aan de Tweede Kamer van 27 november 2015 (Kamerstukken 2015/16, 19 637, nr. 2086) is het, gelet op de huidige aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen, onontbeerlijk dat wordt voorzien in bijzondere procedures voor de behandeling van asielaanvragen van bepaalde groepen vreemdelingen. Met dit besluit wordt een bepaling in het Vreemdelingenbesluit 2000 (hierna: Vb 2000) ingevoegd op basis waarvan aanvragen waarvan voorzienbaar is dat deze niet-ontvankelijk zullen worden verklaard omdat de betreffende vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet, of kennelijk ongegrond zullen worden verklaard omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn1 zeer snel kunnen worden afgedaan. Voorts wordt in een nieuwe paragraaf de mogelijkheid geopend om in situaties waarin een substantieel deel van het aantal asielaanvragen wordt ingediend door vreemdelingen die een bepaalde nationaliteit bezitten of behoren tot een bepaalde groep en op basis van het beschikbare bewijs voorzienbaar is dat deze asielaanvragen voor inwilliging in aanmerking komen, in afwijking van de normale procedure, reeds na een kort gehoor tot inwilliging over te gaan (hierna: de procedure bij voorzienbare inwilliging).
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie zal beslissen of sprake is van een situatie die toepassing van de procedure bij voorzienbare inwilliging rechtvaardigt. Hij neemt dit besluit in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad. Dit besluit wordt genomen voor een periode van ten hoogste één jaar, welke periode steeds met zes maanden kan worden verlengd indien nog wordt voldaan aan de voorwaarden voor het nemen ervan. Het besluit kan ieder moment worden ingetrokken. De hiervoor beschreven bepaling die het mogelijk maakt om aanvragen versneld af te doen indien de vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie bescherming geniet of afkomstig is uit een veilig land van herkomst zal als vast onderdeel van de asielprocedure worden ingevoerd en geldt derhalve ook indien de Staatssecretaris geen besluit als hiervoor bedoeld heeft genomen. Ook indien de asielinstroom in de toekomst mocht dalen, is het onnodige beslag dat de afdoening van dit type zaken legt op de asielprocedure en de opvangcapaciteit voldoende reden om vertraging bij de afdoening ervan zoveel mogelijk te voorkomen. In dit besluit is voorts geregeld dat het operationeel toezicht door de Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV)-eenheden van de Koninklijke Marechaussee, voor een langere periode kan worden verscherpt. Daarmee wordt voorkomen dat iedere vier weken opnieuw tot tijdelijk afwijken van artikel 4.17a, derde, vierde en vijfde lid, van het Vb 2000 moet worden besloten.
Direct bij of kort na de eerste aanmelding, vindt in alle gevallen identificatie en registratie (I&R) van de asielzoeker plaats door de nationale politie (AVIM) en door de Koninklijke Marechaussee (KMar) in de uitvoering van de bij of krachtens de Vw 2000 opgedragen taken. Identiteitsdocumenten worden ingenomen en door de KMar gecontroleerd op authenticiteit. Voorts vult de asielzoeker een aanmeldformulier in. De informatie uit het I&R-proces en het vertaalde aanmeldformulier komen vervolgens in het dossier van de IND. Daarna wordt de asielzoeker door de IND gehoord. Op basis van de informatie uit het I&R proces, het aanmeldformulier en het (aanmeld)gehoor voert de IND een screening uit. Uitgangspunt is dat de (IND-)screening voor alle dossiers plaatsvindt binnen maximaal 14 dagen na eerste aanmelding.
De IND verricht in de aanmeldfase een screening in het kader van:
• Identiteitsfraude.
• Mensensmokkel/mensenhandel.
• Visum(-fraude).
• Oorlogsmisdrijven/nationale veiligheid.
Ten aanzien van de screening op bijvoorbeeld Nationale veiligheid gaat het om het onderkennen van signalen die mogelijk kunnen wijzen op jihadisme of radicalisering of die op andere wijze aan de nationale veiligheid kunnen raken. Dit soort signalen kunnen zijn opgevangen tijdens de contactmomenten die de vreemdeling heeft met AVIM, met COA en met de IND. Op basis van deze screening kan de IND besluiten om de zaak met voorrang in behandeling te nemen en/of om deze informatie meteen door te geven aan de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
Indien bescherming reeds elders is geboden of de betreffende vreemdeling afkomstig is uit een veilig land, zal de asielzoeker niet snel aannemelijk kunnen maken dat hij in aanmerking komt voor bescherming. Omdat de kans dat de aanvraag wordt afgewezen op voorhand groot is, is een snellere behandeling door de IND gewenst en gerechtvaardigd. De procedure die voortaan zal worden gevolgd, vertoont raakvlakken met de procedure die sinds 20 juli 2015 ingevolge artikel 3.109c wordt gevolgd in zaken waarin de aanvraag vermoedelijk niet in behandeling zal worden genomen op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna: de Vw 2000). Het gaat dan om zaken waarin op grond van de Dublinverordening een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Door ook in zaken waarin reeds bescherming in een andere lidstaat van de Europese Unie is geboden of de vreemdeling uit een veilig land van herkomst komt versnelde afdoening mogelijk te maken, wordt tegengegaan dat asielzoekers onnodig lang een schaarse opvangplek bezet houden. Tevens gaat van de maatregel een signaalwerking uit voor vreemdelingen behorend tot een van beide categorieën met een dempend effect op de instroom. Na de beslissing op de aanvraag worden de vreemdelingen zo spoedig mogelijk overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), zodat het terugkeerproces met zo min mogelijk vertraging kan aanvangen.
De asielzoeker meldt zich bij binnenkomst bij de nationale politie, die verantwoordelijk is voor de identificatie van de asielzoeker en de registratie van het asielverzoek. Voorts wordt de asielzoeker aan de hand van een zogenaamd aanmeldformulier (toegesneden op de specifieke doelgroep) gevraagd feitelijke informatie te verstrekken. De informatie van de nationale politie, het aanmeldformulier en de aan de aanvraag ten grondslag gelegde documenten kunnen indicaties geven dat de aanvraag op de bedoelde gronden kan worden afgedaan.
Voor de beantwoording van de vraag of een vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst is voorts van belang dat op Europees niveau wordt gewerkt aan een Verordening waarbij een gemeenschappelijke EU-lijst van veilige landen van herkomst wordt vastgesteld. Vooruitlopend hierop wordt met ingang van 14 november 2015 gewerkt met een nationale lijst. Deze lijst is, conform het vereiste in de Procedurerichtlijn en artikel 3.105ba van het Vb 2000, neergelegd in het Voorschrift Vreemdelingen 2000 (zie artikel 3.37f en bijlage 13).
Het veilig verklaren van een land van herkomst heeft tot gevolg dat er een presumptie is dat de asielaanvrager in zijn land van herkomst geen gegronde vrees voor vervolging heeft en dat hij evenmin een reëel risico op ‘ernstige schade’ in de zin van artikel 15 van de Kwalificatierichtlijn en artikel 29, eerste lid, onder b, van de Vw 2000 loopt. De aanvrager moet echter wel in staat worden gesteld om aan te geven waarom het land in zijn specifieke geval niet veilig is. Daarmee rust er dus een zwaardere bewijslast op de vreemdeling om aannemelijk te maken dat hij in aanmerking komt voor internationale bescherming. Als de conclusie is dat de aanvrager afkomstig is uit een veilig land van herkomst en niet aannemelijk is gemaakt dat de presumptie van veiligheid in het individuele geval niet geldt, kan de aanvraag worden afgewezen als kennelijk ongegrond. Dit heeft tot gevolg dat het indienen van beroep tegen de afwijzing geen schorsende werking heeft en dat de afgewezen asielzoeker de uitkomst van zijn beroep in beginsel niet in Nederland mag afwachten. Ook kan in voorkomende gevallen in de grensprocedure op de aanvraag worden beslist.
Indien de aanvraag vermoedelijk niet-ontvankelijk zal worden verklaard omdat de vreemdeling reeds internationale bescherming heeft gekregen in een andere EU lidstaat of kennelijk ongegrond zal worden verklaard omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn, kan na het indienen van de aanvraag onderzoek plaatsvinden naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling en naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden. Voorts wordt de vreemdeling zo spoedig mogelijk aan een gehoor onderworpen. Daardoor kan sneller worden onderkend of een aanvraag daadwerkelijk op de genoemde gronden kan worden afgewezen. Die vroegtijdige onderkenning maakt het tevens mogelijk om deze aanvragen met prioriteit ter hand te nemen.
Zoals hiervoor reeds is aangegeven, zijn dit jaar veel asielaanvragen ingediend door vreemdelingen die afkomstig zijn uit Syrië en Eritrea. Gelet op de algehele situatie in deze landen is in veel gevallen voorzienbaar dat deze aanvragen zullen worden ingewilligd. Het is niet uitgesloten dat dit in de toekomst ook voor andere landen of voor bepaalde groepen kan worden aangenomen. Deze voorzienbaarheid zal zijn ingegeven door hetgeen reeds bekend is over de algehele situatie in het betreffende land of de wijze waarop de betreffende groep wordt bejegend. Deze vreemdelingen zal worden verzocht reeds op het zogeheten aanmeldformulier kort hun asielmotieven te onderbouwen. Op dit formulier zal de vreemdeling de vraag worden gesteld of hij is gevlucht vanwege de algemene onveilige situatie in zijn land van herkomst. De vreemdeling zal ook worden gevraagd op dit formulier aan te geven of hij in de specifieke persoonlijke belangstelling van de autoriteiten of andere feitelijke machthebbers in zijn land van herkomst staat, en, indien dat het geval is, welke problemen hij heeft ondervonden.
Indien er geen twijfel bestaat over de identiteit en nationaliteit van deze vreemdelingen, zullen zij worden onderworpen aan een gehoor waarbij niet alleen de feiten aan de orde komen die normaal bij een eerste gehoor aan de orde worden gesteld, maar zal ook worden gevraagd naar de asielmotieven. Indien blijkt dat daadwerkelijk tot inwilliging kan worden overgegaan, wordt de beschikking zo spoedig mogelijk daarna uitgereikt.
Als wordt aangenomen dat de vreemdeling voor bescherming in aanmerking komt vanwege de algehele situatie in zijn land van herkomst, maar niet kan worden aangemerkt als vluchteling, zal dit op grond van artikel 3.121a in de beschikking worden gemotiveerd.
Indien de IND op grond van dit gehoor concludeert dat de zaak zich niet leent voor een snelle inwilliging, bijvoorbeeld omdat er nader onderzoek nodig is naar mogelijke 1F-indicaties die maken dat de aanvraag mogelijk zal worden afgewezen, wordt alsnog de normale procedure gevolgd. Indien niet op voorhand blijkt dat de aanvraag kan worden ingewilligd enkel op grond van het feit dat de identiteit, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde groep (nog) niet met voldoende zekerheid is vastgesteld, wordt een bijzondere vervolgprocedure gevolgd. Deze procedure is neergelegd in subparagraaf 3 van de nieuwe paragraaf 3.
Voor de volgens deze procedure verleende asielvergunningen geldt, net als voor in de normale procedure verleende asielvergunningen, dat deze kunnen worden ingetrokken indien de omstandigheden op grond waarvan de bescherming is geboden niet langer bestaan, of zodanig gewijzigd zijn dat bescherming niet langer nodig is. Dit zal vanzelfsprekend niet licht worden aangenomen. Voorts kan een eerder verleende asielvergunning worden ingetrokken indien bijvoorbeeld openbare orde aspecten daartoe nopen.
Het opnemen van de relevante informatie in een asieldossier wordt ook bij de toepassing van de procedure bij voorzienbare inwilliging geborgd. Allereerst is van belang dat de asielzoeker een zogeheten aanmeldformulier dient in te vullen. Op dit formulier kan onder meer voor eventuele nareis relevante informatie worden vermeld. Deze informatie zal worden geverifieerd in het daaropvolgende gehoor waarbij een tolk aanwezig is. Tijdens dit gehoor zal de IND tevens de asielzoeker in de gelegenheid stellen om zijn individuele asielmotieven naar voren te brengen en indien uit de aangevoerde informatie van de asielzoeker blijkt dat hij zich (mede) beroept op individuele omstandigheden zullen hier in zijn toelatingsprocedure reeds vragen over worden gesteld door de IND.
Indien de verblijfsstatus wordt ingetrokken vanwege veranderde omstandigheden, wordt de gebruikelijke procedure gevolgd. Daarnaast moet de IND vanzelfsprekend in alle gevallen een beslissing om tot intrekking van een asielvergunning over te gaan goed kunnen onderbouwen en wordt de vreemdeling in dat geval voorafgaand aan de beslissing ook steeds gehoord.
Overigens verzet geen rechtsregel zich ertegen dat een asielzoeker, desgewenst na ontvangst van het inwilligend besluit alsnog correcties en aanvullingen, nadere verklaringen of bewijsmateriaal overlegt. Dit is echter geen verplichting en het niet gebruik maken van deze mogelijkheid zal niet aan de asielzoeker worden tegengeworpen.
De met dit besluit doorgevoerde wijzigingen in de procedure zijn van groot belang om onder de huidige omstandigheden, waarin sprake is van een sterk verhoogde instroom, binnen een redelijke termijn op een asielaanvraag te beslissen. Daardoor ontstaat er voor de asielzoeker sneller duidelijkheid, en worden kosten voor opvang en de kosten voor de beoordeling van een asielaanvraag zoveel mogelijk beperkt.
Zoals in paragraaf 2 van het artikelsgewijze deel van deze nota reeds is beschreven zullen op basis van het nieuwe artikel 3.109ca aanvragen van asielzoekers waarvan voorzienbaar is dat deze niet-ontvankelijk zullen worden verklaard omdat zij reeds internationale bescherming hebben gekregen in een andere EU lidstaat of kennelijk ongegrond zullen worden verklaard omdat zij afkomstig zijn uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn, voortaan in een korte procedure worden afgedaan. Voor de volledigheid wordt opgemerkt dat in artikel 3.109ca, eerste lid, niet wordt afgeweken van artikel 3.109b. De asielaanvraag van een vreemdeling aan de grens, wordt dus in de grensprocedure behandeld.
De bedoelde vreemdelingen worden uitgezonderd van de rust- en voorbereidingstermijn (die de asielzoeker voorbereidt op een inhoudelijke beoordeling van zijn asielverzoek) en de algemene asielprocedure. In artikel 3.109ca wordt geregeld dat na het indienen van de aanvraag onderzoek kan plaatsvinden naar de identiteit, vingerafdrukken en nationaliteit van de vreemdeling en naar de bij hem aangetroffen of door hem overgelegde documenten en bescheiden. Voorts wordt geregeld dat van de vreemdeling een gezichtsopname wordt gemaakt en vingerafdrukken worden afgenomen en opgeslagen. De vreemdeling wordt vervolgens zo spoedig mogelijk aan een gehoor onderworpen. Gelijk met of kort na het rapport van het eerder genoemd gehoor, zal de vreemdeling een voornemen tot niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond verklaren van de aanvraag ontvangen. Vervolgens krijgt de vreemdeling de gelegenheid om met hulp van een rechtshulpverlener correcties en aanvullingen op het rapport van gehoor in te dienen en zijn zienswijze te geven op het voornemen tot het niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond verklaren van de aanvraag.
Wanneer tijdens deze procedure blijkt dat de zaak zich toch niet leent voor snelle afdoening op de bedoelde gronden wordt deze zaak doorgeleid naar de algemene asielprocedure. Dit is vastgelegd in het zevende lid van artikel 3.109ca. In dat geval stroomt de asielzoeker door naar de rust- en voorbereidingstermijn. In de praktijk zullen de artikelen 3.107b, 3.108 en 3.108c buiten toepassing blijven omdat de vreemdeling reeds is geregistreerd en de asielaanvraag is ingediend. De in het kader van artikel 3.109ca, vierde lid, afgelegde verklaringen zullen bij de beoordeling worden betrokken. Dit ligt voor de hand omdat het immers juist deze verklaringen zullen zijn geweest die twijfel hebben doen ontstaan over de vraag of de aanvraag niet-ontvankelijk kan worden verklaard omdat de betrokkene reeds internationale bescherming heeft gekregen in een andere EU lidstaat of kennelijk ongegrond kan worden verklaard omdat de betrokkene afkomstig is uit een veilig land van herkomst. Uit nader onderzoek kan dan overigens alsnog blijken dat niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond verklaren van de aanvraag op de bedoelde gronden gerechtvaardigd is.
In het derde en vierde lid van artikel 3.110 wordt verduidelijkt dat in de ministeriële regeling (het Voorschrift Vreemdelingen 2000) zo nodig kan worden gedifferentieerd naar aanmeldcentra of naar dagen, waar het gaat om openstelling van aanmeldcentra in weekeinden of op dagen die bij of krachtens de Algemene termijnenwet zijn aangemerkt als algemeen erkende feestdagen. Gelet op de huidige aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen dient flexibiliteit op dit punt te zijn gewaarborgd.
Zoals in het algemeen deel van deze toelichting al is aangegeven, wordt de beslissing of sprake is van een situatie die toepassing van de in paragraaf 3 beschreven bijzondere procedure rechtvaardigt, genomen door de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. Het ligt voor de hand dat bij de beoordeling of sprake is van een aanzienlijke toename, de instroom zal worden vergeleken met die in vergelijkbare voorafgaande tijdvakken in de voorgaande jaren. De Staatssecretaris neemt dit besluit in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad en de geldigheidsduur ervan verstrijkt in ieder geval een jaar na de datum van bekendmaking ervan. Indien de bedoelde situatie zich op dat moment nog steeds voordoet, is het denkbaar dat de geldigheidsduur van het besluit met een half jaar wordt verlengd. In dat geval dient opnieuw te zijn gewaarborgd dat wordt gehandeld in overeenstemming met het gevoelen in de ministerraad. Het vierde lid stelt buiten twijfel dat het besluit in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, op ieder moment kan worden ingetrokken, ook na verlenging van de geldigheidsduur ervan.
In het vijfde lid van artikel 3.123a wordt zekerheidshalve bepaald dat bij ministeriële regeling nadere regels kunnen worden gesteld waarbij zo nodig kan worden afgeweken van het bepaalde bij of krachtens dit besluit. Dit is, zoals blijkt uit de tekst van de bepaling, echter uitsluitend mogelijk indien dit voor een goede invoering en beëindiging van deze procedures noodzakelijk is. Bovendien komt in de tekst tot uitdrukking dat het alleen mag gaan om (afwijking van) de procedurele bepalingen, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdelen a en b, Vw 2000: regels omtrent de wijze van indiening van een aanvraag en regels omtrent de wijze waarop het onderzoek naar de aanvraag wordt ingericht. De wijze waarop individuele asielverzoeken worden beoordeeld, zal dan ook niet met toepassing van deze delegatiebepaling worden gewijzigd.
De goede werking van de in Paragraaf 3 beschreven procedures kan van belang zijn voor de beoordeling van grote aantallen asielaanvragen. De reden dat een delegatiebepaling is opgenomen, is dat indien onverhoopt mocht blijken dat nadere regels nodig zijn, de negatieve gevolgen van het ontbreken ervan zeer groot kunnen zijn en eventuele aanpassingen naar verwachting zo spoedig mogelijk zullen moeten worden doorgevoerd. Het spreekt vanzelf dat een dergelijke regeling, indien deze geen incidenteel karakter draagt, bij de eerstmogelijke gelegenheid alsnog in het Vb 2000 worden neergelegd.
De procedure bij voorzienbare inwilliging is neergelegd in artikel 3.123b. Zoals blijkt uit artikel 3.123a, eerste lid, kan indien sprake is of is geweest van een aanzienlijke toename van het aantal asielaanvragen, worden besloten dat voor vreemdelingen die een bepaalde nationaliteit bezitten of behoren tot een bepaalde groep een verkorte procedure wordt gevolgd. Daarvoor is vereist dat een substantieel deel van de asielaanvragen wordt ingediend door vreemdelingen die deze nationaliteit bezitten of behoren tot deze groep. Voorts dient op basis van het beschikbare bewijs voorzienbaar te zijn dat de aanvragen voor inwilliging in aanmerking komen. De omstandigheden waaronder, en de wijze waarop deze procedure zal worden toegepast wordt beschreven in paragraaf 3 van deze nota.
Zoals in artikel 3.123b, eerste lid, wordt bepaald, wordt afgeweken van een aantal artikelen uit de normale, in Hoofdstuk 3, Afdeling 5, paragraaf 2 van het Vb 2000 neergelegde, procedure. De bepalingen waarvan niet wordt afgeweken blijven dus van toepassing. Hieruit volgt onder meer dat de in artikel 3.123b beschreven procedure niet wordt toegepast indien de grensprocedure (artikel 3.109b) of de procedure die wordt gevolgd indien een vreemdeling zijn vrijheid is ontnomen (artikel 3.117) worden toegepast.
Indien na het in het vierde lid bedoelde gehoor niet direct wordt besloten tot inwilliging van de aanvraag over te gaan, wordt voor de verdere behandeling van de aanvraag de normale, in Hoofdstuk 3, Afdeling 5, paragraaf 2 van het Vb 2000 neergelegde, procedure gevolgd. In de praktijk zullen de artikelen 3.107b, 3.108 en 3.108c buiten toepassing blijven omdat de vreemdeling reeds is geregistreerd en de asielaanvraag is ingediend. Verder wordt de huidige normale procedure geheel gevolgd, welke zal aanvangen met een rust- een voorbereidingstermijn (artikel 3.109 van het Vb 2000). In het zevende lid van artikel 3.123b is expliciet vastgelegd dat bij de behandeling de door de vreemdeling bij het in het vierde lid bedoelde gehoor afgelegde verklaringen over zijn asielmotieven die geen betrekking hebben op daden als bedoeld in artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag en andere zware strafbare feiten niet zullen worden betrokken, tenzij de vreemdeling, na overleg met degene die hem in de rust- en voorbereidingstermijn bijstaat, aangeeft dat hij wenst dat dit wel gebeurt of de bescherming van de nationale veiligheid of de openbare orde dat vereisen. Het gedeelte van het verslag van het in het vierde lid, bedoelde gehoor, indien voorhanden, dat ziet op verklaringen over zijn asielmotieven, wordt niet betrokken bij de verdere procedure en de medewerker die dit gehoor heeft afgenomen zal hierin verder geen rol meer spelen. Zoals bij de toepassing van artikel 3.109 van het Vb 2000 al staande praktijk is, worden gegevens omtrent de identiteit, nationaliteit, gezinssituatie en reisroute niet beschouwd als asielmotieven zoals hier bedoeld.
Uit het achtste lid blijkt dat in gevallen waarin na het in het vierde lid bedoelde gehoor nog nader onderzoek naar de identiteit, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde groep noodzakelijk is gebleken, voor de verdere behandeling van de aanvraag een bijzondere vervolgprocedure wordt gevolgd. Deze procedure is neergelegd in subparagraaf 3.
In het negende lid wordt geregeld dat, indien een besluit als bedoeld in artikel 3.123a, eerste lid, wordt genomen, voor de behandeling van reeds ingediende aanvragen die kunnen worden aangemerkt als aanvragen als bedoeld in die bepaling, derhalve aanvragen van vreemdelingen die een bepaalde nationaliteit bezitten of behoren tot een bepaalde groep en op basis van het beschikbare bewijs voorzienbaar is dat deze voor inwilliging in aanmerking komen, de in artikel 3.123b beschreven procedure wordt gevolgd. Dit is van belang omdat momenteel voor een groot aantal asielzoekers de rust- en voorbereidingstermijn is begonnen terwijl zij nog niet in de algemene asielprocedure zijn opgenomen. Indien het onderzoek naar de aanvraag als bedoeld in artikel 3.110 van het Vb 2000 reeds is gestart, wordt de behandeling volgens de normale procedure afgerond. In het tiende lid wordt, kort gezegd, geregeld dat indien het besluit als bedoeld in artikel 3.123a, eerste lid wordt ingetrokken of de geldigheidsduur ervan verstrijkt, de behandeling van aanvragen waarin met toepassing van de in de nieuwe paragraaf 3 van het Vb 2000 opgenomen procedures reeds een gehoor is afgenomen, wordt voortgezet met toepassing van deze procedures.
De bijzondere vervolgprocedure waar artikel 3.123b, achtste lid, naar verwijst wordt beschreven in subparagraaf 3 van de nieuwe paragraaf 3. Zoals in artikel 3.123c, tweede lid, wordt bepaald, wordt met deze bijzondere procedure afgeweken van een aantal artikelen uit de normale, in Hoofdstuk 3, Afdeling 5, paragraaf 2 van het Vb 2000 neergelegde, procedure. De bepalingen waarvan niet wordt afgeweken blijven dus van toepassing.
De bijzondere vervolgprocedure komt grotendeels overeen met normale procedure maar voorziet onder meer niet in een eerste gehoor. Dit is te rechtvaardigen omdat reeds het gehoor bedoeld in artikel 3.123b, vierde lid, is afgenomen en nog steeds wordt beoordeeld of de vreemdeling behoort tot de in artikel 3.123a, eerste lid, bedoelde nationaliteit of groep. Indien dit niet kan worden vastgesteld, ligt het in de lijn der verwachting dat de aanvraag kennelijk ongegrond wordt verklaard omdat de betrokkene onjuiste verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn identiteit, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde groep.
In artikel 3.123d, eerste lid, wordt bepaald dat in gevallen waarin niet binnen de in artikel 3.123b geschetste procedure tot een inwilliging kan worden gekomen omdat nader onderzoek naar de identiteit, nationaliteit of het behoren tot een bepaalde groep noodzakelijk is maar nog steeds wordt aangenomen dat de aanvraag voor inwilliging in aanmerking komt, de vreemdeling eerst een rust- en voorbereidingstermijn wordt gegund. De asielzoeker kan het rapport van het in artikel 3.123b, vierde lid, bedoelde gehoor vervolgens met een rechtshulpverlener nabespreken en waar nodig correcties en aanvullingen indienen (artikel 3.123d, tweede lid, van het Vb 2000). Ook bereidt de rechtshulpverlener de asielzoeker voor op de inhoudelijke fase van de asielprocedure. Voor het overige komt artikel 3.123d inhoudelijk overeen met hetgeen in het kader van de normale procedure in artikel 3.109 is geregeld over de rust- en voorbereidingstermijn.
Het onderzoek naar de aanvraag vangt aan met het nader gehoor. De voorbereiding op het nader gehoor (in de normale procedure op de tweede dag van het onderzoek) vindt plaats tijdens de rust- en voorbereidingstermijn. In artikel 3.123e wordt de periode voor onderzoek die onder de normale procedure acht dagen bedraagt (zie artikel 3.110, eerste lid) dan ook teruggebracht tot zes dagen. Voor het overige komt deze bepaling inhoudelijk overeen met artikel 3.110, zoals aangepast door onderdeel B van dit besluit. Ook de artikelen 3.123f tot en met 3.123i komen inhoudelijk volledig overeen met, respectievelijk, de artikelen 3.113 tot en met 3.116, zij het dat in deze bepalingen de afwijkende periode voor het onderzoek is verwerkt (geen acht maar zes dagen) en verwijzingen zijn aangepast.
In artikel 4.17b van het Vb 2000 wordt beschreven onder welke voorwaarden tijdelijk een verruiming van het MTV2 mogelijk is. In het tweede lid van dit artikel was opgenomen dat de geldigheidsduur van het besluit waarbij het MTV wordt verruimd verstrijkt in ieder geval vier weken nadat het is genomen. In de nota van toelichting bij het besluit waarmee artikel 4.17b is ingevoegd in het Vb 2000 is opgemerkt dat, indien naar behoren kan worden gemotiveerd dat nog steeds aan de vereisten voor tijdelijke verruiming wordt voldaan, het denkbaar is dat de geldigheidsduur van het besluit tot verruiming wordt verlengd. In deze nota van toelichting is echter tevens aangegeven dat verlenging vaker dan éénmaal niet in de rede ligt omdat in een situatie waarin langdurig sprake is van sterk verhoogde instroom veeleer toepassing van één van de in de Schengengrenscode voorziene instrumenten voor tijdelijke herinvoering van het grenstoezicht aan de binnengrenzen aangewezen zal zijn.
Vanaf 17 september 2015 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie in een aantal opvolgende besluiten, met toepassing van artikel 4.17b besloten tot tijdelijke verruiming van het MTV. 3 Zoals algemeen bekend, is de instroom van vreemdelingen in de Europese Unie, en met name in Duitsland, onverminderd hoog. De Duitse regering heeft op 13 september 2015 tijdelijk de controles aan de grens met Oostenrijk weer ingevoerd en na een verlenging in oktober 2015 aangegeven deze opnieuw te verlengen in november 2015. Ook de Oostenrijkse en Zweedse regering hebben opnieuw grenscontroles ingevoerd. Andere lidstaten hebben het toezicht in de grensstreken verscherpt.
Anders dan werd ingeschat ten tijde van de totstandkoming van de voornoemde nota van toelichting, blijkt er nu in Nederland reeds langere tijd sprake te zijn van een situatie waarin enerzijds intensivering van het MTV gerechtvaardigd moet worden geacht omdat niet met lichtere middelen kan worden volstaan, terwijl anderzijds ook het herinvoeren van grenscontroles zoals bedoeld in de Schengengrenscode onder de gegeven omstandigheden (nog) niet passend is. Het is dan ook niet onrealistisch om aan te nemen dat een toekomstige inzet van dit middel, ook nodig zal zijn voor een periode die het tijdvak van 28 dagen zoals nu op genomen in de regeling, ruim overstijgt. Gelet daarop wordt artikel 4.17b, tweede lid, in die zin gewijzigd dat een besluit tot verruiming van het MTV voortaan een half jaar geldig is. Vanzelfsprekend blijft de in het tweede lid opgenomen regel gelden dat het besluit tot verruiming onverwijld wordt ingetrokken indien dit niet langer noodzakelijk is.
Artikel II geeft een regel van overgangsrecht. Geregeld wordt dat de nieuwe procedure voor zaken waarin voorzienbaar is dat deze niet-ontvankelijk zullen worden verklaard omdat de betreffende vreemdeling in een andere lidstaat van de Europese Unie internationale bescherming geniet, of kennelijk ongegrond zullen worden verklaard omdat de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land, buiten toepassing blijft in zaken waarin het onderzoek naar de aanvraag ten tijde van de inwerkingtreding van dit besluit reeds is gestart.
Er wordt afgeweken van de vaste verandermomenten, omdat, zoals uit de voorafgaande toelichting blijkt, een snelle inwerkingtreding van belang is. De voorgestelde maatregelen worden ingezet in het kader van de sterk verhoogde asielinstroom. Het afwijken van de vaste verandermomenten is geoorloofd omdat het spoed- of noodregelgeving betreft.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff
Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (PbEU 2013, L 180).
Zie hierover nader de toelichting bij het Besluit van 2 juli 2014 tot wijziging van het Vreemdelingenbesluit 2000 in verband met aanpassing van de regels over het toezicht ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding (Stb. 2014, nr. 250).
Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2016-87.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.