Mededeling van de Minister van Economische Zaken inzake besluitvorming op grond van artikel 5:2 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties

Datum: 29 april 2016

Kenmerk: DG-AN PAV / Dnr. 16061737

De Minister van Economische Zaken deelt het volgende mee:

Bij besluiten van 29 april 2016 (DG-AN PAV/16054085; DG-AN PAV/16054566; DG-AN PAV/16054652) heb ik de verzoeken van de Brancheorganisatie Granen, de Brancheorganisatie Suiker en de Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen tot verbindend verklaring van het verrichten van onderzoeken ter uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de daarmee samenhangende verplichting tot afdracht van financiële bijdragen en een registratieverplichting ingewilligd.

De besluiten zijn verzonden op 29 april 2016.

De tekst van de besluiten is hieronder gepubliceerd.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Besluit van de Minister van Economische Zaken:

1. Onderwerp van de aanvraag

Op 11 november 2015 is een – op dezelfde datum gedateerde – aanvraag ontvangen van de Brancheorganisatie Granen (hierna: BO Granen).

Met de aanvraag verzoekt de BO Granen de Minister van Economische Zaken (hierna: Minister van EZ) tot:

  • I. verbindend verklaring van het verrichten van onderzoeken ter uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie (hierna: Gezamenlijk programma) voor de periode die loopt van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020.

  • II. het nemen van een besluit op grond waarvan niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers die voordeel hebben van de resultaten die met de onder I bedoelde onderzoeken kunnen worden behaald, gehouden zijn van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 jaarlijks een financiële bijdrage af te dragen aan de BO Granen ter financiering van de hiervoor bedoelde onderzoeken overeenkomstig de periodieke afdracht van de bij BO Granen aangesloten marktdeelnemers ter financiering van de hiervoor bedoelde onderzoeken.

  • III. het nemen van een besluit op grond waarvan de niet bij de BO aangesloten marktdeelnemers als bedoeld onder II worden verplicht zich te registreren bij de BO.

De in dit besluit bedoelde ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ zijn de leden van de lid-organisaties1 van Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO-Nederland) en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) voor zover dit ondernemers (akkerbouwers) betreft als bedoeld in paragraaf 1 van de door de BO Granen op 11 november 2015 opgestelde Regeling verplichte financiële bijdragen granen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie.

De in de vorige alinea bedoelde ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ zijn ondernemers (akkerbouwers) als bedoeld in paragraaf 1 van de hiervoor genoemde regeling die geen lid zijn van de lid-organisaties van LTO-Nederland of NAV.

2. Achtergrond van de aanvraag

Het Gezamenlijk programma is opgesteld door de BO Granen, de Brancheorganisatie Suiker (hierna: BO Suiker) en de Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen (hierna: BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen). Op 11 november 2015 zijn tevens aanvragen als hiervoor onder punt 1 beschreven ontvangen van de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen. In de drie aanvragen wordt de Minister van EZ telkens verzocht om de desbetreffende aanvraag uitsluitend in te willigen indien tevens de aanvragen van de twee andere brancheorganisaties worden ingewilligd. Als reden wordt hiervoor gegeven dat het Gezamenlijk programma van gezamenlijk belang is voor de akkerbouwers die lid zijn (van de lid-organisaties) van LTO-Nederland en de NAV (de lid-organisaties van de drie brancheorganisaties) en dat alleen door inwilliging van de drie afzonderlijk aanvragen het Gezamenlijk programma overeenkomstig de opzet kan worden uitgevoerd.

De Minister van EZ is op grond van artikel 5:1, ter uitvoering van de artikel 164 en 165 van verordening 1308/20132, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bevoegd te beslissen op de aanvraag, bedoeld onder de hiervoor aangegeven punten I, II en III (hierna: de aanvraag).

Het onderhavige besluit tot inwilliging van de aanvraag is als volgt voorbereid:

  • a) De Minister van EZ heeft ter uitvoering van artikel 5:6 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en artikel 165 van verordening 1308/2013 belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken omtrent het door de Minister van EZ op de aanvraag te nemen besluit. Belanghebbenden konden daartoe kennis nemen van de aanvraag van de BO Granen (tegelijk met de aanvraag van de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen) en hun zienswijze kenbaar maken via de website www.internetconsultatie.nl. Het doel van de raadpleging was om bij belanghebbenden te verifiëren of het Gezamenlijk programma van algemeen economisch belang is voor marktdeelnemers wier activiteiten met de betrokken akkerbouwproducten verband houden, of de niet bij de lid-organisaties (LTO-Nederland en NAV) van de BO Granen, de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers op wie op grond van het door de Minister van EZ te nemen besluit de financieringsverplichting – als hiervoor genoemd onder punt II – komt te rusten ook daadwerkelijk voordeel hebben van de onderzoeken én om inzicht te krijgen in de proportionaliteit van de financiële bijdragen. Belanghebbenden konden hun zienswijze kenbaar maken van 3 december 2015 tot en met 8 januari 2016. Door de Minister van EZ is kenbaarheid gegeven aan de start van de hiervoor bedoelde raadpleging in de brieven van 1 december 2015 aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken I 2015/16, 33 910, L, p. 4 en Kamerstukken II 2015/16, 33 910, nr. 24) en in het persbericht van 3 december 2015 dat is geplaatst op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, www.rvo.nl. Het consultatieverslag met daarin op hoofdlijnen de uitkomsten van de internetconsultatie is voor een ieder toegankelijk en geplaatst op de website www.internetconsultatie.nl

  • b) Bij brieven van 12 februari 2016 heeft de Minister van EZ het voorgenomen besluit op de aanvraag van de BO Granen (alsmede op de aanvragen van de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen) medegedeeld aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken I 2015/16, 33 910, M en Kamerstukken II 2015/16, 33 910, nr. 25).

3. Juridisch kader

De aanvraag moet worden getoetst aan de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013. Ter uitvoering van deze artikelen moet de aanvraag tevens worden getoetst aan paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

Artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 bepaalt dat uitsluitend een erkende brancheorganisatie die als representatief wordt beschouwd voor de productie, de verhandeling of verwerking van een bepaald product, de betrokken lidstaat kan verzoeken om bepaalde overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde gedragingen van die organisatie voor een beperkte periode verbindend te verklaren voor andere marktdeelnemers (of groeperingen van marktdeelnemers) die in de betrokken economische regio werkzaam zijn en niet bij deze organisatie zijn aangesloten. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de brancheorganisatie als representatief wordt beschouwd wanneer deze in de betrokken economische regio een aandeel van de productie, de verhandeling of verwerking van het betrokken product vertegenwoordigt van ten minste twee derde.

Ingevolge artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013 moet het verzoek tot verbindend verklaring voor andere marktdeelnemers gericht zijn op één of meerdere van de in dat artikellid genoemde doelen. Tevens bepaalt dit artikellid dat de voorschriften die gemoeid zijn met de verbindend verklaring andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of de Unie geen schade mogen berokkenen, geen van de in artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2014 bedoelde gevolgen mogen hebben en niet op andere wijze onverenigbaar mogen zijn met het Unierecht of met de vigerende nationale voorschriften.

Ingevolge artikel 165 van verordening 1308/2013 kan, wanneer ingevolge artikel 164 van die verordening de voorschriften verbindend zijn verklaard, worden besloten dat in het geval de activiteiten waarop die voorschriften van toepassing zijn van algemeen economische belang zijn voor marktdeelnemers wier activiteiten met de betrokken producten verband houden, ook niet bij de organisatie aangesloten individuele marktdeelnemers (of groepen) die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle financiële bijdragen die de leden betalen – of een gedeelte daarvan – aan de organisatie moeten betalen, voor zover die bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien.

Ingevolge artikel 165 van verordening 1308/2013 kan de Minister van EZ het hiervoor bedoelde besluit pas nemen nadat alle relevante belanghebbenden door hem zijn geraadpleegd.

Ter uitvoering van de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 is in paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties het volgende bepaald.

Ingevolge artikel 5:3 kan een erkende brancheorganisatie uitsluitend een verzoek als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 indienen indien de brancheorganisatie blijkens de statuten jegens iedere marktdeelnemer die daaraan is onderworpen, is gehouden tot het toezien op de naleving van het voorschrift, het toezien op de afdracht van de financiële bijdrage en tot het opleggen van een financiële sanctie jegens een ieder die een voorschrift niet naleeft of een financiële bijdrage niet afdraagt.

Ingevolge artikel 5:4 moet een erkende brancheorganisatie die om een besluit als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 verzoekt bij dat verzoek bewijsmateriaal verstrekken, waaruit blijkt dat ook de marktdeelnemers die door de leden van die organisatie worden vertegenwoordigd het voorschrift zullen uitvoeren of de financiële bijdrage zullen afdragen.

In artikel 5:5 is vastgelegd welke informatie een brancheorganisatie bij de indiening van een verzoek als bedoeld in de artikel 164 en 165 van verordening 1308/2013 moet verstrekken.

Het betreft op grond van het eerste lid de volgende informatie:

  • a) het verbindend te verklaren voorschrift;

  • b) een omschrijving van het betrokken product of producten, bedoeld in artikel 164, derde lid, van verordening 1308/2013;

  • c) de berekening van het relevante aandeel, bedoeld in artikel 164, derde lid, van verordening 1308/2013;

  • d) een omschrijving van de doelen, bedoeld in artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013;

  • e) een motivering waaruit blijkt dat het voorschrift niet strijdig is met de relevante Europese en nationale regels;

  • f) de periode waarvoor het voorschrift verbindend moet worden verklaard of waarvoor de financiële bijdrage moet worden afgedragen;

  • g) een omschrijving van de manier waarop de brancheorganisatie toe zal zien op de naleving van het voorschrift of de afdracht van de financiële bijdrage;

  • h) een omschrijving van de manier waarop de brancheorganisatie sancties zal opleggen bij niet naleving van het voorschrift of bij het niet afdragen van de financiële bijdrage.

Het betreft op grond van het tweede lid de volgende informatie:

  • a) de berekening van de verschuldigde financiële bijdrage, gerelateerd aan het voordeel dat daardoor wordt genoten door marktdeelnemers (of groepen van marktdeelnemers) als bedoeld in artikel 165 van verordening 1308/2013;

  • b) de wijze waarop de brancheorganisaties de financiële bijdrage zal innen;

  • c) de wijze waarop de financiële bijdrage wordt besteed.

Artikel 5:2 bepaalt dat de Minister van EZ overeenkomstig de artikelen 164, eerste lid, of 165 van verordening 1308/2013 geen verzoek toewijst indien:

  • a. het voorschrift of de financiële bijdrage op grond van de geldende wetgeving kan worden gesteld, onderscheidenlijk kan worden geheven, of

  • b. het voorschrift of de financiële bijdrage naar het oordeel van de Minister van EZ een onevenredige inbreuk maakt op de ondernemersvrijheid of niet doelmatig is.

4. Beoordeling van de aanvraag

De BO Granen is door de Minister van EZ op grond van artikel 4:3 van de Regeling producenten en brancheorganisaties met ingang van 24 februari 2015 erkend tot en met 31 december 2020.

De BO Granen heeft in de aanvraag aangetoond dat de onderzoeken die op grond van het Gezamenlijk programma worden uitgevoerd zich zullen richten op de producten zachte tarwe, rogge, gerst en haver; deze producten zijn genoemd in deel I van Bijlage I van verordening 1308/2013.

De BO Granen heeft in de aanvraag tevens aangetoond dat de ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ op de Nederlandse markt voor granen een aandeel vertegenwoordigen van:

  • 68,8% van de standaardopbrengst (SO), en

  • 68.3% van de hectares.

Gelet op het voorgaande voldoet de Brancheorganisatie Granen aan artikel 164, eerste en derde lid, van verordening 1308/2013 en voldoet de aanvraag aan artikel 5.5, eerste lid, onderdelen b en c, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

De BO Granen heeft in de aanvraag aangegeven dat de verbindend te verklaren overeenkomst het Gezamenlijk programma betreft. Daarbij heeft de brancheorganisatie onder meer in de aanvraag het volgende aangetoond.

Het Gezamenlijk programma beoogt onderzoek en kennisverspreiding op gewas-overschrijdende onderwerpen en richt zich uitsluitend op de volgende onderzoeksonderwerpen:

  • (1) vitale bodem;

  • (2) vitaal gewas;

  • (3) biobased, kringlopen en energie, en

  • (4) management, economie en data.

In hoofdstuk 3 van het Gezamenlijk programma zijn de onderzoeksonderwerpen nader uitgewerkt. De uit te voeren onderzoeken zullen steeds binnen deze onderwerpen passen en mogen daar niet buiten treden. Vanaf de start van de uitvoering van het Gezamenlijk programma zal jaarlijks ruimte worden geboden voor concrete onderzoeksvragen die passen binnen deze onderwerpen en zullen onderzoeksresultaten soms vragen om vervolgonderzoeken. Tevens kunnen bijzondere en spoedeisende onderzoeksvragen worden opgeworpen door ziekten en plagen die snel om nieuwe en toepasbare kennis vragen.

De doelen waarop de onderzoeken zijn gericht betreffen:

  • Milieubescherming:

    Het minimaliseren van de milieubelasting als gevolg van akkerbouw komt aan de orde bij kennisontwikkeling op alle gewas-overschrijdende thema’s. Bijvoorbeeld: optimale bemesting (vitale bodem), minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (vitaal gewas), verder sluiten van de P-kringloop (biobased, kringlopen en energie), en precisielandbouw (management, economie en data). Genoemde voorbeelden dragen concreet bij aan de verminderde uit- en afspoeling naar het milieu.

  • Maatregelen om het potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten:

    Het onderwerp biobased betreft mede onderzoek naar de mogelijkheden om het potentieel van gewassen te bevorderen en nieuwe afzetmarkten te creëren en gewasresten of reststromen optimaal te benutten.

  • Studies om de productkwaliteit te verbeteren:

    Productkwaliteit wordt in hoge mate bepaald door een vitale bodem, een vitaal gewas en juiste omgang met energie, management en data. Studies, projecten en meerjarige (veld)proeven in een vruchtwisseling dragen bij aan de continuïteit en verbetering van de geteelde producten in termen van opbrengst, productkwaliteit, gewasgezondheid, duurzaamheid en rendabiliteit.

  • Onderzoek naar met name teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of diergeneesmiddelen mogelijk maken en het behoud van de bodem en het behoud of de verbetering van het milieu garanderen:

    De input van gewasbeschermingsmiddelen is het resultaat van het niveau van de vitale bodem, de kracht van het vitale gewas, en het handelen op de akker. De BO Granen streeft naar minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en richt zich derhalve op weerbare bodems en vitale gewassen. Kennisontwikkeling naar nieuwe en verbeterde teeltmethoden draagt hier nadrukkelijk aan bij.

  • De gezondheid van planten of de voedselveiligheid:

    Een vitale bodem, met het juiste management, een vitaal gewas (rassenkeuze, optimale bemesting, maximale plantengroei, goede beheersing van ziekten en plagen) resulteert in duurzame producten met een hoge opbrengst van excellente kwaliteit welke o.m. geschikt zijn voor humane consumptie en export.

Gelet op het voorgaande voldoet de aanvraag van de BO Granen aan artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013 in die zin dat het verzoek tot verbindend verklaring is gericht op de doelen genoemd in de onderdelen e, f, i, j en m van het vierde lid.

De BO Granen heeft in de aanvraag gemotiveerd waarom de uit hoofde van het Gezamenlijk programma uit te voeren onderzoeken van algemeen economisch belang zijn. Het algemeen economisch belang is op verschillende niveaus benoemd.

De BO Granen heeft onderbouwd dat het creëren van een “informatierijke omgeving” er ten algemene aan bijdraagt dat kansen die de resultaten van onderzoeken bieden, door ondernemers daadwerkelijk worden benut. Deze vaststelling geldt ook voor het Gezamenlijk programma dat op het teeltsegment van de akkerbouw is gericht. De onderzoeksonderwerpen van het Gezamenlijk programma spitsen zich toe op de basisrandvoorwaarden die van belang zijn voor de bedrijfsspecifieke keuzen die de akkerbouwer maakt. Deze basisrandvoorwaarden zijn voor een groot gedeelte gewas-overschrijdend en pre-competitief van aard. Er is een duidelijke meerwaarde wanneer een dergelijk onderzoek- en innovatieprogramma collectief wordt uitgevoerd en dat de resultaten akkerbouw-breed worden gedeeld. Ook handel en verwerking onderkennen het belang van onderzoek en innovatie. Omdat er bij deze onderdelen van de keten minder sprake is van gewas-overschrijdende onderwerpen en vaker van onderwerpen die raken aan bedrijfsspecifieke keuzen die betrekking hebben op de handel of verwerking van producten, wordt onderzoek hier vaker individueel of in private samenwerkingsverbanden met ondernemers uit de handel en verwerking georganiseerd. Op macro-economisch niveau leveren al deze onderzoekvormen een bijdrage aan economische groei. Een nadere onderbouwing van de relatie tussen de kennisinfrastructuur voor de akkerbouw en het algemeen economisch belang is gegeven in het “Essay kennisinfrastructuur akkerbouw en algemeen economisch belang” dat door het LEI in opdracht van de BO Granen is opgesteld en dat onderdeel van de aanvraag is.

De onderzoeksonderwerpen van het Gezamenlijk programma hebben betrekking op de basisrandvoorwaarden voor het agrarisch ondernemen op een akkerbouwbedrijf. Deze zijn beschreven in Hoofdstuk 3 van het Gezamenlijk programma. De resultaten van de onderzoeksprojecten moeten de individuele ondernemer in staat stellen beter onderbouwde bedrijfsspecifieke keuzen te maken (bijvoorbeeld op de terreinen van het optimaliseren van de inrichting van het bouwplan, de bestrijding van ziekten en plagen en toe te passen bewerkingen), waardoor het verdienmodel van de individuele ondernemer wordt versterkt. De plaats van het onderzoek en relatie met de verbetering van het verdienmodel van de individuele ondernemer zijn uitgebreid toegelicht in Hoofdstuk 1 van het Gezamenlijk programma.

De resultaten van het programma komen gelijkelijk en zonder kosten beschikbaar voor ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’.

Op grond van de door de BO Granen op 11 november 2015 vastgestelde “Regeling verplichte financiële bijdragen granen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie” is de BO Granen voornemens om met ingang van de inwerkintreding van dit besluit een financiële bijdrage op te leggen aan de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’. De bijdrage bedraagt € 4,40 per hectare zachte tarwe, gerst, rogge en haver. De hiervoor bedoelde regeling is onderdeel van de aanvraag. Door de vaststelling van de regeling door de BO Granen zijn tevens ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ gebonden de bijdrage te voldoen. De grondslag voor deze gebondenheid ligt in artikel 6 van de statuten van de Brancheorganisatie Akkerbouw (waarvan de BO Granen en de twee andere brancheorganisaties een onderdeel zijn) en in de statuten van LTO-Nederland, van hun lid-organisaties en van de NAV.

Uit bovenstaande vloeit voort dat alle akkerbouwers van zachte tarwe, gerst, rogge en haver, ongeacht of dit wel of niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers zijn, verplicht worden een zelfde financiële bijdrage aan de BO Granen af te dragen. Dit is gerechtvaardigd omdat alle akkerbouwers in gelijke mate van de resultaten van het Gezamenlijk programma zullen profiteren. Met de verplichte bijdrage per hectare wordt bovendien geborgd dat akkerbouwers met een groter areaal, waarbij het verdienmodel sterker wordt verbeterd door de resultaten van het onderzoek, proportioneel meer bijdragen aan de financiering van de onderzoeken.

Met de financiële bijdrage voor zachte tarwe, gerst, rogge en haver wordt een areaal belast dat overeenkomt met circa 33% van het totale akkerbouwareaal. Om het systeem van financiële bijdragen overzichtelijk en doelmatig te houden heeft de BO Granen samen met de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen ervoor gekozen uitsluitend de belangrijkste gewassen in het bouwplan van de akkerbouw in Nederland te belasten. De financiële bijdrage voor zachte tarwe, gerst, rogge en haver dient dan ook in samenhang met die voor suiker en voor aardappelen te worden bezien. Samen vertegenwoordigen deze gewassen meer dan driekwart van het areaal van akkerbouwproducten en zijn zij – in wisselende samenstelling – onderdeel van nagenoeg elk bouwplan in Nederland. Het profijt dat een akkerbouwer heeft van de resultaten van het Gezamenlijk programma is grotendeels gerelateerd aan het areaal van deze akkerbouwproducten. Is het areaal akkerbouwgewassen groot, dan is de bijdrage aan het verdienmodel van de akkerbouwer groter dan wanneer er sprake is van een beperkt areaal.

Bij de berekening van de tarieven voor de financiële bijdrage is door de BO Granen (samen met de BO Suiker en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen) rekening gehouden met de opbrengst die de verschillende gewassen genereren. Deze is nauw gerelateerd aan de bijdrage die deze gewassen aan het verdienmodel van de akkerbouwer leveren. Het gewas-overschrijdende onderzoek dient ertoe het exploitatieresultaat van het bedrijf te verbeteren. Alle gewassen hebben daar profijt van. Bij gewassen waarmee per hectare meer verdient wordt, zoals aardappelen, resulteert dit in een hogere proportionele geldopbrengst, dan voor gewassen waarmee per hectare minder verdient wordt, zoals granen. Graan is een gewas met een lage geldopbrengst. Dit rechtvaardigt een laag tarief voor de verplichte financiële bijdrage voor graan. Om deze benadering toe te kunnen passen, zijn de gewassen door de brancheorganisaties ingedeeld op basis van de Standaardopbrengst (SO) (bron: WUR/LEI). Op basis van de SO is een indeling gemaakt in de groepen laag, midden en hoog SO waaraan de wegingscoëfficiënten 1, 2 en 3 zijn toegekend. Uitgaande van een begroot budget voor het programma van € 16,5 miljoen voor een periode van 5 jaar zijn de tarieven voor de verschillende bijdrage-plichtige producten berekend (zie de hierna opgenomen tabel die is overgenomen uit de aanvraag). Uit die tabel volgt tevens de bijdrage die de verschillende drie brancheorganisaties aan de financiering van het Gezamenlijk programma leveren. Zowel inhoudelijk als qua financiering hangen de aanvragen van deze drie brancheorganisaties dus samen en is het voor het realiseren van het Gezamenlijk programma essentieel dat de drie aanvragen van alle (en op hetzelfde tijdstip) worden ingewilligd.

 

SO

(per ha)

areaal 2014

weging

budget per categorie

tarief

ten laste van BO Granen

ten laste van BO Suiker

ten laste van BO Aard.

consumptieaardappelen, klei

5.710

             

consumptieaardappelen, zand

4.640

             

pootaardappelen, NAK, klei

10.100

             

pootaardappelen, NAK, zand

5.950

             

hoog SO

 

114.000

3

€ 1.504.800

€ 13,20

   

€ 1.504.800

zetmeelaardappelen

2.190

42.000

         

€ 369.600

suikerbieten

3.150

75.000

       

€ 660.000

 

midden SO

 

117.000

2

€ 1.029.600

€ 8,80

     

gerst (gem zomer en winter)

1.115

             

tarwe, winter

1.580

             

tarwe, zomer

1.190

             

rogge

825

             

haver

960

             

laag SO

 

174.000

1

€ 765.600

€ 4,40

€ 765.600

   

totaal

         

€ 765.600

€ 660.000

€ 1.874.400

De financiële last die op bedrijfsniveau voortvloeit uit de door de drie brancheorganisaties vastgestelde tarieven voor de verplichte financiële bijdragen is als volgt. Uitgaande van een bedrijf met een areaal van 80 ha en met een bouwplan met de volgende samenstelling 30% aardappelen, 33% granen, 15% suikerbieten en 22% overige gewassen resulteert een financiële bijdrage van ruim € 500,– per jaar. Op basis van standaardopbrengsten en een aanname over de invulling van het areaal overige gewassen bedraagt de omzet circa € 260.000,–. De verplichte financiële bijdrage van een akkerbouwer bedraagt dus niet meer dan 0,20% van de omzet.

Het Gezamenlijk programma is primair gericht op het teeltsegment van de akkerbouw en met name op onderwerpen die gewas-overschrijdend zijn. De onderzoeksonderwerpen richten zich dan ook op de basisvoorwaarden om de bedrijfsspecifieke keuzen door de akkerbouwer beter onderbouwd te kunnen maken, waardoor zijn verdienmodel wordt versterkt. Hoewel enige bijkomende effecten (bijvoorbeeld op de bewaar- en verwerkingseigenschappen van het product) die van belang zijn voor verdere schakels in de keten niet kunnen worden uitgesloten, staan de onderzoeksvragen van de akkerbouwer centraal. Om die reden rust de last van de verplichte financiële bijdrage uitsluitend op de akkerbouwer.

Voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma is een benodigd budget begroot van € 16,5 miljoen. Het aandeel van de BO Granen hierin bedraagt

5 x € 765.600 = € 3,828 miljoen euro.

In de hierna opgenomen tabel (die is overgenomen uit de aanvraag) is een indicatie gegeven van de besteding per activiteit voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma. De begroting is bij benadering gegeven omdat de invulling met projecten start na de inwilliging van de aanvraag. Indien blijkt dat het begrote budget voor onderzoek in verband met calamiteiten niet behoeft te worden ingezet, zal dit budget voor andere onderzoeksactiviteiten worden ingezet.

Door de BO Granen is benadrukt dat de onderzoeksvragen moeten passen binnen de onderzoeksonderwerpen en er sprake is van een maximumbudget en dat, indien gedurende de projectduur zou blijken dat voor de uitvoering van het programma een geringer budget vereist is dan wordt bijeengebracht uit de financiële bijdragen, de BO Granen overgaat tot opschorting of beëindiging van het opleggen of innen van de bijdragen benodigd voor de financiering.

Activiteiten (in mln. EUR)

Jaarlijkse budget in de periode 2016*–2020

Onderzoek en kennisverspreiding

2,5–2,9

Innovatie

0,1–0,2

Calamiteiten

0,1–0,2

Uitvoeringskosten

0,3

Totaal maximaal

0,3

Door de BO Granen kan in het kalenderjaar 2016 slechts dat deel van het budget van € 765.600 bij de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ worden geïnd dat naar rato overeenkomt met de looptijd van de verbindend verklaring in 2016.

De financiële bijdrage van de ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ én de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ zal uitsluitend worden besteed voor de kosten die het Gezamenlijk programma met zich brengt. Dit zijn de kosten van onderzoek en de verspreiding van de onderzoeksresultaten, alsmede de kosten van uitvoering van het Gezamenlijk programma. Deze laatste kostenpost betreft met name:

  • kosten van coördinatie van het onderzoek,

  • kosten van het systeem van registratie van akkerbouwers die verplicht zijn de financiële bijdrage te voldoen,

  • kosten van de jaarlijkse verzameling van gegevens over de arealen waarover de financiële bijdrage wordt opgelegd,

  • kosten van inning en incasso, en

  • kosten van communicatie over het programma en de verplichtingen.

Baten en lasten die verband houden met de exploitatie van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw, waarvan de BO Granen en de twee andere brancheorganisaties een onderdeel zijn, zullen apart worden geadministreerd van de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van het Gezamenlijk programma.

Uit het hiervoor genoemde protocol van het LEI blijkt tevens dat de ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ (gemeten naar areaal) representatief zijn voor – afgerond – 70% van het totaal. Op basis van dit percentage en van het aandeel van de bijdrage van de BO Granen in de financiering van het Gezamenlijke programma (begroot op € 3.828.000 over de totale duur van het Gezamenlijk programma) bedragen de aandelen gefinancierd door de ‘bij de BO Granen aangesloten’ en ‘niet-aangesloten’ marktdeelnemers:

  • aangeslotenen: 70% * € 3.828.000 = € 2.679.600

  • niet-aangeslotenen: 30% * € 3.828.000 = € 1.148.400

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de aanvraag van de BO Granen voldoet aan de eisen van artikel 165 van verordening 1308/2013 in die zin dat de uitvoering van het Gezamenlijk programma van algemeen economische belang is voor akkerbouwers die zachte tarwe, gerst, rogge en haver in Nederland telen en dat ook ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ voordeel hebben bij de uitvoering van het Gezamenlijk programma. De BO Granen heeft daarbij aangetoond dat de ‘niet bij de BO-Granen aangesloten marktdeelnemers’ dezelfde financiële bijdrage zullen betalen die de ‘bij de BO Granen aangesloten markdeelnemers’ betalen en dat die bijdrage uitsluitend bestemd is voor de kosten die rechtstreeks uit de uitvoering van het Gezamenlijk programma voortvloeien. De aanvraag van de BO Granen voldoet daarmee tevens aan artikel 5:5, tweede lid, onderdelen a en c, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

In de aanvraag is door de BO Granen aangegeven dat voor de naleving van de verplichting tot afdracht van de financiële bijdrage het van belang is dat de ‘niet bij BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ zich registreren bij de BO Granen. Om die reden verzoekt de BO Granen (onderdeel III van de aanvraag) de Minister van EZ te besluiten dat hiervoor bedoelde akkerbouwers zich moeten registreren op grond van de door de BO Granen op 11 november 2015 vastgestelde ‘Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisaties Granen 2016-2020’. Het onderhavige besluit voorziet in deze registratieverplichting voor de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’. Daarmee wordt de registratieplicht zowel van toepassing op akkerbouwers (die zachte tarwe, gerst, rogge en haver telen) die zijn aangesloten bij de leden (LTO-Nederland en de NAV) van de BO Granen als – op grond van het onderhavige besluit – op de niet bij die leden aangesloten akkerbouwers (die zachte tarwe, gerst, rogge en haver telen). Op basis van de registraties kan door de BO Granen de nota voor de verplichte financiële bijdrage worden toegezonden aan de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’. De BO Granen heeft overigens toegezegd dat deze vergezeld zal gaan van informatie over achtergrond van de financiële bijdrage en het (verplichte) karakter van de bijdrage.

Het toezicht op de naleving van de verplichte afdracht zal de BO Akkerbouw, namens de BO Granen, administratief uitvoeren. Daarbij wordt een financiële administratie gevoerd waarin de betalingen worden gemonitord. Bij uitblijven van de betaling binnen de betalingstermijn, zal – namens de BO Granen – actief worden gerappelleerd en gemaand en, indien nodig, tot incasso worden overgegaan. Voor het incassotraject zal – waar nodig – door de BO Akkerbouw (namens de BO Granen) een beroep op de deurwaarder worden gedaan. Deze zal worden ingeschakeld voor de advisering over stappen gericht op een zo groot mogelijke kans op succes en voor de uitvoering. Ten aanzien van de naleving wordt geen onderscheid gemaakt tussen de ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’.

De “Regeling verplichte financiële bijdragen granen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie” voorziet tevens in sancties bij niet betaling in de vorm van het in rekening brengen van wettelijke rente over het niet betaalde bedrag. Voorts zullen ook de invorderingskosten voor rekening komen van de schuldenaar. Ook bij de toepassing van de sancties wordt geen onderscheid worden gemaakt tussen de ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’.

Gelet op het voorgaande wordt geconstateerd dat de BO Granen overeenkomstig artikel 5:4, onderdeel a, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bewijsmateriaal heeft verstrekt waaruit blijkt dat ook de ‘bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ de financiële bijdrage zullen afdragen. Gelet op het voorgaande wordt tevens geconstateerd dat de BO Granen overeenkomstig artikel 5:5, eerste lid, onderdelen g en h, en tweede lid, onderdeel b, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties heeft omschreven op welke wijze de BO Granen zal toezien op de naleving van de afdracht van de financiële bijdrage, sancties zal opleggen bij niet-naleving van die afdracht en de wijze waarop de financiële afdracht wordt geïnd.

De periode waarvoor door de BO Granen de verbindendverklaring wordt gevraagd is 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020. Een meerjarige periode wordt nodig geacht om kennisontwikkeling op te doen door uitvoering van onderzoeken; uit Hoofdstuk 4 van het Gezamenlijk programma volgt dat kennisontwikkeling over verschijnselen in een open ecosysteem veelal een beoordeling betreffen van effecten op volgtijdelijke teelten en daarom meerjarige proeven nodig zijn om de invloeden van buitenaf (ziekten, plagen, meteorologische omstandigheden, etc.) te kunnen beoordelen en te kunnen neutraliseren. Dit betekent dat meerjarige (vaak minimaal driejarige) onderzoeken die in 2016 starten, in 2017, 2018 en 2019 worden uitgevoerd en in 2020 tot conclusies zullen leiden. In samenhang hiermee is door de BO Granen aangegeven dat ook vanuit financieringsoogpunt een ruime periode gewenst is waarbinnen de financiële bijdrage moet worden afgedragen. Het verzoek van de BO Granen is daarom over een periode van vijf jaar (2016 – 2020) jaarlijks een bijdrage te kunnen innen op basis van het jaarlijkse areaal zachte tarwe, gerst, rogge en haver. Deze financieringswijze maakt dat het tarief voor de financiële bijdragen beperkt kan blijven en schommelingen in de beoogde basis voor de verplichte financiële bijdrage (het areaal) worden geneutraliseerd.

Omdat de huidige programmeringsperiode van het Europese landbouwbeleid eindigt op 31 december 2020 en verbindendverklaring dan ook maximaal tot deze datum mogelijk is, is ook om de volgende reden gekozen voor een periode van vijf jaar. Indien aan het einde van deze periode de behoefte aan onderzoek nog steeds bestaat en er tevens de mogelijkheid bestaat voor een nieuw onderzoeksprogramma, dan wordt voorkomen dat er een lacune ontstaat tussen de lopende en een nieuwe periode.

Gelet op het voorgaande wordt geconstateerd dat de BO Granen overeenkomstig artikel 5:5, eerste lid, onderdeel f, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties informatie heeft verstrekt over de periode waarvoor het Gezamenlijk programma verbindend moet worden verklaard en over de periode waarvoor de financiële bijdrage moet worden afgedragen.

Tevens moet vaststaan dat de voorschriften die gemoeid zijn met de verbindend verklaring van het Gezamenlijk programma andere marktdeelnemers in Nederland of de Unie geen schade berokkenen, geen van de in artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2013 bedoelde gevolgen hebben en niet op andere wijze onverenigbaar zijn met het Unierecht of met de vigerende nationale voorschriften. Ingevolge artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2013 worden in ieder geval overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde gedragingen als onverenigbaar aangemerkt indien zij:

  • a) kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie, ongeacht in welke vorm;

  • b) de goede werking van de marktordening in gevaar kunnen brengen;

  • c) concurrentieverstoringen kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de met de activiteit van de met de brancheorganisatie nagestreefde doelstelling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

  • d) de vaststelling van prijzen of quota omvatten;

  • e) discriminatie kunnen veroorzaken of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen uitschakelen.

Uit de bij de aanvraag verstrekte gegevens kan worden opgemaakt dat geen van de hiervoor genoemde gevolgen zich bij inwilliging van de aanvraag zullen voordoen.

Tot slot moet worden beoordeeld of er zich bij de aanvraag geen van de afwijzingsgronden genoemd in artikel 5:2 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties voordoet. Ook dit is niet het geval. Op grond van de geldende wetgeving kunnen geen heffingen worden geïnd voor onderzoeksactiviteiten; dergelijke activiteiten worden overigens ook niet beschouwd als publieke taak waar de Minister van EZ een verantwoordelijkheid voor draagt. Ook is hier van belang dat de jaarlijkse financiële afdracht aan de BO Granen door de ‘niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers’ zodanig is dat – afgezet tegen het individuele voordeel voor de akkerbouwer van de resultaten van uit te voeren onderzoeken – geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de ondernemersvrijheid.

5. Besluit

Gelet op de artikelen 164 en 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347) en paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties;

Gelet op inhoud van de aanvraag van de BO Granen wordt de aanvraag ingewilligd onder het stellen van de hierna genoemde voorschriften en beperkingen;

Besluit:

Artikel 1

In de artikelen 2 tot en met 3 van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. verordening 1308/2013: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • b. Gezamenlijk programma: Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie, zoals opgenomen in bijlage 1 van dit besluit;

  • c. Regeling financiële bijdragen: Regeling verplichte financiële bijdragen granen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie, zoals vastgesteld door de BO Granen op 11 november 2015 en opgenomen in bijlage 2 van dit besluit;

  • d. Regeling registratie en gegevensverstrekking: Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking BO Granen 2016–2020, zoals vastgesteld door de Brancheorganisatie Granen op 11 november 2015 en opgenomen in bijlage 3 van dit besluit;

  • e. niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers: ondernemers als bedoeld in paragraaf 1, onderdeel c, van de Regeling financiële bijdragen en paragraaf 1, onderdeel f, van de Regeling registratie en gegevensverstrekking, voor zover dit ondernemers betreft die geen lid zijn van de lid-organisaties van de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland of de Nederlandse Akkerbouw Vakbond.

Artikel 2

Het Gezamenlijk programma is overeenkomstig artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 verbindend voor niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 20120.

Artikel 3

Overeenkomstig artikel 165 van verordening 1308/2013 is met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2020 de Regeling financiële bijdrage en de Regeling registratie en gegevensverstrekking, met uitzondering van paragraaf 3, eerste lid, onderdeel e, en derde lid, van de hiervoor genoemde regeling, van toepassing op niet bij de BO Granen aangesloten marktdeelnemers.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte in de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 1, die wordt geplaatst op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, www.rvo.nl

De Minister van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit bezwaar indienen. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken en vangt aan na de dag van verzending van dit besluit aan de aanvrager. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl. Voor de ondertekening heeft u een TAN-code nodig. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

BIJLAGE 2: REGELING VERPLICHTE FINANCIËLE BIJDRAGEN GRANEN GEZAMENLIJK PROGRAMMA ONDERZOEK EN INNOVATIE

Inleiding

De Brancheorganisatie Granen heeft op 11 november 2015 de volgende regeling vastgesteld om de financiering mogelijk te maken van de uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie van deze brancheorganisatie.

Dit programma, deze bijdrageregeling en de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Granen zijn op 29 april 2016 door de Minister van Economische Zaken verbindend verklaard, zoals bedoeld in § 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken (nr. WJZ/14152482).

§ 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

a. Brancheorganisatie (BO) Granen:

de in artikel 15a, lid 1 onder a van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw: bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

b. Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die op 21 juli 2014 is opgericht, is gevestigd te Zoetermeer en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 61136662

c. ondernemer:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft met als bedrijfsactiviteit, of één van de bedrijfsactiviteiten, het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage.

d. Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Granen:

het besluit van de BO Granen van 11 november 2015 gericht op de verplichte registratie van en jaarlijkse gegevensverstrekking door ondernemingen die gewassen telen waarvoor de brancheorganisatie is opgericht

e. gemeten maat:

de oppervlakte beteelbare grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn

f. contractteelt:

de teelt van gewassen of producten ingevolge een overeenkomst.

§ 2 Bepalingen inzake de verplichte financiële bijdrage

§ 2.1 verstrekking van gegevens en berekening van de verplichte financiële bijdrage
  • 1. De ondernemer, die in enig kalenderjaar een onderneming drijft is verplicht voor dat jaar de financiële bijdrage te betalen.

  • 2. De berekening van de financiële bijdrage vindt plaats op basis van de door de ondernemer aan de BO Akkerbouw ingevolge de bij of krachtens de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Granen verstrekte gegevens.

  • 3. De financiële bijdrage wordt opgelegd naar het grondgebruik en berekend naar de oppervlakte van de bij de onderneming behorende beteelde grond en bedraagt:

   

tarief (in € per ha)

a.

tarwe

4,40

b.

gerst

4,40

c.

rogge

4,40

d.

haver

4,40

§ 2.2 nadere bepalingen en rekenregels
  • 1. Voor de toepassing van § 2.1 wordt onder onderneming mede verstaan de on-derneming die gedreven wordt door de ondernemer die beteelde grond:

    • a. zaai- of pootklaar huurt of pacht, waaronder verstaan wordt beteelde grond waarop door de verhuurder tenminste één van de eerste werkzaamheden, zoals het bemesten, het ploegen en andere voorjaarswerkzaamheden zijn verricht;

    • b. als overig los land voor één teeltseizoen huurt of pacht, waaronder verstaan wordt beteelde grond die geheel geen voorbewerking door de verhuurder of verpachter heeft ondergaan;

    • c. overigens om niet in gebruik ontvangt, zoals bij landruil;

    • d. beteelt voor contractteelt, waaronder verstaan wordt dat de teler (contractne-mer) de gewasverzorging (grotendeels) uitvoert en daarvoor zelf verantwoordelijk is.

  • 2. Voor de toepassing van § 2.1 wordt beteelde grond gerekend naar de gemeten maat.

  • 3. Voor de toepassing van § 2.1 worden gedeelten van een hectare belast in even-redigheid met de aldaar bedoelde bedragen. Gedeelten van een hectare worden naar beneden afgerond tot een veelvoud van aren.

§ 3 Betaling van de financiële bijdragen

§ 3.1 nota en betaling
  • 1. De BO Granen machtigt de BO Akkerbouw de verschuldigde bijdragen namens haar in rekening te brengen, in te vorderen en in ontvangst te nemen.

  • 2. De BO Akkerbouw is bevoegd nota’s rechtsgeldig per schriftelijke post of door middel van een elektronisch bericht te zenden aan de ondernemer op het (elektronische) adres dat de ondernemer heeft verstrekt op grond van de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Granen.

  • 3. De ingevolge deze regeling verschuldigde bedragen worden betaald uiterlijk op de eenentwintigste dag volgend op die waarop zij door of vanwege de BO Akkerbouw aan de hand van nota's in rekening zijn gebracht.

  • 4. In afwijking van het vermelde onder lid 3 is de nota terstond invorderbaar:

    • a. zodra het faillissement van de ondernemer is aangevraagd;

    • b. zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt of

    • c. zodra de ondernemer zich in het buitenland heeft gevestigd om daar zijn vaste woonplaats te kiezen of van het voornemen daartoe blijkt.

  • 5. De BO Granen kan met het oog op een efficiënte uitvoering van deze regeling besluiten nota's met een bedrag minder dan € 50,– samen te voegen tot verzamelnota's, welke op meerdere perioden betrekking hebben dan wel niet uit te brengen.

§ 3.2 sancties bij niet betaling
  • 1. Aan de ondernemer die niet of niet geheel binnen de in § 3.1 gestelde termijn heeft betaald, kan door de directeur van de BO Akkerbouw, namens de BO Granen, de wettelijke rente over het niet-betaalde bedrag in rekening worden gebracht, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling volgens deze regeling dient te zijn verricht.

  • 2. Kosten van invorderingsmaatregelen komen voor rekening van de ondernemer die in gebreke is gebleken de betaling geheel en tijdig te voldoen. Het opleggen van de wettelijke rente en de kosten van invorderingsmaatregelen laten de verplichting tot betaling van de verplichte financiële bijdrage onverlet.

§ 4 Slotbepalingen

  • 1. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze regeling zullen – voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald – zonder toestemming van de belanghebbende

    • a. slechts worden gebruikt voor de uitvoering van deze regeling;

    • b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de directeur en de medewerkers van het verenigingsbureau van de BO Akkerbouw, andere personen die door de directeur van de BO Akkerbouw worden ingeschakeld bij de uitvoering van deze regeling en de met de financiële controle belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.

  • 2. Bekendmaking van gegevens, als in lid 1 bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben.

  • 3. Deze regeling treedt in werking op 4 mei 2016 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2020.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling verplichte financiële bijdragen granen”.

BIJLAGE

  • A. Ten behoeve van de vaststelling en berekening van de door de BO Granen op te leggen verplichte financiële bijdragen worden de volgende gegevens gevraagd:

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van tarwe;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van gerst;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van rogge;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van haver.

  • B. Voor de toepassing van het onder A bepaalde, wordt onder grond, in gebruik voor de in deze onderdelen genoemde teelt, mede verstaan grond die nog niet voor deze teelt in gebruik is, maar hiervoor wel kennelijk bestemd is.

  • C. Voor de toepassing van het onder A bepaalde wordt onder grond mede verstaan elk ander groeimedium met behulp waarvan de in deze onderdelen genoemde gewassen worden geteeld.

BIJLAGE 3: REGELING VERPLICHTE REGISTRATIE EN GEGEVENSVERSTREKKING BRANCHEORGANISATIE GRANEN 2016 – 2020

Inleiding

De Brancheorganisatie Granen heeft op 11 november 2015 de volgende regeling vastgesteld om te kunnen beschikken over een register van ondernemingen met als bedrijfsactiviteit de teelt van producten behorend tot de sector waarvoor de brancheorganisatie is ingesteld. Het register wordt samengesteld voor de juiste uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen granen.

Deze registratieregeling, het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen granen zijn op 29 april 2016 door de Minister van Economische Zaken verbindend verklaard, zoals bedoeld in § 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken (nr. WJZ/14152482).

§ 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

a. Brancheorganisatie (BO) Granen:

de in artikel 15a, lid 1 onder a van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

b. Brancheorganisatie (BO) Suiker:

de in artikel 15a, lid 1 onder b van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

c. Brancheorganisatie (BO) Aardappelen en overige akkerbouwgewassen:

de in artikel 15a, lid 1 onder c van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

d. Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die op 21 juli 2014 is opgericht, is gevestigd te Zoetermeer en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 61136662

e. Regeling verplichte financiële bijdragen granen:

het besluit van de BO Granen van 11 november 2015 gericht op de vaststelling, het opleggen en het innen van verplichte financiële bijdragen ter financiering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie van deze brancheorganisatie

f. ondernemer:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft met als bedrijfsactiviteit, of één van de bedrijfsactiviteiten, het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage

g. Standaardopbrengst (SO):

maatstaf om de economische bedrijfsomvang vast te stellen, die is gebaseerd op de standaardwaarde van de brutoproductie, die wordt vastgesteld volgens Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven

h. gemeten maat:

de oppervlakte beteelde grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn

i. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl):

de dienst ingesteld bij het Instellingsbesluit baten-lastenagentschap Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën

§ 2 Het register

  • 1. De BO Akkerbouw houdt namens de BO Granen een register aan van ondernemingen met als activiteit het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage en waarvan de bedrijfsomvang ten minste gelijk is aan een Standaardopbrengst van EUR 3.000,– te verkrijgen uit de in de bijlage genoemde akkerbouwgewassen.

  • 2. Aan de ingeschreven ondernemingen wordt een registratienummer toegekend.

  • 3. Het register is uitsluitend bestemd voor de juiste uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen granen.

  • 4. De ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in lid 1 is verplicht binnen 1 maand na verbindendverklaring van deze regeling zijn onderneming te laten registreren bij de BO Akkerbouw.

  • 5. Een ondernemer laat zich eveneens registreren binnen 1 maand nadat de bedrijfsomvang van zijn onderneming is gaan voldoen aan de norm, vermeld in lid 1.

§ 3 De opgave van gegevens

  • 1. De ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in § 2, lid 1, is verplicht de BO Akkerbouw jaarlijks gegevens te verstrekken met betrekking tot:

    • a. naam, voornamen, geboortedatum en adres, dan wel wanneer de onderneming door een rechtspersoon wordt gedreven: de naam en het adres van de onderneming;

    • b. het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel;

    • c. de oppervlakten gerekend naar gemeten maat van ieder van de in de bijlage genoemde gewassen;

    • d. de rechtsvorm van het grondgebruik;

    • e. het IBAN-bankrekeningnummer.

  • 2. De onder lid 1 bedoelde gegevens moeten worden verstrekt op een door de BO Akkerbouw beschikbaar te stellen fysiek of elektronisch registratieformulier.

  • 3. De ondernemer kan aan de in lid 1 bedoelde verplichting voldoen door het verstrekken van een machtiging aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland om de gegevens die de ondernemer aan deze dienst verstrekt op grond van artikel 24 van de Landbouwwet (de landbouwtelling) beschikbaar te stellen aan de BO Akkerbouw.

  • 4. De ondernemer is gerechtigd aan zijn opgaveverplichting op grond van deze regeling te voldoen door zijn opgave op grond van een eventuele gelijksoortige verplichting van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen en/of de BO Suiker aan te vullen met de in deze paragraaf bedoelde gegevens over de in de bijlage genoemde gewassen.

  • 5. De ondernemer is verplicht wijziging van de gegevens die op grond van deze paragraaf zijn verstrekt, schriftelijk aan de BO Akkerbouw mede te delen. Deze gegevens moeten worden verstrekt binnen 1 maand nadat de wijziging heeft plaatsgevonden.

  • 6. Indien de directeur van de BO Akkerbouw op een andere wijze dan door de opgave van de ondernemer kennis draagt van een wijziging van de gegevens, die op grond van deze paragraaf zijn verstrekt, is hij namens de BO Granen bevoegd een wijziging in het register aan te brengen. De ondernemer wordt hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte gesteld.

§ 4 Overige bepalingen

  • 1. De BO Granen kan bij besluit vrijstelling verlenen van een of meer bepalingen uit deze regeling.

  • 2. Tenzij bij een voorschrift anders vermeld is de BO Akkerbouw namens de BO Granen belast met de uitvoering van deze regeling.

  • 3. Indien de ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in § 2, lid 1, één of meer van de in deze regeling genoemde verplichtingen niet nakomt, kan, na daartoe te zijn aangemaand, een boetebeding worden ingeroepen uit hoofde van wanprestatie in de zin van artikel 6:91 e.v. BW.

§ 5 Slotbepalingen

  • 1. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze regeling zullen – voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald – zonder toestemming van de belanghebbende

    • b. slechts worden gebruikt voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen granen;

    • c. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de directeur en de medewerkers van het verenigingsbureau van de BO Akkerbouw, andere personen die door de directeur van de BO Akkerbouw worden ingeschakeld bij de uitvoering van deze regeling, het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen granen en de met de financiële controle belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.

  • 2. Bekendmaking van gegevens, als in lid 1 bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben.

  • 3. Deze regeling treedt in werking op 4 mei 2016 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2020.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Granen”.

BIJLAGE

  • A. Ten behoeve van de vaststelling en berekening van de door de BO Granen op te leggen verplichte financiële bijdragen worden de volgende gegevens gevraagd:

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van tarwe;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van gerst;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van rogge;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van haver.

  • B. Voor de toepassing van het onder A bepaalde, wordt onder grond, in gebruik voor de in deze onderdelen genoemde teelt, mede verstaan grond die nog niet voor deze teelt in gebruik is, maar hiervoor wel kennelijk bestemd is.

  • C. Voor de toepassing van het onder A bepaalde wordt onder grond mede verstaan elk ander groeimedium met behulp waarvan de in deze onderdelen genoemde gewassen worden geteeld.

Besluit van de Minister van Economische Zaken:

1. Onderwerp van de aanvraag

Op 11 november 2015 is een – op dezelfde datum gedateerde – aanvraag ontvangen van de Brancheorganisatie Suiker (hierna: BO Suiker).

Met de aanvraag verzoekt de BO Suiker de Minister van Economische Zaken (hierna: Minister van EZ) tot:

  • I. verbindend verklaring van het verrichten van onderzoeken ter uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie (hierna: Gezamenlijk programma) voor de periode die loopt van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020.

  • II. het nemen van een besluit op grond waarvan niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers die voordeel hebben van de resultaten die met de onder I bedoelde onderzoeken kunnen worden behaald, gehouden zijn van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 jaarlijks een financiële bijdrage af te dragen aan de BO Suiker ter financiering van de hiervoor bedoelde onderzoeken overeenkomstig de periodieke afdracht van de bij BO Suiker aangesloten marktdeelnemers ter financiering van de hiervoor bedoelde onderzoeken.

  • III. het nemen van een besluit op grond waarvan de niet bij de BO aangesloten marktdeelnemers als bedoeld onder II worden verplicht zich te registreren bij de BO.

De in dit besluit bedoelde ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ zijn de leden van de lid-organisaties3 van Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO-Nederland) en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) voor zover dit ondernemers (akkerbouwers) betreft als bedoeld in paragraaf 1 van de door de BO Suiker op 11 november 2015 opgestelde Regeling verplichte financiële bijdragen suiker Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie.

De in de vorige alinea bedoelde ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ zijn ondernemers (akkerbouwers) als bedoeld in paragraaf 1 van de hiervoor genoemde regeling die geen lid zijn van de lid-organisaties van LTO-Nederland of NAV.

2. Achtergrond van de aanvraag

Het Gezamenlijk programma is opgesteld door de BO Suiker, de Brancheorganisatie Granen (hierna: BO Granen) en de Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen (hierna: BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen). Op 11 november 2015 zijn tevens aanvragen als hiervoor onder punt 1 beschreven ontvangen van de BO Granen en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen. In de drie aanvragen wordt de Minister van EZ telkens verzocht om de desbetreffende aanvraag uitsluitend in te willigen indien tevens de aanvragen van de twee andere brancheorganisatie worden ingewilligd. Als reden wordt hiervoor gegeven dat het Gezamenlijk programma van gezamenlijk belang is voor de akkerbouwers die lid zijn (van de lid-organisaties) van LTO-Nederland en de NAV (de lid-organisaties van de drie brancheorganisaties) en dat alleen door inwilliging van de drie afzonderlijk aanvragen het Gezamenlijk programma overeenkomstig de opzet kan worden uitgevoerd.

De Minister van EZ is op grond van artikel 5:1, ter uitvoering van de artikel 164 en 165 van verordening 1308/20134, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bevoegd te beslissen op de aanvraag, bedoeld onder de hiervoor aangegeven punten I, II en III (hierna: de aanvraag).

Het onderhavige besluit tot inwilliging van de aanvraag is als volgt voorbereid:

  • a) De Minister van EZ heeft ter uitvoering van artikel 5:6 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en artikel 165 van verordening 1308/2013 belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken omtrent het door de Minister van EZ op de aanvraag te nemen besluit. Belanghebbenden konden daartoe kennis nemen van de aanvraag van de BO Suiker (tegelijk met de aanvraag van de BO Granen en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen) en hun zienswijze kenbaar maken via de website www.internetconsultatie.nl. Het doel van de raadpleging was om bij belanghebbenden te verifiëren of het Gezamenlijk programma van algemeen economisch belang is voor marktdeelnemers wier activiteiten met de betrokken akkerbouwproducten verband houden, of de niet bij de lid-organisaties (LTO-Nederland en NAV) van de BO Suiker, de BO Granen en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers op wie op grond van het door de Minister van EZ te nemen besluit de financieringsverplichting – als hiervoor genoemd onder punt II – komt te rusten ook daadwerkelijk voordeel hebben van de onderzoeken én om inzicht te krijgen in de proportionaliteit van de financiële bijdragen. Belanghebbenden konden hun zienswijze kenbaar maken van 3 december 2015 tot en met 8 januari 2016. Door de Minister van EZ is kenbaarheid gegeven aan de start van de hiervoor bedoelde raadpleging in de brieven van 1 december 2015 aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken I 2015/16, 33 910, L, p. 4 en Kamerstukken II 2015/16, 33 910, nr. 24) en in het persbericht van 3 december 2015 dat is geplaatst op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, www.rvo.nl. Het consultatieverslag met daarin op hoofdlijnen de uitkomsten van de internetconsultatie is voor een ieder toegankelijk en geplaatst op de website www.internetconsultatie.nl

  • b) Bij brieven van 12 februari 2016 heeft de Minister van EZ het voorgenomen besluit op de aanvraag van de BO Suiker (alsmede op de aanvragen van de BO Granen en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen) medegedeeld aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken I 2015/16, 33 910, M en Kamerstukken II 2015/16, 33 910, nr. 25).

3. Juridisch kader

De aanvraag moet worden getoetst aan de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013. Ter uitvoering van deze artikelen moet de aanvraag tevens worden getoetst aan paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

Artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 bepaalt dat uitsluitend een erkende brancheorganisatie die als representatief wordt beschouwd voor de productie, de verhandeling of verwerking van een bepaald product, de betrokken lidstaat kan verzoeken om bepaalde overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde gedragingen van die organisatie voor een beperkte periode verbindend te verklaren voor andere marktdeelnemers (of groeperingen van marktdeelnemers) die in de betrokken economische regio werkzaam zijn en niet bij deze organisatie zijn aangesloten. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de brancheorganisatie als representatief wordt beschouwd wanneer deze in de betrokken economische regio een aandeel van de productie, de verhandeling of verwerking van het betrokken product vertegenwoordigt van ten minste twee derde.

Ingevolge artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013 moet het verzoek tot verbindend verklaring voor andere marktdeelnemers gericht zijn op één of meerdere van de in dat artikellid genoemde doelen. Tevens bepaalt dit artikellid dat de voorschriften die gemoeid zijn met de verbindend verklaring andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of de Unie geen schade mogen berokkenen, geen van de in artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2014 bedoelde gevolgen mogen hebben en niet op andere wijze onverenigbaar mogen zijn met het Unierecht of met de vigerende nationale voorschriften.

Ingevolge artikel 165 van verordening 1308/2013 kan, wanneer ingevolge artikel 164 van die verordening de voorschriften verbindend zijn verklaard, worden besloten dat in het geval de activiteiten waarop die voorschriften van toepassing zijn van algemeen economische belang zijn voor marktdeelnemers wier activiteiten met de betrokken producten verband houden, ook niet bij de organisatie aangesloten individuele marktdeelnemers (of groepen) die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle financiële bijdragen die de leden betalen – of een gedeelte daarvan – aan de organisatie moeten betalen, voor zover die bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien.

Ingevolge artikel 165 van verordening 1308/2013 kan de Minister van EZ het hiervoor bedoelde besluit pas nemen nadat alle relevante belanghebbenden door hem zijn geraadpleegd.

Ter uitvoering van de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 is in paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties het volgende bepaald.

Ingevolge artikel 5:3 kan een erkende brancheorganisatie uitsluitend een verzoek als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 indienen indien de brancheorganisatie blijkens de statuten jegens iedere marktdeelnemer die daaraan is onderworpen, is gehouden tot het toezien op de naleving van het voorschrift, het toezien op de afdracht van de financiële bijdrage en tot het opleggen van een financiële sanctie jegens een ieder die een voorschrift niet naleeft of een financiële bijdrage niet afdraagt.

Ingevolge artikel 5:4 moet een erkende brancheorganisatie die om een besluit als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 verzoekt bij dat verzoek bewijsmateriaal verstrekken, waaruit blijkt dat ook de marktdeelnemers die door de leden van die organisatie worden vertegenwoordigd het voorschrift zullen uitvoeren of de financiële bijdrage zullen afdragen.

In artikel 5:5 is vastgelegd welke informatie een brancheorganisatie bij de indiening van een verzoek als bedoeld in de artikel 164 en 165 van verordening 1308/2013 moet verstrekken.

Het betreft op grond van het eerste lid de volgende informatie:

  • a) het verbindend te verklaren voorschrift;

  • b) een omschrijving van het betrokken product of producten, bedoeld in artikel 164, derde lid, van verordening 1308/2013;

  • c) de berekening van het relevante aandeel, bedoeld in artikel 164, derde lid, van verordening 1308/2013;

  • d) een omschrijving van de doelen, bedoeld in artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013;

  • e) een motivering waaruit blijkt dat het voorschrift niet strijdig is met de relevante Europese en nationale regels;

  • f) de periode waarvoor het voorschrift verbindend moet worden verklaard of waarvoor de financiële bijdrage moet worden afgedragen;

  • g) een omschrijving van de manier waarop de brancheorganisatie toe zal zien op de naleving van het voorschrift of de afdracht van de financiële bijdrage;

  • h) een omschrijving van de manier waarop de brancheorganisatie sancties zal opleggen bij niet naleving van het voorschrift of bij het niet afdragen van de financiële bijdrage.

Het betreft op grond van het tweede lid de volgende informatie:

  • a) de berekening van de verschuldigde financiële bijdrage, gerelateerd aan het voordeel dat daardoor wordt genoten door marktdeelnemers (of groepen van marktdeelnemers) als bedoeld in artikel 165 van verordening 1308/2013;

  • b) de wijze waarop de brancheorganisaties de financiële bijdrage zal innen;

  • c) de wijze waarop de financiële bijdrage wordt besteed.

Artikel 5:2 bepaalt dat de Minister van EZ overeenkomstig de artikelen 164, eerste lid, of 165 van verordening 1308/2013 geen verzoek toewijst indien:

  • a. het voorschrift of de financiële bijdrage op grond van de geldende wetgeving kan worden gesteld, onderscheidenlijk kan worden geheven, of

  • b. het voorschrift of de financiële bijdrage naar het oordeel van de Minister van EZ een onevenredige inbreuk maakt op de ondernemersvrijheid of niet doelmatig is.

4. Beoordeling van de aanvraag

De BO Suiker is door de Minister van EZ op grond van artikel 4:3 van de Regeling producenten en brancheorganisaties met ingang van 24 februari 2015 erkend tot en met 31 december 2020.

De BO Suiker heeft in de aanvraag aangetoond dat de onderzoeken die op grond van het Gezamenlijk programma worden uitgevoerd zich zullen richten op het product suikerbieten; dit product is genoemd in deel III van Bijlage I van verordening 1308/2013.

De BO Suiker heeft in de aanvraag tevens aangetoond dat de ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ op de Nederlandse markt voor suikerbieten een aandeel vertegenwoordigen van:

  • 69,4% van de standaardopbrengst (SO), en

  • 69,2% van de hectares.

Gelet op het voorgaande voldoet de Brancheorganisatie Suiker aan artikel 164, eerste en derde lid, van verordening 1308/2013 en voldoet de aanvraag aan artikel 5.5, eerste lid, onderdelen b en c, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

De BO Suiker heeft in de aanvraag aangegeven dat de verbindend te verklaren overeenkomst het Gezamenlijk programma betreft. Daarbij heeft de brancheorganisatie onder meer in de aanvraag het volgende aangetoond.

Het Gezamenlijk programma beoogt onderzoek en kennisverspreiding op gewas-overschrijdende onderwerpen en richt zich uitsluitend op de volgende onderzoeksonderwerpen:

  • (1) vitale bodem;

  • (2) vitaal gewas;

  • (3) biobased, kringlopen en energie, en

  • (4) management, economie en data.

In hoofdstuk 3 van het Gezamenlijk programma zijn de onderzoeksonderwerpen nader uitgewerkt. De uit te voeren onderzoeken zullen steeds binnen deze onderwerpen passen en mogen daar niet buiten treden. Vanaf de start van de uitvoering van het Gezamenlijk programma zal jaarlijks ruimte worden geboden voor concrete onderzoeksvragen die passen binnen deze onderwerpen en zullen onderzoeksresultaten soms vragen om vervolgonderzoeken. Tevens kunnen bijzondere en spoedeisende onderzoeksvragen worden opgeworpen door ziekten en plagen die snel om nieuwe en toepasbare kennis vragen.

De doelen waarop de onderzoeken zijn gericht betreffen:

  • Milieubescherming:

    Het minimaliseren van de milieubelasting als gevolg van akkerbouw komt aan de orde bij kennisontwikkeling op alle gewas-overschrijdende thema’s. Bijvoorbeeld: optimale bemesting (vitale bodem), minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (vitaal gewas), verder sluiten van de P-kringloop (biobased, kringlopen en energie), en precisielandbouw (management, economie en data). Genoemde voorbeelden dragen concreet bij aan de verminderde uit- en afspoeling naar het milieu.

  • Maatregelen om het potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten:

    Het onderwerp biobased betreft mede onderzoek naar de mogelijkheden om het potentieel van gewassen te bevorderen en nieuwe afzetmarkten te creëren en gewasresten of reststromen optimaal te benutten.

  • Studies om de productkwaliteit te verbeteren:

    Productkwaliteit wordt in hoge mate bepaald door een vitale bodem, een vitaal gewas en juiste omgang met energie, management en data. Studies, projecten en meerjarige (veld)proeven in een vruchtwisseling dragen bij aan de continuïteit en verbetering van de geteelde producten in termen van opbrengst, productkwaliteit, gewasgezondheid, duurzaamheid en rendabiliteit.

  • Onderzoek naar met name teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of diergeneesmiddelen mogelijk maken en het behoud van de bodem en het behoud of de verbetering van het milieu garanderen:

    De input van gewasbeschermingsmiddelen is het resultaat van het niveau van de vitale bodem, de kracht van het vitale gewas, en het handelen op de akker. De BO Suiker streeft naar minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en richt zich derhalve op weerbare bodems en vitale gewassen. Kennisontwikkeling naar nieuwe en verbeterde teeltmethoden draagt hier nadrukkelijk aan bij.

  • De gezondheid van planten of de voedselveiligheid:

    Een vitale bodem, met het juiste management, een vitaal gewas (rassenkeuze, optimale bemesting, maximale plantengroei, goede beheersing van ziekten en plagen) resulteert in duurzame producten met een hoge opbrengst van excellente kwaliteit welke o.m. geschikt zijn voor humane consumptie en export.

Gelet op het voorgaande voldoet de aanvraag van de BO Suiker aan artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013 in die zin dat het verzoek tot verbindend verklaring is gericht op de doelen genoemd in de onderdelen e, f, i, j en m van het vierde lid.

De BO Suiker heeft in de aanvraag gemotiveerd waarom de uit hoofde van het Gezamenlijk programma uit te voeren onderzoeken van algemeen economisch belang zijn. Het algemeen economisch belang is op verschillende niveaus benoemd.

De BO Suiker heeft onderbouwd dat het creëren van een “informatierijke omgeving” er ten algemene aan bijdraagt dat kansen die de resultaten van onderzoeken bieden, door ondernemers daadwerkelijk worden benut. Deze vaststelling geldt ook voor het Gezamenlijk programma dat op het teeltsegment van de akkerbouw is gericht. De onderzoeksonderwerpen van het Gezamenlijk programma spitsen zich toe op de basisrandvoorwaarden die van belang zijn voor de bedrijfsspecifieke keuzen die de akkerbouwer maakt. Deze basisrandvoorwaarden zijn voor een groot gedeelte gewas-overschrijdend en pre-competitief van aard. Er is een duidelijke meerwaarde wanneer een dergelijk onderzoek- en innovatieprogramma collectief wordt uitgevoerd en dat de resultaten akkerbouw-breed worden gedeeld. Ook handel en verwerking onderkennen het belang van onderzoek en innovatie. Omdat er bij deze onderdelen van de keten minder sprake is van gewas-overschrijdende onderwerpen en vaker van onderwerpen die raken aan bedrijfsspecifieke keuzen die betrekking hebben op de handel of verwerking van producten, wordt onderzoek hier vaker individueel of in private samenwerkingsverbanden met ondernemers uit de handel en verwerking georganiseerd. Op macro-economisch niveau leveren al deze onderzoekvormen een bijdrage aan economische groei. Een nadere onderbouwing van de relatie tussen de kennisinfrastructuur voor de akkerbouw en het algemeen economisch belang is gegeven in het “Essay kennisinfrastructuur akkerbouw en algemeen economisch belang” dat door het LEI in opdracht van de BO Suiker is opgesteld en dat onderdeel van de aanvraag is.

De onderzoeksonderwerpen van het Gezamenlijk programma hebben betrekking op de basisrandvoorwaarden voor het agrarisch ondernemen op een akkerbouwbedrijf. Deze zijn beschreven in Hoofdstuk 3 van het Gezamenlijk programma. De resultaten van de onderzoeksprojecten moeten de individuele ondernemer in staat stellen beter onderbouwde bedrijfsspecifieke keuzen te maken (bijvoorbeeld op de terreinen van het optimaliseren van de inrichting van het bouwplan, de bestrijding van ziekten en plagen en toe te passen bewerkingen), waardoor het verdienmodel van de individuele ondernemer wordt versterkt. De plaats van het onderzoek en relatie met de verbetering van het verdienmodel van de individuele ondernemer zijn uitgebreid toegelicht in Hoofdstuk 1 van het Gezamenlijk programma.

De resultaten van het programma komen gelijkelijk en zonder kosten beschikbaar voor ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’.

Op grond van de door de BO Suiker op 11 november 2015 vastgestelde “Regeling verplichte financiële bijdragen suiker Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie” is de BO Suiker voornemens om met ingang van de inwerkintreding van dit besluit een financiële bijdrage op te leggen aan de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’. De bijdrage bedraagt € 8,80 per hectare suikerbieten. De hiervoor bedoelde regeling is onderdeel van de aanvraag. Door de vaststelling van de regeling door de BO Suiker zijn tevens ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ gebonden de bijdrage te voldoen. De grondslag voor deze gebondenheid ligt in artikel 6 van de statuten van de Brancheorganisatie Akkerbouw (waarvan de BO Suiker en de twee andere brancheorganisaties een onderdeel zijn) en in de statuten van LTO-Nederland, van hun lid-organisaties en van de NAV.

Uit bovenstaande vloeit voort dat alle akkerbouwers van suikerbieten, ongeacht of dit wel of niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers zijn, verplicht worden een zelfde financiële bijdrage aan de BO Suiker af te dragen. Dit is gerechtvaardigd omdat alle akkerbouwers in gelijke mate van de resultaten van het Gezamenlijk programma zullen profiteren. Met de verplichte bijdrage per hectare wordt bovendien geborgd dat akkerbouwers met een groter areaal, waarbij het verdienmodel sterker wordt verbeterd door de resultaten van het onderzoek, proportioneel meer bijdragen aan de financiering van de onderzoeken.

Met de financiële bijdrage voor suikerbieten wordt een areaal belast dat overeenkomt met circa 15% van het totale akkerbouwareaal. Om het systeem van financiële bijdragen overzichtelijk en doelmatig te houden heeft de BO Suiker samen met de BO Granen en de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen ervoor gekozen uitsluitend de belangrijkste gewassen in het bouwplan van de akkerbouw in Nederland te belasten. De financiële bijdrage voor suikerbieten dient dan ook in samenhang met die voor granen en voor aardappelen te worden bezien. Samen vertegenwoordigen deze gewassen meer dan driekwart van het areaal van akkerbouwproducten en zijn zij – in wisselende samenstelling – onderdeel van nagenoeg elk bouwplan in Nederland. Het profijt dat een akkerbouwer heeft van de resultaten van het Gezamenlijk programma is grotendeels gerelateerd aan het areaal van deze akkerbouwproducten. Is het areaal akkerbouwgewassen groot, dan is de bijdrage aan het verdienmodel van de akkerbouwer groter dan wanneer er sprake is van een beperkt areaal.

Bij de berekening van de tarieven voor de financiële bijdrage is door de BO Suiker (samen met de Brancheorganisatie Granen en de Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen) rekening gehouden met de opbrengst die de verschillende gewassen genereren. Deze is nauw gerelateerd aan de bijdrage die deze gewassen aan het verdienmodel van de akkerbouwer leveren. Het gewas-overschrijdende onderzoek dient ertoe het exploitatieresultaat van het bedrijf te verbeteren. Alle gewassen hebben daar profijt van. Bij gewassen waarmee per hectare meer verdient wordt, zoals aardappelen, resulteert dit in een hogere proportionele geldopbrengst, dan voor gewassen waarmee per hectare minder verdient wordt, zoals granen. Suiker is een gewas met een gemiddelde geldopbrengst. Dit rechtvaardigt een gemiddeld tarief voor de verplichte financiële bijdrage voor suiker. Om deze benadering toe te kunnen passen, zijn de gewassen door de brancheorganisaties ingedeeld op basis van de Standaardopbrengst (SO) (bron: WUR/LEI). Op basis van de SO is een indeling gemaakt in de groepen laag, midden en hoog SO waaraan de wegingscoëfficiënten 1, 2 en 3 zijn toegekend. Uitgaande van een begroot budget voor het programma van € 16,5 miljoen voor een periode van 5 jaar zijn de tarieven voor de verschillende bijdrage-plichtige producten berekend (zie de hierna opgenomen tabel die is overgenomen uit de aanvraag). Uit die tabel volgt tevens de bijdrage die de verschillende drie brancheorganisaties aan de financiering van het Gezamenlijk programma leveren. Zowel inhoudelijk als qua financiering hangen de aanvragen van deze drie brancheorganisaties dus samen en is het voor het realiseren van het Gezamenlijk programma essentieel dat de drie aanvragen van alle (en op hetzelfde tijdstip) worden ingewilligd.

 

SO

(per ha)

areaal 2014

weging

budget per categorie

tarief

ten laste van BO Granen

ten laste van BO Suiker

ten laste van BO Aard.

consumptieaardappelen, klei

5.710

             

consumptieaardappelen, zand

4.640

             

pootaardappelen, NAK, klei

10.100

             

pootaardappelen, NAK, zand

5.950

             

hoog SO

 

114.000

3

€ 1.504.800

€ 13,20

   

€ 1.504.800

zetmeelaardappelen

2.190

42.000

         

€ 369.600

suikerbieten

3.150

75.000

       

€ 660.000

 

midden SO

 

117.000

2

€ 1.029.600

€ 8,80

     

gerst (gem zomer en winter)

1.115

             

tarwe, winter

1.580

             

tarwe, zomer

1.190

             

rogge

825

             

haver

960

             

laag SO

 

174.000

1

€ 765.600

€ 4,40

€ 765.600

   

totaal

         

€ 765.600

€ 660.000

€ 1.874.400

De financiële last die op bedrijfsniveau voortvloeit uit de door de drie brancheorganisaties vastgestelde tarieven voor de verplichte financiële bijdragen is als volgt. Uitgaande van een bedrijf met een areaal van 80 ha en met een bouwplan met de volgende samenstelling 30% aardappelen, 33% granen, 15% suikerbieten en 22% overige gewassen resulteert een financiële bijdrage van ruim € 500,– per jaar. Op basis van standaardopbrengsten en een aanname over de invulling van het areaal overige gewassen bedraagt de omzet circa € 260.000,-. De verplichte financiële bijdrage van een akkerbouwer bedraagt dus niet meer dan 0,20% van de omzet.

Het Gezamenlijk programma is primair gericht op het teeltsegment van de akkerbouw en met name op onderwerpen die gewas-overschrijdend zijn. De onderzoeksonderwerpen richten zich dan ook op de basisvoorwaarden om de bedrijfsspecifieke keuzen door de akkerbouwer beter onderbouwd te kunnen maken, waardoor zijn verdienmodel wordt versterkt. Hoewel enige bijkomende effecten (bijvoorbeeld op de bewaar- en verwerkingseigenschappen van het product) die van belang zijn voor verdere schakels in de keten niet kunnen worden uitgesloten, staan de onderzoeksvragen van de akkerbouwer centraal. Om die reden rust de last van de verplichte financiële bijdrage uitsluitend op de akkerbouwer.

Voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma is een benodigd budget begroot van € 16,5 miljoen. Het aandeel van de BO Suiker hierin bedraagt

5 x € 660.000 = € 3,3 miljoen euro.

In de hierna opgenomen tabel (die is overgenomen uit de aanvraag) is een indicatie gegeven van de besteding per activiteit voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma. De begroting is bij benadering gegeven omdat de invulling met projecten start na de inwilliging van de aanvraag. Indien blijkt dat het begrote budget voor onderzoek in verband met calamiteiten niet behoeft te worden ingezet, zal dit budget voor andere onderzoeksactiviteiten worden ingezet.

Door de BO Suiker is benadrukt dat de onderzoeksvragen moeten passen binnen de onderzoeksonderwerpen en er sprake is van een maximumbudget en dat, indien gedurende de projectduur zou blijken dat voor de uitvoering van het programma een geringer budget vereist is dan wordt bijeengebracht uit de financiële bijdragen, de BO Suiker overgaat tot opschorting of beëindiging van het opleggen of innen van de bijdragen benodigd voor de financiering.

Activiteiten (in mln. EUR)

Jaarlijkse budget in de periode 2016*–2020

Onderzoek en kennisverspreiding

2,5–2,9

Innovatie

0,1–0,2

Calamiteiten

0,1–0,2

Uitvoeringskosten

0,3

Totaal maximaal

0,3

Door de BO Suiker kan in het kalenderjaar 2016 slechts dat deel van het budget van € 660.000 bij de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ worden geïnd dat naar rato overeenkomt met de looptijd van de verbindend verklaring in 2016.

De financiële bijdrage van de ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ én de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ zal uitsluitend worden besteed voor de kosten die het Gezamenlijk programma met zich brengt. Dit zijn de kosten van onderzoek en de verspreiding van de onderzoeksresultaten, alsmede de kosten van uitvoering van het Gezamenlijk programma. Deze laatste kostenpost betreft met name:

  • kosten van coördinatie van het onderzoek,

  • kosten van het systeem van registratie van akkerbouwers die verplicht zijn de financiële bijdrage te voldoen,

  • kosten van de jaarlijkse verzameling van gegevens over de arealen waarover de financiële bijdrage wordt opgelegd,

  • kosten van inning en incasso, en

  • kosten van communicatie over het programma en de verplichtingen.

Baten en lasten die verband houden met de exploitatie van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw, waarvan de BO Suiker en de twee andere brancheorganisaties een onderdeel zijn, zullen apart worden geadministreerd van de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van het Gezamenlijk programma.

Uit het hiervoor genoemde protocol van het LEI blijkt tevens dat de ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ (gemeten naar areaal) representatief zijn voor – afgerond – 70% van het totaal. Op basis van dit percentage en van het aandeel van de bijdrage van de BO Suiker in de financiering van het Gezamenlijke programma (begroot op € 3.300.000 over de totale duur van het Gezamenlijk programma) bedragen de aandelen gefinancierd door de ‘bij de BO Suiker aangesloten’ en ‘niet-aangesloten’ marktdeelnemers:

  • aangeslotenen: 70% * € 3.300.000 = € 2.310.000

  • niet-aangeslotenen: 30% * € 3.300.000 = € 990.000

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de aanvraag van de BO suiker voldoet aan de eisen van artikel 165 van verordening 1308/2013 in die zin dat de uitvoering van het Gezamenlijk programma van algemeen economische belang is voor akkerbouwers die suikerbieten in Nederland telen en dat ook ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ voordeel hebben bij de uitvoering van het Gezamenlijk programma. De BO Suiker heeft daarbij aangetoond dat de ‘niet bij de BO-Suiker aangesloten marktdeelnemers’ dezelfde financiële bijdrage zullen betalen die de ‘bij de BO Suiker aangesloten markdeelnemers’ betalen en dat die bijdrage uitsluitend bestemd is voor de kosten die rechtstreeks uit de uitvoering van het Gezamenlijk programma voortvloeien. De aanvraag van de BO Suiker voldoet daarmee tevens aan artikel 5:5, tweede lid, onderdelen a en c, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

In de aanvraag is door de BO Suiker aangegeven dat voor de naleving van de verplichting tot afdracht van de financiële bijdrage het van belang is dat de ‘niet bij BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ zich registreren bij de BO Suiker. Om die reden verzoekt de BO Suiker (onderdeel III van de aanvraag) de Minister van EZ te besluiten dat hiervoor bedoelde akkerbouwers zich moeten registreren op grond van de door de BO Suiker op 11 november 2015 vastgestelde ‘Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisaties Suiker 2016-2020’. Het onderhavige besluit voorziet in deze registratieverplichting voor de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’. Daarmee wordt de registratieplicht zowel van toepassing op akkerbouwers (die suikerbieten telen) die zijn aangesloten bij de leden (LTO-Nederland en de NAV) van de BO Suiker als – op grond van het onderhavige besluit – op de niet bij die leden aangesloten akkerbouwers (die suikerbieten telen). Op basis van de registraties kan door de BO Suiker de nota voor de verplichte financiële bijdrage worden toegezonden aan de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’. De BO Suiker heeft overigens toegezegd dat deze vergezeld zal gaan van informatie over achtergrond van de financiële bijdrage en het (verplichte) karakter van de bijdrage.

Het toezicht op de naleving van de verplichte afdracht zal de BO Akkerbouw, namens de BO Suiker, administratief uitvoeren. Daarbij wordt een financiële administratie gevoerd waarin de betalingen worden gemonitord. Bij uitblijven van de betaling binnen de betalingstermijn, zal – namens de BO Suiker – actief worden gerappelleerd en gemaand en, indien nodig, tot incasso worden overgegaan. Voor het incassotraject zal – waar nodig – door de BO Akkerbouw (namens de BO Suiker) een beroep op de deurwaarder worden gedaan. Deze zal worden ingeschakeld voor de advisering over stappen gericht op een zo groot mogelijke kans op succes en voor de uitvoering. Ten aanzien van de naleving wordt geen onderscheid gemaakt tussen de ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’.

De “Regeling verplichte financiële bijdragen suiker Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie” voorziet tevens in sancties bij niet betaling in de vorm van het in rekening brengen van wettelijke rente over het niet betaalde bedrag. Voorts zullen ook de invorderingskosten voor rekening komen van de schuldenaar. Ook bij de toepassing van de sancties wordt geen onderscheid worden gemaakt tussen de ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’.

Gelet op het voorgaande wordt geconstateerd dat de BO Suiker overeenkomstig artikel 5:4, onderdeel a, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bewijsmateriaal heeft verstrekt waaruit blijkt dat ook de ‘bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ de financiële bijdrage zullen afdragen. Gelet op het voorgaande wordt tevens geconstateerd dat de BO Suiker overeenkomstig artikel 5:5, eerste lid, onderdelen g en h, en tweede lid, onderdeel b, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties heeft omschreven op welke wijze de BO Suiker zal toezien op de naleving van de afdracht van de financiële bijdrage, sancties zal opleggen bij niet-naleving van die afdracht en de wijze waarop de financiële afdracht wordt geïnd.

De periode waarvoor door de BO Suiker de verbindendverklaring wordt gevraagd is 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020. Een meerjarige periode wordt nodig geacht om kennisontwikkeling op te doen door uitvoering van onderzoeken; uit Hoofdstuk 4 van het Gezamenlijk programma volgt dat kennisontwikkeling over verschijnselen in een open ecosysteem veelal een beoordeling betreffen van effecten op volgtijdelijke teelten en daarom meerjarige proeven nodig zijn om de invloeden van buitenaf (ziekten, plagen, meteorologische omstandigheden, etc.) te kunnen beoordelen en te kunnen neutraliseren. Dit betekent dat meerjarige (vaak minimaal driejarige) onderzoeken die in 2016 starten, in 2017, 2018 en 2019 worden uitgevoerd en in 2020 tot conclusies zullen leiden. In samenhang hiermee is door de BO Suiker aangegeven dat ook vanuit financieringsoogpunt een ruime periode gewenst is waarbinnen de financiële bijdrage moet worden afgedragen. Het verzoek van de BO Suiker is daarom over een periode van vijf jaar (2016 – 2020) jaarlijks een bijdrage te kunnen innen op basis van het jaarlijkse areaal suikerbieten. Deze financieringswijze maakt dat het tarief voor de financiële bijdragen beperkt kan blijven en schommelingen in de beoogde basis voor de verplichte financiële bijdrage (het areaal) worden geneutraliseerd.

Omdat de huidige programmeringsperiode van het Europese landbouwbeleid eindigt op 31 december 2020 en verbindendverklaring dan ook maximaal tot deze datum mogelijk is, is ook om de volgende reden gekozen voor een periode van vijf jaar. Indien aan het einde van deze periode de behoefte aan onderzoek nog steeds bestaat en er tevens de mogelijkheid bestaat voor een nieuw onderzoeksprogramma, dan wordt voorkomen dat er een lacune ontstaat tussen de lopende en een nieuwe periode.

Gelet op het voorgaande wordt geconstateerd dat de BO Suiker overeenkomstig artikel 5:5, eerste lid, onderdeel f, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties informatie heeft verstrekt over de periode waarvoor het Gezamenlijk programma verbindend moet worden verklaard en over de periode waarvoor de financiële bijdrage moet worden afgedragen.

Tevens moet vaststaan dat de voorschriften die gemoeid zijn met de verbindend verklaring van het Gezamenlijk programma andere marktdeelnemers in Nederland of de Unie geen schade berokkenen, geen van de in artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2013 bedoelde gevolgen hebben en niet op andere wijze onverenigbaar zijn met het Unierecht of met de vigerende nationale voorschriften. Ingevolge artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2013 worden in ieder geval overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde gedragingen als onverenigbaar aangemerkt indien zij:

  • a) kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie, ongeacht in welke vorm;

  • b) de goede werking van de marktordening in gevaar kunnen brengen;

  • c) concurrentieverstoringen kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de met de activiteit van de met de brancheorganisatie nagestreefde doelstelling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

  • d) de vaststelling van prijzen of quota omvatten;

  • e) discriminatie kunnen veroorzaken of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen uitschakelen.

Uit de bij de aanvraag verstrekte gegevens kan worden opgemaakt dat geen van de hiervoor genoemde gevolgen zich bij inwilliging van de aanvraag zullen voordoen.

Tot slot moet worden beoordeeld of er zich bij de aanvraag geen van de afwijzingsgronden genoemd in artikel 5:2 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties voordoet. Ook dit is niet het geval. Op grond van de geldende wetgeving kunnen geen heffingen worden geïnd voor onderzoeksactiviteiten; dergelijke activiteiten worden overigens ook niet beschouwd als publieke taak waar de Minister van EZ een verantwoordelijkheid voor draagt. Ook is hier van belang dat de jaarlijkse financiële afdracht aan de BO Suiker door de ‘niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers’ zodanig is dat – afgezet tegen het individuele voordeel voor de akkerbouwer van de resultaten van uit te voeren onderzoeken – geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de ondernemersvrijheid.

5. Besluit

Gelet op de artikelen 164 en 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347) en paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties;

Gelet op inhoud van de aanvraag van de BO Suiker wordt de aanvraag ingewilligd onder het stellen van de hierna genoemde voorschriften en beperkingen;

Besluit:

Artikel 1

In de artikelen 2 tot en met 3 van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. verordening 1308/2013: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • b. Gezamenlijk programma: Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie, zoals opgenomen in bijlage 1 van dit besluit;

  • c. Regeling financiële bijdragen: Regeling verplichte financiële bijdragen suiker Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie, zoals vastgesteld door de BO Suiker op 11 november 2015 en opgenomen in bijlage 2 van dit besluit;

  • d. Regeling registratie en gegevensverstrekking: Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Suiker 2016-2020, zoals vastgesteld door de BO Suiker op 11 november 2015 en opgenomen in bijlage 3 van dit besluit;

  • e. niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers: ondernemers als bedoeld in paragraaf 1, onderdeel c, van de Regeling financiële bijdragen en paragraaf 1, onderdeel f, van de Regeling registratie en gegevensverstrekking, voor zover dit ondernemers betreft die geen lid zijn van de lid-organisaties van de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland of de Nederlandse Akkerbouw Vakbond.

Artikel 2

Het Gezamenlijk programma is overeenkomstig artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 verbindend voor niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 20120.

Artikel 3

Overeenkomstig artikel 165 van verordening 1308/2013 is met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2020 de Regeling financiële bijdrage en de Regeling registratie en gegevensverstrekking, met uitzondering van paragraaf 3, eerste lid, onderdeel e, en derde lid, van de hiervoor genoemde regeling, van toepassing op niet bij de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 1, die wordt geplaatst op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, www.rvo.nl

De Minister van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit bezwaar indienen. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken en vangt aan na de dag van verzending van dit besluit aan de aanvrager. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl. Voor de ondertekening heeft u een TAN-code nodig. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

BIJLAGE 2: REGELING VERPLICHTE FINANCIËLE BIJDRAGEN SUIKER GEZAMENLIJK PROGRAMMA ONDERZOEK EN INNOVATIE

Inleiding

De Brancheorganisatie Suiker heeft op 11 november 2015 de volgende regeling vastgesteld om de financiering mogelijk te maken van de uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie van deze brancheorganisatie.

Dit programma, deze bijdrageregeling en de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Suiker zijn op 29 april 2016 door de Minister van Economische Zaken verbindend verklaard, zoals bedoeld in § 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken (nr. WJZ/14152482).

§ 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

a. Brancheorganisatie (BO) Suiker:

de in artikel 15a, lid 1 onder b van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

b. Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die op 21 juli 2014 is opgericht, is gevestigd te Zoetermeer en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 61136662

c. ondernemer:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft met als bedrijfsactiviteit, of één van de bedrijfsactiviteiten, het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage.

d. Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Suiker:

het besluit van de BO Suiker van 11 november 2015 gericht op de verplichte registratie van en jaarlijkse gegevensverstrekking door ondernemingen die gewassen telen waarvoor de brancheorganisatie is opgericht

e. gemeten maat:

de oppervlakte beteelbare grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn

f. contractteelt:

de teelt van gewassen of producten ingevolge een overeenkomst.

§ 2 Bepalingen inzake de verplichte financiële bijdrage

§ 2.1 verstrekking van gegevens en berekening van de verplichte financiële bijdrage
  • 1. De ondernemer, die in enig kalenderjaar een onderneming drijft is verplicht voor dat jaar de financiële bijdrage te betalen.

  • 2. De berekening van de financiële bijdrage vindt plaats op basis van de door de ondernemer aan de BO Akkerbouw ingevolge de bij of krachtens de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Suiker verstrekte gegevens.

  • 3. De financiële bijdrage wordt opgelegd naar het grondgebruik en berekend naar de oppervlakte van de bij de onderneming behorende beteelde grond en bedraagt:

   

tarief (in € per ha)

a.

suikerbieten

8,80

§ 2.2 nadere bepalingen en rekenregels
  • 1. Voor de toepassing van § 2.1 wordt onder onderneming mede verstaan de on-derneming die gedreven wordt door de ondernemer die beteelde grond:

    • a. zaai- of pootklaar huurt of pacht, waaronder verstaan wordt beteelde grond waarop door de verhuurder tenminste één van de eerste werkzaamheden, zoals het bemesten, het ploegen en andere voorjaarswerkzaamheden zijn verricht;

    • b. als overig los land voor één teeltseizoen huurt of pacht, waaronder verstaan wordt beteelde grond die geheel geen voorbewerking door de verhuurder of verpachter heeft ondergaan;

    • c. overigens om niet in gebruik ontvangt, zoals bij landruil;

    • d. beteelt voor contractteelt, waaronder verstaan wordt dat de teler (contractne-mer) de gewasverzorging (grotendeels) uitvoert en daarvoor zelf verantwoordelijk is.

  • 2. Voor de toepassing van § 2.1 wordt beteelde grond gerekend naar de gemeten maat.

  • 3. Voor de toepassing van § 2.1 worden gedeelten van een hectare belast in even-redigheid met de aldaar bedoelde bedragen. Gedeelten van een hectare worden naar beneden afgerond tot een veelvoud van aren.

§ 3 Betaling van de financiële bijdrage

§ 3.1 nota en betaling
  • 1. De BO Suiker machtigt de BO Akkerbouw de verschuldigde bijdragen namens haar in rekening te brengen, in te vorderen en in ontvangst te nemen.

  • 2. De BO Akkerbouw is bevoegd nota’s rechtsgeldig per schriftelijke post of door middel van een elektronisch bericht te zenden aan de ondernemer op het (elektronische) adres dat de ondernemer heeft verstrekt op grond van de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Suiker.

  • 3. De ingevolge deze regeling verschuldigde bedragen worden betaald uiterlijk op de eenentwintigste dag volgend op die waarop zij door of vanwege de BO Akkerbouw aan de hand van nota's in rekening zijn gebracht.

  • 4. In afwijking van het vermelde onder lid 3 is de nota terstond invorderbaar:

    • a. zodra het faillissement van de ondernemer is aangevraagd;

    • b. zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt of

    • c. zodra de ondernemer zich in het buitenland heeft gevestigd om daar zijn vaste woonplaats te kiezen of van het voornemen daartoe blijkt.

  • 5. De BO Suiker kan met het oog op een efficiënte uitvoering van deze regeling besluiten nota's met een bedrag minder dan € 50,– samen te voegen tot verzamelnota's, welke op meerdere perioden betrekking hebben dan wel niet uit te brengen.

§ 3.2 sancties bij niet betaling
  • 1. Aan de ondernemer die niet of niet geheel binnen de in § 3.1 gestelde termijn heeft betaald, kan door de directeur van de BO Akkerbouw, namens de BO Suiker, de wettelijke rente over het niet-betaalde bedrag in rekening worden gebracht, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling volgens deze regeling dient te zijn verricht.

  • 2. Kosten van invorderingsmaatregelen komen voor rekening van de ondernemer die in gebreke is gebleken de betaling geheel en tijdig te voldoen. Het opleggen van de wettelijke rente en de kosten van invorderingsmaatregelen laten de verplichting tot betaling van de verplichte financiële bijdrage onverlet.

§ 4 Slotbepalingen

  • 1. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze regeling zullen – voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald – zonder toestemming van de belanghebbende

    • a. slechts worden gebruikt voor de uitvoering van deze regeling;

    • b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de directeur en de medewerkers van het verenigingsbureau van de BO Akkerbouw, andere personen die door de directeur van de BO Akkerbouw worden ingeschakeld bij de uitvoering van deze regeling en de met de financiële controle belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.

  • 2. Bekendmaking van gegevens, als in lid 1 bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben.

  • 3. Deze regeling treedt in werking op 4 mei 2016 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2020.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling verplichte financiële bijdragen suiker”.

BIJLAGE

  • A. Ten behoeve van de vaststelling en berekening van de door de BO Suiker op te leggen verplichte financiële bijdragen worden de volgende gegevens gevraagd:

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond suikerbieten.

  • B. Voor de toepassing van het onder A bepaalde, wordt onder grond, in gebruik voor de in deze onderdelen genoemde teelt, mede verstaan grond die nog niet voor deze teelt in gebruik is, maar hiervoor wel kennelijk bestemd is.

  • C. Voor de toepassing van het onder A bepaalde wordt onder grond mede verstaan elk ander groeimedium met behulp waarvan de in deze onderdelen genoemde gewassen worden geteeld.

BIJLAGE 3: REGELING VERPLICHTE REGISTRATIE EN GEGEVENSVERSTREKKING BRANCHEORGANISATIE SUIKER 2016 – 2020

Inleiding

De Brancheorganisatie Suiker heeft op 11 november 2015 de volgende regeling vastgesteld om te kunnen beschikken over een register van ondernemingen met als bedrijfsactiviteit de teelt van producten behorend tot de sector waarvoor de brancheorganisatie is ingesteld. Het register wordt samengesteld voor de juiste uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen suiker.

Deze registratieregeling, het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen suiker zijn op 29 april 2016 door de Minister van Economische Zaken verbindend verklaard, zoals bedoeld in § 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken (nr. WJZ/14152482).

§ 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

a. Brancheorganisatie (BO) Suiker:

de in artikel 15a, lid 1 onder b van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

b. Brancheorganisatie (BO) Granen:

de in artikel 15a, lid 1 onder a van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

c. Brancheorganisatie (BO) Aardappelen en overige akkerbouwgewassen:

de in artikel 15a, lid 1 onder c van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

d. Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die op 21 juli 2014 is opgericht, is gevestigd te Zoetermeer en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 61136662

e. Regeling verplichte financiële bijdragen suiker:

het besluit van de BO Suiker van 11 november 2015 gericht op de vaststelling, het opleggen en het innen van verplichte financiële bijdragen ter financiering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie van deze brancheorganisatie

f. ondernemer:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft met als bedrijfsactiviteit, of één van de bedrijfsactiviteiten, het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage

g. Standaardopbrengst (SO):

maatstaf om de economische bedrijfsomvang vast te stellen, die is gebaseerd op de standaardwaarde van de brutoproductie, die wordt vastgesteld volgens Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven

h. gemeten maat:

de oppervlakte beteelde grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn

i. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl):

de dienst ingesteld bij het Instellingsbesluit baten-lastenagentschap Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën

§ 2 Het register

  • 1. De BO Akkerbouw houdt namens de BO Suiker een register aan van ondernemingen met als activiteit het telen van het akkerbouwgewas genoemd in de bijlage en waarvan de bedrijfsomvang ten minste gelijk is aan een Standaardopbrengst van EUR 3.000,- te verkrijgen uit het in de bijlage genoemde akkerbouwgewas.

  • 2. Aan de ingeschreven ondernemingen wordt een registratienummer toegekend.

  • 3. Het register is uitsluitend bestemd voor de juiste uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen suiker.

  • 4. De ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in lid 1 is verplicht binnen 1 maand na verbindendverklaring van deze regeling zijn onderneming te laten registreren bij de BO Akkerbouw.

  • 5. Een ondernemer laat zich eveneens registreren binnen 1 maand nadat de bedrijfsomvang van zijn onderneming is gaan voldoen aan de norm, vermeld in lid 1.

§ 3 De opgave van gegevens

  • 1. De ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in § 2, lid 1, is verplicht de BO Akkerbouw jaarlijks gegevens te verstrekken met betrekking tot:

    • a. naam, voornamen, geboortedatum en adres, dan wel wanneer de onderneming door een rechtspersoon wordt gedreven: de naam en het adres van de onderneming;

    • b. het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel;

    • c. de oppervlakte gerekend naar gemeten maat van het in de bijlage genoemde gewas;

    • d. de rechtsvorm van het grondgebruik;

    • e. het IBAN-bankrekeningnummer.

  • 2. De onder lid 1 bedoelde gegevens moeten worden verstrekt op een door de BO Akkerbouw beschikbaar te stellen fysiek of elektronisch registratieformulier.

  • 3. De ondernemer kan aan de in lid 1 bedoelde verplichting voldoen door het verstrekken van een machtiging aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland om de gegevens die de ondernemer aan deze dienst verstrekt op grond van artikel 24 van de Landbouwwet (de landbouwtelling) beschikbaar te stellen aan de BO Akkerbouw.

  • 4. De ondernemer is gerechtigd aan zijn opgaveverplichting op grond van deze regeling te voldoen door zijn opgave op grond van een eventuele gelijksoortige verplichting van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen en/of de BO Granen aan te vullen met de in deze paragraaf bedoelde gegevens over het in de bijlage genoemde gewas.

  • 5. De ondernemer is verplicht wijziging van de gegevens die op grond van deze paragraaf zijn verstrekt, schriftelijk aan de BO Akkerbouw mede te delen. Deze gegevens moeten worden verstrekt binnen 1 maand nadat de wijziging heeft plaatsgevonden.

  • 6. Indien de directeur van de BO Akkerbouw op een andere wijze dan door de opgave van de ondernemer kennis draagt van een wijziging van de gegevens, die op grond van deze paragraaf zijn verstrekt, is hij namens de BO Suiker bevoegd een wijziging in het register aan te brengen. De ondernemer wordt hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte gesteld.

§ 4 Overige bepalingen

  • 1. De BO Suiker kan bij besluit vrijstelling verlenen van een of meer bepalingen uit deze regeling.

  • 2. Tenzij bij een voorschrift anders vermeld is de BO Akkerbouw namens de BO Suiker belast met de uitvoering van deze regeling.

  • 3. Indien de ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in § 2, lid 1, één of meer van de in deze regeling genoemde verplichtingen niet nakomt, kan, na daartoe te zijn aangemaand, een boetebeding worden ingeroepen uit hoofde van wanprestatie in de zin van artikel 6:91 e.v. BW.

§ 5 Slotbepalingen

  • 1. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze regeling zullen – voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald – zonder toestemming van de belanghebbende

    • a. slechts worden gebruikt voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen suiker;

    • b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de directeur en de medewerkers van het verenigingsbureau van de BO Akkerbouw, andere personen die door de directeur van de BO Akkerbouw worden ingeschakeld bij de uitvoering van deze regeling, het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen suiker en de met de financiële controle belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.

  • 2. Bekendmaking van gegevens, als in lid 1 bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben.

  • 3. Deze regeling treedt in werking op 4 mei 2016 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2020.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Suiker”.

BIJLAGE

  • A. Ten behoeve van de vaststelling en berekening van de door de BO Suiker op te leggen verplichte financiële bijdragen worden de volgende gegevens gevraagd:

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond suikerbieten.

  • B. Voor de toepassing van het onder A bepaalde, wordt onder grond, in gebruik voor de in deze onderdelen genoemde teelt, mede verstaan grond die nog niet voor deze teelt in gebruik is, maar hiervoor wel kennelijk bestemd is.

  • C. Voor de toepassing van het onder A bepaalde wordt onder grond mede verstaan elk ander groeimedium met behulp waarvan de in deze onderdelen genoemde gewassen worden geteeld.

Besluit van de Minister van Economische Zaken:

1. Onderwerp van de aanvraag

Op 11 november 2015 is een – op dezelfde datum gedateerde – aanvraag ontvangen van de Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen (hierna: BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen).

Met de aanvraag verzoekt de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen de Minister van Economische Zaken (hierna: Minister van EZ) tot:

  • I. verbindend verklaring van het verrichten van onderzoeken ter uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie (hierna: Gezamenlijk programma) voor de periode die loopt van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020.

  • II. het nemen van een besluit op grond waarvan niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers die voordeel hebben van de resultaten die met de onder I bedoelde onderzoeken kunnen worden behaald, gehouden zijn van 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020 jaarlijks een financiële bijdrage af te dragen aan de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen ter financiering van de hiervoor bedoelde onderzoeken overeenkomstig de periodieke afdracht van de bij BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers ter financiering van de hiervoor bedoelde onderzoeken.

  • III. het nemen van een besluit op grond waarvan de niet bij de BO aangesloten marktdeelnemers als bedoeld onder II worden verplicht zich te registreren bij de BO.

De in dit besluit bedoelde ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ zijn de leden van de lid-organisaties5 van Land- en Tuinbouworganisatie Nederland (LTO-Nederland) en de Nederlandse Akkerbouw Vakbond (NAV) voor zover dit ondernemers (akkerbouwers) betreft als bedoeld in paragraaf 1 van de door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen op 11 november 2015 opgestelde Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie.

De in de vorige alinea bedoelde ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ zijn ondernemers (akkerbouwers) als bedoeld in paragraaf 1 van de hiervoor genoemde regeling die geen lid zijn van de lid-organisaties van LTO-Nederland of NAV.

2. Achtergrond van de aanvraag

Het Gezamenlijk programma is opgesteld door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen, de Brancheorganisatie Granen (hierna: BO Granen) en de Brancheorganisatie Suiker (hierna: BO Suiker). Op 11 november 2015 zijn tevens aanvragen als hiervoor onder punt 1 beschreven ontvangen van de BO Granen en de BO Suiker. In de drie aanvragen wordt de Minister van EZ telkens verzocht om de desbetreffende aanvraag uitsluitend in te willigen indien tevens de aanvragen van de twee andere brancheorganisatie worden ingewilligd. Als reden wordt hiervoor gegeven dat het Gezamenlijk programma van gezamenlijk belang is voor de akkerbouwers die lid zijn (van de lid-organisaties) van LTO-Nederland en de NAV (de lid-organisaties van de drie brancheorganisaties) en dat alleen door inwilliging van de drie afzonderlijk aanvragen het Gezamenlijk programma overeenkomstig de opzet kan worden uitgevoerd.

De Minister van EZ is op grond van artikel 5:1, ter uitvoering van de artikel 164 en 165 van verordening 1308/20136, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bevoegd te beslissen op de aanvraag, bedoeld onder de hiervoor aangegeven punten I, II en III (hierna: de aanvraag).

Het onderhavige besluit tot inwilliging van de aanvraag is als volgt voorbereid:

  • a) De Minister van EZ heeft ter uitvoering van artikel 5:6 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties en artikel 165 van verordening 1308/2013 belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze kenbaar te maken omtrent het door de Minister van EZ op de aanvraag te nemen besluit. Belanghebbenden konden daartoe kennis nemen van de aanvraag van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen (tegelijk met de aanvraag van de BO Granen en de BO Suiker) en hun zienswijze kenbaar maken via de website www.internetconsultatie.nl. Het doel van de raadpleging was om bij belanghebbenden te verifiëren of het Gezamenlijk programma van algemeen economisch belang is voor marktdeelnemers wier activiteiten met de betrokken akkerbouwproducten verband houden, of de niet bij de lid-organisaties (LTO-Nederland en NAV) van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen, de BO Granen en de BO Suiker aangesloten marktdeelnemers op wie op grond van het door de Minister van EZ te nemen besluit de financieringsverplichting – als hiervoor genoemd onder punt II – komt te rusten ook daadwerkelijk voordeel hebben van de onderzoeken én om inzicht te krijgen in de proportionaliteit van de financiële bijdragen. Belanghebbenden konden hun zienswijze kenbaar maken van 3 december 2015 tot en met 8 januari 2016. Door de Minister van EZ is kenbaarheid gegeven aan de start van de hiervoor bedoelde raadpleging in de brieven van 1 december 2015 aan de Voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken I 2015/16, 33 910, L, p. 4 en Kamerstukken II 2015/16, 33 910, nr. 24) en in het persbericht van 3 december 2015 dat is geplaatst op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, www.rvo.nl. Het consultatieverslag met daarin op hoofdlijnen de uitkomsten van de internetconsultatie is voor een ieder toegankelijk en geplaatst op de website www.internetconsultatie.nl

  • b) Bij brieven van 12 februari 2016 heeft de Minister van EZ het voorgenomen besluit op de aanvraag van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen (alsmede op de aanvragen van de BO Granen en de BO Suiker) medegedeeld aan de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal (Kamerstukken I 2015/16, 33 910, M en Kamerstukken II 2015/16, 33 910, nr. 25).

3. Juridisch kader

De aanvraag moet worden getoetst aan de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013. Ter uitvoering van deze artikelen moet de aanvraag tevens worden getoetst aan paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

Artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 bepaalt dat uitsluitend een erkende brancheorganisatie die als representatief wordt beschouwd voor de productie, de verhandeling of verwerking van een bepaald product, de betrokken lidstaat kan verzoeken om bepaalde overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde gedragingen van die organisatie voor een beperkte periode verbindend te verklaren voor andere marktdeelnemers (of groeperingen van marktdeelnemers) die in de betrokken economische regio werkzaam zijn en niet bij deze organisatie zijn aangesloten. Het derde lid van dit artikel bepaalt dat de brancheorganisatie als representatief wordt beschouwd wanneer deze in de betrokken economische regio een aandeel van de productie, de verhandeling of verwerking van het betrokken product vertegenwoordigt van ten minste twee derde.

Ingevolge artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013 moet het verzoek tot verbindend verklaring voor andere marktdeelnemers gericht zijn op één of meerdere van de in dat artikellid genoemde doelen. Tevens bepaalt dit artikellid dat de voorschriften die gemoeid zijn met de verbindend verklaring andere marktdeelnemers in de betrokken lidstaat of de Unie geen schade mogen berokkenen, geen van de in artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2014 bedoelde gevolgen mogen hebben en niet op andere wijze onverenigbaar mogen zijn met het Unierecht of met de vigerende nationale voorschriften.

Ingevolge artikel 165 van verordening 1308/2013 kan, wanneer ingevolge artikel 164 van die verordening de voorschriften verbindend zijn verklaard, worden besloten dat in het geval de activiteiten waarop die voorschriften van toepassing zijn van algemeen economische belang zijn voor marktdeelnemers wier activiteiten met de betrokken producten verband houden, ook niet bij de organisatie aangesloten individuele marktdeelnemers (of groepen) die voordeel hebben bij deze activiteiten, de volle financiële bijdragen die de leden betalen – of een gedeelte daarvan – aan de organisatie moeten betalen, voor zover die bijdragen bestemd zijn voor de kosten die rechtstreeks uit de betrokken activiteiten voortvloeien.

Ingevolge artikel 165 van verordening 1308/2013 kan de Minister van EZ het hiervoor bedoelde besluit pas nemen nadat alle relevante belanghebbenden door hem zijn geraadpleegd.

Ter uitvoering van de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 is in paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties het volgende bepaald.

Ingevolge artikel 5:3 kan een erkende brancheorganisatie uitsluitend een verzoek als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 indienen indien de brancheorganisatie blijkens de statuten jegens iedere marktdeelnemer die daaraan is onderworpen, is gehouden tot het toezien op de naleving van het voorschrift, het toezien op de afdracht van de financiële bijdrage en tot het opleggen van een financiële sanctie jegens een ieder die een voorschrift niet naleeft of een financiële bijdrage niet afdraagt.

Ingevolge artikel 5:4 moet een erkende brancheorganisatie die om een besluit als bedoeld in de artikelen 164 en 165 van verordening 1308/2013 verzoekt bij dat verzoek bewijsmateriaal verstrekken, waaruit blijkt dat ook de marktdeelnemers die door de leden van die organisatie worden vertegenwoordigd het voorschrift zullen uitvoeren of de financiële bijdrage zullen afdragen.

In artikel 5:5 is vastgelegd welke informatie een brancheorganisatie bij de indiening van een verzoek als bedoeld in de artikel 164 en 165 van verordening 1308/2013 moet verstrekken.

Het betreft op grond van het eerste lid de volgende informatie:

  • a) het verbindend te verklaren voorschrift;

  • b) een omschrijving van het betrokken product of producten, bedoeld in artikel 164, derde lid, van verordening 1308/2013;

  • c) de berekening van het relevante aandeel, bedoeld in artikel 164, derde lid, van verordening 1308/2013;

  • d) een omschrijving van de doelen, bedoeld in artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013;

  • e) een motivering waaruit blijkt dat het voorschrift niet strijdig is met de relevante Europese en nationale regels;

  • f) de periode waarvoor het voorschrift verbindend moet worden verklaard of waarvoor de financiële bijdrage moet worden afgedragen;

  • g) een omschrijving van de manier waarop de brancheorganisatie toe zal zien op de naleving van het voorschrift of de afdracht van de financiële bijdrage;

  • h) een omschrijving van de manier waarop de brancheorganisatie sancties zal opleggen bij niet naleving van het voorschrift of bij het niet afdragen van de financiële bijdrage.

Het betreft op grond van het tweede lid de volgende informatie:

  • a) de berekening van de verschuldigde financiële bijdrage, gerelateerd aan het voordeel dat daardoor wordt genoten door marktdeelnemers (of groepen van marktdeelnemers) als bedoeld in artikel 165 van verordening 1308/2013;

  • b) de wijze waarop de brancheorganisaties de financiële bijdrage zal innen;

  • c) de wijze waarop de financiële bijdrage wordt besteed.

Artikel 5:2 bepaalt dat de Minister van EZ overeenkomstig de artikelen 164, eerste lid, of 165 van verordening 1308/2013 geen verzoek toewijst indien:

  • a. het voorschrift of de financiële bijdrage op grond van de geldende wetgeving kan worden gesteld, onderscheidenlijk kan worden geheven, of

  • b. het voorschrift of de financiële bijdrage naar het oordeel van de Minister van EZ een onevenredige inbreuk maakt op de ondernemersvrijheid of niet doelmatig is.

4. Beoordeling van de aanvraag

De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen is door de Minister van EZ op grond van artikel 4:3 van de Regeling producenten en brancheorganisaties met ingang van 24 februari 2015 erkend tot en met 31 december 2020.

De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft in de aanvraag aangetoond dat de onderzoeken die op grond van het Gezamenlijk programma wordt uitgevoerd zich zullen richten op het product aardappelen (poot-, consumptie- en zetmeelaardappelen), alsmede op de producten kool- en raapzaad (anders dan voor zaaidoeleinden), cichorei en peulvruchten, inclusief lupine en soja; deze producten worden genoemd in deel XXIV van Bijlage I van verordening 1308/2013.

De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft in de aanvraag tevens aangetoond dat de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ op de Nederlandse markt voor aardappelen een aandeel vertegenwoordigen van:

  • 69,4% van de standaardopbrengst (SO), en

  • 71,4% van de hectares.

Gelet op het voorgaande voldoet de Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aan artikel 164, eerste en derde lid, van verordening 1308/2013 en voldoet de aanvraag aan artikel 5.5, eerste lid, onderdelen b en c, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft in de aanvraag aangegeven dat de verbindend te verklaren overeenkomst het Gezamenlijk programma betreft. Daarbij heeft de brancheorganisatie onder meer in de aanvraag het volgende aangetoond.

Het Gezamenlijk programma beoogt onderzoek en kennisverspreiding op gewas-overschrijdende onderwerpen en richt zich uitsluitend op de volgende onderzoeksonderwerpen:

  • (1) vitale bodem;

  • (2) vitaal gewas;

  • (3) biobased, kringlopen en energie, en

  • (4) management, economie en data.

In hoofdstuk 3 van het Gezamenlijk programma zijn de onderzoeksonderwerpen nader uitgewerkt. De uit te voeren onderzoeken zullen steeds binnen deze onderwerpen passen en mogen daar niet buiten treden. Vanaf de start van de uitvoering van het Gezamenlijk programma zal jaarlijks ruimte worden geboden voor concrete onderzoeksvragen die passen binnen deze onderwerpen en zullen onderzoeksresultaten soms vragen om vervolgonderzoeken. Tevens kunnen bijzondere en spoedeisende onderzoeksvragen worden opgeworpen door ziekten en plagen die snel om nieuwe en toepasbare kennis vragen.

De doelen waarop de onderzoeken zijn gericht betreffen:

  • Milieubescherming:

    Het minimaliseren van de milieubelasting als gevolg van akkerbouw komt aan de orde bij kennisontwikkeling op alle gewas-overschrijdende thema’s. Bijvoorbeeld: optimale bemesting (vitale bodem), minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (vitaal gewas), verder sluiten van de P-kringloop (biobased, kringlopen en energie), en precisielandbouw (management, economie en data). Genoemde voorbeelden dragen concreet bij aan de verminderde uit- en afspoeling naar het milieu.

  • Maatregelen om het potentieel van producten te bevorderen en optimaal te benutten:

    Het onderwerp biobased betreft mede onderzoek naar de mogelijkheden om het potentieel van gewassen te bevorderen en nieuwe afzetmarkten te creëren en gewasresten of reststromen optimaal te benutten.

  • Studies om de productkwaliteit te verbeteren:

    Productkwaliteit wordt in hoge mate bepaald door een vitale bodem, een vitaal gewas en juiste omgang met energie, management en data. Studies, projecten en meerjarige (veld)proeven in een vruchtwisseling dragen bij aan de continuïteit en verbetering van de geteelde producten in termen van opbrengst, productkwaliteit, gewasgezondheid, duurzaamheid en rendabiliteit.

  • Onderzoek naar met name teeltmethoden die een geringer gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of diergeneesmiddelen mogelijk maken en het behoud van de bodem en het behoud of de verbetering van het milieu garanderen:

    De input van gewasbeschermingsmiddelen is het resultaat van het niveau van de vitale bodem, de kracht van het vitale gewas, en het handelen op de akker. De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen streeft naar minimaal gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en richt zich derhalve op weerbare bodems en vitale gewassen. Kennisontwikkeling naar nieuwe en verbeterde teeltmethoden draagt hier nadrukkelijk aan bij.

  • De gezondheid van planten of de voedselveiligheid:

    Een vitale bodem, met het juiste management, een vitaal gewas (rassenkeuze, optimale bemesting, maximale plantengroei, goede beheersing van ziekten en plagen) resulteert in duurzame producten met een hoge opbrengst van excellente kwaliteit welke o.m. geschikt zijn voor humane consumptie en export.

Gelet op het voorgaande voldoet de aanvraag van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aan artikel 164, vierde lid, van verordening 1308/2013 in die zin dat het verzoek tot verbindend verklaring is gericht op de doelen genoemd in de onderdelen e, f, i, j en m van het vierde lid.

De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft in de aanvraag gemotiveerd waarom de uit hoofde van het Gezamenlijk programma uit te voeren onderzoeken van algemeen economisch belang zijn. Het algemeen economisch belang is op verschillende niveaus benoemd.

De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft onderbouwd dat het creëren van een “informatierijke omgeving” er ten algemene aan bijdraagt dat kansen die de resultaten van onderzoeken bieden, door ondernemers daadwerkelijk worden benut. Deze vaststelling geldt ook voor het Gezamenlijk programma dat op het teeltsegment van de akkerbouw is gericht. De onderzoeksonderwerpen van het Gezamenlijk programma spitsen zich toe op de basisrandvoorwaarden die van belang zijn voor de bedrijfsspecifieke keuzen die de akkerbouwer maakt. Deze basisrandvoorwaarden zijn voor een groot gedeelte gewas-overschrijdend en pre-competitief van aard. Er is een duidelijke meerwaarde wanneer een dergelijk onderzoek- en innovatieprogramma collectief wordt uitgevoerd en dat de resultaten akkerbouw-breed worden gedeeld. Ook handel en verwerking onderkennen het belang van onderzoek en innovatie. Omdat er bij deze onderdelen van de keten minder sprake is van gewas-overschrijdende onderwerpen en vaker van onderwerpen die raken aan bedrijfsspecifieke keuzen die betrekking hebben op de handel of verwerking van producten, wordt onderzoek hier vaker individueel of in private samenwerkingsverbanden met ondernemers uit de handel en verwerking georganiseerd. Op macro-economisch niveau leveren al deze onderzoekvormen een bijdrage aan economische groei. Een nadere onderbouwing van de relatie tussen de kennisinfrastructuur voor de akkerbouw en het algemeen economisch belang is gegeven in het “Essay kennisinfrastructuur akkerbouw en algemeen economisch belang” dat door het LEI in opdracht van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen is opgesteld en dat onderdeel van de aanvraag is.

De onderzoeksonderwerpen van het Gezamenlijk programma hebben betrekking op de basisrandvoorwaarden voor het agrarisch ondernemen op een akkerbouwbedrijf. Deze zijn beschreven in Hoofdstuk 3 van het Gezamenlijk programma. De resultaten van de onderzoeksprojecten moeten de individuele ondernemer in staat stellen beter onderbouwde bedrijfsspecifieke keuzen te maken (bijvoorbeeld op de terreinen van het optimaliseren van de inrichting van het bouwplan, de bestrijding van ziekten en plagen en toe te passen bewerkingen), waardoor het verdienmodel van de individuele ondernemer wordt versterkt. De plaats van het onderzoek en relatie met de verbetering van het verdienmodel van de individuele ondernemer zijn uitgebreid toegelicht in Hoofdstuk 1 van het Gezamenlijk programma.

De resultaten van het programma komen gelijkelijk en zonder kosten beschikbaar voor ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’.

Op grond van de door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen op 11 november 2015 vastgestelde “Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie” is de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen voornemens om met ingang van de inwerkintreding van dit besluit een financiële bijdrage op te leggen aan de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’. De bijdrage bedraagt € 13,20 per hectare consumptie- en pootaardappelen en € 8,80 per hectare voor zetmeelaardappelen. De hiervoor bedoelde regeling is onderdeel van de aanvraag. Door de vaststelling van de regeling door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen zijn tevens ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ gebonden de bijdrage te voldoen. De grondslag voor deze gebondenheid ligt in artikel 6 van de statuten van de Brancheorganisatie Akkerbouw (waarvan de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen en de twee andere brancheorganisaties een onderdeel zijn) en in de statuten van LTO-Nederland, van hun lid-organisaties en van de NAV.

Uit bovenstaande vloeit voort dat alle akkerbouwers van aardappelen, ongeacht of dit wel of niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers zijn, verplicht worden een zelfde financiële bijdrage aan de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen af te dragen. Dit is gerechtvaardigd omdat alle akkerbouwers in gelijke mate van de resultaten van het Gezamenlijk programma zullen profiteren. Met de verplichte bijdrage per hectare wordt bovendien geborgd dat akkerbouwers met een groter areaal, waarbij het verdienmodel sterker wordt verbeterd door de resultaten van het onderzoek, proportioneel meer bijdragen aan de financiering van de onderzoeken.

Met de financiële bijdrage voor aardappelen wordt een areaal belast dat overeenkomt met circa 30% van het totale akkerbouwareaal. Om het systeem van financiële bijdragen overzichtelijk en doelmatig te houden heeft de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen samen met de BO Granen en de BO Suiker ervoor gekozen uitsluitend de belangrijkste gewassen in het bouwplan van de akkerbouw in Nederland te belasten. Om die reden worden door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen de gewassen kool- en raapzaad (anders dan voor zaaidoeleinden), cichorei en peulvruchten (inclusief lupine en soja) onbelast gelaten. De financiële bijdrage voor aardappelen dient dan ook in samenhang met die voor granen en voor suiker te worden bezien. Samen vertegenwoordigen deze gewassen meer dan driekwart van het areaal van akkerbouwproducten en zijn zij – in wisselende samenstelling – onderdeel van nagenoeg elk bouwplan in Nederland. Het profijt dat een akkerbouwer heeft van de resultaten van het Gezamenlijk programma is grotendeels gerelateerd aan het areaal van deze akkerbouwproducten. Is het areaal akkerbouwgewassen groot, dan is de bijdrage aan het verdienmodel van de akkerbouwer groter dan wanneer er sprake is van een beperkt areaal.

Bij de berekening van de tarieven voor de financiële bijdrage is door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen (samen met de BO Granen en de BO Suiker) rekening gehouden met de opbrengst die de verschillende gewassen genereren. Deze is nauw gerelateerd aan de bijdrage die deze gewassen aan het verdienmodel van de akkerbouwer leveren. Het gewas-overschrijdende onderzoek dient ertoe het exploitatieresultaat van het bedrijf te verbeteren. Alle gewassen hebben daar profijt van. Bij gewassen waarmee per hectare meer verdient wordt, zoals consumptie- en pootaardappelen, resulteert dit in een hogere proportionele geldopbrengst, dan voor gewassen waarmee per hectare minder verdient wordt, zoals granen. Consumptie- en pootaardappelen zijn gewassen met een hoge geldopbrengst en zetmeelaardappelen een gemiddelde geldopbrengst. Dit rechtvaardigt een respectievelijk hoog en gemiddeld tarief voor de verplichte financiële bijdrage. Om deze benadering toe te kunnen passen, zijn de gewassen door de brancheorganisaties ingedeeld op basis van de Standaardopbrengst (SO) (bron: WUR/LEI). Op basis van de SO is een indeling gemaakt in de groepen laag, midden en hoog SO waaraan de wegingscoëfficiënten 1, 2 en 3 zijn toegekend. Uitgaande van een begroot budget voor het programma van € 16,5 miljoen voor een periode van 5 jaar zijn de tarieven voor de verschillende bijdrage-plichtige producten berekend (zie de hierna opgenomen tabel die is overgenomen uit de aanvraag). Uit die tabel volgt tevens de bijdrage die de verschillende drie brancheorganisaties aan de financiering van het Gezamenlijk programma leveren. Zowel inhoudelijk als qua financiering hangen de aanvragen van deze drie brancheorganisaties dus samen en is het voor het realiseren van het Gezamenlijk programma essentieel dat de drie aanvragen van alle (en op hetzelfde tijdstip) worden ingewilligd.

 

SO

(per ha)

areaal 2014

weging

budget per categorie

tarief

ten laste van BO Granen

ten laste van BO Suiker

ten laste van BO Aard.

consumptieaardappelen, klei

5.710

             

consumptieaardappelen, zand

4.640

             

pootaardappelen, NAK, klei

10.100

             

pootaardappelen, NAK, zand

5.950

             

hoog SO

 

114.000

3

€ 1.504.800

€ 13,20

   

€ 1.504.800

zetmeelaardappelen

2.190

42.000

         

€ 369.600

suikerbieten

3.150

75.000

       

€ 660.000

 

midden SO

 

117.000

2

€ 1.029.600

€ 8,80

     

gerst (gem zomer en winter)

1.115

             

tarwe, winter

1.580

             

tarwe, zomer

1.190

             

rogge

825

             

haver

960

             

laag SO

 

174.000

1

€ 765.600

€ 4,40

€ 765.600

   

totaal

         

€ 765.600

€ 660.000

€ 1.874.400

De financiële last die op bedrijfsniveau voortvloeit uit de door de drie brancheorganisaties vastgestelde tarieven voor de verplichte financiële bijdragen is als volgt. Uitgaande van een bedrijf met een areaal van 80 ha en met een bouwplan met de volgende samenstelling 30% aardappelen, 33% granen, 15% suikerbieten en 22% overige gewassen resulteert een financiële bijdrage van ruim € 500,– per jaar. Op basis van standaardopbrengsten en een aanname over de invulling van het areaal overige gewassen bedraagt de omzet circa

€ 260.000,-. De verplichte financiële bijdrage van een akkerbouwer bedraagt dus niet meer dan 0,20% van de omzet.

Het Gezamenlijk programma is primair gericht op het teeltsegment van de akkerbouw en met name op onderwerpen die gewas-overschrijdend zijn. De onderzoeksonderwerpen richten zich dan ook op de basisvoorwaarden om de bedrijfsspecifieke keuzen door de akkerbouwer beter onderbouwd te kunnen maken, waardoor zijn verdienmodel wordt versterkt. Hoewel enige bijkomende effecten (bijvoorbeeld op de bewaar- en verwerkingseigenschappen van het product) die van belang zijn voor verdere schakels in de keten niet kunnen worden uitgesloten, staan de onderzoeksvragen van de akkerbouwer centraal. Om die reden rust de last van de verplichte financiële bijdrage uitsluitend op de akkerbouwer.

Voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma is een benodigd budget begroot van € 16,5 miljoen. Het aandeel van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen hierin bedraagt 5 x € 1.874.400 = € 9,372 miljoen euro.

In de hierna opgenomen tabel (die is overgenomen uit de aanvraag) is een indicatie gegeven van de besteding per activiteit voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma. De begroting is bij benadering gegeven omdat de invulling met projecten start na de inwilliging van de aanvraag. Indien blijkt dat het begrote budget voor onderzoek in verband met calamiteiten niet behoeft te worden ingezet, zal dit budget voor andere onderzoeksactiviteiten worden ingezet.

Door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen is benadrukt dat de onderzoeksvragen moeten passen binnen de onderzoeksonderwerpen en er sprake is van een maximumbudget en dat, indien gedurende de projectduur zou blijken dat voor de uitvoering van het programma een geringer budget vereist is dan wordt bijeengebracht uit de financiële bijdragen, de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen overgaat tot opschorting of beëindiging van het opleggen of innen van de bijdragen benodigd voor de financiering.

Activiteiten (in mln. EUR)

Jaarlijkse budget in de periode 2016*–2020

Onderzoek en kennisverspreiding

2,5–2,9

Innovatie

0,1–0,2

Calamiteiten

0,1–0,2

Uitvoeringskosten

0,3

Totaal maximaal

0,3

Door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen kan in het kalenderjaar 2016 slechts dat deel van het budget van € 1.874.400 bij de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ worden geïnd dat naar rato overeenkomt met de looptijd van de verbindend verklaring in 2016.

De financiële bijdrage van de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ én de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ zal uitsluitend worden besteed voor de kosten die het Gezamenlijk programma met zich brengt. Dit zijn de kosten van onderzoek en de verspreiding van de onderzoeksresultaten, alsmede de kosten van uitvoering van het Gezamenlijk programma. Deze laatste kostenpost betreft met name:

  • kosten van coördinatie van het onderzoek,

  • kosten van het systeem van registratie van akkerbouwers die verplicht zijn de financiële bijdrage te voldoen,

  • kosten van de jaarlijkse verzameling van gegevens over de arealen waarover de financiële bijdrage wordt opgelegd,

  • kosten van inning en incasso, en

  • kosten van communicatie over het programma en de verplichtingen.

Baten en lasten die verband houden met de exploitatie van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw, waarvan de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen en de twee andere brancheorganisaties een onderdeel zijn, zullen apart worden geadministreerd van de kosten die betrekking hebben op de uitvoering van het Gezamenlijk programma.

Uit het hiervoor genoemde protocol van het LEI blijkt tevens dat de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ (gemeten naar areaal) representatief zijn voor – afgerond – 70% van het totaal. Op basis van dit percentage en van het aandeel van de bijdrage van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen in de financiering van het Gezamenlijke programma (begroot op € 9.372.000 over de totale duur van het Gezamenlijk programma) bedragen de aandelen gefinancierd door de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten’ en ‘niet-aangesloten’ marktdeelnemers:

  • aangeslotenen: 70% * € 9.372.000 = € 6.560.400

  • niet-aangeslotenen: 30% * € 9.372.000 = € 2.811.600

Gelet op het voorgaande wordt geconcludeerd dat de aanvraag van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen voldoet aan de eisen van artikel 165 van verordening 1308/2013 in die zin dat de uitvoering van het Gezamenlijk programma van algemeen economische belang is voor akkerbouwers die aardappelen en overige akkerbouwgewassenbieten in Nederland telen en dat ook ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ voordeel hebben bij de uitvoering van het Gezamenlijk programma. De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft daarbij aangetoond dat de ‘niet bij de BO-Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ dezelfde financiële bijdrage zullen betalen die de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten markdeelnemers’ betalen en dat die bijdrage uitsluitend bestemd is voor de kosten die rechtstreeks uit de uitvoering van het Gezamenlijk programma voortvloeien. De aanvraag van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen voldoet daarmee tevens aan artikel 5:5, tweede lid, onderdelen a en c, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties.

In de aanvraag is door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangegeven dat voor de naleving van de verplichting tot afdracht van de financiële bijdrage het van belang is dat de ‘niet bij BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ zich registreren bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen. Om die reden verzoekt de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen (onderdeel III van de aanvraag) de Minister van EZ te besluiten dat hiervoor bedoelde akkerbouwers zich moeten registreren op grond van de door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen op 11 november 2015 vastgestelde ‘Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisaties Aardappelen en overige akkerbouwgewassen 2016-2020’. Het onderhavige besluit voorziet in deze registratieverplichting voor de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’. Daarmee wordt de registratieplicht zowel van toepassing op akkerbouwers (die aardappelen en overige akkerbouwgewassen telen) die zijn aangesloten bij de leden (LTO-Nederland en de NAV) van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen als – op grond van het onderhavige besluit – op de niet bij die leden aangesloten akkerbouwers (die Aardappelen en overige akkerbouwgewassen telen). Op basis van de registraties kan door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen de nota voor de verplichte financiële bijdrage worden toegezonden aan de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’. De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft overigens toegezegd dat deze vergezeld zal gaan van informatie over achtergrond van de financiële bijdrage en het (verplichte) karakter van de bijdrage.

Het toezicht op de naleving van de verplichte afdracht zal de BO Akkerbouw, namens de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen, administratief uitvoeren. Daarbij wordt een financiële administratie gevoerd waarin de betalingen worden gemonitord. Bij uitblijven van de betaling binnen de betalingstermijn, zal – namens de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen – actief worden gerappelleerd en gemaand en, indien nodig, tot incasso worden overgegaan. Voor het incassotraject zal – waar nodig – door de BO Akkerbouw (namens de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen) een beroep op de deurwaarder worden gedaan. Deze zal worden ingeschakeld voor de advisering over stappen gericht op een zo groot mogelijke kans op succes en voor de uitvoering. Ten aanzien van de naleving wordt geen onderscheid gemaakt tussen de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’.

De “Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie” voorziet tevens in sancties bij niet betaling in de vorm van het in rekening brengen van wettelijke rente over het niet betaalde bedrag. Voorts zullen ook de invorderingskosten voor rekening komen van de schuldenaar. Ook bij de toepassing van de sancties wordt geen onderscheid worden gemaakt tussen de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ en de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’.

Gelet op het voorgaande wordt geconstateerd dat de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen overeenkomstig artikel 5:4, onderdeel a, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties bewijsmateriaal heeft verstrekt waaruit blijkt dat ook de ‘bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ de financiële bijdrage zullen afdragen. Gelet op het voorgaande wordt tevens geconstateerd dat de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen overeenkomstig artikel 5:5, eerste lid, onderdelen g en h, en tweede lid, onderdeel b, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties heeft omschreven op welke wijze de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen zal toezien op de naleving van de afdracht van de financiële bijdrage, sancties zal opleggen bij niet-naleving van die afdracht en de wijze waarop de financiële afdracht wordt geïnd.

De periode waarvoor door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen de verbindendverklaring wordt gevraagd is 1 januari 2016 tot en met 31 december 2020. Een meerjarige periode wordt nodig geacht om kennisontwikkeling op te doen door uitvoering van onderzoeken; uit Hoofdstuk 4 van het Gezamenlijk programma volgt dat kennisontwikkeling over verschijnselen in een open ecosysteem veelal een beoordeling betreffen van effecten op volgtijdelijke teelten en daarom meerjarige proeven nodig zijn om de invloeden van buitenaf (ziekten, plagen, meteorologische omstandigheden, etc.) te kunnen beoordelen en te kunnen neutraliseren. Dit betekent dat meerjarige (vaak minimaal driejarige) onderzoeken die in 2016 starten, in 2017, 2018 en 2019 worden uitgevoerd en in 2020 tot conclusies zullen leiden. In samenhang hiermee is door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangegeven dat ook vanuit financieringsoogpunt een ruime periode gewenst is waarbinnen de financiële bijdrage moet worden afgedragen. Het verzoek van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen is daarom over een periode van vijf jaar (2016 – 2020) jaarlijks een bijdrage te kunnen innen op basis van het jaarlijkse areaal aardappelen. Deze financieringswijze maakt dat het tarief voor de financiële bijdragen beperkt kan blijven en schommelingen in de beoogde basis voor de verplichte financiële bijdrage (het areaal) worden geneutraliseerd.

Omdat de huidige programmeringsperiode van het Europese landbouwbeleid eindigt op 31 december 2020 en verbindendverklaring dan ook maximaal tot deze datum mogelijk is, is ook om de volgende reden gekozen voor een periode van vijf jaar. Indien aan het einde van deze periode de behoefte aan onderzoek nog steeds bestaat en er tevens de mogelijkheid bestaat voor een nieuw onderzoeksprogramma, dan wordt voorkomen dat er een lacune ontstaat tussen de lopende en een nieuwe periode.

Gelet op het voorgaande wordt geconstateerd dat de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen overeenkomstig artikel 5:5, eerste lid, onderdeel f, van de Regeling producenten- en brancheorganisaties informatie heeft verstrekt over de periode waarvoor het Gezamenlijk programma verbindend moet worden verklaard en over de periode waarvoor de financiële bijdrage moet worden afgedragen.

Tevens moet vaststaan dat de voorschriften die gemoeid zijn met de verbindend verklaring van het Gezamenlijk programma andere marktdeelnemers in Nederland of de Unie geen schade berokkenen, geen van de in artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2013 bedoelde gevolgen hebben en niet op andere wijze onverenigbaar zijn met het Unierecht of met de vigerende nationale voorschriften. Ingevolge artikel 210, vierde lid, van verordening 1308/2013 worden in ieder geval overeenkomsten, besluiten of onderling afgestemde gedragingen als onverenigbaar aangemerkt indien zij:

  • a) kunnen leiden tot compartimentering van de markten binnen de Unie, ongeacht in welke vorm;

  • b) de goede werking van de marktordening in gevaar kunnen brengen;

  • c) concurrentieverstoringen kunnen teweegbrengen die niet volstrekt noodzakelijk zijn voor de verwezenlijking van de met de activiteit van de met de brancheorganisatie nagestreefde doelstelling van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid;

  • d) de vaststelling van prijzen of quota omvatten;

  • e) discriminatie kunnen veroorzaken of de concurrentie voor een aanzienlijk deel van de betrokken producten kunnen uitschakelen.

Uit de bij de aanvraag verstrekte gegevens kan worden opgemaakt dat geen van de hiervoor genoemde gevolgen zich bij inwilliging van de aanvraag zullen voordoen.

Tot slot moet worden beoordeeld of er zich bij de aanvraag geen van de afwijzingsgronden genoemd in artikel 5:2 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties voordoet. Ook dit is niet het geval. Op grond van de geldende wetgeving kunnen geen heffingen worden geïnd voor onderzoeksactiviteiten; dergelijke activiteiten worden overigens ook niet beschouwd als publieke taak waar de Minister van EZ een verantwoordelijkheid voor draagt. Ook is hier van belang dat de jaarlijkse financiële afdracht aan de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen door de ‘niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers’ zodanig is dat – afgezet tegen het individuele voordeel voor de akkerbouwer van de resultaten van uit te voeren onderzoeken – geen onevenredige inbreuk wordt gemaakt op de ondernemersvrijheid.

5. Besluit

Gelet op de artikelen 164 en 165 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347) en paragraaf 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties;

Gelet op inhoud van de aanvraag van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen wordt de aanvraag ingewilligd onder het stellen van de hierna genoemde voorschriften en beperkingen;

Besluit:

Artikel 1

In de artikelen 2 tot en met 3 van dit besluit wordt verstaan onder:

  • a. verordening 1308/2013: Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347);

  • b. Gezamenlijk programma: Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie, zoals opgenomen in bijlage 1 van dit besluit;

  • c. Regeling financiële bijdragen: Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie, zoals vastgesteld door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen op 11 november 2015 en opgenomen in bijlage 2 van dit besluit;

  • d. Regeling registratie en gegevensverstrekking: Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen 2016-2020, zoals vastgesteld door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen op 11 november 2015 en opgenomen in bijlage 3 van dit besluit;

  • e. niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers: ondernemers als bedoeld in paragraaf 1, onderdeel c, van de Regeling financiële bijdragen en paragraaf 1, onderdeel f, van de Regeling registratie en gegevensverstrekking, voor zover dit ondernemers betreft die geen lid zijn van de lid-organisaties van de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland of de Nederlandse Akkerbouw Vakbond.

Artikel 2

Het Gezamenlijk programma is overeenkomstig artikel 164, eerste lid, van verordening 1308/2013 verbindend voor niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 20120.

Artikel 3

Overeenkomstig artikel 165 van verordening 1308/2013 is met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit tot en met 31 december 2020 de Regeling financiële bijdrage en de Regeling registratie en gegevensverstrekking, met uitzondering van paragraaf 3, eerste lid, onderdeel e, en derde lid, van de hiervoor genoemde regeling, van toepassing op niet bij de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen aangesloten marktdeelnemers.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal in de Staatscourant worden geplaatst, met uitzondering van bijlage 1, die wordt geplaatst op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, www.rvo.nl

De Minister van Economische Zaken,

H.G.J. Kamp

Bezwaar

Belanghebbenden kunnen tegen dit besluit bezwaar indienen. De termijn voor het indienen van bezwaar bedraagt zes weken en vangt aan na de dag van verzending van dit besluit aan de aanvrager. Een digitaal bezwaarschrift kunt u indienen via mijn.rvo.nl. Voor de ondertekening heeft u een TAN-code nodig. Bij een digitaal bezwaarschrift stuurt u een kopie van dit besluit mee als pdf-bestand of u stuurt een kopie per post na. Als u schriftelijk bezwaar wilt maken, stuurt u het ondertekende bezwaarschrift naar de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, afdeling Juridische Zaken, postbus 40219, 8004 DE Zwolle. Bij een schriftelijk bezwaar stuurt u een kopie van dit besluit mee met uw bezwaarschrift.

BIJLAGE 2: REGELING VERPLICHTE FINANCIËLE BIJDRAGEN AARDAPPELEN EN OVERIGE AKKERBOUWGEWASSEN GEZAMENLIJK PROGRAMMA ONDERZOEK EN INNOVATIE

Inleiding

De Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft op 11 november 2015 de volgende regeling vastgesteld om de financiering mogelijk te maken van de uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie van deze brancheorganisatie.

Dit programma, deze bijdrageregeling en de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen zijn op 29 april 2016 door de Minister van Economische Zaken verbindend verklaard, zoals bedoeld in § 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken (nr. WJZ/14152482).

§ 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

a. Brancheorganisatie (BO) Aardappelen en overige akkerbouwgewassen:

de in artikel 15a, lid 1 onder c van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

b. Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die op 21 juli 2014 is opgericht, is gevestigd te Zoetermeer en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 61136662

c. ondernemer:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft met als bedrijfsactiviteit, of één van de bedrijfsactiviteiten, het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage.

d. Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen:

het besluit van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen van 11 november 2015 gericht op de verplichte registratie van en jaarlijkse gegevensverstrekking door ondernemingen die gewassen telen waarvoor de brancheorganisatie is opgericht

e. NAK:

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen gevestigd te Emmeloord

f. gemeten maat:

de oppervlakte beteelbare grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn

g. contractteelt:

de teelt van gewassen of producten ingevolge een overeenkomst.

§ 2 Bepalingen inzake de verplichte financiële bijdrage

§ 2.1 verstrekking van gegevens en berekening van de verplichte financiële bijdrage
  • 1. De ondernemer, die in enig kalenderjaar een onderneming drijft is verplicht voor dat jaar de financiële bijdrage te betalen.

  • 2. De berekening van de financiële bijdrage vindt plaats op basis van de door de ondernemer aan de BO Akkerbouw ingevolge de bij of krachtens de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen verstrekte gegevens.

  • 3. De financiële bijdrage wordt opgelegd naar het grondgebruik en berekend naar de oppervlakte van de bij de onderneming behorende beteelde grond en bedraagt:

   

tarief (in € per ha)

a.

pootaardappelen (bij NAK aangegeven

13,20

b.

consumptieaardappelen

13,20

c.

Zetmeelaardappelen

8,80

§ 2.2 nadere bepalingen en rekenregels
  • 1. Voor de toepassing van § 2.1 wordt onder onderneming mede verstaan de on-derneming die gedreven wordt door de ondernemer die beteelde grond:

    • a. zaai- of pootklaar huurt of pacht, waaronder verstaan wordt beteelde grond waarop door de verhuurder tenminste één van de eerste werkzaamheden, zoals het bemesten, het ploegen en andere voorjaarswerkzaamheden zijn verricht;

    • b. als overig los land voor één teeltseizoen huurt of pacht, waaronder verstaan wordt beteelde grond die geheel geen voorbewerking door de verhuurder of verpachter heeft ondergaan;

    • c. overigens om niet in gebruik ontvangt, zoals bij landruil;

    • d. beteelt voor contractteelt, waaronder verstaan wordt dat de teler (contractne-mer) de gewasverzorging (grotendeels) uitvoert en daarvoor zelf verantwoordelijk is.

  • 2. Voor de toepassing van § 2.1 wordt beteelde grond gerekend naar de gemeten maat.

  • 3. Voor de toepassing van § 2.1 worden gedeelten van een hectare belast in even-redigheid met de aldaar bedoelde bedragen. Gedeelten van een hectare worden naar beneden afgerond tot een veelvoud van aren.

§ 3 Betaling van de financiële bijdrage

§ 3.1 nota en betaling
  • 1. De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen machtigt de BO Akkerbouw de verschuldigde bijdragen namens haar in rekening te brengen, in te vorderen en in ontvangst te nemen.

  • 2. 2 De BO Akkerbouw is bevoegd nota’s rechtsgeldig per schriftelijke post of door middel van een elektronisch bericht te zenden aan de ondernemer op het (elektronische) adres dat de ondernemer heeft verstrekt op grond van de Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen.

  • 3. De ingevolge deze regeling verschuldigde bedragen worden betaald uiterlijk op de eenentwintigste dag volgend op die waarop zij door of vanwege de BO Akkerbouw aan de hand van nota's in rekening zijn gebracht.

  • 4. In afwijking van het vermelde onder lid 3 is de nota terstond invorderbaar:

    • a. zodra het faillissement van de ondernemer is aangevraagd;

    • b. zodra de ondernemer het drijven van de onderneming beëindigt of van het voornemen daartoe blijkt of

    • c. zodra de ondernemer zich in het buitenland heeft gevestigd om daar zijn vaste woonplaats te kiezen of van het voornemen daartoe blijkt.

  • 5. De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen kan met het oog op een efficiënte uitvoering van deze regeling besluiten nota's met een bedrag minder dan € 50,– samen te voegen tot verzamelnota's, welke op meerdere perioden betrekking hebben dan wel niet uit te brengen.

§ 3.2 sancties bij niet betaling
  • 1. Aan de ondernemer die niet of niet geheel binnen de in § 3.1 gestelde termijn heeft betaald, kan door de directeur van de BO Akkerbouw, namens de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen, de wettelijke rente over het niet-betaalde bedrag in rekening worden gebracht, te berekenen vanaf de dag waarop de betaling volgens deze regeling dient te zijn verricht.

  • 2. Kosten van invorderingsmaatregelen komen voor rekening van de ondernemer die in gebreke is gebleken de betaling geheel en tijdig te voldoen. Het opleggen van de wettelijke rente en de kosten van invorderingsmaatregelen laten de verplichting tot betaling van de verplichte financiële bijdrage onverlet.

§ 4 Slotbepalingen

  • 1. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze regeling zullen – voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald – zonder toestemming van de belanghebbende

    • a. slechts worden gebruikt voor de uitvoering van deze regeling;

    • b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de directeur en de medewerkers van het verenigingsbureau van de BO Akkerbouw, andere personen die door de directeur van de BO Akkerbouw worden ingeschakeld bij de uitvoering van deze regeling en de met de financiële controle belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.

  • 2. Bekendmaking van gegevens, als in lid 1 bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben.

  • 3. Deze regeling treedt in werking op 4 mei 2016 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2020.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen”.

BIJLAGE

  • A. Ten behoeve van de vaststelling en berekening van de door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen op te leggen verplichte financiële bijdragen worden de volgende gegevens gevraagd:

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van pootaardappelen (NAK aangegeven);

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van consumptieaardappelen;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van zetmeelaardappelen.

  • B. Voor de toepassing van het onder A bepaalde, wordt onder grond, in gebruik voor de in deze onderdelen genoemde teelt, mede verstaan grond die nog niet voor deze teelt in gebruik is, maar hiervoor wel kennelijk bestemd is.

  • C. Voor de toepassing van het onder A bepaalde wordt onder grond mede verstaan elk ander groeimedium met behulp waarvan de in deze onderdelen genoemde gewassen worden geteeld.

BIJLAGE 3: REGELING VERPLICHTE REGISTRATIE EN GEGEVENSVERSTREKKING BRANCHEORGANISATIE AARDAPPELEN EN OVERIGE AKKERBOUWGEWASSEN 2016 – 2020

Inleiding

De Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen heeft op 11 november 2015 de volgende regeling vastgesteld om te kunnen beschikken over een register van ondernemingen met als bedrijfsactiviteit de teelt van producten behorend tot de sector waarvoor de brancheorganisatie is ingesteld. Het register wordt samengesteld voor de juiste uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen.

Deze registratieregeling, het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen zijn op 29 april 2016 door de Minister van Economische Zaken verbindend verklaard, zoals bedoeld in § 5 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken (nr. WJZ/14152482).

§ 1 Begripsbepalingen

Deze regeling verstaat onder:

a. Brancheorganisatie (BO) Aardappelen en overige akkerbouwgewassen:

de in artikel 15a, lid 1 onder c van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

b. Brancheorganisatie (BO) Granen:

de in artikel 15a, lid 1 onder a van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

c. Brancheorganisatie (BO) Suiker:

de in artikel 15a, lid 1 onder b van de statuten van de vereniging Brancheorganisatie Akkerbouw bedoelde brancheorganisatie die overeenkomstig artikel 4:1 van de Regeling producenten- en brancheorganisaties van de Minister van Economische Zaken op 24 februari 2015 is erkend

d. Brancheorganisatie (BO) Akkerbouw:

de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die op 21 juli 2014 is opgericht, is gevestigd te Zoetermeer en is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 61136662

e. Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen:

het besluit van de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen van 11 november 2015 gericht op de vaststelling, het opleggen en het innen van verplichte financiële bijdragen ter financiering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie van deze brancheorganisatie

f. ondernemer:

de natuurlijke of rechtspersoon die een onderneming drijft met als bedrijfsactiviteit, of één van de bedrijfsactiviteiten, het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage

g. Standaardopbrengst (SO):

maatstaf om de economische bedrijfsomvang vast te stellen, die is gebaseerd op de standaardwaarde van de brutoproductie, die wordt vastgesteld volgens Verordening (EG) nr. 1242/2008 van de Commissie van 8 december 2008 houdende invoering van een communautaire typologie van de landbouwbedrijven

h. gemeten maat:

de oppervlakte beteelde grond, inclusief paden en voren die voor de teelt noodzakelijk zijn

i. Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (rvo.nl):

de dienst ingesteld bij het Instellingsbesluit baten-lastenagentschap Rijksdienst voor Ondernemend Nederland van de Minister van Economische Zaken en de Minister van Financiën

j. NAK:

Stichting Nederlandse Algemene Keuringsdienst voor zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen, gevestigd te Emmeloord.

§ 2 Het register

  • 1. De BO Akkerbouw houdt namens de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen een register aan van ondernemingen met als activiteit het telen van akkerbouwgewassen genoemd in de bijlage en waarvan de bedrijfsomvang ten minste gelijk is aan een Standaardopbrengst van EUR 3.000,- te verkrijgen uit de in de bijlage genoemde akkerbouwgewassen.

  • 2. Aan de ingeschreven ondernemingen wordt een registratienummer toegekend.

  • 3. Het register is uitsluitend bestemd voor de juiste uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen.

  • 4. De ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in lid 1 is verplicht binnen 1 maand na verbindendverklaring van deze regeling zijn onderneming te laten registreren bij de BO Akkerbouw.

  • 5. Een ondernemer laat zich eveneens registreren binnen 1 maand nadat de bedrijfsomvang van zijn onderneming is gaan voldoen aan de norm, vermeld in lid 1.

§ 3 De opgave van gegevens

  • 1. De ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in § 2, lid 1, is verplicht de BO Akkerbouw jaarlijks gegevens te verstrekken met betrekking tot:

    • a. naam, voornamen, geboortedatum en adres, dan wel wanneer de onderneming door een rechtspersoon wordt gedreven: de naam en het adres van de onderneming;

    • b. het inschrijfnummer bij de Kamer van Koophandel;

    • c. de oppervlakten gerekend naar gemeten maat van ieder van de in de bijlage genoemde gewassen;

    • d. de rechtsvorm van het grondgebruik;

    • e. het IBAN-bankrekeningnummer.

  • 2. De onder lid 1 bedoelde gegevens moeten worden verstrekt op een door de BO Akkerbouw beschikbaar te stellen fysiek of elektronisch registratieformulier.

  • 3. De ondernemer kan aan de in lid 1 bedoelde verplichting voldoen door het verstrekken van een machtiging aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland om de gegevens die de ondernemer aan deze dienst verstrekt op grond van artikel 24 van de Landbouwwet (de landbouwtelling) beschikbaar te stellen aan de BO Akkerbouw.

  • 4. De ondernemer is gerechtigd aan zijn opgaveverplichting op grond van deze regeling te voldoen door zijn opgave op grond van een eventuele gelijksoortige verplichting van de BO Granen en/of de BO Suiker aan te vullen met de in deze paragraaf bedoelde gegevens over de in de bijlage genoemde gewassen.

  • 5. De ondernemer is verplicht wijziging van de gegevens die op grond van deze paragraaf zijn verstrekt, schriftelijk aan de BO Akkerbouw mede te delen. Deze gegevens moeten worden verstrekt binnen 1 maand nadat de wijziging heeft plaatsgevonden.

  • 6. Indien de directeur van de BO Akkerbouw op een andere wijze dan door de opgave van de ondernemer kennis draagt van een wijziging van de gegevens, die op grond van deze paragraaf zijn verstrekt, is hij namens de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen bevoegd een wijziging in het register aan te brengen. De ondernemer wordt hiervan vooraf schriftelijk op de hoogte gesteld.

§ 4 Overige bepalingen

  • 1. De BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen kan bij besluit vrijstelling verlenen van een of meer bepalingen uit deze regeling.

  • 2. Tenzij bij een voorschrift anders vermeld is de BO Akkerbouw namens de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen belast met de uitvoering van deze regeling.

  • 3. Indien de ondernemer die een onderneming drijft als bedoeld in § 2, lid 1, één of meer van de in deze regeling genoemde verplichtingen niet nakomt, kan, na daartoe te zijn aangemaand, een boetebeding worden ingeroepen uit hoofde van wanprestatie in de zin van artikel 6:91 e.v. BW.

§ 5 Slotbepalingen

  • 1. De gegevens verkregen uit hoofde van het bepaalde in deze regeling zullen – voor zover bij of krachtens de wet niet anders is bepaald – zonder toestemming van de belanghebbende

    • a. slechts worden gebruikt voor de uitvoering van het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen;

    • b. niet onder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, worden bekend gemaakt aan anderen dan de directeur en de medewerkers van het verenigingsbureau van de BO Akkerbouw, andere personen die door de directeur van de BO Akkerbouw worden ingeschakeld bij de uitvoering van deze regeling, het Gezamenlijk programma Onderzoek en Innovatie en de Regeling verplichte financiële bijdragen aardappelen en overige akkerbouwgewassen en de met de financiële controle belaste accountant en diens personeel, voorzover het kennis nemen van die gegevens voor die controle noodzakelijk is.

  • 2. Bekendmaking van gegevens, als in lid 1 bedoeld, blijft ook zonder vermelding of aanduiding van de persoon en/of onderneming, waarop zij betrekking hebben, achterwege in de gevallen waarin uit de aard der gegevens dan wel of zomede uit een of meer andere omstandigheden zou kunnen blijken op welke persoon en/of onderneming die gegevens betrekking hebben.

  • 3. Deze regeling treedt in werking op 4 mei 2016 en heeft een looptijd tot en met 31 december 2020.

  • 4. Deze regeling wordt aangehaald als “Regeling verplichte registratie en gegevensverstrekking Brancheorganisatie Aardappelen en overige akkerbouwgewassen”.

BIJLAGE

  • A. Ten behoeve van de vaststelling en berekening van de door de BO Aardappelen en overige akkerbouwgewassen op te leggen verplichte financiële bijdragen worden de volgende gegevens gevraagd:

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van pootaardappelen (NAK aangegeven);

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van consumptieaardappelen;

    de oppervlakte grond, in gebruik voor de teelt in de open grond van zetmeelaardappelen.

  • B. Voor de toepassing van het onder A bepaalde, wordt onder grond, in gebruik voor de in deze onderdelen genoemde teelt, mede verstaan grond die nog niet voor deze teelt in gebruik is, maar hiervoor wel kennelijk bestemd is.

  • C. Voor de toepassing van het onder A bepaalde wordt onder grond mede verstaan elk ander groeimedium met behulp waarvan de in deze onderdelen genoemde gewassen worden geteeld.


X Noot
1

Land- en Tuinbouworganisatie Noord, Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, Limburgse Land- en Tuinbouwbond

X Noot
2

Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347)

X Noot
3

Land- en Tuinbouworganisatie Noord, Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, Limburgse Land- en Tuinbouwbond

X Noot
4

Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347)

X Noot
5

Land- en Tuinbouworganisatie Noord, Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie, Limburgse Land- en Tuinbouwbond

X Noot
6

Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouw producten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PbEU 2013, L 347)

Naar boven