Richtlijn voor strafvordering art. 248b Sr.

Rechtskarakter: Aanwijzing in de zin van artikel 130 lid 4 Wet RO

Van: College van procureurs-generaal

Aan: Hoofden van de OM-onderdelen

Registratienummer: 2015R054

Datum inwerkingtreding: 01-06-2015

Publicatie in Stcrt.:

Vervallen: –

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing kader voor strafvordering en OM-afdoeningen (2015A001)

Wetsbepalingen: Art. 248b Wetboek van Strafrecht (Sr)

Bijlage(n): –

Beschrijving

Deze strafvorderingsrichtlijn is van toepassing op handelen in strijd met artikel 248b Sr. Dit artikel stelt strafbaar het plegen van ontucht met een 16 of 17 jarige minderjarige die zich tegen betaling beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen. Klanten van minderjarigen worden vervolgd ter bescherming van kinderen en hun seksuele integriteit. In deze richtlijn is de feitelijke ontuchtige handeling centraal gesteld. De richtlijn benoemt strafmaat beïnvloedende factoren welke moeten worden gezien als extra, strafverzwarende verwijten.

Doel

Het doel van deze strafvorderingsrichtlijn is het creëren van rechtseenheid en rechtsgelijkheid in de strafvordering betreffende het plegen van ontucht tegen betaling met een 16 of 17 jarige minderjarige, lettend op de ernst van het feit, de maatschappelijke impact, waarbij de bescherming van de minderjarige centraal staat.

Relatie met prostitutiebeleid in Nederland

Bij de vervolging van betalende klanten van minderjarigen is altijd sprake van prostitutie. Daaronder valt ook het hebben van seks tegen betaling in ‘natura’ (zoals ‘breezer-seks’ en ‘I-podseks’).

In Nederland vindt zowel legale als niet-legale prostitutie plaats. Grofweg zijn er vier vormen van niet-legale prostitutie namelijk (1) niet-vergunde bedrijfsmatige prostitutie in gemeenten waar voor een dergelijke bedrijfsmatige activiteit een vergunning nodig is, (2) prostitutie door minderjarigen, (3) niet-legale arbeid en (4) seksuele uitbuiting. De wetgever beoogt door het strafbaar stellen van zowel de seksuele uitbuiting (art. 273f Sr) als het plegen van ontucht tegen betaling (art. 248b Sr), de minderjarige te beschermen tegen seksueel misbruik. De achterliggende gedachte is dat prostitutie door minderjarigen in strijd is met sociaal-ethische normen en dat seksuele exploitatie van minderjarigen op alle mogelijke manieren moet worden tegengegaan.1

In toenemende mate wordt de prostituant die gebruik maakt van een minderjarige prostituee opgespoord en vervolgd. De artikelen 245, 247 en 248b Wetboek van Strafrecht bieden hiervoor de mogelijkheid. Artikel 248b Sr is specifiek gericht op de bescherming van minderjarigen van 16 en 17 jaar die zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen tegen betaling met een derde. De verscherpte aanpak van betaalde seks met een minderjarige heeft enerzijds het doel potentiële klanten ervan te doordringen dat zij zich schuldig maken aan strafbare feiten, anderzijds staat de bescherming van minderjarigen centraal. Duidelijk moet zijn dat het bezoeken van een minderjarige prostituee voor de klant geen risicoloze aangelegenheid is. De prostituant moet zich bewust zijn van de schade die door zijn handelen wordt toegebracht aan minderjarigen.

Impact slachtoffer

De bescherming van een minderjarige is van groot belang omdat blootstelling aan prostitutie op jonge leeftijd vaak grote gevolgen heeft voor de minderjarige. De minderjarige overziet die gevolgen dikwijls niet. Er kan sprake zijn van aantasting van gezondheid, welzijn en toekomstperspectieven. Ook schuldgevoelens, een lage eigendunk en depressies kunnen het gevolg zijn. Bovendien is het risico op seksueel overdraagbare aandoeningen aanwezig bij seks zonder condoom. Isolatie, re-victimisatie en stigmatisering behoren tot de mogelijke gevolgen.

Verhouding tot mensenhandel

Het tegen betaling plegen van ontucht met een 16- of 17-jarige vormt op zichzelf een strafbaar feit, ongeacht de vraag of deze minderjarige slachtoffer is van mensenhandel. In veel gevallen waarbij binnen de prostitutie minderjarigen worden aangetroffen2 is sprake van mensenhandel. De aanpak van uitbuiting van minderjarige slachtoffers heeft al jaren hoge prioriteit bij politie en justitie3. Deze aanpak richt zich op de mensenhandelaar die het misbruik van een jeugdige prostituee mogelijk maakt, en op de prostituant die uiteindelijk het misbruik daadwerkelijk pleegt. Mensenhandel maakt een grove inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit van slachtoffers. Dat geldt temeer bij minderjarige slachtoffers; zowel uitbuiters als prostituanten dienen te beseffen dat prostitutie bijzonder schadelijk kan zijn voor minderjarigen. Volgens artikel 34 en artikel 35 van het VN-Kinderrechtenverdrag dienen alle kinderen te worden beschermd tegen iedere vorm van handel, seksueel misbruik en seksuele uitbuiting. De EU-mensenhandel richtlijn4 ziet kinderen in uitbuitingssituaties als bijzonder kwetsbare slachtoffers. Dit heeft doorwerking gekregen in artikel 273f lid 1 Sr met specifieke aandacht voor minderjarigen in de onderdelen 2, 5 en 85. Dwang, wil en daadwerkelijke uitbuiting zijn irrelevant; een minderjarige ertoe brengen beschikbaar te zijn voor seksuele handelingen is strafbaar. Mensenhandel gepleegd tegen kinderen vormt ingevolge artikel 273f, derde lid, Sr altijd een strafverzwarende omstandigheid. De maximumstraf voor mensenhandel is dan 15 jaar gevangenisstraf.

Naast de uitbuiter speelt bij minderjarigen ook de prostituant een strafbare rol. Tot op heden is er geen strafvorderingsbeleid ten aanzien van prostituanten. In de praktijk wordt de behoefte daaraan steeds sterker gevoeld, ook omdat het aantal zaken dat opgespoord en vervolgd wordt toeneemt. Deze strafvorderingsrichtlijn is een aanvulling op het strafvorderingsbeleid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van zeden- en mensenhandel delicten en ziet specifiek op ontucht tegen betaling met een 16/17-jarige. Andere relevante richtlijnen betreffen de richtlijnen mensenhandel6, verkrachting7, kinderporno8 en seksueel misbruik van minderjarigen9. Deze richtlijn ziet niet op het tegen betaling plegen van ontucht met een kind jonger dan 16 jaar; daarvoor geldt de Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik van minderjarigen (2015R047).

In artikel 248b Sr wordt geen onderscheid gemaakt tussen handelingen met of zonder seksueel binnendringen. De kern van dit delict is het plegen van ontucht. De ontucht kan zich op verschillende manieren manifesteren en daarom wordt in deze richtlijn onderscheid gemaakt tussen ontucht met of ontucht zonder binnendringen. Daarnaast worden veel voorkomende strafverzwarende omstandigheden benoemd (zoals toepassing van geweld en excessieve gevolgen) die gezien moeten worden als strafverzwarend.

Strafbandbreedtes

Bij het bepalen van het uitgangspunt voor de strafeis staat de feitelijke ontuchtige handeling centraal, verdeeld in twee categorieën op basis van de ernst van het gepleegde feit. Onderscheidend is of sprake is van binnendringen.

De categorieën beslaan zowel handelingen die de verdachte bij het slachtoffer heeft uitgevoerd als de handelingen die de verdachte door het slachtoffer heeft laten uitvoeren bij zichzelf en/of bij het slachtoffer. Hiertussen wordt qua ernst geen onderscheid gemaakt.

Hieronder wordt per categorie de bandbreedte qua straftoemeting aangegeven en toegelicht welke ontuchtige handelingen eronder worden begrepen.

Categorie 1

1 maand tot 6 maanden

Alle ontuchtige handelingen waarbij de jeugdige ertoe wordt gebracht zichzelf uit te kleden en zich (gedeeltelijk) naakt te tonen. Ook vallen hieronder de situaties waarbij sprake is van ontuchtige aanraking van zowel de beklede als naakte geslachtsdelen, en alle ontuchtige handelingen waarbij er sprake is van aanraking tussen verdachte en slachtoffer. Er is geen sprake van binnendringen.

Categorie 2

6 maanden tot 15 maanden

Alle ontuchtige handelingen waarbij er sprake is van (oraal, vaginaal of anaal) binnendringen. Het doet er voor de strafmaat niet toe of er wordt binnengedrongen door de verdachte bij het slachtoffer of dat de verdachte het slachtoffer laat binnendringen.

Toelichting op de bandbreedte

Als basisstraf staat steeds de gevangenisstraf vermeld, dit betreft onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het is aan de beoordelaar om te bepalen, kijkend naar de omstandigheden van het geval en de persoon van de verdachte, of er bij de strafvordering plaats is voor een voorwaardelijk strafdeel met eventueel bijzondere op te leggen voorwaarden. Het taakstrafverbod van art 22b Sr is toepasselijk; dit betreft een absoluut verbod met betrekking tot artikel 248b Sr. De bandbreedtes gaan uit van éénmalig plegen door één verdachte.

Strafmaat beïnvloedende factoren

Onderstaande lijst bevat veelvoorkomende strafmaat beïnvloedende factoren waarmee rekening gehouden kan worden. Deze zijn deels ontleend aan een Trema straftoemetingsbulletin10. De lijst is niet uitputtend. Ten aanzien van de invloed van recidive wordt verwezen naar de Aanwijzing kader voor strafvordering en OM afdoening 2015-A001.

De factoren kunnen een straf verhogende werking hebben. De weging van elk van de factoren kan van geval tot geval verschillen. Er dient daarom steeds te worden beoordeeld in hoeverre de hieronder omschreven strafmaat beïnvloedende factoren van toepassing zijn, en of een bepaalde factor ook in dit concrete geval straf verhogend dient te werken.

Niet aangegeven wordt hoe zwaar elk van de factoren in de regel dient te wegen, omdat dit van geval tot geval zal verschillen. Steeds zal naar de specifieke omstandigheden van de voorliggende zaak gekeken moeten worden om te beoordelen of en in hoeverre de hieronder omschreven delict specifieke strafmaat beïnvloedende factoren van toepassing zijn. Om deze reden dient de te vorderen straf altijd nader te worden gemotiveerd.

Afhankelijk van de specifieke omstandigheden van het geval kan het uitgangspunt binnen de bandbreedte schuiven. Bij uitzonderlijke omstandigheden kan de strafeis buiten de bandbreedte treden.

Factoren met betrekking tot de ernst van het feit

Wettelijke strafverzwarende omstandigheden bijvoorbeeld in vereniging plegen, geweld, letsel (zie ook art. 248 leden 1, 5, 7 en 8 Sr)

Verdergaande handelingen (waaronder begrepen: seks zonder condoom, anale seks, gebruik van hulpmiddelen/ SM-of bondageachtige handelingen/ ontuchtige handelingen met dieren)

Bijzondere omstandigheden (prostitutie vanuit een kelderbox of andere onveilige afgelegen ruimten, slechte hygiëne, ontucht tijdens ziekte en zwangerschap)

Factoren met betrekking tot (de kwetsbaarheid van) het slachtoffer

Afhankelijkheids- of vertrouwensrelatie (waaronder begrepen: hoedanigheid verdachte/ vertrouwens-, gezags- of afhankelijkheidsrelatie tussen slachtoffer en verdachte / slachtoffer is aan zorg van verdachte of instelling toevertrouwd) (vergelijk art. 248 lid 2 en 3 Sr)

Bijzondere kwetsbaarheid slachtoffer (vergelijk art 248 lid 3)

Toelichting op de strafmaat beïnvloedende factoren

De meeste strafmaat beïnvloedende factoren spreken voor zich. Straf verhogend werkt in ieder geval het meermalen bezoeken van minderjarige slachtoffers. De afhankelijkheids- en/of vertrouwensrelatie en ontwikkelingsfase van het slachtoffer vergen echter nadere toelichting.

Op het eerste gezicht lijkt het bestaan van een afhankelijkheids- of vertrouwensrelatie niet van toepassing te zijn op ontucht zoals omschreven in artikel 248b Sr. Dat is echter een misverstand. Niet ondenkbaar is immers dat verdachte ondanks de context waarin seksuele handelingen plaatsvinden tegen betaling toch in een relatie tot de minderjarige staat zoals bedoeld in artikel 248, tweede en derde lid, Sr. Verdedigbaar is dat in een dergelijk geval de verdachte een zwaardere straf verdient, dan wanneer de verdachte voor het slachtoffer een onbekende persoon is.

Bij het bepalen van de strafmaat in geval van zedendelicten wordt vaak de kalenderleeftijd van het slachtoffer gebruikt om de mate van weerbaarheid of weerloosheid aan te duiden. Hoewel de kalenderleeftijd een sterke indicator is voor de seksuele ontwikkelingsfase van het slachtoffer, dient er altijd bijzondere aandacht te zijn voor de extra kwetsbare slachtoffers, zoals zwakbegaafden en minderjarigen die functioneren op een leeftijd jonger dan hun kalenderleeftijd.

Ten overvloede wordt benadrukt dat instemming van de jeugdige prostituee niet afdoet aan de strafbaarheid van ontuchtige handelingen van de prostituant. Bij het bepalen van een strafeis dient er dan ook vanuit te worden gegaan dat de vrijwilligheid aan de zijde van de jeugdige prostituee geen straf verminderende omstandigheid oplevert.


X Noot
1

T&C Sr aant. 6a bij 248b Sr; zie ook Gert Vermeulen (ed), Betaalseksrecht, Maklu: Antwerpen, 2007.

X Noot
2

Zie voor cijfers over het aantal mogelijke minderjarige slachtoffers van mensenhandel pagina 7 van http://www.nationaalrapporteur.nl/publicaties/in-en-uit-beeld-II-update-slachtoffercijfers/

X Noot
3

Kamerstukken II 1996/97, 25 437, nr. 3, p. 7; Regeerakkoord Rutte II d.d. 29 oktober 2012 p. 28 ‘mensenhandel wordt harder bestreden’; mensenhandel staat genoemd als prioritair aandachtsgebied in het Nationaal Dreigingsbeeld zie Vergaderjaar 2012-2013 Kamerstuk 29 911 nr. 79.

X Noot
4

Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan.

X Noot
5

Zie over minderjarige slachtoffers in mensenhandelzaken het artikel van C.E. Dettmeijer-Vermeulen & M. Boot-Matthijssen, ‘Minderjarige slachtoffers in mensenhandelzaken: Ze wilde het zelf. Toch?’, Tijdschrift Praktijkwijzer Strafrecht, 2014/30.

X Noot
6

Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting (art. 273f Sr), Stcrt., 2010, 13154.

X Noot
7

Richtlijn voor strafvordering verkrachting (art. 242 Sr), Stcrt. 2012, 24714.

X Noot
8

Richtlijn voor strafvordering kinderpornografie, Stcrt. 2013, 29674.

X Noot
9

Richtlijn voor strafvordering seksueel misbruik minderjarigen, Stcrt. 2015, 4052.

X Noot
10

L. Gereke & J.D. Den Hartog, 'Straftoemeting bij uitbuiting in de prostitutiebranche', Trema straftoemetingsbulletin 2014-2, p. 43.

Naar boven