Richtlijn voor strafvordering mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting (art. 273f sr)

Categorie: Strafvordering

Rechtskarakter: Aanwijzing i.d.z.v. artikel 130 lid 4 Wet RO

Afzender: College van procureurs-generaal

Adressaat: Hoofden van de parketten

Registratienummer: 2010R007

Datum vaststelling: 02-08-2010

Datum inwerkingtreding: 01-09-2010

Geldigheidsduur: 31-08-2014

Publicatie in Stcrt.: PM

Vervallen: –

Relevante beleidsregels OM: Aanwijzing mensenhandel (2008A022)

Wetsbepalingen: Art. 273f Sr

Jurisprudentie: –

Bijlage(n): –

Achtergrond

Doel

Mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting heeft de afgelopen jaren grote publieke en politieke belangstelling genoten. Dit heeft ertoe geleid dat mensenhandel prioriteit kreeg in de opsporing en vervolging. Met de toename van het aantal onderzoeken en veroordelingen werd het zicht op de mensonterende omstandigheden die bij mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting aan de orde zijn geleidelijk aan duidelijk. Mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting maakt een grove inbreuk op de menselijke waardigheid en integriteit van slachtoffers. In de strafeisen bleek weinig uniformiteit te bestaan. Deze strafeisrichtlijn geeft uitdrukking aan de ernst van het misdrijf door de relevante strafverzwarende omstandigheden te benoemen en waar mogelijk te kwantificeren. Daarnaast beoogt de richtlijn eenheid te brengen in de relevante uitgangspunten voor de te eisen straffen om de werkbaarheid te vergroten en de rechtszekerheid te dienen.

Wettelijke achtergrond

Sinds de wetswijziging van art. 273f Sr d.d. 1 juli 2009 bedraagt het strafmaximum voor enkelvoudige mensenhandel 8 jaar (daarvoor 6 jaar). Alle gekwalificeerde vormen van mensenhandel kennen nu een strafmaximum van ten minste twaalf jaar. Dit betekent een ruimere mogelijkheid tot voorlopige hechtenis op basis van de 12-jaarsgrond en de mogelijkheid om tegen strafbare voorbereiding van het misdrijf op te treden op grond van art. 46 Sr. De wijziging bracht met zich mee dat de voor deze richtlijn relevante uitspraken inzake seksuele uitbuiting van de periode vóór 1 juli 2009 niet langer als uitgangspunt kunnen dienen voor strafeisen vanaf 1 juli 2009.1 Dit in combinatie met het algeheel ontbreken van een eenduidige lijn terzake strafmaten in mensenhandelzaken vergrootte de behoefte aan een handzame doch flexibele strafeisrichtlijn.

Toepassingsbereik

De richtlijn is van toepassing op gevallen van mensenhandel inhoudende seksuele uitbuiting. De richtlijn behelst niet de andere gedragingen strafbaar gesteld in art. 273f Sr (arbeidsuitbuiting, orgaanhandel).

Ontneming

Genoten voordeel kan worden ontnomen in een afzonderlijke ontnemingsprocedure en heeft sec geen invloed op de te stellen strafeis.

Strafvordering

Werkwijze

De systematiek van de strafeisrichtlijn is erin gelegen dat de stappen 1 tot en met 3 worden doorlopen om te komen tot een strafeis (zie onder).

Stap 1 is het uitgangspunt

Bij stap 2 is de pleegperiode van belang. Het betreft de pleegperiode ten aanzien van 1 slachtoffer. De drie uiteengezette pleegperiodes geven aan dat de plaats van de pleegperiode binnen de categorie (bijvoorbeeld: middenin categorie 2, pleegperiode van 9 maanden) de plaats van de strafeis binnen de categorie bepaalt (respectievelijk: eveneens middenin categorie 2, strafeis van 30 maanden).

Stap 3 ziet op alle overige strafverzwarende omstandigheden. In de linker kolom wordt de strafverzwaring aangeduid. De rechter kolom geeft een opsomming (in willekeurige volgorde) van andere strafverzwarende omstandigheden. De omstandigheden in de rechter kolom geven geen waardering van de strafverzwaring. Bijzondere omstandigheden kunnen hier worden meegewogen.

Meerdere slachtoffers

Zoals beschreven in stap 1 gaat de richtlijn uit van seksuele uitbuiting gepleegd ten aanzien van één slachtoffer. In de situatie van meerdere slachtoffers zal al naar gelang de omstandigheden tot verhoging van de strafeis kunnen worden gekomen.

Te bepalen strafeis

  • 1. Seksuele uitbuiting, startpunt:

    • slachtoffer niet jonger dan 18 jaar;

    • geen recidive;

    • pleegperiode van 1 dag;

    • gebruik van middelen (dwang, geweld of een andere feitelijkheid of door dreiging met geweld of een andere feitelijkheid, door afpersing, fraude, misleiding dan wel door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, door misbruik van een kwetsbare positie of door het geven of ontvangen van betalingen of voordelen om de instemming van een persoon te verkrijgen die zeggenschap over die ander heeft);

    • niet in vereniging gepleegd.

  • 2. Strafeis afhankelijk van pleegperiode:

    Pleegperiode per slachtoffer

    Strafeis

    1 dag–6 maanden

    12 maanden–24 maanden

    6 maanden–12 maanden

    24 maanden–36 maanden

    >12 maanden

    36 maanden–48 maanden

  • 3. Relevante strafverzwarende omstandigheden (niet-limitatief):

    1.50% strafverzwaring

    2.Andere strafverzwarende omstandigheden

    Slachtoffer jonger dan 16 jaar

    Zwaar lichamelijk letsel (lid 4 → max. 15 jaar), dood (lid 5 → max. 18 jaar)

    In vereniging/georganiseerd verband gepleegd

    Mate van geweld

    Recidive op art. 273f Sr

    Zonder condoom

     

    Gedwongen abortus

     

    16/17-jarig slachtoffer

     

    Werk (veel uren/ lange werkdagen)

     

    Bijzondere kwetsbaarheid (verstandelijk / lichamelijk gehandicapt)

     

    Bijzondere seksuele diensten (groep, anaal, bestialiteit)

     

    Algemene recidive

Rekenvoorbeeld

Hierna volgt een rekenvoorbeeld voor het formuleren van een strafeis mensenhandel in de zin van seksuele uitbuiting.

Stap 1: voldaan

Stap 2: pleegperiode van 3 maanden categorie)

strafeis 18 maanden (midden eerste

Stap 3: in vereniging gepleegd

strafeis 27 maanden (50% verzwaard ten opzichte van 18 maanden)

recidive op art. 273f Sr

strafeis 36 maanden (nogmaals 50% verzwaard ten opzichte van 18 maanden)

zonder condoom

36 maanden plus strafverzwaring zelf te bepalen op basis van de omstandigheden van het geval

  • 4. Overige opmerkingen

    • a) Volgens de Memorie van Toelichting is instemming van het slachtoffer met de beoogde of bestaande uitbuiting niet relevant, indien één van de in art 273f Sr genoemde dwangmiddelen is gebruikt (Kamerstukken II 2003/04, 29 291, nr. 3, p.19). Bij het bepalen van een strafeis dient er dan ook vanuit te worden gegaan dat een vrijwillig begin met werkzaamheden in de prostitutie door het slachtoffer, geen strafverminderende omstandigheid oplevert.

    • b) In afwijking van bovenstaande bedraagt de strafeisrichtlijn voor overtreding van artikel 273f lid 1 sub 3 Sr bij één meerderjarig slachtoffer zonder strafverzwarende omstandigheden zes maanden gevangenisstraf.

Overgangsrecht

De beleidsregels in deze richtlijn voor strafvordering hebben gelding vanaf de dag van inwerkingtreding.


XNoot
1

Feiten begaan vóór 1 juli 2009 vallen op grond van artikel 1 Sr nog onder het oude strafmaximum.

Naar boven