ALGEMENE TOELICHTING
1. Algemeen
Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (hierna: de regeling)
gewijzigd.
De aanpassingen van de regeling hangen grotendeels samen met de berekening van de
rijksbijdrage 2014 in overeenstemming met de begroting van het ministerie van Onderwijs,
Cultuur en Wetenschap.
De bedragen en percentages in de bijlagen bij deze regeling wijzigen om een aantal
redenen ten opzichte van wat eerder is bepaald. De bedragen wijzigen in elk geval
allemaal vanwege beschikbaarstelling van middelen gerelateerd aan prijsbijstelling
in overeenstemming met de verwerking van het Nationaal Onderwijsakkoord (Tweede Kamer,
2013–2014, 33 750 VIII, nr. 16). De bedragen vanwege het onderwijsdeel wo en onderzoekdeel wo (bedragen promoties
en ontwerpercertificaten in artikel 4 en bedragen opgenomen in bijlagen 1 en 5) zijn
verhoogd met 0,94406%. Voor het onderwijsdeel hbo en deel ontwerp en ontwikkeling
(bijlagen 3 en 9) gaat het om een verhoging met 0,73672%. De bedragen in bijlage 7
gerelateerd aan het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek zijn verhoogd
met 0,84666%. Het voorgaande betreft de door de minister van Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap bekostigde instellingen; de bedragen bij de door de minister van Economische
Zaken bekostigde instellingen zijn in voorkomende gevallen tevens aangepast vanwege
prijsbijstelling.
Met de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (Stb 2013 nr. 588) zijn enkele aanpassingen in de wet aangebracht in verband met de invoering van het
gebruik van het persoonsgebonden nummer in het hoger onderwijs. Per 1 januari 2014
is ook in het hoger onderwijs dit nummer in gebruik en verstrekken instellingen niet
langer gegevens aan het Centraal register inschrijving hoger onderwijs (CRI-HO) maar
aan het basisregister onderwijs, zoals dat voor alle andere onderwijssectoren al geldt.
De gegevens die voordien aan CRI-HO zijn geleverd, zijn nu opgenomen in het basisregister
onderwijs. Conform de gewijzigde wet kan bij ministeriële regeling een nadere specificatie
worden gegeven van de gegevens bedoeld in artikel 7.52, tweede en vijfde lid, van
de wet, en kan worden bepaald welke van deze gegevens niet langer behoeven te worden
verstrekt. Bij regeling kunnen voorts regels worden gesteld omtrent de tijdstippen
en de wijze van verstrekking van de gegevens, bedoeld in artikel 7.52b, tweede lid.
Dat alles wordt met deze regeling vastgesteld.
2. Gevoerd overleg
De conceptregeling is voorgelegd aan VSNU en Vereniging Hogescholen. Het bestuurlijk
commentaar heeft geleid tot aanpassing van de tijdstippen waarop de instellingsbesturen
uiterlijk de gegevens aan het basisregister onderwijs dienen te verstrekken en verheldering
van de toelichting daarbij.
3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets
DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar, ervan uitgaande dat een bijlage,
inhoudende de technische specificatie van de te verstrekken gegevens, op een later
moment aan deze regeling zal worden toegevoegd. Dat gebeurt naar verwachting bij een
eerstvolgende wijziging.
4. Financiële gevolgen
De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging
mede vanwege de eerste en tweede suppletoire (ontwerp-) begrotingen 2014 kan op grond
van artikel 2.5, vierde lid, van de WHW nog leiden tot nadere bepaling van de in deze
regeling opgenomen bedragen en percentages.
5. Gevolgen administratieve lasten
De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs per 1 januari 2014
A
Dit betreft een technische aanpassing vanwege invoering van enkele nieuwe begrippen
en de naamswijziging van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.
B
Dit artikel betreft de aanpassing van bedragen promoties en ontwerpercertificaten
vanwege prijsbijstelling wo met 0,94406%.
C
Dit betreft een technische correctie.
D en K
In de artikelen 7.52, 7.52a en 7.52b van de wet, zijn bepalingen opgenomen over het
gebruik van het persoonsgebonden nummer door het instellingsbestuur, de verwerking
door de minister in het basisregister onderwijs van door het instellingsbestuur verstrekte
persoonsgebonden nummers en andere gegevens en het gebruik van gegevens uit dit basisregister
door de Minister en de Inspectie.
Artikel 7.52, derde lid, van de wet, geeft aan dat bij ministeriële regeling een nadere
specificatie kan worden gegeven van de gegevens, bedoeld in het tweede en vijfde lid
van dat artikel, en kan worden bepaald welke van de gegevens niet behoeven te worden
verstrekt. Tevens kunnen regels worden gesteld omtrent de tijdstippen en de wijze
van verstrekking van de gegevens.
In artikel 7.52b, vierde lid, van de wet is bepaald dat bij ministeriële regeling
regels worden gesteld over de inhoud en de samenstelling van de betreffende gegevens,
de wijze waarop de gegevens uit het basisregister onderwijs worden verstrekt, de tijdstippen
waarop de gegevens worden verstrekt en de perioden waarop de gegevens betrekking hebben
in verband met het gebruik van deze gegevens door de minister voor o.a. de planning
en bekostiging van instelling en door de Inspectie voor het uitoefenen van het toezicht
op het hoger onderwijs. Deze gegevens, zo bepaalt de wet, dienen niet herleid of herleidbaar
te zijn tot individuele studenten of extranei. In artikel 7.52, tweede lid en vijfde,
van de wet is bepaald welke gegevens het instellingsbestuur tezamen met het persoonsgebonden
nummer verstrekt aan de Minister (Dienst Uitvoering Onderwijs; DUO).
Op basis van dit wetsartikel is in artikel 14 van deze regeling bepaald dat het instellingsbestuur
deze gegevens op elektronische wijze verstrekt. Voor Open Universiteit geldt dat geen
gegevens inzake inschrijving bij de opleidingen of onderwijseenheden behoeven te worden
verstrekt, in afwachting van systeemaanpassing die dat mogelijk maakt. In een bij
een volgende wijziging van de regeling op te nemen bijlage zal de specificatie van
de te verstrekken gegevens worden opgenomen, nader uitgewerkt in het Programma van
Eisen Elektronische gegevensuitwisseling tussen HO-instellingen en DUO. Die specificatie
is overigens nog niet beschikbaar. In artikel 14 is overigens bepaald dat indien DUO
al over de betreffende persoons- en vooropleidinggegevens beschikt, het instellingsbestuur
deze niet nog een keer aan DUO hoeft te verstrekken.
In artikel 15 is bepaald binnen welke termijnen het instellingsbestuur na wijziging
van de gegevens die betrekking hebben op de inschrijving of het afsluitend examen
van de student deze aan DUO dient te verstrekken voor registratie in het basisregister
onderwijs. Bij de gegevens rond inschrijving gaat het om levering binnen uiterlijk
8 weken en bij graden (afsluitend examen) eveneens om 8 weken.
Over inschrijvingen is in artikel 15 bepaald dat alle op het besluit inzake de inschrijving
betrekking hebbende gegevens of mutaties uiterlijk binnen 7 dagen aan het basisregister
onderwijs worden gemeld. Op grond van artikel 7.32 van de wet dient een ieder die
wenst gebruik te kunnen maken van onderwijsvoorzieningen, examenvoorzieningen of voorzieningen
van andere aard voor initieel onderwijs aan een instelling, zich door het instellingsbestuur
als student of extraneus te laten inschrijven. In artikel 7.37 van de wet zijn de
voorwaarden voor inschrijving opgenomen. Aan deze voorwaarden betreffende vooropleidingseisen
en toelatingseisen en het aangaan van de verplichting tot het voldoen van het verschuldigde
collegegeld dient volledig te zijn voldaan alvorens van inschrijving conform de wet
sprake kan zijn. Uiterlijk 8 weken na het besluit tot inschrijving dienen de betreffende
gegevens geleverd te worden. Het conform is artikel 7.33 van de wet aan de instelling
om regels van procedurele aard inzake de inschrijving vast te stellen en daarbij te
bepalen of een inschrijving alleen bij aanvang van of ook tijdens een maand mogelijk
is. De wet kent geen voorlopige inschrijving of inschrijving met terugwerkende kracht.
Over het afsluitende examen is in artikel 15 bepaald dat het instellingsbestuur ervoor
zorg draagt dat alle op het afsluitend examen betrekking hebbende gegevens uiterlijk
binnen 8 weken nadat is vastgesteld dat het afsluitend examen met succes is afgerond
aan het basisregister worden gemeld. De examencommissie stelt op basis van artikel
7.12 van de wet vast of een student voor het moment van deze vaststelling heeft voldaan
aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt over kennis, inzicht
en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Na deze vaststelling
door de examencommissie dat het afsluitende examen is behaald, dient dat besluit aan
het basisregister te worden gemeld. Het is van belang dat dit tijdig geschiedt omdat
de graadverlening van belang is voor mogelijke toelating tot een vervolgopleiding
en het bepalen van het collegegeld dat dan is verschuldigd, alsmede voor het ontsluiten
daarvan via het diplomaregister.
In artikel 16 is bepaald welke gegevens uit het basisregister verstrekt kunnen worden
aan de Minister en Inspectie voor de uitvoering van de in artikel 7.52b. eerste lid,
bedoelde doelen. Daarbij is aangesloten bij de Regeling gebruik gegevens bron. Met
deze bepaling is de grondslag geborgd voor de totstandkoming van het 1-cijfer-HO-bestand,
binnen het kader van de WHW en WOT. Uit het basisregister wordt jaarlijks door DUO
een 1-cijfer-HO-bestand afgeleid volgens definities en algoritmes die bepaald zijn
in goed overleg tussen het ministerie van OCW, CBS, Vereniging Hogescholen en VSNU.
De gegevenslevering kan hiermee op de gebruikelijke wijze worden gecontinueerd.
E
Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen onderwijsopslag universiteiten
in bijlage 1 vanwege prijsbijstelling met 0,94406% en overigens wijzigingen om de
volgende redenen:
-
a. vanwege het sectorplan technologie/onderwijs 2011-2015 is voor 2014 € 11.228.400 toegevoegd,
onder de noemer kwetsbare opleidingen. Dit leidt tot toevoeging van bedragen bij Technische
Universiteit Delft met € 5.415.446, bij Technische Universiteit Eindhoven met € 2.845.019,
en bij Universiteit Twente met € 2.967.935.
-
b. vanwege de inrichting van de opleiding Friese Taal en Cultuur is, onder de noemer
kwets-bare opleidingen, voor de jaren 2014 tot en met 2019 jaarlijks (inclusief de
voornoemde prijsbijstelling) € 121.133 opgenomen in de onderwijsopslag van Rijksuniversiteit
Groningen conform de brief van 31 januari 2014 met kenmerk OND/ODB-14/3132 M.
-
c. tot slot is onder de noemer bijzondere voorzieningen een aanpassing gepleegd vanwege
een additionele aflossing in 2013 van het in 2009 afgesproken compensatiebedrag invoering
bachelor-masterstructuur (Stcrt. 2013 nr. 32026). Dit leidt tot toevoeging van bedragen bij Universiteit Leiden met € 1.247.542,
bij Erasmus Universiteit Rotterdam met € 587.777, bij Technische Universiteit Delft
met € 2.067.614, bij Universiteit Twente met € 645.454, bij Universiteit van Amsterdam
met € 1.815.172, bij Vrije Universiteit Amsterdam met € 527.686 en bij Radboud Universiteit
Nijmegen met € 287.358.
F
Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen onderwijsopslag hogescholen
in bijlage 3 vanwege prijsbijstelling met 0,73672% en overigens wijzigingen om de
volgende redenen:
-
a. de bijdrage onder de noemer kwetsbare opleidingen vanwege aanvullende financiering
opleiding Imam/Islamitisch werker (Stcrt. 2011 nr. 13799) aan Hogeschool Inholland is per 2014 beëindigd, waarmee conform de brief van 26 november
2013 met kenmerk 565561 de opslag in overleg met deze instelling is verlaagd met
€ 127.302.
-
b. de verdeling van het bedrag beschikbaar vanwege externe validering examenkwaliteit
hoger beroepsonderwijs (Stcrt. 2013 nr. 15937) is aangepast vanwege verhoging van het beschikbare bedrag tot € 1.973.769.
-
c. Bij de betreffende hogescholen zijn de bedragen gecorrigeerd conform de afspraken
over de overgangsmaatregel bij de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 per
begrotingsjaar 2011 (Stcrt. 2010 nr. 12621).
-
d. vanwege de totstandkoming van Thomas More Hogeschool wordt onder de noemer kwetsbare
opleidingen incidenteel voor het begrotingsjaar 2014 € 99.998 overgeheveld ten laste
van de onderwijsopslag van Hogeschool Leiden (zie toelichting bij onderdeel G).
-
e. Om een impuls te geven aan het opnemen van wetenschap en technologie in de curricula
van alle lerarenopleidingen basisonderwijs is in 2014 € 3.122.838 en in 2105 € 4.029.469
miljoen beschikbaar voor de hogescholen die deze opleiding verzorgen (Tweede Kamer,
2012–2013, 27 923, nr. 151). In 2014 wordt aan elke hogeschool die een opleiding tot leraar basisonderwijs verzorgt
€ 24.000 beschikbaar gesteld (bij elkaar € 0,6 miljoen); het resterende bedrag wordt
verdeeld over deze hogescholen op basis van het aantal bekostigde ingeschrevenen bij
de opleiding tot leraar basisonderwijs (peildatum 2012). Het bedrag dat in 2015 beschikbaar
is zal integraal op basis van dezelfde aantallen worden verdeeld.
-
f. Om een impuls te geven aan de ontwikkeling van twee nieuwe afstudeerrichtingen, één
gericht op havo/vwo en één gericht op het vmbo en mbo, bij de tweedegraads opleidingen
tot leraar voortgezet onderwijs Nederlands, Engels, Duits, Frans, Wiskunde, Natuurkunde,
Scheikunde, Biologie of Economie is in 2014 en 2015 € 453.315 beschikbaar voor de
hogescholen die deze opleidingen verzorgen (Tweede Kamer, 2013–2014, 27 923, nr. 171 en Tweede Kamer 2012–2013, 27 923 nr. 148). Aan elke betreffende hogeschool wordt vanwege deze ontwikkeling in zowel 2014 als
2015 € 50.368 beschikbaar gesteld.
G
Dit onderdeel betreft de aanpassing van de percentages onderwijsopslag hogescholen
in bijlage 4 vanwege een technische correctie en vanwege de totstandkoming van Thomas
More Hogeschool. Conform de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (Stb 2013, nr. 588) wordt deze hogeschool bekostigd. Bij deze instelling ontstaat, conform de bestuurlijke
afspraken daarover tussen beide instellingen bevestigd bij brief van HS Leiden van
19 december 2013, een onderwijsopslag in percentages door overheveling van € 284.600
ten laste van de onderwijsopslag in percentages van Hogeschool Leiden naar Thomas
More Hogeschool.
H
Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen voorziening onderzoek in bijlage
5 vanwege prijsbijstelling wo met 0,94406% en overigens wijzigingen om de volgende
redenen:
-
a. Vanwege de overdracht van het economisch claimrecht ITC aan Universiteit Twente is
conform de brief van 14 november 2013 met kenmerk 559448 de verwante bijdrage aan
deze universiteit verlaagd met € 250.000. Dit bedrag is vervolgens verdeeld over de
universiteiten waaraan een instituut gericht op internationaal onderwijs en onderzoek
is verbonden. Dit resulteert in een verhoging van het bedrag onder de noemer bijzondere
voorzieningen met € 14.852 bij Universiteit Leiden gerelateerd aan Afrika Studiecentrum,
met € 65.719 bij Erasmus Universiteit Rotterdam gerelateerd aan International Institute
of Social Studies en aan Institute for Housing and Urban Development Studies, met
€ 37.035 bij Technische Universiteit Delft gerelateerd aan UNESCO-IHE, met € 12.749
bij Universiteit Maastricht gerelateerd aan Maastricht School of Management. Bij Universiteit
Twente gerelateerd aan de Faculteit Geo-Informatie Wetenschappen en Aardobservatie
(ITC) is sprake van een (gesaldeerde) verlaging met € 130.354.
-
b. In verband met de Veldstudie transgenders en ICT, bedoeld in de brief van 29 januari
2014 met kenmerk OND/ODB-14-3114 U is bij Vrije Universiteit Amsterdam in aanvulling
op de bijdrage verstrekt in 2013 voor 2014 een bedrag van € 1.009 opgenomen.
-
c. Vanwege de besluitvorming over het advies van NWO van 2 december 2013 over toekenningen
Zwaartekracht 2013 worden de bedragen bij Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht,
Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit van Amsterdam en Radboud Universiteit
Nijmegen verhoogd conform het onderstaande overzicht.
Begrotings-
jaar
|
Radboud Universiteit Nijmegen
|
Universiteit van Amsterdam
|
Universiteit Leiden
|
Universiteit Utrecht
|
Technische Universiteit Eindhoven
|
Universiteit Utrecht
|
|
Microbes for health and environment
|
Networks
|
The Institute for Chemical Immunology ICI
|
Netherlands Earth System Science Centre ESSC
|
Research Centre for Integrated Nanophotonics
|
Netherlands Center for Multiscale Catalytic Energy Conversion
|
2014
|
€ 2.949.175
|
€ 2.789.257
|
|
€ 3.695.456
|
€ 2.884.712
|
€ 4.787.605
|
2015
|
€ 3.560.426
|
€ 2.886.493
|
€ 2.959.283
|
€ 4.176.002
|
€ 2.918.495
|
€ 4.815.423
|
2016
|
€ 3.132.722
|
€ 2.450.843
|
€ 4.376.660
|
€ 4.404.437
|
€ 3.318.768
|
€ 3.632.694
|
2017
|
€ 2.265.254
|
€ 1.741.312
|
€ 2.642.151
|
€ 2.905.670
|
€ 1.785.348
|
€ 2.709.482
|
2018
|
€ 2.059.552
|
€ 2.435.460
|
€ 2.402.635
|
€ 2.828.840
|
€ 1.909.507
|
€ 2.413.224
|
I
Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen in bijlage 7 vanwege prijsbijstelling
met 0,84666%.
J
Dit onderdeel betreft de aanpassing van de bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen
in bijlage 9 vanwege prijsbijstelling met 0,73672%.
Artikel II Inwerkingtreding
De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking in verband met de verstrekking
van de rijksbijdrage per 1 januari 2014 en vanwege de wetgeving inzake het basisregister
onderwijs dat vanaf dezelfde datum in werking is getreden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.