Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 februari 2014, nr. 546336, tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor het begrotingsjaar 2014 en het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het hoger onderwijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 7.52, derde lid, en 7.52b, vierde lid, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en artikelen 4.11, 4.23, 4.24 en 4.27 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;

Besluit:

ARTIKEL I WIJZIGING VAN DE REGELING FINANCIËN HOGER ONDERWIJS

De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd;

1. In onderdeel c wordt ‘de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit’ vervangen door: de Minister van Economische Zaken;

2. Na onderdeel d worden vier nieuwe onderdelen toegevoegd, luidende:

  • e. persoonsgebonden nummer: burgerservicenummer als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Wet algemene bepalingen burgerservicenummer, dan wel het door Onze Minister uitgegeven onderwijsnummer, bedoeld in artikel 7.31d, derde lid;

  • f. basisregister onderwijs: basisregister onderwijs als bedoeld in artikel 24b van de Wet op het onderwijstoezicht;

  • g. inspectie: de inspectie, bedoeld in de Wet op het onderwijstoezicht;

  • h. afsluitend examen: het examen bedoeld in artikel 7.10 van de wet;

  • i. examencommissie: de examencommissie, bedoeld in artikel 7.12, van de wet.

B

Artikel 4, vierde en vijfde lid komen te luiden:

  • 4. Het bedrag, bedoeld in artikel 4.21, eerste lid, van het besluit is € 95.434.

  • 5. Het bedrag, bedoeld in artikel 4.21, tweede lid, van het besluit is € 79.529.

C

In artikel 12 wordt artikel 12’ vervangen door: artikel 11.

D

Paragraaf 7 komt te luiden:

Paragraaf 7 Persoonsgebonden nummer in het hoger onderwijs

Artikel 14 Wijze van verstrekking
  • 1. Het instellingsbestuur verstrekt de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid en vijfde lid, van de wet, tezamen met het persoonsgebonden nummer op elektronische wijze aan de Minister.

  • 2. Het instellingsbestuur verstrekt de gegevens overeenkomstig de specificatie als opgenomen in bijlage 10.

  • 3. Indien een gemeente de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid, onder a., en het vijfde lid, van de wet, niet aan de minister verstrekt, verzoekt de Minister het instellingsbestuur deze gegevens te verstrekken.

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing betreffende de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid, onder b., van de wet, indien deze al zijn opgenomen in het basisregister onderwijs. Indien deze gegevens nog niet zijn opgenomen in het basisregister onderwijs verzoekt de Minister het instellingsbestuur deze gegevens te verstrekken.

  • 5. De verstrekking van gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid, onder c., f. tot en met i. van de wet is niet van toepassing op Open Universiteit.

Artikel 15 Tijdstip van melding
  • 1. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat alle op de inschrijving betrekking hebbende gegevens of mutaties uiterlijk binnen 8 weken na het besluit inzake de inschrijving, bedoeld in artikel 7.32, van de wet, of wijziging van deze gegevens, aan de Minister zijn gemeld, onverminderd het bepaalde in artikel 4.3 van het besluit.

  • 2. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat alle op het afsluitende examen betrekking hebbende gegevens daarop uiterlijk binnen 8 weken nadat de examencommissie, conform artikel 7.12, van de wet, heeft vastgesteld dat het examen met succes is afgerond aan Onze Minister zijn gemeld, onverminderd het bepaalde in artikel 4.3 van het besluit.

Artikel 16 Gebruik van gegevens uit het basisregister onderwijs door Minister en Inspectie
  • 1. Uit het basisregister onderwijs verstrekt de Minister voor iedere universiteit en hogeschool afzonderlijk aan de Minister en de Inspectie de gegevens, bedoeld in artikel 7.52, tweede lid, van de wet, met uitzondering van de persoonsgebonden nummers, de geslachtsnamen, de voornamen en de geboortedata van de studenten.

  • 2. Bij de verstrekking, bedoeld in het eerste lid, vervangt de Minister elk persoonsgebonden nummer door een ander nummer of een code op een zodanige wijze dat de student of extranei niet geïdentificeerd of identificeerbaar is.

E

Bijlage 1 komt te luiden:

BIJLAGE 1 BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag universiteiten, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

totaalbedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

   

€ 272.550

€ 272.550

21PB

Universiteit Leiden

 

€ 2.657.663

€ 2.961.569

€ 5.619.232

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

 

€ 3.537.295

€ 1.042.951

€ 4.580.246

21PD

Universiteit Utrecht

 

€ 5.764.073

€ 1.296.697

€ 7.060.770

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

 

€ 291.927

€ 8.979.657

€ 9.271.584

21PF

Technische Universiteit Delft

 

€ 5.677.464

€ 10.665.872

€ 16.343.336

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

 

€ 3.034.739

€ 252.198

€ 3.286.937

21PH

Universiteit Twente

 

€ 3.157.655

€ 14.793.606

€ 17.951.261

21PJ

Universiteit Maastricht

 

€ 1.014.577

€ 3.063.586

€ 4.078.163

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

€ 3.446.425

€ 3.574.103

€ 7.020.528

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

 

€ 1.772.993

€ 2.355.441

€ 4.128.434

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

 

€ 2.780.128

€ 1.135.016

€ 3.915.144

21PN

Universiteit van Tilburg

 

€ 410.747

€ 352.430

€ 763.177

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

       

22NC

Open Universiteit

 

€ 377.969

 

€ 377.969

23BF

Universiteit voor Humanistiek

       

25AV

Theologische Universiteit Kampen

       
     

€ 33.923.655

€ 50.745.676

€ 84.669.331

Bedragen onderwijsopslag universiteiten met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

Universiteit

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

totaalbedrag

21PI

Wageningen University

 

€ 15.000

€ 726.840

€ 741.840

F

Bijlage 3 komt te luiden:

BIJLAGE 3 BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL A, VAN DE REGELING

Bedragen onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

hogeschool

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

totaalbedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

 

€ 97.869

 

€ 97.869

00MF

HKU

€ 18.345

€ 181.642

€ 184.454

€ 384.441

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 123.723

€ 165.416

€ 88.927

€ 378.066

02BY

Gerrit Rietveld Academie

€ 3.863

€ 396.593

€ 413.865

€ 814.321

02NR

Hotelschool Den Haag

€ 8.776

 

€ 64.415

€ 73.191

02NT

The Design Academy Eindhoven

€ 3.226

€ 179.364

€ 151.291

€ 333.881

07GR

Avans Hogeschool

€ 135.733

€ 249.594

€ 166.710

€ 552.037

08OK

Hogeschool De Kempel

 

€ 108.421

 

€ 108.421

09OT

Iselinge Hogeschool

 

€ 68.419

 

€ 68.419

10IZ

PC Hogeschool Marnix Academie

 

€ 161.185

 

€ 161.185

14NI

Codarts, Hs voor Muziek en Dans Rotterdam

€ 3.980

€ 312.392

€ 245.978

€ 562.350

15BK

Christelijke Hogeschool De Driestar

 

€ 166.888

€ 4.579

€ 171.467

21MI

HZ

€ 19.945

€ 74.923

€ 237.286

€ 332.154

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 11.026

€ 307.634

€ 475.528

€ 794.188

21RI

Hogeschool Leiden

€ 37.234

€ 184.771

€ 236.404

€ 458.409

21UG

Hs Interconfessionele PABO

 

€ 127.073

€ 230.916

€ 357.989

21UI

NHTV internationaal hoger onderwijs Breda

€ 35.039

 

€ 118.865

€ 153.904

21WN

NHL Hogeschool

€ 88.863

€ 104.431

€ 231.922

€ 425.216

22EX

Stenden Hogescholen

€ 40.361

€ 170.511

€ 670.574

€ 881.446

22HH

Gereformeerde Hogeschool

€ 4.512

€ 87.561

€ 94.971

€ 187.044

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 184.748

€ 707.250

€ 493.738

€ 1.385.736

23AH

Saxion Hogescholen

€ 107.468

€ 215.009

€ 623.622

€ 946.099

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 7.182

€ 287.123

€ 517.995

€ 812.300

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 16.886

€ 95.537

€ 724.042

€ 836.465

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 113.785

€ 569.351

€ 377.689

€ 1.060.825

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 135.789

€ 760.401

€ 715.303

€ 1.611.493

25JX

Hogeschool Zuyd

€ 123.439

€ 663.119

€ 326.613

€ 1.113.171

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 128.186

€ 545.705

€ 532.804

€ 1.206.695

27NF

ArtEZ Hogeschool

€ 11.576

€ 494.930

€ 203.885

€ 710.391

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 111.294

€ 577.393

€ 915.142

€ 1.603.829

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 151.562

€ 103.513

€ 736.847

€ 991.922

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 196.863

€ 164.557

€ 594.909

€ 956.329

30GB

Fontys Hogescholen

€ 150.351

€ 806.732

€ 748.714

€ 1.705.797

30VP

Thomas More Hogeschool

 

€ 174.430

 

€ 174.430

 

Totaal

€ 1.973.755

€ 9.309.737

€ 11.127.988

€ 22.411.480

Bedragen onderwijsopslag van hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, eerste lid, van het besluit

hogeschool

kwaliteit

kwetsbare opleidingen

bijzondere voorzieningen

totaalbedrag

21CW

Hogeschool HAS Den Bosch

€ 12.831

 

€ 3.231.864

€ 3.244.695

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 2.917

 

€ 829.130

€ 832.047

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

€ 18.746

 

€ 3.663.927

€ 3.682.673

30TX

Vilentum Hogeschool

€ 8.591

€ 13.614

€ 2.697.282

€ 2.719.487

 

Totaal

€ 43.085

€ 13.614

€ 10.422.203

€ 10.478.902

G

Bijlage 4 komt te luiden:

BIJLAGE 4 BIJ ARTIKEL 3, TWEEDE LID, ONDERDEEL B, VAN DE REGELING

Percentages onderwijsopslag hogescholen, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

hogeschool

percentage

00IC

Katholieke PABO Zwolle

0,16030%

00MF

HKU

4,70070%

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

1,71927%

02BY

Gerrit Rietveld Academie

1,58316%

02NR

Hotelschool Den Haag

0,25015%

02NT

The Design Academy Eindhoven

0,67827%

07GR

Avans Hogeschool

2,68837%

08OK

Hogeschool De Kempel

0,26269%

09OT

Iselinge Hogeschool

0,18602%

10IZ

Protestants Christelijke Hogeschool Marnix Academie

0,39964%

14NI

Codarts, Hogeschool voor Muziek en Dans Rotterdam

4,25175%

15BK

Christelijke Hogeschool De Driestar

0,33128%

21MI

HZ

0,92263%

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

10,85912%

21RI

Hogeschool Leiden

1,42015%

21UG

Hs Interconfessionele PABO Amsterdam/Alkmaar

0,42202%

21UI

NHTV internationaal hoger onderwijs Breda

0,44967%

21WN

NHL Hogeschool

2,15036%

22EX

Stenden Hogescholen

1,98570%

22HH

Gereformeerde Hogeschool

0,21456%

22OJ

Hogeschool Rotterdam

4,88917%

23AH

Saxion Hogescholen

3,25091%

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

5,38523%

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

0,29304%

25BE

Hanzehogeschool Groningen

6,04621%

25DW

Hogeschool Utrecht

4,23139%

25JX

Hogeschool Zuyd

5,78910%

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

4,31835%

27NF

ArtEZ Hogeschool

7,55778%

27PZ

Hogeschool INHolland

6,91040%

27UM

De Haagse Hogeschool

2,59567%

28DN

Hogeschool van Amsterdam

3,66429%

30GB

Fontys Hogescholen

9,32418%

30VP

Thomas More Hogeschool

0,10847%

Percentages onderwijsopslag hogescholen met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.11, tweede lid, van het besluit

hogeschool

percentage

21CW

Hogeschool HAS Den Bosch

20,90739%

27PZ

Hogeschool INHolland

5,21712%

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

49,89022%

30TX

Vilentum Hogeschool

23,98527%

H

Bijlage 5 komt te luiden:

BIJLAGE 5 BIJ ARTIKEL 4, EERSTE LID, VAN DE REGELING

Bedragen onderzoek universiteiten, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

universiteit

bedrag

00DV

Protestantse Theologische Universiteit

 

21PB

Universiteit Leiden

€ 13.310.203

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 5.657.070

21PD

Universiteit Utrecht

€ 16.592.877

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

€ 3.801.270

21PF

Technische Universiteit Delft

€ 9.182.286

21PG

Technische Universiteit Eindhoven

€ 4.228.136

21PH

Universiteit Twente

€ 8.003.552

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 190.843

21PK

Universiteit van Amsterdam

€ 6.525.730

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 1.190.607

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 12.846.689

21PN

Universiteit van Tilburg

 

21QO

Theologische Universiteit Apeldoorn

 

22NC

Open Universiteit

 

23BF

Universiteit voor Humanistiek

 

25AV

Theologische Universiteit Kampen

 
 

Totaal

€ 81.529.263

Bedragen onderzoek universiteiten, met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.23, eerste lid, van het besluit

universiteit

bedrag

21PI

Wageningen University

€ 2.277.659

I

Bijlage 7 komt te luiden:

BIJLAGE 7 BIJ ARTIKEL 6, VAN DE REGELING

Bedragen en percentages academische ziekenhuizen, bedoeld in artikel 4.27, derde lid onder c. respectievelijk artikel 4.27, vierde lid van het besluit

universiteit

bedrag

percentage

21PB

Universiteit Leiden

12,48621%

21PC

Rijksuniversiteit Groningen

€ 494.895

12,74455%

21PD

Universiteit Utrecht

13,67214%

21PE

Erasmus Universiteit Rotterdam

13,20988%

21PJ

Universiteit Maastricht

€ 320.809

9,07152%

21PK

Universiteit van Amsterdam

 

16,90025%

21PL

Vrije Universiteit Amsterdam

€ 110.179

10,93124%

21PM

Radboud Universiteit Nijmegen

€ 91.634

10,98421%

 

Totaal

€ 1.017.517

100,00000%

J

Bijlage 9 komt te luiden:

BIJLAGE 9 BIJ ARTIKEL 4, DERDE LID, VAN DE REGELING

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid, van het besluit

hogeschool

bedrag

00IC

Katholieke PABO Zwolle

€ 43.065

00MF

HKU

€ 19.530

01VU

Christelijke Hogeschool Windesheim

€ 249.234

02BY

Gerrit Rietveld Academie

 

02NR

Hotelschool Den Haag

 

02NT

The Design Academy Eindhoven

 

07GR

Avans Hogeschool

€ 35.053

08OK

Hogeschool De Kempel

€ 49.217

09OT

Iselinge Hogeschool

€ 25.896

10IZ

Protestants Christelijke Hogeschool Marnix Academie

€ 82.482

14NI

Codarts, Hogeschool voor Muziek en Dans Rotterdam

€ 9.228

15BK

Christelijke Hogeschool De Driestar

€ 70.678

21MI

HZ

€ 29.688

21QA

Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten

€ 27.399

21RI

Hogeschool Leiden

€ 111.311

21UG

Hs Interconfessionele PABO Amsterdam/Alkmaar

€ 60.091

21UI

NHTV internationaal hoger onderwijs Breda

 

21WN

NHL Hogeschool

€ 126.763

22EX

Stenden Hogescholen

€ 86.631

22HH

Gereformeerde Hogeschool

€ 37.056

22OJ

Hogeschool Rotterdam

€ 207.170

23AH

Saxion Hogescholen

€ 75.400

23KJ

Hogeschool der Kunsten Den Haag

€ 1.860

25BA

Christelijke Hogeschool Ede

€ 46.356

25BE

Hanzehogeschool Groningen

€ 94.357

25DW

Hogeschool Utrecht

€ 313.331

25JX

Hogeschool Zuyd

€ 29.616

25KB

Hogeschool van Arnhem en Nijmegen

€ 260.250

27NF

ArtEZ Hogeschool

€ 40.847

27PZ

Hogeschool INHolland

€ 165.607

27UM

De Haagse Hogeschool

€ 86.416

28DN

Hogeschool van Amsterdam

€ 270.122

30GB

Fontys Hogescholen

€ 508.697

30VP

Thomas More Hogeschool

 
 

Totaal

€ 3.163.351

Bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen, met opleidingen op het gebied van landbouw en natuurlijke omgeving, bedoeld in artikel 4.24, eerste lid van het besluit

hogeschool

bedrag

21CW

Hogeschool HAS Den Bosch

27PZ

Hogeschool INHolland

30HD

Hogeschool Van Hall Larenstein

30TX

Vilentum Hogeschool

€ 62.615

 

Totaal

€ 62.615

ARTIKEL II INWERKINGTREDING

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

ALGEMENE TOELICHTING

1. Algemeen

Met deze regeling wordt de Regeling financiën hoger onderwijs (hierna: de regeling) gewijzigd.

De aanpassingen van de regeling hangen grotendeels samen met de berekening van de rijksbijdrage 2014 in overeenstemming met de begroting van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

De bedragen en percentages in de bijlagen bij deze regeling wijzigen om een aantal redenen ten opzichte van wat eerder is bepaald. De bedragen wijzigen in elk geval allemaal vanwege beschikbaarstelling van middelen gerelateerd aan prijsbijstelling in overeenstemming met de verwerking van het Nationaal Onderwijsakkoord (Tweede Kamer, 2013–2014, 33 750 VIII, nr. 16). De bedragen vanwege het onderwijsdeel wo en onderzoekdeel wo (bedragen promoties en ontwerpercertificaten in artikel 4 en bedragen opgenomen in bijlagen 1 en 5) zijn verhoogd met 0,94406%. Voor het onderwijsdeel hbo en deel ontwerp en ontwikkeling (bijlagen 3 en 9) gaat het om een verhoging met 0,73672%. De bedragen in bijlage 7 gerelateerd aan het deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek zijn verhoogd met 0,84666%. Het voorgaande betreft de door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap bekostigde instellingen; de bedragen bij de door de minister van Economische Zaken bekostigde instellingen zijn in voorkomende gevallen tevens aangepast vanwege prijsbijstelling.

Met de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (Stb 2013 nr. 588) zijn enkele aanpassingen in de wet aangebracht in verband met de invoering van het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het hoger onderwijs. Per 1 januari 2014 is ook in het hoger onderwijs dit nummer in gebruik en verstrekken instellingen niet langer gegevens aan het Centraal register inschrijving hoger onderwijs (CRI-HO) maar aan het basisregister onderwijs, zoals dat voor alle andere onderwijssectoren al geldt. De gegevens die voordien aan CRI-HO zijn geleverd, zijn nu opgenomen in het basisregister onderwijs. Conform de gewijzigde wet kan bij ministeriële regeling een nadere specificatie worden gegeven van de gegevens bedoeld in artikel 7.52, tweede en vijfde lid, van de wet, en kan worden bepaald welke van deze gegevens niet langer behoeven te worden verstrekt. Bij regeling kunnen voorts regels worden gesteld omtrent de tijdstippen en de wijze van verstrekking van de gegevens, bedoeld in artikel 7.52b, tweede lid. Dat alles wordt met deze regeling vastgesteld.

2. Gevoerd overleg

De conceptregeling is voorgelegd aan VSNU en Vereniging Hogescholen. Het bestuurlijk commentaar heeft geleid tot aanpassing van de tijdstippen waarop de instellingsbesturen uiterlijk de gegevens aan het basisregister onderwijs dienen te verstrekken en verheldering van de toelichting daarbij.

3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets

DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar, ervan uitgaande dat een bijlage, inhoudende de technische specificatie van de te verstrekken gegevens, op een later moment aan deze regeling zal worden toegevoegd. Dat gebeurt naar verwachting bij een eerstvolgende wijziging.

4. Financiële gevolgen

De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Wijziging mede vanwege de eerste en tweede suppletoire (ontwerp-) begrotingen 2014 kan op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de WHW nog leiden tot nadere bepaling van de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages.

5. Gevolgen administratieve lasten

De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel I Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs per 1 januari 2014

A

Dit betreft een technische aanpassing vanwege invoering van enkele nieuwe begrippen en de naamswijziging van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

B

Dit artikel betreft de aanpassing van bedragen promoties en ontwerpercertificaten vanwege prijsbijstelling wo met 0,94406%.

C

Dit betreft een technische correctie.

D en K

In de artikelen 7.52, 7.52a en 7.52b van de wet, zijn bepalingen opgenomen over het gebruik van het persoonsgebonden nummer door het instellingsbestuur, de verwerking door de minister in het basisregister onderwijs van door het instellingsbestuur verstrekte persoonsgebonden nummers en andere gegevens en het gebruik van gegevens uit dit basisregister door de Minister en de Inspectie.

Artikel 7.52, derde lid, van de wet, geeft aan dat bij ministeriële regeling een nadere specificatie kan worden gegeven van de gegevens, bedoeld in het tweede en vijfde lid van dat artikel, en kan worden bepaald welke van de gegevens niet behoeven te worden verstrekt. Tevens kunnen regels worden gesteld omtrent de tijdstippen en de wijze van verstrekking van de gegevens.

In artikel 7.52b, vierde lid, van de wet is bepaald dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de inhoud en de samenstelling van de betreffende gegevens, de wijze waarop de gegevens uit het basisregister onderwijs worden verstrekt, de tijdstippen waarop de gegevens worden verstrekt en de perioden waarop de gegevens betrekking hebben in verband met het gebruik van deze gegevens door de minister voor o.a. de planning en bekostiging van instelling en door de Inspectie voor het uitoefenen van het toezicht op het hoger onderwijs. Deze gegevens, zo bepaalt de wet, dienen niet herleid of herleidbaar te zijn tot individuele studenten of extranei. In artikel 7.52, tweede lid en vijfde, van de wet is bepaald welke gegevens het instellingsbestuur tezamen met het persoonsgebonden nummer verstrekt aan de Minister (Dienst Uitvoering Onderwijs; DUO).

Op basis van dit wetsartikel is in artikel 14 van deze regeling bepaald dat het instellingsbestuur deze gegevens op elektronische wijze verstrekt. Voor Open Universiteit geldt dat geen gegevens inzake inschrijving bij de opleidingen of onderwijseenheden behoeven te worden verstrekt, in afwachting van systeemaanpassing die dat mogelijk maakt. In een bij een volgende wijziging van de regeling op te nemen bijlage zal de specificatie van de te verstrekken gegevens worden opgenomen, nader uitgewerkt in het Programma van Eisen Elektronische gegevensuitwisseling tussen HO-instellingen en DUO. Die specificatie is overigens nog niet beschikbaar. In artikel 14 is overigens bepaald dat indien DUO al over de betreffende persoons- en vooropleidinggegevens beschikt, het instellingsbestuur deze niet nog een keer aan DUO hoeft te verstrekken.

In artikel 15 is bepaald binnen welke termijnen het instellingsbestuur na wijziging van de gegevens die betrekking hebben op de inschrijving of het afsluitend examen van de student deze aan DUO dient te verstrekken voor registratie in het basisregister onderwijs. Bij de gegevens rond inschrijving gaat het om levering binnen uiterlijk 8 weken en bij graden (afsluitend examen) eveneens om 8 weken.

Over inschrijvingen is in artikel 15 bepaald dat alle op het besluit inzake de inschrijving betrekking hebbende gegevens of mutaties uiterlijk binnen 7 dagen aan het basisregister onderwijs worden gemeld. Op grond van artikel 7.32 van de wet dient een ieder die wenst gebruik te kunnen maken van onderwijsvoorzieningen, examenvoorzieningen of voorzieningen van andere aard voor initieel onderwijs aan een instelling, zich door het instellingsbestuur als student of extraneus te laten inschrijven. In artikel 7.37 van de wet zijn de voorwaarden voor inschrijving opgenomen. Aan deze voorwaarden betreffende vooropleidingseisen en toelatingseisen en het aangaan van de verplichting tot het voldoen van het verschuldigde collegegeld dient volledig te zijn voldaan alvorens van inschrijving conform de wet sprake kan zijn. Uiterlijk 8 weken na het besluit tot inschrijving dienen de betreffende gegevens geleverd te worden. Het conform is artikel 7.33 van de wet aan de instelling om regels van procedurele aard inzake de inschrijving vast te stellen en daarbij te bepalen of een inschrijving alleen bij aanvang van of ook tijdens een maand mogelijk is. De wet kent geen voorlopige inschrijving of inschrijving met terugwerkende kracht.

Over het afsluitende examen is in artikel 15 bepaald dat het instellingsbestuur ervoor zorg draagt dat alle op het afsluitend examen betrekking hebbende gegevens uiterlijk binnen 8 weken nadat is vastgesteld dat het afsluitend examen met succes is afgerond aan het basisregister worden gemeld. De examencommissie stelt op basis van artikel 7.12 van de wet vast of een student voor het moment van deze vaststelling heeft voldaan aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt over kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Na deze vaststelling door de examencommissie dat het afsluitende examen is behaald, dient dat besluit aan het basisregister te worden gemeld. Het is van belang dat dit tijdig geschiedt omdat de graadverlening van belang is voor mogelijke toelating tot een vervolgopleiding en het bepalen van het collegegeld dat dan is verschuldigd, alsmede voor het ontsluiten daarvan via het diplomaregister.

In artikel 16 is bepaald welke gegevens uit het basisregister verstrekt kunnen worden aan de Minister en Inspectie voor de uitvoering van de in artikel 7.52b. eerste lid, bedoelde doelen. Daarbij is aangesloten bij de Regeling gebruik gegevens bron. Met deze bepaling is de grondslag geborgd voor de totstandkoming van het 1-cijfer-HO-bestand, binnen het kader van de WHW en WOT. Uit het basisregister wordt jaarlijks door DUO een 1-cijfer-HO-bestand afgeleid volgens definities en algoritmes die bepaald zijn in goed overleg tussen het ministerie van OCW, CBS, Vereniging Hogescholen en VSNU. De gegevenslevering kan hiermee op de gebruikelijke wijze worden gecontinueerd.

E

Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen onderwijsopslag universiteiten in bijlage 1 vanwege prijsbijstelling met 0,94406% en overigens wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. vanwege het sectorplan technologie/onderwijs 2011-2015 is voor 2014 € 11.228.400 toegevoegd, onder de noemer kwetsbare opleidingen. Dit leidt tot toevoeging van bedragen bij Technische Universiteit Delft met € 5.415.446, bij Technische Universiteit Eindhoven met € 2.845.019, en bij Universiteit Twente met € 2.967.935.

  • b. vanwege de inrichting van de opleiding Friese Taal en Cultuur is, onder de noemer kwets-bare opleidingen, voor de jaren 2014 tot en met 2019 jaarlijks (inclusief de voornoemde prijsbijstelling) € 121.133 opgenomen in de onderwijsopslag van Rijksuniversiteit Groningen conform de brief van 31 januari 2014 met kenmerk OND/ODB-14/3132 M.

  • c. tot slot is onder de noemer bijzondere voorzieningen een aanpassing gepleegd vanwege een additionele aflossing in 2013 van het in 2009 afgesproken compensatiebedrag invoering bachelor-masterstructuur (Stcrt. 2013 nr. 32026). Dit leidt tot toevoeging van bedragen bij Universiteit Leiden met € 1.247.542, bij Erasmus Universiteit Rotterdam met € 587.777, bij Technische Universiteit Delft met € 2.067.614, bij Universiteit Twente met € 645.454, bij Universiteit van Amsterdam met € 1.815.172, bij Vrije Universiteit Amsterdam met € 527.686 en bij Radboud Universiteit Nijmegen met € 287.358.

F

Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen onderwijsopslag hogescholen in bijlage 3 vanwege prijsbijstelling met 0,73672% en overigens wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. de bijdrage onder de noemer kwetsbare opleidingen vanwege aanvullende financiering opleiding Imam/Islamitisch werker (Stcrt. 2011 nr. 13799) aan Hogeschool Inholland is per 2014 beëindigd, waarmee conform de brief van 26 november 2013 met kenmerk 565561 de opslag in overleg met deze instelling is verlaagd met € 127.302.

  • b. de verdeling van het bedrag beschikbaar vanwege externe validering examenkwaliteit hoger beroepsonderwijs (Stcrt. 2013 nr. 15937) is aangepast vanwege verhoging van het beschikbare bedrag tot € 1.973.769.

  • c. Bij de betreffende hogescholen zijn de bedragen gecorrigeerd conform de afspraken over de overgangsmaatregel bij de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 per begrotingsjaar 2011 (Stcrt. 2010 nr. 12621).

  • d. vanwege de totstandkoming van Thomas More Hogeschool wordt onder de noemer kwetsbare opleidingen incidenteel voor het begrotingsjaar 2014 € 99.998 overgeheveld ten laste van de onderwijsopslag van Hogeschool Leiden (zie toelichting bij onderdeel G).

  • e. Om een impuls te geven aan het opnemen van wetenschap en technologie in de curricula van alle lerarenopleidingen basisonderwijs is in 2014 € 3.122.838 en in 2105 € 4.029.469 miljoen beschikbaar voor de hogescholen die deze opleiding verzorgen (Tweede Kamer, 2012–2013, 27 923, nr. 151). In 2014 wordt aan elke hogeschool die een opleiding tot leraar basisonderwijs verzorgt € 24.000 beschikbaar gesteld (bij elkaar € 0,6 miljoen); het resterende bedrag wordt verdeeld over deze hogescholen op basis van het aantal bekostigde ingeschrevenen bij de opleiding tot leraar basisonderwijs (peildatum 2012). Het bedrag dat in 2015 beschikbaar is zal integraal op basis van dezelfde aantallen worden verdeeld.

  • f. Om een impuls te geven aan de ontwikkeling van twee nieuwe afstudeerrichtingen, één gericht op havo/vwo en één gericht op het vmbo en mbo, bij de tweedegraads opleidingen tot leraar voortgezet onderwijs Nederlands, Engels, Duits, Frans, Wiskunde, Natuurkunde, Scheikunde, Biologie of Economie is in 2014 en 2015 € 453.315 beschikbaar voor de hogescholen die deze opleidingen verzorgen (Tweede Kamer, 2013–2014, 27 923, nr. 171 en Tweede Kamer 2012–2013, 27 923 nr. 148). Aan elke betreffende hogeschool wordt vanwege deze ontwikkeling in zowel 2014 als 2015 € 50.368 beschikbaar gesteld.

G

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de percentages onderwijsopslag hogescholen in bijlage 4 vanwege een technische correctie en vanwege de totstandkoming van Thomas More Hogeschool. Conform de Wet versterking kwaliteitswaarborgen hoger onderwijs (Stb 2013, nr. 588) wordt deze hogeschool bekostigd. Bij deze instelling ontstaat, conform de bestuurlijke afspraken daarover tussen beide instellingen bevestigd bij brief van HS Leiden van 19 december 2013, een onderwijsopslag in percentages door overheveling van € 284.600 ten laste van de onderwijsopslag in percentages van Hogeschool Leiden naar Thomas More Hogeschool.

H

Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen voorziening onderzoek in bijlage 5 vanwege prijsbijstelling wo met 0,94406% en overigens wijzigingen om de volgende redenen:

  • a. Vanwege de overdracht van het economisch claimrecht ITC aan Universiteit Twente is conform de brief van 14 november 2013 met kenmerk 559448 de verwante bijdrage aan deze universiteit verlaagd met € 250.000. Dit bedrag is vervolgens verdeeld over de universiteiten waaraan een instituut gericht op internationaal onderwijs en onderzoek is verbonden. Dit resulteert in een verhoging van het bedrag onder de noemer bijzondere voorzieningen met € 14.852 bij Universiteit Leiden gerelateerd aan Afrika Studiecentrum, met € 65.719 bij Erasmus Universiteit Rotterdam gerelateerd aan International Institute of Social Studies en aan Institute for Housing and Urban Development Studies, met € 37.035 bij Technische Universiteit Delft gerelateerd aan UNESCO-IHE, met € 12.749 bij Universiteit Maastricht gerelateerd aan Maastricht School of Management. Bij Universiteit Twente gerelateerd aan de Faculteit Geo-Informatie Wetenschappen en Aardobservatie (ITC) is sprake van een (gesaldeerde) verlaging met € 130.354.

  • b. In verband met de Veldstudie transgenders en ICT, bedoeld in de brief van 29 januari 2014 met kenmerk OND/ODB-14-3114 U is bij Vrije Universiteit Amsterdam in aanvulling op de bijdrage verstrekt in 2013 voor 2014 een bedrag van € 1.009 opgenomen.

  • c. Vanwege de besluitvorming over het advies van NWO van 2 december 2013 over toekenningen Zwaartekracht 2013 worden de bedragen bij Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht, Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit van Amsterdam en Radboud Universiteit Nijmegen verhoogd conform het onderstaande overzicht.

Begrotings-

jaar

Radboud Universiteit Nijmegen

Universiteit van Amsterdam

Universiteit Leiden

Universiteit Utrecht

Technische Universiteit Eindhoven

Universiteit Utrecht

 

Microbes for health and environment

Networks

The Institute for Chemical Immunology ICI

Netherlands Earth System Science Centre ESSC

Research Centre for Integrated Nanophotonics

Netherlands Center for Multiscale Catalytic Energy Conversion

2014

€ 2.949.175

€ 2.789.257

 

€ 3.695.456

€ 2.884.712

€ 4.787.605

2015

€ 3.560.426

€ 2.886.493

€ 2.959.283

€ 4.176.002

€ 2.918.495

€ 4.815.423

2016

€ 3.132.722

€ 2.450.843

€ 4.376.660

€ 4.404.437

€ 3.318.768

€ 3.632.694

2017

€ 2.265.254

€ 1.741.312

€ 2.642.151

€ 2.905.670

€ 1.785.348

€ 2.709.482

2018

€ 2.059.552

€ 2.435.460

€ 2.402.635

€ 2.828.840

€ 1.909.507

€ 2.413.224

  • d. In verband met de samenwerking van het Max Planck Institute for Psycholinguistics met Radboud Universiteit Nijmegen zal structureel € 1.670.624 aan de voorziening onderzoek in de bedragen van deze universiteit worden toegevoegd.

I

Dit onderdeel betreft de aanpassing van alle bedragen in bijlage 7 vanwege prijsbijstelling met 0,84666%.

J

Dit onderdeel betreft de aanpassing van de bedragen ontwerp en ontwikkeling hogescholen in bijlage 9 vanwege prijsbijstelling met 0,73672%.

Artikel II Inwerkingtreding

De regeling treedt met terugwerkende kracht in werking in verband met de verstrekking van de rijksbijdrage per 1 januari 2014 en vanwege de wetgeving inzake het basisregister onderwijs dat vanaf dezelfde datum in werking is getreden.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven