TOELICHTING
1. Algemeen
De Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap is grotendeels met ingang
van 1 januari 2014 in werking getreden.1 De wet bevat onder meer een grondslag voor een ministeriële regeling inzake de beloning
van curatoren, bewindvoerders en mentoren in artikel 380, vijfde lid, in artikel 386,
eerste lid, in artikel 410, tweede lid, in artikel 420, derde lid, in artikel 447,
eerste lid, en in artikel 460, tweede lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna:
‘BW’). Deze regeling bevat voorschriften voor de vaststelling van de beloning van
de provisionele bewindvoerder, van de curator, van de bewindvoerder in geval van afwezigheid
en vermissing, van de beschermingsbewindvoerder en van de mentor.
In de praktijk baseren kantonrechters zich bij de vaststelling van de beloning doorgaans
op de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel en Kanton (LOVCK),
laatstelijk gewijzigd per 21 januari 2014 (hierna: ‘de (LOVCK-) aanbevelingen’).2 Een bezwaar van deze aanbevelingen is dat ze voor de individuele kantonrechter, die
gaat over de benoeming en beloning van curatoren, bewindvoerders en mentoren, niet
bindend zijn. Vertegenwoordigers die aan meer dan één kantonrechter rekening en verantwoording
schuldig zijn, kunnen daardoor ondanks de aanbevelingen met verschillende normen voor
de beloning worden geconfronteerd. Daarom stel ik in deze regeling eenduidige bindende
regels voor de beloning vast.
Deze regeling bouwt voort op de systematiek van de aanbevelingen. Er wordt uitgegaan
van een forfaitaire jaarbeloning op basis van het aantal uren waarin de werkzaamheden
jaarlijks worden uitgeoefend, inclusief een onkostenvergoeding.
Voor de beloning wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds ‘gewone’ curatoren,
bewindvoerders en mentoren (hierna: ‘familiecurator, -bewindvoerder en -mentor’, of
‘familievertegenwoordigers’) en anderzijds curatoren, bewindvoerders en mentoren als
bedoeld in de artikelen 383, 435 en 452, telkens zevende lid, Boek 1 BW (hierna: ‘professionele
curatoren, bewindvoerders en mentoren’, of ‘professionele vertegenwoordigers’, hoewel
de mentoren ook vrijwilligers kunnen zijn). De eerstbedoelde zijn bijvoorbeeld de
partner, een familielid, vriend of buurvrouw, terwijl de laatstbedoelde ten minste
drie personen onder hun hoede hebben en aan kwaliteitseisen moeten voldoen.
Naast de jaarbeloning kunnen professionele vertegenwoordigers in voorkomende gevallen
tevens aanspraak maken op een forfaitaire beloning voor bepaalde incidentele werkzaamheden,
zoals werkzaamheden in verband met een verhuizing.
Uitgangspunt is dat de curator, bewindvoerder en mentor adequaat worden beloond voor
de uitoefening van hun taken. De beloning komt voor rekening van de betrokkene. Indien
de betrokkene de kosten van de beloning zelf niet kan dragen komen die kosten in aanmerking
voor vergoeding uit de bijzondere bijstand.3 Vanwege de kosten die voor rekening van de betrokkene dan wel van de gemeente komen,
is het zaak om de tijd die een vertegenwoordiger aan een betrokkene kan besteden zo
effectief mogelijk in te zetten om de zelfredzaamheid van de betrokkene, waar mogelijk,
te vergroten. Een adequate beloning betekent ook dat vertegenwoordigers in staat moeten
worden gesteld om hun werkzaamheden in het belang van de betrokkene naar behoren uit
te voeren.
De jaarbeloning geldt als gemiddelde. Het ene mentorschap of bewind zal meer tijd
vergen dan het andere. Het zal ook voorkomen dat gedurende een aantal jaren veel uren
aan een betrokkene worden besteed en de volgende jaren minder dan het gemiddelde aantal
uren waarop de forfaitaire jaarbeloning is gebaseerd. Het voordeel van het hanteren
van een forfaitaire beloning is dat de administratieve afhandeling relatief eenvoudig
is. Daarmee wordt beoogd de regeldruk voor de vertegenwoordigers en de rechterlijke
macht te verminderen.
Om tot forfaitaire beloningen te komen en in uitzonderlijke omstandigheden extra werkzaamheden
te kunnen belonen, wordt een uurtarief gehanteerd. Ingevolge de LOVCK-aanbevelingen
bedraagt het uurtarief voor professionele vertegenwoordigers in 2014 € 64 (de jaarbeloning
€ 1.024 gedeeld door het aantal uren voor ‘standaardwerkzaamheden’, te weten 16 uren).
Het uurtarief verhoog ik met 1,5% naar € 65. Met deze verhoging wordt het achterwege
blijven van een indexering voor het kalenderjaar 2015 gecompenseerd.
In de consultatiefase is gesuggereerd een hoger tarief dan € 65 te hanteren voor werkzaamheden
uitgevoerd door een bewindvoerder in het kader van problematische schulden, waarvoor
een relevant HBO-diploma of twee jaar werkervaring als curator of beschermingsbewindvoerder
is vereist. Aan deze suggestie is geen gevolg gegeven. Reden hiervoor is dat met het
hanteren van het uurtarief van € 64 (vermeerderd met 1,5% is € 65) is uitgegaan van
het hoge tarief uit de LOVCK-aanbevelingen waar een bewindvoerder die aan het kwaliteitsregime
van de Branchevereniging voor Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders voldoet,
aanspraak op maakt. Onderdeel van dat kwaliteitsregime is het hebben van een HBO-niveau
voor alle aangesloten bewindvoerders. Ik zie derhalve geen aanleiding voor een verhoging
van het uurtarief.
Wanneer de functies van bewindvoerder en mentor worden gecombineerd in de vorm van
een curator, is sprake van efficiencyvoordelen, bijvoorbeeld doordat de contactmomenten
voor de behartiging van materiële en immateriële belangen kunnen worden gecombineerd.
Daarom wordt de jaarbeloning van de curator berekend door 90% van de jaarbeloning
van de bewindvoerder te vermeerderen met 90% van de jaarbeloning van de mentor.
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. Met
onkosten wordt bedoeld de kosten die de vertegenwoordiger in het belang van de goede
uitoefening van zijn taken maakt. Het betreft eventuele reiskosten, telefoonkosten,
kosten van het opmaken van de rekening en verantwoording, kosten van het uitbesteden
van taken voor zover de betrokkene deze voorheen zelf verrichtte. Indien de betrokkene
bijvoorbeeld gebruik maakte van vermogensbeheer, mag de curator of bewindvoerder deze
situatie voortzetten en de kosten ervan ten laste brengen van de betrokkene. De onkosten
zien ook op de kosten die verbonden zijn aan het voldoen aan de kwaliteitseisen en
het overleggen van de eigen verklaring, het verslag aan de accountant dan wel, in
geval van mentorschap, een door de kantonrechter aangewezen deskundige, en de verklaring
van de accountant. Voor deze onkosten kan geen aparte vergoeding worden verzocht.
De onkostenvergoeding is verdisconteerd in het uurtarief ten behoeve van de administratieve
eenvoud en omdat sommige kosten kunnen toenemen bij elk uur extra dat werkzaamheden
worden verricht.
In deze regeling worden voor de professionele curator, bewindvoerder en mentor naast
de ‘standaardwerkzaamheden’ uren toegekend voor extra werkzaamheden in verband met
‘problematische schulden’ in geval van curatele en beschermingsbewind, en in het kader
van de begeleiding van ‘een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp
heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis,
gedragsproblemen of verstandelijke beperking’ in geval van mentorschap. Voorstelbaar
is dat tijdens de curatele, het bewind of het mentorschap blijkt dat deze extra werkzaamheden
niet langer plaatsvinden omdat de beschreven situatie zich niet langer voordoet. In
dat geval dient de vertegenwoordiger de kantonrechter te verzoeken om de jaarbeloning
aan te passen. De kantonrechter kan de jaarbeloning ook ambtshalve aanpassen, bijvoorbeeld
naar aanleiding van de periodieke evaluatie.
Met deze regeling wordt beoogd het overgrote deel van de gevallen van curatele, bewind
en mentorschap te bestrijken. Niet uit te sluiten is echter dat zich uitzonderlijke
omstandigheden voordoen, waarop deze regeling niet onverkort kan worden toegepast.
De kantonrechter wordt daarom de ruimte gelaten om vanwege uitzonderlijke omstandigheden
in het specifieke geval de beloning van de vertegenwoordiger op andere wijze vast
te stellen (vgl. art. 1, achtste lid, art. 2, zesde lid, art. 3, zesde lid, art. 4,
vijfde lid, art. 6, zesde lid, art. 7, zesde lid, art. 8, zesde lid, art. 9, zevende
lid, art. 10, vijfde lid). In geval van bewind kan daarnaast worden afgeweken van
de regeling indien het bewind zich niet uitstrekt over alle goederen (vgl. art. 3,
zesde lid, art. 7, zesde lid en art. 9, zevende lid). Naar aanleiding van reacties
op de conceptregeling is de formulering gewijzigd van ‘bijzondere omstandigheden’
in ‘uitzonderlijke omstandigheden’, om te benadrukken dat niet te snel mag worden
aangenomen dat van de regeling kan worden afgeweken. Indien zich uitzonderlijke omstandigheden
voordoen, kan de kantonrechter door deze ingebouwde ‘noodklep’ bijvoorbeeld een hogere
beloning toekennen dan door deze regeling wordt voorgeschreven. Een bijstelling van
de jaarbeloning naar beneden is evenwel ook mogelijk. Wat onder uitzonderlijke omstandigheden
wordt verstaan, kan niet in een limitatieve opsomming in deze regeling worden vastgesteld.
Deze omstandigheden zijn immers toegesneden op de omstandigheden die zich in een specifiek
geval kunnen voordoen en zijn naar hun aard niet alle voorzienbaar. Als voorbeeld
noem ik extra werkzaamheden vanwege het feit dat de betrokkene is vertrokken naar
het buitenland en de vertegenwoordiger allerlei extra inspanningen moet doen om hem
naar Nederland te laten brengen. Wat in geen geval onder uitzonderlijke omstandigheden
kan worden verstaan zijn de werkzaamheden die blijkens de toelichting vallen onder
de verschillende voor professionele vertegenwoordigers onderscheiden categorieën werkzaamheden
(zie voor een omschrijving van deze werkzaamheden de toelichting bij art. 2, tweede
lid, art. 3, tweede lid, en art. 4, tweede lid). Van belang is om te benadrukken dat
het dient te gaan om incidentele extra werkzaamheden.
Consultatie en advies
In aanloop naar het opstellen van deze regeling zijn gesprekken gevoerd met de expertgroep
curatele, bewind en mentorschap van het LOVCK, de Branchevereniging voor Professionele
Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPBI), de Nederlandse Branchevereniging voor
Professionele Bewindvoerders (NBPB), de Nederlandse Beroepsvereniging voor Professionele
Mentoren (NBPM) en Mentorschap Netwerk Nederland (MNN).
Een concept van deze regeling is gepubliceerd op www.internetconsultatie.nl en was van 8 juli 2014 tot en met 18 augustus 2014 beschikbaar om op te reageren.
In totaal zijn 21 reacties ontvangen, onder meer van branche- en beroepsverenigingen
en van individuele vertegenwoordigers. Deze reacties hebben het inzicht in de mogelijke
werking van de onderhavige regeling in de praktijk vergroot. Waar de reacties aanleiding
zijn geweest tot aanmerkelijke aanpassingen van de regeling, wordt dit in de toelichting
vermeld.
De Raad voor de rechtspraak (hierna: ‘de Raad’) is verzocht om een advies op de regeling
uit te brengen. Het advies luidt dat de regeling, zoals deze in concept aan de Raad
is voorgelegd, praktisch onuitvoerbaar wordt geacht. De Raad verzoekt daarom het concept
op een aantal punten te heroverwegen. Aan het advies is gevolg gegeven. Naar aanleiding
van het advies zijn de ‘kan’-bepalingen gewijzigd en is het aantal categorieën werkzaamheden
beperkt tot twee, te weten ‘standaardwerkzaamheden’ en ‘problematische schulden’ in
geval van curatele en bewind, en ‘standaardwerkzaamheden’ en begeleiding van ‘een
persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband
met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen
of verstandelijke beperking’ in geval van mentorschap. Daarnaast is het begrip ‘bewerkelijke
schulden’ gewijzigd in ‘problematische schulden.’ Dit sluit aan bij de wettelijke
definitie. Daarmee is voor de kantonrechter en de vertegenwoordiger verduidelijkt
wanneer sprake is van een situatie die extra werkzaamheden oplevert. Of sprake is
van problematische schulden kan blijken uit de beschikking tot onderbewindstelling,
die ofwel de grond ‘wegens problematische schulden’ zal vermelden, ofwel, indien de
grond ‘wegens geestelijke of lichamelijke toestand’ luidt, kan vermelden dat er sprake
is van problematische schulden. Er hoeft dus niet apart een beschikking over de jaarbeloning
te worden genomen; op basis van de instellingsbeschikking kan de bijbehorende jaarbeloning
worden vastgesteld, bijvoorbeeld door de gemeente, in geval van bijzondere bijstand.
Voor de overgang van het systeem gebaseerd op de LOVCK-aanbevelingen naar het systeem
van deze regeling geldt het volgende. De reeds uitgesproken curatelen, bewinden en
mentorschappen vallen met ingang van 1 januari 2015 automatisch onder de jaarbeloning
voor standaardwerkzaamheden. Om aanspraak te kunnen maken op de hogere jaarbeloning
in geval van problematische schulden bij curatele en bewind (zie de toelichting bij
art. 2, tweede lid, onderdeel b, en art. 3, tweede lid, onderdeel b), of in geval
van een mentor die een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp
heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis,
gedragsproblemen of verstandelijke beperking begeleidt (zie de toelichting bij art.
4, tweede lid, onderdeel b), dient een verzoek te worden ingediend.
Op basis van de LOVCK-aanbevelingen kon een bewindvoerder met ingang van 2014 een
vergoeding voor extra werkzaamheden ontvangen ingevolge het tarief behandeling schulden
door beschermingsbewindvoerder (zie Aanbevelingen meerderjarigenbewind (versie 21 januari
2014), p. 13-15). Dit systeem gaat uit van een in beginsel eenmalige extra vergoeding.
Op basis van het systeem van de onderhavige regeling heeft een bewindvoerder aanspraak
op de beloning voor extra werkzaamheden wegens problematische schulden, zolang deze
bestaan. Om de overgang tussen beide benaderingen te regelen, is in artikel 11 bepaald
dat een bewindvoerder die in 2014 een beloning heeft ontvangen op basis van het tarief
behandeling schulden uit de LOVCK-aanbevelingen, in 2015 geen aanspraak maakt op de
jaarbeloning voor een bewind met problematische schulden.
Met deze aanpassingen verwacht ik dat de regeling voor de rechterlijke macht uitvoerbaar
is.
2. Artikelsgewijs
Artikel 1
Lid 1
Op grond van het eerste lid stelt de kantonrechter die de familiecurator, -bewindvoerder
of -mentor benoemt op zijn verzoek diens beloning vast overeenkomstig het tweede tot
en met zevende lid.
Lid 2
Het tweede lid geeft de beloningen weer waar familievertegenwoordigers aanspraak op
kunnen maken. Het betreft een forfaitaire jaarbeloning inclusief onkostenvergoeding.
Lid 2, onderdeel a
Voor familievertegenwoordigers wordt geen uurtarief gehanteerd.
Zoals uiteengezet in het algemene deel van deze toelichting is er sprake van efficiencyvoordelen
wanneer de functies van bewindvoerder en mentor worden gecombineerd. Daarom wordt
de beloning waar een familiecurator aanspraak op kan maken berekend door 90% van de
beloning van een familiebewindvoerder te vermeerderen met 90% van de beloning van
een familiementor. Voor een familiecurator betekent dit dat zijn jaarbeloning inclusief
onkostenvergoeding (0,9 * € 600 + 0,9 * € 600 =) € 1.080 bedraagt.
Lid 2, onderdelen b en c
De jaarbeloning van familiebewindvoerders en familiementoren wordt gesteld op een
bedrag van € 600. Deze forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding.
Uit de LOVCK-aanbevelingen blijkt een aanmerkelijk verschil tussen de jaarbeloning
inclusief onkostenvergoeding van een familiebewindvoerder (in 2014: € 593) en die
van een familiementor (in 2014: € 293).
De beloning voor familiebewindvoerders en -mentoren is gelijkgesteld; daartoe is de
beloning van de bewindvoerder als uitgangspunt genomen en naar boven afgerond op tientallen.
De laatste jaren is de zorg geformaliseerd. Te denken valt aan de vaststelling van
zorgplannen, behandelplannen en het toezicht op de uitvoering daarvan. Het is daarom
niet langer in overeenstemming met de werkelijkheid om te veronderstellen dat een
familiementor aanmerkelijk minder werk zou verrichten dan een familiebewindvoerder.
Leden 3 tot en met 7
Het komt voor dat een persoon wordt benoemd tot vertegenwoordiger van twee personen
die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen. Het gaat om de volgende mogelijke combinaties: curatele en curatele (derde
lid), bewind en bewind (vierde lid), mentorschap en mentorschap (vijfde lid), curatele
en bewind (zesde lid), en curatele en mentorschap (zevende lid). Vanwege de combinatie
van functies is in dergelijke gevallen sprake van efficiencyvoordelen. Zie hierover
en over de berekeningssystematiek in deze gevallen nader het algemene deel van de
toelichting en de toelichting bij respectievelijk de artikelen 6 tot en met 10, telkens
eerste lid.
Lid 3
Indien de familiecurator wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen
zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt zijn beloning:
(0,9 * € 600 + 0,9 * € 600) – (0,4 * € 600) – (0,1 * € 600) + (0,9 * € 600 + 0,9
* € 600) – (0,4 * € 600) – (0,1 * € 600) = € 1.560.
Lid 4
Indien de familiebewindvoerder wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap
van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt
zijn beloning: 0,6 * € 600 + 0,6 * € 600 = € 720.
Lid 5
Indien de familiementor wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen
zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, bedraagt zijn beloning:
0,9 * € 600 + 0,9 * € 600 = € 1.080.
Lid 6
Indien een familievertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap
van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en het
bewind voert over de goederen van de ander, bedraagt zijn beloning: (0,9 * € 600 +
0,9 * € 600) + (0,6 * 600) – (0,4 * € 600) = € 1.200.
Lid 7
Indien een familievertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap
van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en mentor
is van de ander, bedraagt zijn beloning: (0,9 * € 600 + 0,9 * € 600) + (0,9 * 600)
– (0,1 * € 600) = € 1.560.
Lid 8
Op grond van het achtste lid kan de kantonrechter de beloning van de vertegenwoordiger
op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden
af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.
Artikel 2
Lid 1
Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele curator benoemt diens
beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid.
Lid 2
Een curator verricht zowel de werkzaamheden van een bewindvoerder als die van een
mentor. Voor een omschrijving van de werkzaamheden van een bewindvoerder en mentor
wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 3, tweede lid, respectievelijk artikel
4, tweede lid.
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW.
Zoals uiteengezet in het algemene deel van deze toelichting is er sprake van efficiencyvoordelen
wanneer de functies van bewindvoerder en mentor worden gecombineerd. De efficiencyvoordelen
worden in de onderhavige regeling zo meegewogen dat de jaarbeloning van de curator
wordt berekend door 90% van de jaarbeloning van de bewindvoerder te vermeerderen met
90% van de jaarbeloning van de mentor.
Evenals voor de bewindvoerder worden voor de curator twee verschillende categorieën
en daaraan gerelateerde forfaitaire jaarbeloningen geïntroduceerd: curatele waarin
standaardwerkzaamheden worden verricht (onderdeel a) en curatele waarin sprake is
van problematische schulden (onderdeel b). Dit laatste onderdeel zal naar verwachting
steeds minder vaak voorkomen vanwege de omzetting van de curatele wegens verkwisting
naar beschermingsbewind.
Lid 2, onderdeel a
In dit geval is sprake van standaardwerkzaamheden van een bewindvoerder en van een
mentor als omschreven in de toelichting bij artikel 3, tweede lid, onderdeel a, respectievelijk
artikel 4, tweede lid, onderdeel a.
De jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden van een curator is samengesteld uit 90%
de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden van 1) een bewindvoerder en 2) een mentor,
en bedraagt (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105 =) € 1.989.
Lid 2, onderdeel b
In dit geval is sprake van werkzaamheden in verband met problematische schulden van
een bewindvoerder en standaardwerkzaamheden van een mentor als omschreven in de toelichting
bij artikel 3, tweede lid, onderdeel b, respectievelijk artikel 4, tweede lid, onderdeel
a.
De jaarbeloning van een curator in geval van problematische schulden is samengesteld
uit 90% van 1) de jaarbeloning in geval van problematische schulden van een bewindvoerder
en 2) de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden van een mentor, en bedraagt (0,9
* € 1.430 + 0,9 * € 1.105 =) € 2.281,50.
Lid 3
In de praktijk blijkt dat het principe van forfaitaire beloning niet in alle gevallen
tot een adequate beloning leidt bij omvangrijke vermogens. Met omvangrijke vermogens
kan veel werk gemoeid zijn. Als grens wordt in deze regeling € 1.000.000 genomen.
Om het mogelijk te blijven maken om ook voor dergelijke vermogens gekwalificeerde
curatoren aan te kunnen stellen, stelt de kantonrechter in een geval waarin het vermogen
van de onder curatele gestelde meer dan € 1.000.000 bedraagt, de jaarbeloning van
de curator vast op 0,75% van het vermogen van de onder curatele gestelde.
De kantonrechter past deze regeling alleen toe wanneer de curator zelf de extra werkzaamheden
verricht die samenhangen met de omvang van het vermogen.
Deze regeling is ingegeven door de regeling van testamentair bewind. In dat geval
bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder 1% van het vermogen (art. 159, eerste
lid, Boek 4 BW). In de conceptregeling was aangesloten bij deze 1%-regel. Naar aanleiding
van reacties in de consultatiefase is het percentage verlaagd naar 0,75%.
Lid 4
Het vierde lid vloeit voort uit de LOVCK-aanbevelingen (zie Aanbevelingen curatele
(versie 21 januari 2014), p. 7) en is van praktische aard. De jaarbeloning is verschuldigd
vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand waarin de curator is benoemd
en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald. Indien de omstandigheden daar aanleiding
toe geven, kan de kantonrechter bepalen dat de jaarbeloning in andere termijnen wordt
betaald.
Lid 5
In beginsel wordt de curator niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire
beloning, bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de curator
op grond van het vijfde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:
Lid 5, onderdeel a
De beloning voor aanvangswerkzaamheden van de curator is samengesteld uit 90% van
de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder, vermeerderd met 90%
van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden van de mentor, en bedraagt (0,9 * € 520
+ 0,9 * € 520 =) € 936. Zie de toelichting bij artikel 3, vijfde lid, onderdeel a,
en bij artikel 4, vierde lid, onderdeel a, voor de berekening van de beloning voor
en de beschrijving van de aanvangswerkzaamheden van de bewindvoerder respectievelijk
mentor.
Indien de curator voorafgaand aan de curatele budgetbeheer heeft gevoerd, bedraagt
de beloning voor de aanvangswerkzaamheden 90% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden
van de bewindvoerder indien hij voorafgaand budgetbeheer heeft gevoerd (zie art. 3,
vijfde lid, onderdeel a), vermeerderd met 90% van de beloning voor de aanvangswerkzaamheden
van de mentor. Deze beloning bedraagt (0,9 * € 390 + 0,9 * € 520 =) € 819.
Lid 5, onderdeel b
De beloning voor werkzaamheden in verband met de verhuizing van de onder curatele
gestelde, of de verkoop of ontruiming van diens woning bedraagt (5 uren * € 65 =)
€ 325.
Lid 5, onderdeel c
De beloning voor het beheren van een persoonsgebonden budget bedraagt (7,5 uren *
€ 65 =) € 487,50.
Lid 5, onderdeel d
De beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de
jaarlijkse rekening en verantwoording, bijvoorbeeld bij het overlijden van de onder
curatele gestelde, bedraagt (3 uren * € 65 =) € 195.
Lid 6
Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de curator op andere
wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden
af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.
Artikel 3
Lid 1
Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele bewindvoerder benoemt
diens beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vijfde lid.
Lid 2
Het bewind betreft vermogensrechtelijke belangenwaarneming (art. 431, eerste lid,
Boek 1 BW). De bewindvoerder beheert de onder bewind staande goederen (art. 438, eerste
lid, Boek 1 BW) en vertegenwoordigt de rechthebbende in en buiten rechte (art. 441,
eerste lid, Boek 1 BW).
De forfaitaire jaarbeloning van de bewindvoerder is inclusief onkostenvergoeding en
exclusief BTW.
Deze regeling introduceert twee categorieën van bewind: een waarin alleen zogenoemde
standaardwerkzaamheden worden verricht (onderdeel a), en één waarin naast de standaardwerkzaamheden
ook werkzaamheden in verband met problematische schulden worden verricht (onderdeel
b). Op deze wijze kan de kantonrechter bij aanvang van het bewind eenvoudig vaststellen
onder welke categorie de werkzaamheden van de bewindvoerder vallen en op welke jaarbeloning
hij aanspraak kan maken en hoeft er geen aparte beschikking over de jaarbeloning te
worden genomen.
Beoogd is om het aantal verzoeken van bewindvoerders om een extra beloning bovenop
de forfaitaire beloning te beperken.
Hieronder worden de twee categorieën toegelicht.
Lid 2, onderdeel a
Onder de wettelijke taak van een bewindvoerder wordt onder meer begrepen: het beheren
van het vermogen, het regelen van de financiële huishouding, regelmatig contact met
rechthebbende, contact met mentor, contact met instanties (gemeente, belastingdienst,
UWV, CJIB), het bijwonen van zittingen van de kantonrechter, verstrekken van een maandelijks
mutatieoverzicht, belastingaangifte over afgelopen kalenderjaar, het treffen van enkele
afbetalingsregelingen, het opmaken en afleggen van rekening en verantwoording.
Taak van de bewindvoerder is tevens om de zelfredzaamheid van de rechthebbende te
bevorderen, voor zover mogelijk; dit is één van de uitgangspunten van de Wet wijziging
curatele, beschermingsbewind en mentorschap. De bewindvoerder stelt daartoe een plan
van aanpak op, waarin de wederzijdse afspraken worden neergelegd. Daarin kan bijvoorbeeld
staan welke uitgaven de rechthebbende zelf mag doen, of wanneer weekgeld in plaats
van maandgeld wordt uitgekeerd.
Aanvankelijk is gepoogd om naast de categorie standaardwerkzaamheden van een bewindvoerder
een categorie werkzaamheden te onderscheiden waarin geen sprake is van problematische
schulden als bedoeld in onderdeel b, maar waarin wel de financiële zelfredzaamheid
van de rechthebbende kan worden bevorderd. De conceptregeling bevatte daartoe naast
de categorie ‘standaardbewind’ onder meer de categorie ‘bevorderen van financiële
zelfredzaamheid’. De jaarbeloning voor een standaardbewind was gebaseerd op 14 uren.
De LOVCK-aanbevelingen meerderjarigenbewind (versie 21 januari 2014) gaan uit van
16 uren per jaar voor zogenoemde standaardwerkzaamheden. Dit aantal is gebaseerd op
de solidariteit van de ‘onderlinge’: eenvoudige zaken betalen mee aan complexe zaken.
De onderhavige regeling gaat meer uit van de vergoeding van de feitelijke werkzaamheden
van de vertegenwoordiger. Daarom werd de jaarbeloning voor een ‘standaardbewind’ in
de conceptregeling gebaseerd op 14 uren.
Gebleken is dat geen sluitende omschrijving van ‘het bevorderen van financiële zelfredzaamheid’
kan worden gegeven. Uit de reacties in de consultatiefase kwam naar voren dat deze
categorie veel onduidelijkheid oplevert en in de praktijk dan ook mogelijk afbreuk
zou doen aan wat met deze regeling wordt beoogd, te weten om de zaken waarin bewindvoerders
verzoeken om een beloning voor hun werkzaamheden zo eenvoudig mogelijk te houden.
Daarnaast bleek uit deze reacties dat van veel gevallen gezegd zou kunnen worden dat
financiële zelfredzaamheid kan worden bevorderd. Gevallen waarin geen enkele potentie
is om zelfredzaamheid te bevorderen en geen sprake is van problematische schulden
zouden zeldzaam zijn. Daarom is geen categorie werkzaamheden ten behoeve van het bevorderen
van financiële zelfredzaamheid in de regeling opgenomen en worden de uren die aanvankelijk
voor de in dit kader verrichte werkzaamheden zouden worden toegekend (3 uren), meegerekend
in de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden, die daarmee wordt gebaseerd op 17
uren.
De jaarbeloning bedraagt in dit geval (17 uren * € 65 =) € 1.105.
Lid 2, onderdeel b
Een bewindvoerder kan om een hogere jaarbeloning dan voor een standaardbewind verzoeken
indien de rechthebbende ‘problematische schulden’ heeft.
Van problematische schulden is sprake indien redelijkerwijs is te voorzien dat een
rechthebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of hij
heeft opgehouden te betalen. De rechthebbende is niet in staat om bestaande schulden
te betalen en voortzetting van zijn gedrag leidt mogelijk tot nieuwe schulden.4 De hoogte van de schuldenlast zegt in dit kader op zichzelf niet zoveel, maar moet
worden afgezet tegen de inkomsten, het vermogen, de huishoudsituatie en de leeftijd,
gezondheid en opleiding en verdiencapaciteit van de schuldenaar. Door de Hoge Raad
is uitgemaakt dat, in weerwil van de meervoudsvorm ‘schulden’ in het eerste lid van
artikel 284 van de Faillissementswet, ook een enkele schuld reeds tot de situatie
kan leiden dat een schuld te problematisch is geworden om nog te kunnen aflossen.5 Het probleemgehalte van een schuldenlast vraagt een weging die sterk afhankelijk
is van de bijzondere omstandigheden van het geval. Een hoge schuldenlast kan goed
draaglijk zijn voor een verdienend stel zonder kinderen, terwijl een relatief kleine
schuldenlast algauw problematisch kan zijn voor een alleenstaande ouder met kinderen.
Voor beide gevallen geldt echter dat schulden die nog wel kunnen worden afgelost,
ook moeten worden afgelost.6
In geval van problematische schulden gaat het in het bijzonder om werkzaamheden ten
behoeve van het ongedaan maken van een of meer beslagen waarbij de beslagvrije voet
niet wordt geëerbiedigd, het stabiliseren van problematische schuldsituaties, het
toeleiden tot een minnelijke schuldhulpverlening of WSNP en schuldbemiddeling in het
kader van artikel 47 van de Wet op het consumentenkrediet (hierna: ‘Wck’). In geval
van schuldbemiddeling heeft de bewindvoerder geen aanspraak op een vergoeding conform
artikel 48, tweede lid, Wck, nu hij voor die werkzaamheden reeds wordt beloond als
bewindvoerder.
Voor de toeleiding naar de schuldhulpverlening stelt de bewindvoerder een schuldenoverzicht
op en begeleidt hij de rechthebbende op het intakegesprek bij de gemeentelijke schuldhulpverlener.
Voor de toeleiding naar de WSNP verschaft de bewindvoerder informatie aan de WSNP-bewindvoerder
en woont hij de toelatingszitting bij. In de aanloop naar de schuldhulpverlening dan
wel schuldsanering en ingeval de rechthebbende niet in aanmerking komt voor schuldhulpverlening
en/of schuldsanering, is het de taak van de bewindvoerder om de situatie te stabiliseren.
Dat betekent dat de bewindvoerder de vaste lasten betaalt (huur, water, energie),
de beslagvrije voet bewaakt en de contacten met schuldeisers onderhoudt.
Het gaat erom dat de bewindvoerder vanwege de problematische schulden extra werkzaamheden
verricht. Hoewel de meeste werkzaamheden zich in het eerste jaar zullen voordoen,
wordt deze jaarbeloning aangehouden totdat er geen problematische schulden meer zijn,
bijvoorbeeld indien de rechthebbende met een schone lei uit de WSNP komt.
Van problematische schulden is zonder meer sprake in geval van:
Voor de werkzaamheden vanwege de problematische schulden ontvangt de bewindvoerder
een beloning voor 5 uren bovenop de beloning voor een standaardbewind.
De jaarbeloning bedraagt in dit geval ((17 + 5) uren * € 65 =) € 1.430.
Lid 3
Voor het bewind over een vermogen van meer dan € 1.000.000 geldt mutatis mutandis
hetzelfde als voor een curatele waarin sprake is van een vermogen van de onder curatele
gestelde dat meer dan € 1.000.000 bedraagt (zie de toelichting bij art. 2, derde lid).
Lid 4
Het vierde lid vloeit voort uit de LOVCK-aanbevelingen en is van praktische aard.
De jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand
waarin de bewindvoerder is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.
Indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de kantonrechter bepalen dat
de jaarbeloning in andere termijnen wordt betaald.
Lid 5
In beginsel wordt de bewindvoerder niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire
beloning als bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de bewindvoerder
op grond van het vijfde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:
Lid 5, onderdeel a
De beloning voor aanvangswerkzaamheden indien de bewindvoerder voorafgaand aan het
bewind geen budgetbeheer heeft gevoerd, bestaande uit de intake (7 uren) en het opstellen
van een plan van aanpak (1 uur), bedraagt (8 uren * € 65 =) € 520.
De LOVCK-aanbevelingen gaan uit van 7 uren voor de intake. In de onderhavige regeling
wordt de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden berekend over 8 uren, omdat op grond
van artikel 5 van het Besluit kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewindvoerders
en mentoren7 (hierna: ‘het Besluit kwaliteitseisen’) een plan van aanpak met de onder curatele
gestelde wordt besproken en aan hem verstrekt, alsmede de klachtenregeling op grond
van artikel 6 van genoemd besluit. Daar wordt 1 uur voor gerekend.
Onder aanvangswerkzaamheden van een bewindvoerder zijn onder meer de volgende intakewerkzaamheden
begrepen: het aanvragen van het bewind, de kennismaking, het bijwonen van de instellingszitting,
het verzamelen en kennisnemen van stukken, het opstellen van de boedelbeschrijving
(inclusief inventarisatie schulden en uitkeringen), alle reguliere werkzaamheden verband
houdende met het inkomen en de werkzaamheden van rechthebbende (het aanschrijven van
instanties voor bijzondere bijstand, kwijtschelding gemeentelijke lasten en langdurigheidstoeslag,
huurtoeslag, zorgtoeslag, uitkeringen), het openen van een bankrekening, de inschrijving
in het Kadaster, het aanmaken van een dossier, overleg over het verkopen van de woning
en/of de inboedel met het oog op een verhuizing. Daarnaast stelt de bewindvoerder
in overleg met de rechthebbende een plan van aanpak op en verstrekt hij de klachtenregeling
aan de rechthebbende.
In sommige gevallen gaat budgetbeheer vooraf aan beschermingsbewind. Een aantal stappen
die bij aanvang en tijdens het budgetbeheer zijn genomen hoeven niet meer bij de aanvangswerkzaamheden
ten behoeve van het ingestelde bewind te worden uitgevoerd. Er hoeft bijvoorbeeld
geen kennismaking meer plaats te vinden, het verzamelen van stukken heeft (deels)
al plaatsgevonden. Stappen die de bewindvoerder wel moet ondernemen zijn bijvoorbeeld
het bijwonen van de instellingszitting en het aanschrijven van instanties en schuldeisers
over de veranderde situatie. Naar aanleiding van reacties op de internetconsultatie
wordt de beloning voor aanvangswerkzaamheden indien de bewindvoerder voorafgaand aan
het bewind budgetbeheer heeft gevoerd, gebaseerd op 6 uren. De beloning voor aanvangswerkzaamheden
bedraagt in dit geval (6 uren * € 65 =) € 390.
Lid 5, onderdeel b
De beloning voor werkzaamheden in verband met de verkoop of ontruiming van de woning
van rechthebbende, of in geval er geen mentor is, de verhuizing van de rechthebbende,
bedraagt (5 uren * € 65 =) € 325.
De werkzaamheden in het kader van een verhuizing vallen in beginsel onder de taak
van de mentor. Daarom dient een beloning voor werkzaamheden in het kader van een verhuizing
alleen te worden toegekend indien de rechthebbende daartoe zelf niet in staat is en
er geen mentor is die de verhuizing kan regelen.
Lid 5, onderdeel c
De beloning voor het beheren van een persoonsgebonden budget bedraagt (7,5 uren *
€ 65 =) € 487,50.
Indien aan de rechthebbende een persoonsgebonden budget is toegekend kan de bewindvoerder
daarover het beheer voeren. Indien er naast de bewindvoerder tevens een mentor is
benoemd, wordt doorgaans de bewindvoerder belast met het beheer van het persoonsgebonden
budget. De verantwoordelijkheid voor de kosten, het sluiten van contracten en betalen
van rekeningen valt immers onder zijn verantwoordelijkheid (vgl. Aanbevelingen meerderjarigenbewind
(versie 21 januari 2014), p. 5).
Lid 5, onderdeel d
De beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de
jaarlijkse rekening en verantwoording, bijvoorbeeld bij het overlijden van de rechthebbende,
bedraagt (3 uren * € 65 =) € 195.
Lid 6
Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder op
andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in geval een bewind niet
alle goederen betreft en in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en
vermeldt in de beschikking de reden hiervoor. Bij een geval waarin het bewind zich
niet over alle goederen van de rechthebbende uitstrekt, valt te denken aan een bewind
over alleen een onroerende zaak of een persoonsgebonden budget.
Artikel 4
Lid 1
Het eerste lid regelt dat de kantonrechter die de professionele mentor benoemt diens
beloning vaststelt overeenkomstig het tweede tot en met vierde lid.
Lid 2
Het mentorschap betreft niet-vermogensrechtelijke belangenwaarneming (art. 450, eerste
lid, Boek 1 BW). De mentor heeft een regievoerende en raadgevende taak (vgl. art.
453, vierde lid, Boek 1 BW). De mentor draagt verantwoordelijkheid voor het opbouwen
en in stand houden van een adequaat hulpverleningsnetwerk rond de betrokkene en dient
ten minste tweemaandelijks contact met hem te hebben (zie art. 5, derde lid, Besluit
kwaliteitseisen).
De forfaitaire jaarbeloning van de mentor is inclusief onkostenvergoeding en exclusief
BTW.
Lid 2, onderdeel a
Het aantal uren dat wordt toegekend voor een ‘standaardmentorschap’ wordt gesteld
op 17 uren. De jaarbeloning bedraagt in dit geval (17 uren * € 65 =) € 1.105.
Een mentor neemt onder meer beslissingen aangaande de verzorging, verpleging, behandeling
en begeleiding van de betrokkene (regiefunctie), keuze van de woonvorm, heeft contact
met betrokkene, zorgaanbieders (wijzigingen zorgplan, controle op naleving zorgplan)
en met de bewindvoerder.
In de LOVCK-aanbevelingen wordt uitgegaan van een gemiddelde van 16 uren werkzaamheden
per jaar. De reden van de verhoging naar 17 uren is onder meer de toename van de werkzaamheden
van de mentor door formalisering van de zorg en de verplichting om ten minste zes
keer per jaar contact met de betrokkene te hebben.
Lid 2, onderdeel b
Voor gevallen waarin jongvolwassenen met verschillende psychische of psychosociale
problemen worden begeleid volstaat de jaarbeloning voor een standaardmentorschap niet.
Daarom wordt een hogere jaarbeloning toegekend aan een mentor die ‘een persoon in
de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die jeugdhulp heeft gehad in verband met een
psychisch of psychosociaal probleem, psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke
beperking’ begeleidt. De term ‘jeugdhulp’ wordt in dit verband gehanteerd als bedoeld
in artikel 1.1 van de Jeugdwet.8
Het gaat om jongvolwassenen met aandoeningen en beperkingen die het nodig maken dat
zij begeleiding ontvangen zodat zij maatschappelijk kunnen participeren en voldoende
zelfredzaam zijn.9 De begeleiding van deze groep jongvolwassenen kost mentoren meer tijd omdat zij er
bijvoorbeeld op moeten toezien dat de betrokkene de zorg niet de rug toekeert en vervolgens
dreigt te ontsporen.
Geschat wordt dat een dergelijk mentorschap gemiddeld 5 uren meer kost dan een standaardmentorschap.
De jaarbeloning bedraagt in dit geval ((17 + 5 uren) * € 65 =) € 1.430.
Lid 3
Het derde lid vloeit voort uit de LOVCK-aanbevelingen en is van praktische aard. De
jaarbeloning is verschuldigd vanaf de eerste dan wel de zestiende dag van de maand
waarin de mentor is benoemd en wordt in maandelijkse termijnen uitbetaald.
Indien de omstandigheden daar aanleiding toe geven, kan de kantonrechter bepalen dat
de jaarbeloning in andere termijnen wordt betaald.
Lid 4
In beginsel wordt de mentor niet meer en niet minder toegekend dan de forfaitaire
beloning als bedoeld in het tweede lid. Voor een aantal werkzaamheden heeft de mentor
op grond van het vierde lid aanspraak op een aanvullende beloning. Het betreft:
Lid 4, onderdeel a
De beloning voor aanvangswerkzaamheden, bestaande uit de intake (7 uren) en het opstellen
van een plan van aanpak (1 uur), bedraagt (8 uren * € 65 =) € 520.
De LOVCK-aanbevelingen gaan uit van 7 uren voor de intake. In de onderhavige regeling
wordt de vergoeding voor aanvangswerkzaamheden berekend over 8 uren, omdat op grond
van artikel 5 van het Besluit kwaliteitseisen, een plan van aanpak met de betrokkene
wordt besproken en aan hem verstrekt, alsmede de klachtenregeling op grond van artikel
6 van genoemd besluit. Daar wordt 1 uur voor gerekend.
Bij de aanvang van het mentorschap gaat het met name om een gedegen kennismaking met
de betrokkene, teneinde diens wensen inzake de verzorging, verpleging, behandeling
en begeleiding te vernemen, en over de afspraken in het zorgplan. Daarnaast wordt
een plan van aanpak opgesteld en besproken met en verstrekt aan de betrokkene, alsmede
de klachtenregeling.
Lid 4, onderdeel b
Werkzaamheden in verband met de verhuizing van betrokkene. De beloning hiervoor bedraagt
(5 uren * € 65 =) € 325.
Lid 4, onderdeel c
Het beheren van een persoonsgebonden budget. De beloning hiervoor bedraagt (7,5 uren
* € 65 =) € 487,50.
Indien er naast de mentor tevens een bewindvoerder is benoemd, wordt doorgaans de
bewindvoerder belast met het beheer van het persoonsgebonden budget (vgl. Aanbevelingen
mentorschap (versie 21 januari 2014), p. 3). In overleg tussen bewindvoerder en mentor
kan tot een andere taakverdeling worden gekomen. In geval de mentor het persoonsgebonden
budget beheert, kan de mentor de beloning voor de daaruit voortvloeiende werkzaamheden
verzoeken.
Lid 5
Op grond van het vijfde lid kan de kantonrechter de beloning van de mentor op andere
wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in uitzonderlijke omstandigheden
af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.
Artikel 5
Het komt voor dat een persoon zowel tot bewindvoerder als tot mentor van een persoon
wordt benoemd. Artikel 5 bepaalt voor dat geval dat de kantonrechter in dit geval
de beloning vaststelt overeenkomstig de beloning van een curator. Dit reflecteert
de gedachte dat de werkzaamheden van de bewindvoerder en mentor tezamen overeenkomen
met de werkzaamheden van een curator, en sluit aan bij de LOVCK-aanbevelingen.
Artikel 5 verwijst daartoe naar de jaarbeloning van een curator als bedoeld in artikel
1, tweede lid, onderdeel a (de familiecurator), en in artikel 2 (de professionele
curator).
Artikel 6
Lid 1
Het komt voor dat een persoon wordt benoemd tot curator van twee personen die in gemeenschap
van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen.
In een dergelijk geval zijn er efficiencyvoordelen, namelijk door de combinatie van
(a) bewind over de goederen en mentorschap van de ene persoon (is gelijk aan curatele),
(b) bewind over de goederen en mentorschap van de andere persoon (is gelijk aan curatele),
(c) bewind over de goederen van de ene persoon en bewind over de goederen van de andere
persoon, en (d) mentorschap van de ene persoon en mentorschap van de andere persoon.
In de toelichting bij artikel 7, eerste lid en artikel 8, eerste lid, wordt uiteengezet
op welke wijze de efficiencyvoordelen bij de combinatie van twee bewinden en bij de
combinatie van twee mentorschappen worden meegewogen in de berekening van de jaarbeloning
van de vertegenwoordiger. In het algemene deel van deze toelichting is uiteengezet
op welke wijze de efficiencyvoordelen bij de combinatie van bewind en mentorschap
worden meegewogen. Bedoelde efficiencyvoordelen worden bij de berekening van het in
het eerste lid bedoelde geval als volgt meegewogen: 90% bij de combinatie van bewind
en mentorschap; 60% bij de combinatie van twee bewinden; 90% bij de combinatie van
twee mentorschappen.
Met de onderhavige regeling worden twee verschillende categorieën curatele ingevoerd
(zie art. 2, tweede lid, onderdelen a en b). Het kan voorkomen dat de werkzaamheden
van de curator voor één van de twee personen die in gemeenschap van goederen zijn
getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen onder de jaarbeloning voor
een standaardcuratele vallen, en de werkzaamheden voor de andere persoon onder de
jaarbeloning voor een curatele met problematische schulden. Daarom wordt de jaarbeloning
van de curator in dit geval berekend door de verschillende genoemde percentages van
bedoelde beloningen te hanteren.
Kort weergegeven wordt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger in geval van de combinatie
van twee curatelen als volgt berekend: (1) de jaarbeloning als curator van persoon
1, (2) verminderd met 40% van de jaarbeloning als bewindvoerder van persoon 1, (3)
verminderd met 10% van de jaarbeloning als mentor van persoon 1, (4) vermeerderd met
de jaarbeloning als curator van persoon 2, (5) verminderd met 40% van de jaarbeloning
als bewindvoerder van persoon 2, (6) verminderd met 10% van de jaarbeloning als mentor
van persoon 2.
Stap (1) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als curator van persoon
1 aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 2, tweede lid. Deze bedraagt zoals
is toegelicht in het algemene deel van de toelichting 90% van de jaarbeloning van
de bewindvoerder, vermeerderd met 90% van de jaarbeloning van de mentor. Stap (4)
met betrekking tot persoon 2 komt overeen met stap (1) met betrekking tot persoon
1.
Bij stap (2) wordt het efficiencyvoordeel door de combinatie van ‘twee bewinden’ (in
de vorm van twee curatelen) berekend over de jaarbeloning met betrekking tot persoon
1. Daarom wordt hier (100% minus 60% =) 40% van de jaarbeloning van de curator, ‘als
bewindvoerder van persoon 1’, in mindering gebracht op de jaarbeloning van de vertegenwoordiger
als curator van persoon 1. Stap (5) met betrekking tot persoon 2 komt overeen met
stap (2) met betrekking tot persoon 1.
Bij stap (3) wordt het efficiencyvoordeel door de combinatie van ‘twee mentorschappen’
(in de vorm van twee curatelen) berekend over de jaarbeloning met betrekking tot persoon
1. Daarom wordt hier (100% minus 90% =) 10% van de jaarbeloning van de curator, ‘als
mentor van persoon 1’, in mindering gebracht op de jaarbeloning van de vertegenwoordiger
als curator van persoon 1. Stap (6) met betrekking tot persoon 2 komt overeen met
stap (3) met betrekking tot persoon 1.
In de toelichting bij de leden 2 tot en met 5 wordt deze berekeningssystematiek toegepast.
Lid 2
Indien het twee standaardcuratelen als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel
a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de curator: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105)
– (0,4 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) + (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.105)
– (0,1 * € 1.105) = € 2.873.
Lid 3
Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a,
en een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede lid,
onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de curator: (0,9 * € 1.105 + 0,9
* € 1.105) – (0,4 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) + (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105)
– (0,4 * € 1.430) – (0,1 * € 1.105) = € 3.035,50.
Lid 4
Indien het twee curatelen met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede
lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de curator: (0,9 * € 1.430
+ 0,9 * € 1.105) – (0,4 * € 1.430) – (0,1 * € 1.105) + (0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105)
– (0,4 * € 1.430) – (0,1 * € 1.105) = € 3.198.
Lid 5
Met het vijfde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning
rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een curator van twee personen die
in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:
-
– aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 520)
– (0,1 * € 520) + (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 520) – (0,1 * € 520) =
€ 1.352, of (0,9 * € 390 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 390) – (0,1 * € 520) + (0,9 *
€ 390 + 0,9 * € 520) – (0,4 * € 390) – (0,1 * € 520) = € 1.222 indien de curator
voorafgaand aan de curatelen budgetbeheer heeft gevoerd;
-
– werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning
van de onder curatele gestelden (onderdeel b): € 325;
-
– het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;
-
– het opmaken van de eindrekeningen en -verantwoordingen anders dan de jaarlijkse rekening
en verantwoording (onderdeel d): (0,6 * € 195 + 0,6 * € 195 =) € 234.
Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning
van de onder curatele gestelden wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden
ten behoeve van één onder curatele gestelde (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel b).
Indien een curator van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd
of op andere wijze een economische eenheid vormen, en die beiden een persoonsgebonden
budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die curator ingevolge onderdeel c op
beide beloningen (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel c) volledig aanspraak maken. In
dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard
van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.
Alleen met betrekking tot zijn werkzaamheden die tot de werkzaamheden van een bewindvoerder
behoren, maakt de curator eindrekeningen en -verantwoordingen op. De mentor heeft
niet tot taak eindrekening en -verantwoording op te maken. Daarom wordt de beloning
die hij hiervoor krijgt als curator van twee personen die in gemeenschap van goederen
zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen niet vermeerderd met
een beloning voor de mentor.
Lid 6
Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de curator, bedoeld
in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in
uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking
de reden hiervoor.
Artikel 7
Lid 1
Het komt ook voor dat een persoon wordt benoemd tot bewindvoerder van twee personen
die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen. De jaarbeloning van de professionele bewindvoerder wordt in een dergelijk
geval berekend door van beide jaarbeloningen 60% te nemen.
In een dergelijk geval zijn er efficiencyvoordelen, bijvoorbeeld bij een boedelinventarisatie
of huisbezoek. De LOVCK-aanbevelingen bevelen aan dat de kantonrechter de beloning
in dit geval vaststelt overeenkomstig de beloning van een bewindvoerder van één persoon,
vermeerderd met 20%. Met de onderhavige regeling worden twee verschillende categorieën
bewind ingevoerd (zie art. 3, tweede lid, onderdelen a en b). Het kan voorkomen dat
de werkzaamheden van de bewindvoerder voor één van de twee personen die in gemeenschap
van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen onder
de jaarbeloning voor een standaardbewind vallen, en de werkzaamheden voor de andere
persoon onder de jaarbeloning voor een bewind met problematische schulden. Daarom
wordt de jaarbeloning van de bewindvoerder in dit geval berekend door van beide beloningen
60% te nemen.
Lid 2
Indien het twee standaardbewinden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel
a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder (0,6 * € 1.105 + 0,6 * € 1.105
=) € 1.326.
Lid 3
Indien het een standaardbewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a,
en een bewind met problematische schulden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel
b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder (0,6 * € 1.105 + 0,6 * € 1.430
=) € 1.521.
Lid 4
Indien het twee bewinden met problematische schulden als bedoeld in artikel 3, tweede
lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de bewindvoerder (0,6 * € 1.430
+ 0,6 * € 1.430 =) € 1.716.
Lid 5
Met het vijfde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning
rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een bewindvoerder van twee personen
die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:
-
– aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,6 * € 520 + 0,6 * € 520 =) € 624, of (0,6
* € 390 + 0,6 * € 390 =) € 468 indien de bewindvoerder voorafgaand aan de bewinden
budgetbeheer heeft gevoerd;
-
– werkzaamheden in verband met de verkoop of ontruiming van de woning van rechthebbenden,
of in geval er geen mentor is, de verhuizing van rechthebbenden (onderdeel b): € 325;
-
– het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;
-
– het opmaken van de eindrekeningen en -verantwoordingen anders dan de jaarlijkse rekening
en verantwoording (onderdeel d): (0,6 * € 195 + 0,6 * € 195 =) € 234.
Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning
van de rechthebbenden wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden
ten behoeve van één rechthebbende (zie art. 3, vijfde lid, onderdeel b).
Indien een bewindvoerder van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd
of op andere wijze een economische eenheid vormen, en die beiden een persoonsgebonden
budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die bewindvoerder ingevolge onderdeel
c op beide beloningen (zie art. 3, vijfde lid, onderdeel c) volledig aanspraak maken.
In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard
van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.
Lid 6
Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder,
bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts
in geval een bewind niet alle goederen betreft (zie hierover nader de toelichting
bij artikel 3, zesde lid) of in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid
en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.
Artikel 8
Lid 1
Het komt eveneens voor dat een persoon wordt benoemd tot mentor van twee personen
die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen. De jaarbeloning van de professionele mentor wordt in een dergelijk geval berekend
door van beide beloningen 90% te nemen.
Wanneer een mentor wordt benoemd van twee personen die in gemeenschap van goederen
zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen is in mindere mate
sprake van efficiencyvoordelen zoals dat voor een bewindvoerder wel het geval is.
Voor de personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze
een economische eenheid vormen moeten verschillende zorgplannen worden samengesteld,
verschillende hulpverleners worden gecontacteerd en bezocht, et cetera. Ook bij het
mentorschap kan sprake zijn van verschillende categorieën waar de werkzaamheden onder
vallen die de mentor verricht voor de betrokkenen die in gemeenschap van goederen
zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen. Daarom wordt de jaarbeloning
van de mentor in dit geval berekend door van beide beloningen 90% te nemen.
Lid 2
Indien het twee standaardmentorschappen als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel
a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de mentor (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105
=) € 1.989.
Lid 3
Indien het een standaardmentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel
a, en een mentorschap van een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar die
jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem, psychische
stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking als bedoeld in artikel 4, tweede
lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de mentor (0,9 * € 1.105 +
0,9 * € 1.430 =) € 2.281,50.
Lid 4
Indien het twee mentorschappen van een persoon in de leeftijd van 18 tot en met 23 jaar
die jeugdhulp heeft gehad in verband met een psychisch of psychosociaal probleem,
psychische stoornis, gedragsproblemen of verstandelijke beperking als bedoeld in artikel
3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de mentor (0,9 *
€ 1.430 + 0,9 * € 1.430 =) € 2.574.
Lid 5
Met het vijfde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning
rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een mentor van twee personen die
in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:
-
– aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520 =) € 936;
-
– werkzaamheden in verband met een verhuizing (onderdeel b): € 325;
-
– het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50.
Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing van de betrokkenen wordt dezelfde
beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten behoeve van één betrokkene (zie
art. 4, vierde lid, onderdeel b).
Indien een mentor van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd
of op andere wijze een economische eenheid vormen, en die beiden een persoonsgebonden
budget hebben dat door hem wordt beheerd, kan die mentor ingevolge onderdeel c op
beide beloningen (zie art. 4, vierde lid, onderdeel c) volledig aanspraak maken. In
dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen. Uit de aard
van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden is.
Lid 6
Op grond van het zesde lid kan de kantonrechter de beloning van de mentor, bedoeld
in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts in
uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking
de reden hiervoor.
Artikel 9
Lid 1
Artikel 9 betreft de situatie waarin een vertegenwoordiger curator is van één van
twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een
economische eenheid vormen (persoon 1), en het bewind voert over de goederen van de
ander (persoon 2).
Kort weergegeven wordt de jaarbeloning in dit geval als volgt berekend: (1) de jaarbeloning
als curator van persoon 1, (2) vermeerderd met 60% van de jaarbeloning als bewindvoerder
van persoon 2, (3) verminderd met 40% van de jaarbeloning ‘als bewindvoerder’ van
persoon 1.
Stap (1) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als curator van een van
beide personen (persoon 1) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 2, tweede
lid. Deze bedraagt zoals is toegelicht in het algemene deel van de toelichting 90%
van de jaarbeloning van de bewindvoerder, vermeerderd met 90% van de jaarbeloning
van de mentor.
Stap (2) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als bewindvoerder van de
andere persoon (persoon 2) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 3, tweede
lid. Omdat de vertegenwoordiger bewindvoerder is over de goederen van beide personen,
wordt rekening gehouden met efficiencyvoordelen die zich in een dergelijk geval voordoen.
Daarom wordt hier gerekend met 60% van de jaarbeloning van de bewindvoerder, als bewindvoerder
van persoon 2. De jaarbeloning voor de vertegenwoordiger ‘in de hoedanigheid van bewindvoerder’
van persoon 1 is reeds meegenomen in de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als
curator van persoon 1.
Stap (3) hangt hiermee samen. De efficiencyvoordelen in geval van bewind over de goederen
van twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze
een economische eenheid vormen zijn na stap (2) wel verrekend voor zover het betreft
het deel van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als bewindvoerder van persoon
2, maar nog niet met betrekking tot het deel van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger
als curator, voor zover het betreft het deel van de jaarbeloning ‘als bewindvoerder’
van persoon 1 (dat is meegenomen bij de berekening van de jaarbeloning als curator
van persoon 1). Daarom wordt (100% minus 60% =) 40% van dat deel van de jaarbeloning
in mindering gebracht op de jaarbeloning die volgt uit de stappen (1) en (2).
In de toelichting bij de leden 2 tot en met 5 wordt deze berekeningssystematiek toegepast.
Lid 2
Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a,
en een standaardbewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel a, betreft,
bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105)
+ (0,6 * € 1.105) – (0,4 * € 1.105) = € 2.210.
Lid 3
Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a,
en een bewind met problematische schulden als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel
b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.105 + 0,9
* € 1.105) + (0,6 * € 1.430) – (0,4 * € 1.105) = € 2.405.
Lid 4
Indien het een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede
lid, onderdeel b, en een standaardbewind als bedoeld in artikel 3, tweede lid, onderdeel
a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.430 + 0,9
* € 1.105) + (0,6 * € 1.105) – (0,4 * € 1.430) = € 2.372,50.
Lid 5
Indien het een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede
lid, onderdeel b, en een bewind met problematische schulden als bedoeld in artikel
3, tweede lid, onderdeel b, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger:
(0,9 * € 1.430 + 0,9 * € 1.105) + (0,6 * € 1.430) – (0,4 * € 1.430) = € 2.567,50.
Lid 6
Met het zesde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning
rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een vertegenwoordiger van twee personen
die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:
-
– aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) + (0,6 * € 520)
– (0,4 * € 520) = € 1.040, of (0,9 * € 390 + 0,9 * € 520) + (0,6 * € 390) – (0,4
* € 390) = € 897 indien de vertegenwoordiger voorafgaand aan de bewinden budgetbeheer
heeft gevoerd;
-
– werkzaamheden in verband met een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning
(onderdeel b): € 325;
-
– het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;
-
– het opmaken van de eindrekeningen en -verantwoordingen anders dan de jaarlijkse rekening
en verantwoording (onderdeel d): (0,6 * € 195 + 0,6 * € 195 =) € 234.
Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning
van de betrokkenen wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten
behoeve van één betrokkene (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel b, en art. 3, vijfde
lid, onderdeel b).
Indien een vertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap
van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en bewindvoerder
is van de goederen van de ander, en die beiden een persoonsgebonden budget hebben
dat door hem wordt beheerd, kan die vertegenwoordiger ingevolge onderdeel c op beide
beloningen volledig aanspraak maken. In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn
van efficiencyvoordelen. Uit de aard van het budget volgt immers dat het beheer ervan
zeer sterk persoonsgebonden is.
Alleen met betrekking tot zijn werkzaamheden die tot de werkzaamheden van een bewindvoerder
behoren, maakt de vertegenwoordiger eindrekeningen en -verantwoordingen op. De mentor
heeft niet tot taak eindrekening en -verantwoording op te maken. Daarom wordt de beloning
die hij hiervoor krijgt als curator van één van twee personen die in gemeenschap van
goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en bewindvoerder
van de ander, niet vermeerderd met een beloning voor de mentor.
Lid 7
Op grond van het zevende lid kan de kantonrechter de beloning van de vertegenwoordiger,
bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts
in geval een bewind niet alle goederen betreft (zie hierover nader de toelichting
bij artikel 3, zesde lid) of in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid
en vermeldt in de beschikking de reden hiervoor.
Artikel 10
Lid 1
Artikel 10 betreft de situatie waarin een vertegenwoordiger curator is van één van
twee personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een
economische eenheid vormen (persoon 1), en mentor is van de ander (persoon 2).
Kort weergegeven wordt de jaarbeloning in dit geval als volgt berekend: (1) de jaarbeloning
als curator van persoon 1, (2) vermeerderd met 90% van de jaarbeloning als mentor
van persoon 2, (3) verminderd met 10% van de jaarbeloning ‘als mentor’ van persoon
1.
Stap (1) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als curator van een van
beide personen (persoon 1) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 2, tweede
lid. Deze bedraagt zoals is toegelicht in het algemene deel van de toelichting 90%
van de jaarbeloning van de bewindvoerder, vermeerderd met 90% van de jaarbeloning
van de mentor.
Stap (2) betreft de jaarbeloning waar de vertegenwoordiger als mentor van de andere
persoon (persoon 2) aanspraak op kan maken overeenkomstig artikel 4, tweede lid. Omdat
de vertegenwoordiger mentor is van beide personen, wordt rekening gehouden met efficiencyvoordelen
die zich in een dergelijk geval voordoen. Daarom wordt hier gerekend met 90% van de
jaarbeloning van de mentor, als mentor van persoon 2. De jaarbeloning voor de vertegenwoordiger
‘in de hoedanigheid van mentor’ van persoon 1 is reeds meegenomen in de jaarbeloning
van de vertegenwoordiger als curator van persoon 1.
Stap (3) hangt hiermee samen. De efficiencyvoordelen in geval van mentor van twee
personen die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische
eenheid vormen zijn na stap (2) wel verrekend voor zover het betreft het deel van
de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als mentor van persoon 2, maar nog niet met
betrekking tot het deel van de jaarbeloning van de vertegenwoordiger als curator,
voor zover het betreft het deel van de jaarbeloning ‘als mentor’ van persoon 1 (dat
is meegenomen bij de berekening van de jaarbeloning als curator van persoon 1). Daarom
wordt (100% minus 90% =) 10% van dat deel van de jaarbeloning in mindering gebracht
op de jaarbeloning die volgt uit de stappen (1) en (2).
In de toelichting bij de leden 2 en 3 wordt deze berekeningssystematiek toegepast.
Lid 2
Indien het een standaardcuratele als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onderdeel a,
en een standaardmentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onderdeel a, betreft,
bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.105 + 0,9 * € 1.105)
+ (0,9 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) = € 2.873.
Lid 3
Indien het een curatele met problematische schulden als bedoeld in artikel 2, tweede
lid, onderdeel b, en een standaardmentorschap als bedoeld in artikel 4, tweede lid,
onderdeel a, betreft, bedraagt de jaarbeloning van de vertegenwoordiger: (0,9 * € 1.430
+ 0,9 * € 1.105) + (0,9 * € 1.105) – (0,1 * € 1.105) = € 3.165,50.
Lid 4
Met het vierde lid wordt geregeld dat er niet alleen bij het berekenen van de jaarbeloning
rekening mee wordt gehouden dat er sprake is van een vertegenwoordiger van twee personen
die in gemeenschap van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid
vormen, maar ook bij de aanvullende beloningen in geval van:
-
– aanvangswerkzaamheden (onderdeel a): (0,9 * € 520 + 0,9 * € 520) + (0,9 * € 520)
– (0,1 * € 520) = € 1.352;
-
– werkzaamheden in verband met een verhuizing, de verkoop of ontruiming van een woning
(onderdeel b): € 325;
-
– het beheren van een persoonsgebonden budget (onderdeel c): € 487,50;
-
– het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de jaarlijkse rekening
en verantwoording (onderdeel d): € 195.
Voor werkzaamheden in verband met de verhuizing, de verkoop of ontruiming van de woning
van de betrokkenen wordt dezelfde beloning toegekend als voor deze werkzaamheden ten
behoeve van één vertegenwoordiger (zie art. 2, vijfde lid, onderdeel b, en art. 4,
vierde lid, onderdeel b).
Indien een vertegenwoordiger curator is van één van twee personen die in gemeenschap
van goederen zijn getrouwd of op andere wijze een economische eenheid vormen, en mentor
is van de ander, en die beiden een persoonsgebonden budget hebben dat door hem wordt
beheerd, kan die vertegenwoordiger ingevolge onderdeel c op beide beloningen volledig
aanspraak maken. In dit geval zal namelijk nauwelijks sprake zijn van efficiencyvoordelen.
Uit de aard van het budget volgt immers dat het beheer ervan zeer sterk persoonsgebonden
is.
De beloning voor het opmaken van de eindrekening en -verantwoording anders dan de
jaarlijkse rekening en verantwoording is in dit geval hetzelfde als die bedoeld in
artikel 3, vijfde lid, onderdeel d, te weten € 195. Alleen met betrekking tot zijn
werkzaamheden die tot de werkzaamheden van een bewindvoerder (in de hoedanigheid van
curator van persoon 1) behoren, maakt de curator eindrekening en -verantwoording op.
Lid 5
Op grond van het vijfde lid kan de kantonrechter de beloning van de vertegenwoordiger,
bedoeld in het eerste lid, op andere wijze vaststellen. De kantonrechter wijkt slechts
in uitzonderlijke omstandigheden af van het eerste lid en vermeldt in de beschikking
de reden hiervoor.
Artikel 11
Zoals in het algemene deel van de toelichting is uiteengezet heeft een professionele
bewindvoerder op basis van het systeem van de onderhavige regeling aanspraak op de
beloning voor extra werkzaamheden wegens problematische schulden, zolang deze bestaan.
Ingevolge de LOVCK-aanbevelingen kon een bewindvoerder met ingang van 2014 een eenmalige vergoeding voor extra
werkzaamheden wegens problematische schulden ontvangen.
Om de overgang tussen beide benaderingen te regelen, is in artikel 11 bepaald dat
een bewindvoerder die in 2014 een beloning heeft ontvangen op basis van het tarief
behandeling schulden uit de LOVCK-aanbevelingen, in 2015 geen aanspraak maakt op de
jaarbeloning voor een bewind met problematische schulden. Deze bewindvoerder heeft
aanspraak op de jaarbeloning voor standaardwerkzaamheden (zie art. 3, tweede lid,
onderdeel a).
Artikel 12
In de praktijk komt het voor dat een vrijwilliger die tot mentor is benoemd een regionale
stichting mentorschap heeft gemachtigd om bij de kantonrechter om diens beloning te
verzoeken. Indien een dergelijke vrijwilliger wordt begeleid door een professionele
mentor (in de vorm van voornoemde regionale stichting mentorschap, die aan de kwaliteitseisen
moet voldoen en er tevens voor moet zorgen dat de personen voor wie hij zijn mentorschap
uitoefent, aan de kwaliteitseisen voldoen), acht ik het gerechtvaardigd om het voortzetten
van deze bestaande praktijk mogelijk te maken. Daarop ziet dit artikel.
Artikel 13
Zowel de jaarbeloningen als de beloningen voor incidentele werkzaamheden zullen in
navolging van de LOVCK-aanbevelingen met ingang van 1 januari 2016 jaarlijks met ingang
van 1 januari worden geïndexeerd overeenkomstig artikel 2, vijfde lid, van het Besluit
vergoeding bewindvoerders schuldsanering, waarbij wordt afgerond tot één cijfer achter
de komma. Met het oog op het met deze regeling per 1 januari 2015 te introduceren
nieuwe beloningssysteem en de nieuwe bedragen die hieruit voortvloeien, heb ik besloten
geen indexering voor 2015 uit te voeren, maar het huidige uurtarief te verhogen met
1,5%.
Artikel 14
Artikel 14 regelt de inwerkingtreding van de regeling. De regeling treedt in werking
op het tijdstip dat de Wet wijziging curatele, beschermingsbewind en mentorschap volledig
in werking treedt. Dit geschiedt met de inwerkingtreding van de artikelen 380, vijfde
lid, 386, eerste lid, 410, tweede lid, 420, derde lid, 447, derde lid, en 460, tweede
lid, Boek 1 BW. Dat betekent dat vanaf dat tijdstip de regeling geldt voor nieuwe
en lopende zaken.
Daarnaast regelt artikel 14 dat de regeling van toepassing is op werkzaamheden die
met ingang van 1 januari 2015 worden verricht. Deze regeling is dus niet van toepassing
op werkzaamheden die voor die datum zijn verricht en waarvoor op of na die datum om
een beloning wordt verzocht.
Artikel 15
Artikel 15 bevat de citeertitel van deze regeling: Regeling beloning curatoren, bewindvoerders
en mentoren.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven