Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 9 oktober 2013 tot wijziging van enkele ministeriële regelingen in verband met de identificatieplicht bij de uitoefening van het kiesrecht

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

Gelet op artikel 1, tweede lid, van de Wet op de identificatieplicht, artikel 2, tweede lid, van de Wet identificatieplicht BES, en de artikelen J 24, eerste lid, aanhef en onder a, en Ya 3, eerste lid, onder f, van de Kieswet;

Besluit:

ARTIKEL I

In artikel 2 van de regeling van de Minister van Justitie van 28 april 2010 tot aanwijzing van aanvullende documenten waarmee ten behoeve van de uitoefening van het kiesrecht kan worden voldaan aan de identificatieplicht bedoeld in de Kieswet (Stcrt. 2010, 7041) wordt ‘en vervalt met ingang van 1 januari 2014’ vervangen door: en vervalt met ingang van 1 januari 2019, tenzij het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2012 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Kamerstukken 33 440 (R 1990)) tot rijkswet is of wordt verheven en voor of op die datum in werking treedt, in welk geval deze regeling vervalt met ingang van de dag nadat tien jaren zijn verstreken na de datum van inwerkingtreding van die rijkswet.

ARTIKEL II

In artikel 3 van de Regeling aanwijzing aanvullende documenten identificatieplicht Kieswet BES (Stcrt. 2010, 15540) wordt ‘en vervalt met ingang van 1 januari 2014’ vervangen door: en vervalt met ingang van 1 januari 2019, tenzij het bij koninklijke boodschap van 13 oktober 2012 ingediende voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie

(Kamerstukken 33 440 (R 1990)) tot rijkswet is of wordt verheven en voor of op die datum in werking treedt, in welk geval deze regeling vervalt met ingang van de dag nadat tien jaren zijn verstreken na de datum van inwerkingtreding van die rijkswet.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Bij het uitoefenen van het kiesrecht moeten kiezers zich identificeren met een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht. Deze documenten mogen maximaal vijf jaren zijn verlopen op grond van de regeling van de Minister van Justitie van 28 april 2010 tot aanwijzing van aanvullende documenten waarmee ten behoeve van de uitoefening van het kiesrecht kan worden voldaan aan de identificatieplicht bedoeld in de Kieswet (Stcr. 2010, 7041). Deze uitzondering op de geldigheidsduur van identiteitsdocumenten bestaat alleen voor personen die gebruik willen maken van hun stemrecht, maar niet meer in het bezit zijn van een geldig paspoort, Nederlandse identiteitskaart of rijbewijs, omdat de geldigheid daarvan is verlopen.

In de brief van 9 april 2010 over de evaluatie van de gemeenteraadsverkiezingen (Kamerstukken II 2009/10, 31 142, nr. 21, blz. 4) heeft de toenmalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangekondigd dat wordt bezien hoe in structurele zin met dit punt moet worden omgegaan.

In het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in verband met een andere status van de Nederlandse identiteitskaart, het verlengen van de geldigheidsduur van reisdocumenten en Nederlandse identiteitskaarten, een andere grondslag voor de heffing van rechten door burgemeesters en gezaghebbers en het niet langer opslaan van vingerafdrukken in de reisdocumentenadministratie (Wijziging van de Paspoortwet in verband met onder meer de status van de Nederlandse identiteitskaart) (Kamerstukken 33 440 (R 1990)) is een structurele voorziening opgenomen, te weten dat de geldigheidsduur van nieuwe paspoorten en identiteitskaarten – in het algemeen – wordt verlengd van vijf naar tien jaren. De geldigheidsduur van rijbewijzen is reeds tien jaren. Indien dat voorstel tot rijkswet wordt verheven en in werking treedt, kan daarom voornoemde regeling vervallen.

De regeling vervalt met ingang van de dag nadat tien jaren zijn verstreken nadat het voorstel van rijkswet tot wijziging van de Paspoortwet in werking is getreden. Er is een uitloop nodig van tien jaren, omdat de nieuwe geldigheidsduur van tien jaren alleen voor paspoorten en identiteitsbewijzen geldt die zijn afgegeven nadat het voorstel tot wijziging van de Paspoortwet in werking is getreden. Voor paspoorten en identiteitsbewijzen die zijn afgegeven vóór deze datum geldt nog de geldigheidsduur van vijf jaren. Het is wenselijk dat deze documenten voor de identificatieplicht bij de stemming nog vijf jaren mogen zijn verlopen.

Voor het geval het voorstel van rijkswet tot Wijziging van de Paspoortwet niet (tijdig) tot rijkswet wordt verheven en in werking treedt, vervalt deze regeling met ingang van 1 januari 2019. In dat geval zal tijdig worden bezien op welke wijze in structurele zin de regeling kan worden verankerd in formele wetgeving. Zodra die wettelijke regeling tot stand is gekomen en in werking is getreden, zal de onderhavige regeling worden ingetrokken.

De Regeling aanwijzing aanvullende documenten identificatieplicht Kieswet BES is op overeenkomstige wijze aangepast.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Naar boven