Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 25 april 2012, nr. IENM/BSK-2012/45680 houdende vaststelling van bepalingen met betrekking tot de verstrekking van subsidies ten behoeve van het verlagen van organisatorische en fysieke drempels voor bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor (Tijdelijke subsidieregeling stimuleren bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 2, aanhef, en onderdeel a, 3 en 4 van de Kaderwet subsidies Verkeer en Waterstaat;

Besluit:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

aanvrager:

onderneming;

de-minimisverordening:

verordening (EG) Nr. 1998/2006 van de Commissie van de Europese gemeenschappen van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 379/5);

minister:

Minister van Infrastructuur en Milieu;

onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

penvoerder:

de door het samenwerkingsverband aangewezen onderneming die als gemachtigde van het samenwerkingsverband optreedt;

project:

project fysieke drempels voor bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor, project organisatorische drempels voor bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor of een combinatie van beide projecten;

project fysieke drempels voor bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor:

activiteiten gericht op het toepassen van technische verbeteringen van spoorwegmaterieel, van ladingdragers, van be- en overladingsinstrumenten en van voor- en natransport;

project organisatorische drempels voor bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor:

activiteiten gericht op het toepassen van organisatorische verbeteringen van het aanbod voor verladers en afnemers, van de logistieke dienstverlening, van de samenwerking tussen partijen in de vervoersketen van spoorvervoer en van de schakels daartussen en met andere vervoersmodaliteiten;

samenwerkingsverband:

een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband van twee of meer ondernemingen die gezamenlijk een project uitvoeren;

subsidieontvanger:

degene die subsidie op grond van deze regeling ontvangt.

Artikel 2 Doel

De minister kan op aanvraag een subsidie verstrekken voor het uitvoeren van een project gericht op het verlagen van organisatorische en fysieke drempels ten behoeve van bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor, waarbij het bundelen van de goederenstroom op het grondgebied van Nederland plaatsvindt, aan:

  • a. een onderneming die bij de goederenstroom voor het vervoer op het spoor is betrokken, of;

  • b. een samenwerkingsverband, waarbij minimaal één onderneming bij het vervoer van de goederenstroom op het spoor is betrokken.

Artikel 3 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 3.000.000,–.

Artikel 4 Subsidiemaxima

  • 1. De subsidie per project bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele projectkosten.

  • 2. De subsidie per aanvrager bedraagt maximaal € 200.000,–.

  • 3. Ingeval van een samenwerkingsverband wordt het percentage genoemd in het eerste lid, toegepast op de subsidiabele projectkosten van elk van de aanvragers in het samenwerkingsverband afzonderlijk.

  • 4. Indien het totale bedrag van de de-minimissteun, zoals vermeld in artikel 8, onderdelen a tot en met d nog niet is bereikt kan de subsidie op basis van deze regeling ten hoogste het bedrag in houden dat nog niet aan de aanvrager in het kader van de de-minimisverordening is verstrekt.

Artikel 5 Kosten die in aanmerking komen voor subsidie

  • 1. Voor subsidie komen in aanmerking de na de datum van indienen van de aanvraag door de aanvrager gemaakte subsidiabele kosten voor zover deze rechtstreeks aan de uitvoering van een project zijn toe te rekenen en worden gemaakt door de aanvrager.

  • 2. Onder kosten als bedoeld in het eerste lid, vallen uitsluitend:

    • a. kosten van direct bij het project betrokken personeel, waarvoor geldt het aantal uren vermenigvuldigd met het vaste uurtarief van € 70,–;

    • b. kosten van het gebruik van apparatuur en van verbruikte materialen, en

    • c. door derden gemaakte kosten.

  • 3. De kosten van aangeschafte apparatuur en verbruikte materialen worden berekend op basis van historische aanschafprijzen.

Artikel 6 Niet voor subsidie in aanmerking komende kosten

Niet voor subsidie komen in aanmerking de kosten:

  • a. gerelateerd aan de aanleg of aanpassing van spoorwegen en daarbij horende spoorweginfrastructuur als bedoeld in bijlage 1, onderdeel A, van Verordening (EG) nr. 851/2006 van de Europese Commissie van 9 juni 2006 betreffende de vaststelling van de verschillende posten van de boekhoudkundige schema’s als bedoeld in bijlage 1 bij Verordening (EEG) nr 1108/70 van de Raad (PbEU L 158);

  • b. van verwerving van de subsidie.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. De aanvraag tot subsidie wordt schriftelijk ingediend bij de minister, feitelijk geadresseerd aan de in artikel 17 genoemde uitvoeringsinstantie, en moet uiterlijk 4 december 2012 om 12.00 uur zijn ontvangen, met gebruikmaking van een formulier, overeenkomstig het model dat is opgenomen als bijlage 1.

  • 2. De aanvraag gaat vergezeld van:

    • a. een projectplan, waarin is opgenomen:

      • de impact op de bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor;

      • de looptijd van het project;

    • b. een businessplan waarin is opgenomen:

      • de projectbegroting waarin de exploitatiekosten en -opbrengsten van het project zijn begroot over de periode dat het project loopt en de daarop volgende drie jaren;

      • de bijbehorende liquiditeitsbegroting;

    • c. een ingevulde de-minimisverklaring en indien sprake is van een samenwerkingsverband een ingevulde de-minimisverklaring van alle deelnemers van het samenwerkingsverband, overeenkomstig het model dat is opgenomen in bijlage 2;

    • d. andere in het in het eerste lid bedoelde formulier genoemde gegevens en bescheiden.

  • 3. Indien aanvragers samenwerken in een samenwerkingsverband, dienen zij hun aanvraag in via een penvoerder, met daarbij gevoegd een verklaring van de deelnemers van het samenwerkingsverband waarin een penvoerder is aangewezen.

Artikel 8 Afwijzingsgronden

De minister verstrekt geen subsidie:

  • a. aan een aanvrager die actief is in het wegvervoer, voor zover het totale aan hem verleende bedrag aan de-minimissteun, meer dan € 100.000,– bedraagt in de periode van het lopende belastingjaar en de twee daaraan voorafgaande belastingjaren, te rekenen vanaf de datum van de subsidieverstrekking op basis van deze subsidieregeling;

  • b. aan een aanvrager die niet actief is in het wegvervoer, voor zover het totale aan hem verleende bedrag aan de-minimissteun, meer dan € 200.000,– bedraagt in de periode van het lopende belastingjaar en de twee daaraan voorafgaande belastingjaren, te rekenen vanaf de datum van de subsidieverstrekking op basis van deze subsidieregeling;

  • c. voor de aanschaf van wegvervoermiddelen aan een aanvrager die actief is in het wegvervoer en die met de vervoermiddelen vrachtvervoer voor rekening van derden uitvoert;

  • d. indien door de aanvrager voor het project subsidie is ontvangen van een ander bestuursorgaan of door de Europese Commissie of indien de aanvrager reeds andere vormen van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, heeft ontvangen voor dit project;

  • e. de aanvraag niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

  • f. het project naar het oordeel van de minister niet economisch, technisch of organisatorisch haalbaar is;

  • g. het subsidieplafond is bereikt;

  • h. niet aannemelijk is dat het project drie jaar na datum na het tijdstip zoals genoemd in artikel 11, tweede lid, onderdeel b, gecontinueerd kan worden;

  • i. indien voor de uitvoering of toepassing van het project extra capaciteit nodig is op de spoorweginfrastructuur of aanpassing van de spoorweginfrastructuur nodig is, en dat naar het oordeel van de minister niet uitvoerbaar is;

  • j. indien naar het oordeel van de minister de totaalscore van het project na toepassing van de criteria en de wegingsfactoren in artikel 10 lager is dan 8 punten.

Artikel 9 Verdelingsregime

  • 1. De verdeling van de beschikbare gelden vindt plaats op volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat, wanneer de subsidieaanvrager krachtens artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht de gelegenheid heeft gehad de aanvraag aan te vullen, de dag waarop de aanvraag volledig is aangevuld, als datum van ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening geldt.

  • 2. Indien de verlening van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond genoemd in artikel 3, wordt overschreden, en de volgorde van de aanvragen niet kan worden vastgesteld, stelt de minister de onderlinge rangschikking van de aanvragen vast door middel van loting.

Artikel 10 Beoordelingscriteria

De minister kent aan de aanvraag punten toe aan de hand van de volgende criteria met de daarbij aangegeven weegfactoren:

  • a. voor de verwachte bijdrage van het project aan de optimalisatie van de spoorlogistieke keten waarbij de resultaten meetbaar zijn in tijd dan wel kosten, maximaal 3 punten met een weegfactor 2;

  • b. voor de mate waarin en de snelheid waarmee het project de bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor stimuleert, maximaal 3 punten, weegfactor 1,5;

  • c. voor de mate waarin het project kennis genereert, kennis verbetert en leidt tot mogelijke verbeteringen in de bundeling van de goederenstromen voor vervoer op het spoor, maximaal 2 punten met een weegfactor van 1,5;

  • d. voor het uitstralingseffect van het project naar andere ondernemingen, maximaal 1 punt met een weegfactor van 1;

  • e. voor de mate van innovatie waarvan gebruik wordt gemaakt, maximaal 1 punt met een weegfactor van 1.

Artikel 11 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De minister beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag voor subsidie.

  • 2. In de beschikking wordt vermeld:

    • a. het te subsidiëren project;

    • b. het tijdstip waarop het project waarvoor de subsidie is verleend uiterlijk moet zijn voltooid.

  • 3. Indien de subsidie wordt verstrekt aan deelnemers in een samenwerkingsverband, verzendt de minister de beschikking tot subsidieverlening aan de penvoerder, met daarin opgenomen het subsidiebedrag per deelnemers en de wijze waarop het bedrag per deelnemers is vastgesteld.

Artikel 12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig de beschikking tot subsidieverlening en voltooit het project uiterlijk op het in die beschikking opgenomen tijdstip.

  • 2. De subsidieontvanger en ingeval van een samenwerkingsverband de penvoerder, doen onverwijld een schriftelijke melding aan de minister zodra aannemelijk is dat het gesubsidieerde project niet, niet tijdig of niet geheel zal worden uitgevoerd of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

  • 3. Indien de subsidieontvanger niet aan zijn verplichtingen als bedoeld in het eerste lid kan voldoen, kan de minister op verzoek van de subsidieontvanger in het geval van het vertragen, het essentieel wijzigen of het stopzetten van het project de beschikking tot subsidieverlening wijzigen of intrekken met in acht neming van het bepaalde in deze regeling.

  • 4. De subsidieontvanger verleent op verzoek van de minister medewerking aan:

    • a. de openbaarmaking van gegevens en resultaten van het project;

    • b. een door of vanwege de minister ter zake van de toepassing van deze regeling ingesteld evaluatieonderzoek.

Artikel 13 Rapportage

Indien aan de subsidieontvanger een subsidiebedrag gelijk aan of groter dan € 125.000,– wordt verstrekt kan de minister in de beschikking tot subsidieverlening de verplichting opleggen dat steeds na afloop van een periode van twaalf maanden een verslag uit wordt gebracht omtrent de voortgang van de uitvoering van het project.

Artikel 14 Voorschot

  • 1. De minister kan ambtshalve bij de tot subsidieverlening een voorschot van ten hoogste 90% van het subsidiebedrag verlenen.

  • 2. Het voorschot wordt uitgekeerd in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking worden bepaald.

Artikel 15 Aanvraag subsidievaststelling

  • 1. De subsidieontvanger dient binnen dertien weken na afloop van het project bij de uitvoeringsinstantie een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2. Indien het subsidiebedrag minder dan € 125.000,– bedraagt voegt de subsidieontvanger een verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten bij de aanvraag. De subsidieontvanger verklaart daarin:

    • a. dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn verricht, voorzien van een korte toelichting;

    • b. dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • c. wat het totale bedrag van de gerealiseerde subsidiabele kosten is;

    • d. wat het totale bedrag van de gerealiseerde opbrengsten inclusief bijdragen van derden is, en,

    • e. wat het totale bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage is.

  • 3. Indien het subsidiebedrag € 125.000,– of meer bedraagt, wordt rekening en verantwoording afgelegd omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden kosten en een controleverklaring overlegd volgens het in bijlage 3 opgenomen model.

Artikel 16 Subsidievaststelling

  • 1. De minister geeft een beschikking tot subsidievaststelling binnen 22 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 2. Indien de beschikking niet binnen 22 weken kan worden gegeven, stelt de minister de betrokkenen daarvan in kennis en noemt hij daarbij een redelijke termijn waarbinnen de beschikking wel tegemoet kan worden gezien.

  • 3. De minister is bevoegd tot ambtshalve vaststelling van de subsidie indien de subsidieontvanger niet tijdig de aanvraag tot vaststelling heeft ingediend.

Artikel 17 Uitvoeringsinstantie

Als uitvoeringsinstantie van deze regeling wordt aangewezen Agentschap NL, agentschap van het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, vestiging Utrecht.

Artikel 18 Inwerkingtreding

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2012.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 december 2013 met dien verstande dat zij van toepassing blijft op voor die datum aangevraagde en verleende subsidies.

Artikel 19 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Tijdelijke subsidieregeling stimuleren bundeling van goederenstromen voor vervoer op het spoor.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

BIJLAGE 1 ALS BEDOELD IN ARTIKEL 7, EERSTE LID

Naar boven