Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2012, 17517 | Adviezen Raad van State |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek |
---|---|---|---|
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties | Staatscourant 2012, 17517 | Adviezen Raad van State |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 16 mei 2012, nr. 2012-0000292616, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Gelet op artikel 71e, tweede lid, van de Woningwet;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van ......, nr. ......);
Gezien het nader rapport van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van ......, Directie Constitutionele Zaken en Wetgeving;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting wordt de zinsnede ‘zowel het bedrag, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, als het bedrag, bedoeld in artikel 9, onderdeel b, niet meer is dan 1 procent’ vervangen door: het bedrag, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, en het bedrag, bedoeld in artikel 9, onderdeel b, niet meer is dan 5 procent, onderscheidenlijk 1 procent.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
In het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting zijn de voorwaarden opgenomen waaronder toegelaten instellingen een beroep kunnen doen op steun van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) ter bevordering van een sanering (saneringssteun). De steun van het CFV wordt – voor zover zijn middelen ontoereikend zijn – bekostigd uit middelen, opgebracht door een heffing bij toegelaten instellingen.
De voorwaarden en condities waaronder deze heffing plaats kan vinden zijn opgenomen in paragraaf 5 van het besluit. Eén van de randvoorwaarden met betrekking tot saneringssteun was dat de heffing niet meer bedraagt dan 1% van de gerealiseerde jaarhuuropbrengst van de woongelegenheden van de toegelaten instellingen. Dit kwam neer op ruimte voor een jaarlijkse heffing van (in de laatste jaren) maximaal circa € 120 miljoen.
De afgelopen periode is gebleken dat financiële risico’s die toegelaten instellingen lopen aanzienlijk kunnen zijn en er toe kunnen leiden dat er op korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn (zie onder meer de brief aan de Tweede Kamer over de stand van zaken van het toezicht op corporaties (Kamerstukken II 2010/11, 29 453, nr. 243). Gelet op de omvang van de maatregelen die dan nodig zouden kunnen zijn, is aanpassing van het maximumbedrag waarvoor een heffing ten behoeve van saneringssteun kan worden opgelegd noodzakelijk. Met onderhavig besluit is het eerdergenoemde percentage verhoogd naar 5%, overeenkomend met een heffing van op dit moment maximaal circa € 600 miljoen. Het CFV kan de steun overigens in verschillende vormen verlenen. Wanneer steun plaatsvindt in de vorm van een lening kunnen de middelen weer terugvloeien naar het fonds, zodat in latere jaren een nieuwe heffing lager kan zijn.
Verhoging van deze grens betekent dat er een hogere bijdrage van toegelaten instellingen kan worden gevraagd. Een verhoging van de maximale saneringsheffing van 1% naar 5% van de gerealiseerde jaarhuuropbrengst biedt het CFV de mogelijkheid om adequaat en snel invulling te geven aan zijn saneringstaak. Daarnaast zijn maatregelen in voorbereiding om de financiële risico’s bij toegelaten instellingen te beperken. In het wetsvoorstel tot herziening van de regels over toegelaten instellingen dat bij de Tweede Kamer is ingediend (Kamerstukken II 2010/11, 32 769, nr. 2) wordt de governance binnen toegelaten instellingen en het interne en externe toezicht versterkt. Ook kunnen grenzen worden gesteld aan het gebruik van financiële producten door nadere regels ten aanzien van het financieel beheer. Vooruitlopend op de inwerkingtreding van dat wetsvoorstel zullen door middel van beleidsregels nadere eisen worden gesteld.
Een daadwerkelijk hogere heffing bij toegelaten instellingen kan gevolgen hebben voor hun (investerings)voornemens. Het besluit voorziet echter op grond van artikel 12, eerste lid, in de mogelijkheid dat het fonds de bijdrage kwijtscheldt wanneer betaling in aanmerkelijke mate afbreuk zou doen aan de uitoefening van de taken van het fonds. Dit moet aldus worden opgevat, dat de kwijtschelding moet voorkómen dat een toegelaten instelling door betaling van de heffing zelf voor sanering in aanmerking komt. Daarmee kan worden voorkomen dat toegelaten instellingen in de problemen komen.
Dit besluit voorziet met artikel II in inwerkingtreding bij koninklijk besluit. In de huidige situatie is het van belang dat het nieuwe heffingspercentage in 2013 gehanteerd kan worden. Daarvoor is het gewenst dat het besluit uiterlijk op 1 oktober 2012 in werking treedt. Toegelaten instellingen moeten tijdig geïnformeerd worden over de te verwachten heffing. Het CFV neemt de op te leggen heffing eveneens op in zijn begroting. Met een inwerkingtreding op 1 oktober 2012 kan het CFV de toegelaten instellingen tijdig melden dat het voornemens is een saneringsheffing op te leggen met mogelijkerwijs een hogere begrenzing dan 1% van de gerealiseerde jaarhuuropbrengst, doch in ieder geval niet hoger dan 5%.
Met een inwerkingtreding per 1 oktober 2012 wordt afgeweken van het systeem van vaste verandermomenten. Gelet op de beperkte doelgroep van professionele instellingen en de urgentie van de maatregel, is dit gerechtvaardigd.
Op grond van artikel 70k van de Woningwet geldt voor dit besluit een nahangprocedure van twee maanden.
Het voornemen de grens te verhogen is besproken met het CFV.
Dit besluit brengt geen extra administratieve lasten met zich mee. De systematiek van heffing verandert niet, uitsluitend het (eventueel) te heffen bedrag.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
No. W04.12.0171/I
’s-Gravenhage, 5 juni 2012
Aan de Koningin
Bij Kabinetsmissive van 24 mei 2012, no.12.001178, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (verhoging maximum percentage saneringsheffing), met nota van toelichting.
Het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) krijgt ruimte om een hogere heffing (tot een maximum van 5% van de jaarhuuropbrengst) op te leggen aan de woningcorporaties, ter financiering van zijn taak om woningcorporaties waarbij zich financiële risico’s hebben voorgedaan te saneren.
De Afdeling advisering van de Raad van State maakt opmerkingen over de noodzaak om het bestuur van en het toezicht op de woningcorporaties structureel te versterken, de risico’s van het verhogen van de saneringsheffing in het licht van de verslechterde en verslechterende financiële positie van de corporaties, de vraag of de heffing kan worden gerechtvaardigd door een beroep op het solidariteitsbeginsel, alsmede het ontbreken van een toetsing aan artikel 1 Eerste Protocol bij het EVRM en het Europese recht. Zij is van oordeel dat in verband daarmee aanpassing van het ontwerpbesluit wenselijk is.
Toegelaten instellingen (hierna: woningcorporaties) kunnen in voorkomende gevallen een beroep doen op saneringssteun van het CFV. Die saneringssteun wordt gefinancierd door de woningcorporaties zelf, door middel van een jaarlijkse heffing van ten hoogste 1% van de gerealiseerde jaarhuuropbrengst.1 Volgens de toelichting komt dit thans overeen met een bedrag van maximaal € 120 miljoen. Het CFV kan die bijdrage voor een bepaalde woningcorporatie kwijtschelden indien betaling van die bijdrage in aanmerkelijke mate afbreuk zou doen aan de uitoefening van de toezichts- en saneringstaken van het CFV.2
Voorgesteld wordt het maximale heffingspercentage te verhogen naar 5%, omdat in de afgelopen periode is gebleken dat ‘financiële risico’s die woningcorporaties lopen aanzienlijk kunnen zijn en er toe kunnen leiden dat er op korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn’. Het nieuwe maximum komt overeen met € 600 miljoen.
De huidige bijdrage is opgebouwd uit drie posten, ten behoeve van:
– sanering van woningcorporaties, gemaximeerd op 1% van de gerealiseerde jaarhuuropbrengst;3
– subsidieverlening aan woningcorporaties ter tegemoetkoming in de kosten van hun werkzaamheden in het belang van de volkshuisvesting, eveneens gemaximeerd op 1% van de jaarhuuropbrengst;4
– subsidieverlening aan woningcorporaties met het oog op het realiseren van ‘prachtwijken’; gefinancierd uit de zogenoemde Vogelaarheffing, maximaal € 75 miljoen.5
Met de voorgestelde verhoging van de saneringsheffing ten behoeve van het verlenen van steun aan andere woningcorporaties die in financiële problemen verkeren van 500%, impliceert een forse verschuiving in de verdeling van de risico’s in het geval van woningcorporaties die in moeilijkheden verkeren. De financiële risico’s van in problemen verkerende instellingen – waarop het CFV heeft toe te zien – worden in veel verdergaande mate dan voorheen afgewenteld op de overige woningcorporaties binnen de sector. Daarmee wordt tegelijkertijd de vangnetpositie van centrale en decentrale overheden beperkt.
De forse verhoging van de maximale heffing onderstreept de aanzienlijke verslechtering van de vermogens- en kasstroompositie waarmee de woningcorporaties sinds 2008 te maken hebben gekregen. Die verslechtering is het gevolg van onder meer het gegeven dat:
– de woningcorporaties onder de integrale vennootschapsbelasting zijn gaan vallen;
– de waarde en verkoopbaarheid van hun onroerend goed ten opzichte van 20086 drastisch is afgenomen; de vrijstelling integratieheffing BTW wordt beëindigd;
– de invoering van de mogelijkheid van een extra huurverhoging boven de inflatiecorrectie ten laste van inkomens van € 43.000 en meer is uitgesteld.
Daarbij komt dat de woningcorporaties tot € 75 miljoen nog steeds geconfronteerd kunnen worden met de Vogelaarheffing7 en vooral dat in 2014 de invoering van een nieuwe heffing beoogd wordt voor verhuurders met meer dan tien woningen (waaronder de woningcorporaties) waarmee zij gaan bijdragen aan de huurtoeslag. Volgens een raming van het CFV zal dit de woningcorporaties € 620 miljoen per jaar gaan kosten.8
Volgens de toelichting is in de afgelopen periode gebleken dat financiële risico’s die woningcorporaties lopen aanzienlijk kunnen zijn en ertoe kunnen leiden dat op korte termijn maatregelen noodzakelijk zijn. Gelet op de omvang van de maatregelen die dan nodig zouden kunnen zijn, is aanpassing van het maximumbedrag waarvoor een heffing ten behoeve van saneringssteun kan worden opgelegd noodzakelijk, aldus de toelichting. Een saneringsheffing om de kosten van financiële problemen bij een of meer woningcorporaties op te vangen kan echter alleen als onderdeel van een breder pakket aan maatregelen een oplossing bieden. De Afdeling merkt te dien aanzien meer in het bijzonder het volgende op.
a. De aard en omvang van de problemen waarvoor de heffing (mede) een oplossing moet bieden blijven onduidelijk; de omvang van de voorgestelde verhoging, die maximaal € 600 miljoen per jaar kan opbrengen, is echter in ieder geval onvoldoende om de grote financiële risico’s bij de woningcorporaties op te lossen. Solidariteit ten aanzien van het opvangen van de kosten van financiële problemen bij een woningcorporatie lijkt ook minder gerechtvaardigd, indien niet tegelijk de oorzaken daarvan adequaat worden aangepakt in het bijzonder waar deze samenhangen met tekortkomingen in de vervulling van de bestuurstaak bij woningcorporaties. Tegenhanger van de uitbreiding van solidariteit is derhalve versterking van het toezicht op het bestuur en het financiële beleid van woningcorporaties. Het is in het bijzonder minder goed te rechtvaardigen dat de solidariteitsgedachte binnen de volkshuisvesting wordt ingeroepen ten behoeve van corporaties die zich in het verleden vooral op hun privaatrechtelijke autonomie hebben beroepen.
De Afdeling adviseert in de toelichting in te gaan op het karakter van de voorgestelde noodmaatregel in verhouding tot de structurele maatregelen die noodzakelijk zijn om de nu ontstane risico’s voor de toekomst te voorkomen en de eventuele samenhang daarvan met het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel inzake het toezicht op de woningcorporaties.9
b. De corporatiesector wordt – zoals opgemerkt – thans geconfronteerd met een aantal ontwikkelingen die tegelijkertijd plaatsvinden en die een aanzienlijke verslechtering van hun vermogens- en kasstroompositie betekenen. Daarnaast is een beleidsontwikkeling in gang gezet, die, mede ter uitvoering van een beschikking van de Europese Commissie10, ertoe moet leiden dat woningcorporaties zich meer op hun kerntaken gaan richten. Tenslotte worden maatregelen getroffen die met name scheefwonen moeten tegengegaan.11 Een en ander zal meebrengen dat zich verdere veranderingen zullen voordoen in de vermogens- en kasstroompositie en het functioneren van woningcorporaties. Tegen die achtergrond rijst de vraag of het financiële draagvlak van tot dusver gezonde woningcorporaties niet wordt bedreigd door de verhoogde saneringsheffing. Voorkomen moet worden dat een beroep op solidariteit ertoe leidt dat problemen bij één of meer woningcorporaties leiden tot problemen bij andere woningcorporaties. Anderzijds moet de omvang van het weerstandskapitaal dat via de heffing bijeen kan worden gebracht, dusdanig zijn, dat het voldoende effect kan sorteren voor het oplossen van problemen bij woningcorporaties in nood.
Dit klemt te meer omdat het kabinet voornemens is om in 2014 een heffing in te voeren voor verhuurders welke naar huidig inzicht voor ongeveer € 620 mln. voor rekening van de woningcorporaties zal komen. Deze heffing zal op alle woningcorporaties drukken ongeacht hun financiële situatie. Dit impliceert dat de financiële situatie van woningcorporaties die in moeilijkheden verkeren zal verslechteren, terwijl een groter aantal woningcorporaties vermoedelijk een beroep zal doen op de kwijtscheldingsbepaling in de saneringsregeling.12 Gevolg is dat de problemen waarvoor een beroep gedaan moet worden op solidariteit tussen de woningcorporaties groter zal zijn terwijl het aantal woningcorporaties dat kan worden aangesproken kleiner zal zijn.
Tegen deze achtergrond adviseert de Afdeling in de toelichting in te gaan op het financiële draagvlak van woningcorporaties. Daarbij adviseert zij in het bijzonder ook in te gaan op de vraag of het voornemen om een heffing te leggen aan verhuurders als bijdrage in de kosten van de huurtoeslag – welk voornemen berustte op een beeld van financieel draagkrachtige woningcorporaties – nog gerechtvaardigd is nu met de voorliggende maatregel wordt onderstreept dat de financiële situatie van woningcorporaties drastisch is veranderd.
c. Woningcorporaties zijn actief zowel op het terrein van de sociale volkshuisvesting als daarbuiten. Gelet op hun positie in het bestel van de Woningwet is een beroep op solidariteit tussen woningcorporaties in beginsel logisch en gerechtvaardigd voor zover het activiteiten op het terrein van de sociale volkshuisvesting betreft. Dat is niet, althans minder het geval indien het gaat om problemen die het gevolg zijn van activiteiten of financiële transacties buiten de volkshuisvestingssfeer en die in het systeem van het Europees recht niet zijn aan te merken als diensten van algemeen economisch belang.13
De Afdeling adviseert in de toelichting nader in te gaan op de wijze waarop verzekerd wordt dat niet door middel van de heffing de kosten worden opgevangen van commerciële activiteiten van woningcorporaties buiten de sfeer van de sociale volkshuisvesting.
Bij de invoering van de Vogelaarheffing (van maximaal € 75 miljoen over alle woningcorporaties) werd blijkens de nota van toelichting onderkend dat de voorgestelde herverdeling van gelden een regulering is van eigendom van de toegelaten instellingen. Gesteld werd dat het vermogen van toegelaten instellingen dient te worden ingezet in het belang van de volkshuisvesting. Naar de overtuiging van het kabinet was de toen voorgestelde herverdeling in overeenstemming met het eigendomsrecht, zoals beschermd door artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).14
De Afdeling merkt op dat in de toelichting bij het ontwerpbesluit niet wordt ingegaan op de verenigbaarheid van de voorgestelde maatregel met artikel 1 van het Eerste Protocol. In lijn met de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 2 november 2011 inzake de Vogelaarheffing15 is vooral van belang of er een evenwichtige verhouding bestaat tussen het met de oplegging van de heffing nagestreefd algemeen belang en de bescherming van de individuele belangen van de corporaties; daarbij is in ieder geval relevant of met de vervijfvoudigd nog sprake is van een evenwichtige verhouding en dat in het verleden niet verzekerd was dat de woningcorporaties uitsluitend in het algemeen belang actief waren (zie ook punt 2c van dit advies). De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.
Op 14 januari 2010 heeft de Europese Commissie naar aanleiding van enkele klachten een beschikking genomen ten aanzien van staatssteunaspecten van het volkshuisvestingstelsel.16 De saneringsregeling maakte onderdeel uit van die beschikking.17 De Europese Commissie kwam tot het oordeel dat sprake is van bestaande steun die niet verenigbaar is met de Europese staatssteunregels. In samenspraak met de Commissie heeft Nederland een aanpassingsprogramma opgesteld om te bewerkstelligen dat de steunregeling verenigbaar wordt met de Europese staatssteunregels.
Tot nu toe is Nederland er nog niet in geslaagd dat aanpassingsprogramma door te voeren.18 De verhoging van de saneringsheffing maakt derhalve deel uit van een stelsel dat nog niet voldoet aan de voorwaarden die Nederland met de Commissie is overeengekomen.
De Afdeling adviseert in de toelichting aan deze problematiek nader aandacht te besteden.
De Afdeling advisering van de Raad van State geeft U in overweging in dezen een besluit te nemen, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State, J.P.H. Donner.
– In de toelichting wordt vermeld dat voor het (ontwerp)besluit op grond van artikel 70k van de Woningwet een nahangprocedure van twee maanden geldt. Dit wijzigen in artikel 73 van de Woningwet.
24 juni 2012
Nr. 2012-0000318437
Nader rapport ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (verhoging maximumpercentage saneringsheffing)
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 24 mei 2012, nr. 12.001178, machtigde Uwe Majesteit de Afdeling advisering van de Raad van State haar advies inzake het bovenvermelde ontwerpbesluit rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 5 juni 2012, nr. W04.12.0171/I, bied ik U hierbij aan. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling merk ik het volgende op.
Ik heb kennisgenomen van de uiteenzetting van de Afdeling over de achtergrond van het voorstel om het maximumpercentage voor de saneringsheffing van 1 naar 5% te verhogen.
a. Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heb ik de toelichting uitgebreid met een opsomming van de maatregelen die in voorbereiding zijn om de nu ontstane financiële risico’s bij toegelaten instellingen voor de toekomst te voorkomen dan wel in grote mate te beperken, waaronder een korte uiteenzetting van de maatregelen die zijn opgenomen in het bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot herziening van de regels over toegelaten instellingen (Kamerstukken II 2010/11, 32 769, nr. 2).
b. Het advies van de Afdeling om in de toelichting in te gaan op het financiële draagvlak van woningcorporaties heb ik gevolgd door in de toelichting nader in te gaan op de financiële consequenties van de verhoging van de saneringsheffing voor de woningcorporaties. De berekening laat zien dat – zelfs indien er sprake is van een samenloop van heffingen – de sector als geheel een verhoging van de saneringsheffing de komende jaren kan dragen.
c. Het advies van de Afdeling is voor mij aanleiding geweest in de toelichting te vermelden dat het hiervoor ter sprake gekomen wetsvoorstel tot herziening van de regels over toegelaten instellingen regelt dat saneringssteun enkel wordt verstrekt ter waarborging van de door de woningcorporaties uit te voeren diensten van algemeen economisch belang. Bovendien is dit wetsvoorstel er mede op gericht om te voorkomen dat een woningcorporatie door het ontplooien van commerciële activiteiten in financiële problemen komt.
Naar aanleiding van het advies van de Afdeling heb ik de toelichting aangevuld met een passage over de verhouding van onderhavige maatregel tot het eigendomsrecht zoals opgenomen in artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
Het advies van de Afdeling heeft mij er toe gebracht om de toelichting uit te breiden met een passage over de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van de voorwaarden van de Europese Commissie over de staatssteun voor woningcorporaties.
De redactionele opmerking is overgenomen.
Ik moge U hierbij het ontwerpbesluit en de gewijzigde nota van toelichting doen toekomen en U verzoeken overeenkomstig dit ontwerp te besluiten.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, J.W.E. Spies.
Artikel 9, aanhef en onder a, juncto artikel 10, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting.
Toen werd in de toelichting bij het Besluit tot invoering van de Vogelaarheffing opgemerkt: ‘Overigens beschikken de toegelaten instellingen over mogelijkheden om hun financiële positie op peil te houden c.q. te verbeteren. Met name de verkoop van huurwoningen is hiertoe een effectief instrument’ (Staatsblad 2008, 239, blz. 10.
Brief van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 22 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 30 995, nr. 91).
Een wetsvoorstel dat mede beoogt het toezicht te versterken is aanhangig bij de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2010/11, 32 769, nr. 2).
Beschikking van de Europese Commissie van 14 januari 2010 (doc. C (2010) 26 definitief) betreffende bestaande steun en bijzondere projectsteun voor woningcorporaties. (steunmaatregelen nr. E 2/2005 en N 642/2009).
Zie voor een overzicht van deze ontwikkelingen Kamerstukken II 2010/11, 32 847, nr. 1, en de Draft Council recommendation on the Netherlands’ 2012 national reform programme and delivering a Council opinion on the Netherlands’ stability programme for 2012–2015 (COM(2012) 322).
En om die reden ook niet zijn genoemd in artikel 2 van de Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting.
Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 2 november 2011, 201100211/1/H2 (zeven woningcorporaties tegen het CFV), LJN: BU3143.
Beschikking van de Europese Commissie van 14 januari 2010 (doc. C (2010) 26 definitief) betreffende bestaande steun en bijzondere projectsteun voor woningcorporaties (steunmaatregelen nr. E 2/2005 en N 642/2009), § 41–43 en 104–106.
De Tijdelijke regeling diensten van algemeen economisch belang toegelaten instellingen volkshuisvesting is op 3 november 2010 tot stand gebracht. Het voorstel van Herzieningswet toegelaten instellingen volkshuisvesting is op 12 mei 2011 ingediend bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal en is daar thans in behandeling. Het voorstel is vooralsnog niet controversieel verklaard (Kamerstukken II 2011/12, 33 285, nr. 1).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2012-17517.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.