Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2024, 290 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2024, 290 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, gedaan mede namens Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 22 mei 2024, nr. WJZ/45469344 (9297), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Gelet op de artikelen 1.3, tweede lid, 1.4, eerste lid, 3.1, derde lid, en 7.2, derde lid, van de Wet NLQF en artikel 2.10a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 10 juli 2024, nr. W05.24.00114/I);
Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, uitgebracht mede namens Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van 30 september 2024, nr. WJZ/47067599 (9297), directie Wetgeving en Juridische Zaken;
Hebben goedgevonden en verstaan:
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
natuurlijke persoon of rechtspersoon die:
a. een non-formele opleiding verzorgt en een aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van die opleiding indient of heeft ingediend als bedoeld in artikel 3.1 van de Wet NLQF; of
b. een non-formele opleiding verzorgt waarvoor een NLQF-niveau is vastgesteld;
vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding door het Nationaal coördinatiepunt NLQF op een aanvraag als bedoeld in artikel 4 of artikel 8;
openbaar register als bedoeld in de artikelen 1.4, tweede lid, onderdeel b, en 3.1, tweede lid, van de Wet NLQF.
1. De NLQF-niveaus en de daarmee corresponderende EQF-niveaus worden als volgt vastgesteld:
NLQF-niveau |
EQF-niveau |
---|---|
Instroomniveau |
– |
NLQF-niveau 1 |
EQF-niveau 1 |
NLQF-niveau 2 |
EQF-niveau 2 |
NLQF-niveau 3 |
EQF-niveau 3 |
NLQF-niveau 4 |
EQF-niveau 4 |
NLQF-niveau 4+ |
EQF-niveau 4 |
NLQF-niveau 5 |
EQF-niveau 5 |
NLQF-niveau 6 |
EQF-niveau 6 |
NLQF-niveau 7 |
EQF-niveau 7 |
NLQF-niveau 8 |
EQF-niveau 8 |
2. De in het eerste lid genoemde niveaus gelden voor formele en non-formele opleidingen, met dien verstande dat NLQF-niveau 4+ uitsluitend van toepassing is op formele opleidingen.
3. Bij ministeriële regeling worden de NLQF-niveaus omschreven in termen van kennis, vaardigheden, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid.
De Stichting CINOP Publiek, statutair gevestigd te ’s-Hertogenbosch, wordt aangewezen als Nationaal coördinatiepunt NLQF.
1. Bij een aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding wordt gebruik gemaakt van een door het Nationaal coördinatiepunt NLQF vastgesteld aanvraagformulier.
2. Het Nationaal coördinatiepunt NLQF stelt jaarlijks ten minste vier data vast waarop een aanvraag kan worden ingediend. Een aanvraag die eerder wordt ingediend dan de door het Nationaal coördinatiepunt NLQF vastgestelde indieningsdatum wordt beschouwd als een aanvraag ingediend op die indieningsdatum.
3. Bij ministeriële regeling kan worden vastgesteld welke gegevens de aanvraag in ieder geval dient te omvatten.
1. De beoordeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 4, omvat een validiteitstoets en een inschalingstoets.
2. In de validiteitstoets wordt de aanvraag beoordeeld op:
a. het eigendomsrecht van de non-formele opleiding;
b. de rechtsvorm en continuïteit van de organisatie van de aanbieder;
c. de wijze waarop de kwaliteit van de non-formele opleiding door de aanbieder wordt gewaarborgd; en
d. de wijze waarop door de aanbieder is voorzien in een onafhankelijke positionering van de examinering van de non-formele opleiding.
3. In de inschalingstoets wordt de arbeidsmarktrelevantie van de opleiding beoordeeld en wordt bepaald aan welk NLQF-niveau de beoogde leeruitkomsten van de opleiding voldoen in termen van kennis, vaardigheden, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid, zoals vastgesteld op grond van artikel 2, derde lid.
4. Het Nationaal coördinatiepunt NLQF besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.
1. Het besluit tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding vervalt zes jaar na het moment van vaststelling van dat besluit.
2. Aan het besluit kunnen voorwaarden en voorschriften worden verbonden. Het Nationaal coördinatiepunt NLQF kan het besluit intrekken indien niet aan die voorwaarden of voorschriften, of aan de voorschriften bedoeld in artikel 9, derde lid, wordt voldaan.
1. Nadat het Nationaal coördinatiepunt NLQF heeft besloten tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding, neemt het de volgende gegevens op in het NLQF-register:
a. het registratienummer;
b. de naam van de opleiding;
c. de aanbieder van de opleiding;
d. het NLQF- en EQF-niveau van de opleiding;
e. de datum waarop de opleiding is ingeschaald of naar aanleiding van een herbeoordeling als bedoeld in artikel 8 opnieuw is ingeschaald;
f. de geldigheidsduur van de inschaling;
g. indien van toepassing, de reden van beëindiging van de inschaling.
2. Bij ministeriële regeling kunnen de gegevens, bedoeld in het eerste lid, nader worden gespecificeerd.
1. Het Nationaal coördinatiepunt NLQF stelt de aanbieder van een in het NLQF-register opgenomen non-formele opleiding tijdig op de hoogte van het moment waarop de geldigheidsduur van de inschaling van die opleiding afloopt.
2. Indien de aanbieder de inschaling van die opleiding na afloop van de periode bedoeld in artikel 6, eerste lid, wil laten voortduren, dient hij daartoe uiterlijk dertien weken voor afloop van die periode een aanvraag tot herbeoordeling in bij het Nationaal coördinatiepunt NLQF.
3. Bij een aanvraag tot herbeoordeling wordt gebruik gemaakt van een door het Nationaal coördinatiepunt NLQF vastgesteld aanvraagformulier.
4. Het Nationaal coördinatiepunt NLQF besluit binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag tot herbeoordeling.
5. Indien op een aanvraag tot herbeoordeling die uiterlijk dertien weken voor afloop van de periode bedoeld in artikel 6, eerste lid, is ingediend pas kan worden beslist na afloop van die periode, dan wordt de geldigheidsduur van de inschaling stilzwijgend verlengd tot het moment waarop een definitief besluit op de aanvraag tot herbeoordeling van die non-formele opleiding is genomen.
6. Als het Nationaal coördinatiepunt NLQF positief besluit op de aanvraag tot herbeoordeling, wordt de geldigheidsduur van de inschaling van de non-formele opleiding met zes jaar verlengd. Artikel 6 is van overeenkomstige toepassing.
1. De aanbieder van een ingeschaalde non-formele opleiding meldt aan het Nationaal coördinatiepunt NLQF tussentijdse wijzigingen die er mogelijk toe zouden hebben geleid dat het Nationaal coördinatiepunt NLQF een ander besluit zou hebben genomen op de aanvraag, bedoeld in artikel 4 of 8, indien deze wijzigingen op dat moment bekend zouden zijn geweest, of wijzigingen die van invloed zijn op de wijze waarop de opleiding in het NLQF-register staat geregistreerd.
2. Onder wijzigingen als bedoeld in het eerste lid vallen in elk geval:
a. een wijziging in de rechtspersoonlijkheid of naamgeving van de aanbieder;
b. een aanvraag van surseance van betaling door of faillissement van de aanbieder;
c. een overdracht van het eigendomsrecht op de opleiding aan een andere aanbieder;
d. een verandering in de organisatie van de examinering van de opleiding;
e. een samenvoeging of splitsing van de opleiding;
f. een wijziging in de naam van de opleiding; of
g. een significante wijziging in de leeruitkomsten van de opleiding.
3. Als de aanbieder van een non-formele opleiding het NLQF-niveau van die opleiding vermeldt op een waardedocument van de opleiding of in communicatie over de opleiding, houdt hij zich aan de voorschriften die het Nationaal coördinatiepunt NLQF hierover heeft vastgesteld.
De inschaling van een non-formele opleiding in het NLQF-register wordt beëindigd:
a. zodra het besluit tot vaststelling van het NLQF-niveau van die opleiding op grond van artikel 6, eerste lid, vervalt, tenzij de geldigheidsduur van de inschaling is verlengd op grond van een besluit als bedoeld in artikel 8, zesde lid;
b. indien het Nationaal coördinatiepunt NLQF besluit om de inschaling in te trekken omdat niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden of voorschriften, bedoeld in artikel 6, tweede lid; of
c. op verzoek van de aanbieder.
1. Dit besluit is van overeenkomstige toepassing op een non-formele opleiding waarvan voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Wet NLQF het NLQF-niveau is vastgesteld door Stichting CINOP, Stichting CINOP – ecbo of Stichting CINOP Publiek.
2. Hoofdstuk 2 van dit besluit is van toepassing op een aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding die bij Stichting CINOP – ecbo of Stichting CINOP Publiek is ingediend voorafgaand aan het moment van inwerkingtreding van de Wet NLQF, maar waarop op dat moment nog geen besluit is genomen.
3. Dit artikel vervalt met ingang van 1 januari van het zevende jaar na de datum van inwerkingtreding van de Wet NLQF.
Aan artikel 4.4 van het Uitvoeringsbesluit WHW wordt een lid toegevoegd, luidende:
3. Het tweede lid is van overeenkomstige toepassing op de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen en de Koninklijke Bibliotheek, genoemd in artikel 1.2, onderdeel d, van de wet.
1. Dit besluit treedt, met uitzondering van artikel 12, in werking op het moment waarop de Wet NLQF in werking treedt.
2. Artikel 12 van dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin dit besluit wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2024.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 2 oktober 2024
Willem-Alexander
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, E.E.W. Bruins
Uitgegeven de zeventiende oktober 2024
De Minister van Justitie en Veiligheid, D.M. van Weel
I. Algemeen deel |
6 |
|
1. Algemeen |
6 |
|
1.1. Inleiding |
6 |
|
1.2. Hoofdlijnen van het besluit |
7 |
|
2. Vaststelling van de NLQF-niveaus en hun relatie met het EQF |
7 |
|
3. Aanwijzing van een rechtspersoon als Nationaal coördinatiepunt NLQF |
8 |
|
3.1. Nationaal coördinatiepunt NLQF (NCP NLQF) |
8 |
|
3.2. Stichting CINOP Publiek |
8 |
|
4. Regels voor de vaststelling van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen en voor het NLQF-register |
9 |
|
4.1. (Eerste) aanvraag inschaling non-formele opleiding |
10 |
|
4.2. Inschaling van meerdere opleidingen van dezelfde aanbieder |
14 |
|
4.3. Herbeoordeling inschaling non-formele opleiding |
14 |
|
5. Gelijkgestelde vaststelling van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen die zijn ingeschaald vóór de inwerkingtreding van de Wet NLQF |
15 |
|
6. Gevolgen (met uitzondering van de financiële gevolgen) |
16 |
|
7. Gevolgen voor de regeldruk en (overige) financiële gevolgen |
16 |
|
7.1. Kosten aanvraag vaststelling NLQF-niveau non-formele opleidingen |
16 |
|
7.2. Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) |
18 |
|
8. Consultatie |
18 |
|
8.1. Stichting CINOP - ecbo |
18 |
|
8.2. Internetconsultatie |
18 |
|
8.3. Voorhang Tweede en Eerste Kamer |
19 |
|
9. Uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid |
19 |
|
10. Gevolgen voor de rijksbegroting |
20 |
|
11. Gevolgen voor Caribisch Nederland |
21 |
|
II. Artikelsgewijs |
21 |
Nederland heeft zich in 2008 gecommitteerd aan de Aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PbEU 2008, C 111/01).1 Het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (hierna: EQF) maakt vergelijkingen tussen en binnen nationale kwalificatiekaders van de verschillende lidstaten mogelijk. Conform de Europese aanbeveling is in 2012 het Nederlands kwalificatieraamwerk (hierna: NLQF) ontwikkeld en is het Nationaal coördinatiepunt NLQF (hierna: NCP NLQF) opgezet.
Het NLQF levert een belangrijke bijdrage aan het beleid op het terrein van leven lang ontwikkelen (hierna: LLO) door het formele en non-formele opleidingsaanbod transparanter te maken. Met het NLQF en het EQF kan het niveau van opleidingen binnen en buiten Nederland beter met elkaar vergeleken worden.
Met de Wet NLQF2 is een wettelijke grondslag gegeven aan het NLQF, de generieke inschaling van formele opleidingen in het NLQF en de verplichte vermelding van het NLQF-niveau en het daaraan gerelateerde EQF-niveau op diploma’s van formele opleidingen. Tevens voorziet de wet in de mogelijkheid van inschaling (op verzoek) van non-formele opleidingen in het NLQF en de vermelding van het NLQF-niveau en het daaraan gerelateerde EQF-niveau op waardedocumenten van deze opleidingen. Voorts vormt de wet het kader voor aanwijzing van het NCP NLQF als zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Onderhavige algemene maatregel van bestuur (hierna: amvb) voorziet in een nadere uitwerking van de Wet NLQF.
De verantwoordelijkheid voor het beleid op het gebied van LLO is belegd bij de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het NLQF heeft in beginsel betrekking op alle sectoren van het onderwijs. De stelselverantwoordelijkheid voor het onderwijs ligt bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Ook de wijziging van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 (artikel 12 van dit besluit) valt in de portefeuille van de minister. Deze nota van toelichting wordt dan ook gegeven mede namens de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Dit besluit regelt de volgende elementen:
• De vaststelling van de NLQF-niveaus en hun relatie met het EQF (op grond van artikel 1.3, tweede lid, van de Wet NLQF);
• De aanwijzing van een rechtspersoon als NCP NLQF (op grond van artikel 1.4, eerste lid, van de Wet NLQF);
• Regels voor de vaststelling van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen en voor het NLQF-register (op grond van artikel 3.1, derde lid, van de Wet NLQF);
• De gelijkgestelde vaststelling van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen die zijn ingeschaald vóór de inwerkingtreding van de Wet NLQF (op grond van artikel 7.2, derde lid, van de Wet NLQF).
In de paragrafen 2 tot en met 5 wordt nader op deze elementen ingegaan.
In artikel 1.3, tweede lid, van de Wet NLQF is bepaald dat bij of krachtens amvb de NLQF-niveaus en hun relatie met de EQF-niveaus worden vastgesteld.
De verschillende NLQF-niveaus en de daarmee corresponderende EQF-niveaus worden vastgesteld met dit besluit (artikel 2). Bij ministeriële regeling worden de NLQF-niveaus nader uitgewerkt en omschreven in termen van kennis, vaardigheden, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Hiermee wordt aangesloten bij de terminologie die wordt gebruikt voor de omschrijving van leerresultaten in het EQF. Kennis is het geheel van feiten, beginselen, theorieën en praktijken dat verband houdt met een werk- of studiegebied. In het kader van het EQF wordt kennis als theoretische kennis en/of feitenkennis beschreven. Vaardigheden worden als cognitief (logisch, intuïtief en creatief denken) en praktisch (handigheid en de toepassing van methoden, materialen, hulpmiddelen en instrumenten) beschreven. Zelfstandigheid en verantwoordelijkheid worden beschreven als het vermogen om kennis en vaardigheden zelfstandig en op verantwoordelijke wijze toe te passen.
Ook wordt op grond van artikel 2.1 van de Wet NLQF bij ministeriële regeling voor het formeel onderwijs generiek vastgesteld tot welk NLQF-niveau opleidingen in de verschillende onderwijssoorten behoren.
In artikel 1.4 van de Wet NLQF is bepaald dat de regering bij amvb een rechtspersoon aanwijst als NCP NLQF.3 Dit heeft tot gevolg dat die rechtspersoon verantwoordelijk wordt voor het uitvoeren van de wettelijke taken die met de Wet NLQF zijn toegekend aan het NCP NLQF.4 Het NCP NLQF is een zelfstandig bestuursorgaan (zbo). Op de aanwijzing van het NCP NLQF is een voorhangprocedure van toepassing (zie verder paragraaf 8.2).
In de memorie van toelichting bij de Wet NLQF is in paragraaf 4.2 ingegaan op de voorgenomen aanwijzing van Stichting CINOP – ecbo.5 Stichting CINOP – ecbo en diens rechtsvoorganger zijn sinds 2012 feitelijk belast met de taken die door de Wet NLQF aan het NCP NLQF zijn toebedeeld.6 Het is van belang, zoals hieronder toegelicht, dat de betreffende taken bij één instantie worden belegd. Met dit besluit wijst de regering Stichting CINOP Publiek aan als het NCP NLQF. Stichting CINOP Publiek is opgericht door Stichting CINOP – ecbo, zodat de publieke taken (waaronder de taken als NCP NLQF) beter gescheiden gehouden kunnen worden van de private activiteiten van CINOP – ecbo. Door Stichting CINOP Publiek aan te wijzen als het NCP NLQF kan wel gebruik gemaakt worden van de kennis, expertise en ervaring die eerder binnen CINOP – ecbo is opgebouwd en is de continuïteit van de uitvoering gewaarborgd. Dat zou niet het geval zijn wanneer een geheel andere niet-gelieerde rechtspersoon zou zijn aangewezen als NCP NLQF.
De maatschappelijke waarde van de inschaling van opleidingen in het NLQF hangt af van het vertrouwen dat werkenden en werkzoekenden, werkgevers en aanbieders van opleidingen hebben in de beoordeling van het NCP NLQF. Daartoe is een structurele, betrouwbare voorziening nodig voor de deskundige uitvoering van de wettelijke taken van het NCP NLQF: een robuuste uitvoeringsorganisatie die beschikt over de benodigde expertise. Naar aanleiding van de evaluatie van het NLQF in 2017hebben alle stakeholders – de Inspectie van het onderwijs (hierna: Inspectie), de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO), de Nederlandse Raad voor Training en Opleiding (NRTO), de Vereniging van Samenwerkende Nederlandse Universiteiten (VSNU; thans Vereniging Universiteiten van Nederland, UNL), de Vereniging Hogescholen (VH), de MBO Raad, de Federatie Nederlandse Vakverenigingen (FNV) en de ondernemersvereniging VNO-NCW – nadrukkelijk aangegeven dat zij geen verdeling van taken wensen en dat de taken van het NCP NLQF door één organisatie uitgevoerd moeten (blijven) worden.7 Door deze schaarse expertise bij één organisatie te bundelen, wordt versnippering vermeden en wordt de hoogwaardige uitvoering van de diverse taken versterkt.
Het is om de navolgende redenen van belang dat de taken bij Stichting CINOP – ecbo of een daaraan gelieerde rechtspersoon belegd (blijven) worden. Het inschalen van non-formele opleidingen volgens de systematiek van het EQF vergt specialistische inhoudelijke deskundigheid en ervaring. Stichting CINOP – ecbo heeft deze deskundigheid en ervaring en heeft ook een uitgebreid netwerk van deskundigen opgebouwd dat geraadpleegd kan worden voor de inschalingen. Voorts heeft Stichting CINOP – ecbo in Europa een stevig en uitgebreid netwerk opgebouwd. Zo’n netwerk is onontbeerlijk voor de Nederlandse bijdrage aan de ontwikkeling van het EQF en bij het uitvoeren van Europese programma’s.
Zou gekozen worden de taken van het NCP NLQF te beleggen bij een geheel nieuwe, niet aan CINOP – ecbo gelieerde rechtspersoon, dan brengt dit de continuïteit van de uitvoering van de wettelijk taken van het NCP NLQF in gevaar, aangezien er geen bestaande rechtspersoon is die de taken op dit moment kan uitvoeren. De expertise en het bijbehorende netwerk zouden dan opnieuw opgebouwd moeten worden. Dit vergt tijd en zou afbreuk doen aan het vertrouwen in NLQF-inschalingen.
De regering wijst Stichting CINOP Publiek aan voor de taken van het NCP NLQF. Daarmee wordt Stichting CINOP Publiek een privaatrechtelijk zbo. Anders dan Stichting CINOP – ecbo zal Stichting CINOP Publiek geen andere (private) taken uitvoeren, zodat er geen vermenging plaatsvindt met eventuele private activiteiten.
Stichting CINOP Publiek valt daarmee onder het governance-regime van voltijd zbo’s (privaatrechtelijk zbo met alleen wettelijke taken) conform de Circulaire «Governance ten aanzien van zbo’s».8
In die circulaire staan de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de minister ten aanzien van een zbo centraal. De circulaire heeft tot doel de inrichting van de governance te verduidelijken en zo bij te dragen aan een optimale samenwerking tussen ministerie en zbo zodat het zbo haar wettelijke taken zo effectief en efficiënt mogelijk kan uitvoeren ten behoeve van het publieke belang. Het NCP NLQF is verantwoordelijk voor de besluiten die het als zbo neemt. De minister is verantwoordelijk voor een adequate sturing en adequaat toezicht op het NCP NLQF. In lijn met de uitgangspunten van deze circulaire maken het ministerie en NCP NLQF onderling nadere werkafspraken, waarin invulling wordt gegeven aan de sturing en het toezicht.
Het NCP NLQF stelt op verzoek van de aanbieder van een non-formele opleiding het NLQF-niveau van die opleiding vast. In artikel 3.1, derde lid, van de Wet NLQF is geregeld dat bij of krachtens amvb regels worden gesteld in verband met de vaststelling van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen, waaronder in ieder geval voorwaarden aan de aanvraag, de geldigheidsduur van de vaststelling en informatieverplichtingen van de aanbieder; en regels in verband met het NLQF-register. Die regels worden gesteld in hoofdstuk 2 van het onderhavige besluit.
Een besluit van het NCP NLQF tot inschaling van een non-formele opleiding in het NLQF is in principe zes jaar geldig. Hierna wordt allereerst ingegaan op de procedure om het NLQF-niveau te laten vaststellen van een nog niet eerder ingeschaalde non-formele opleiding (paragraaf 4.1). Paragraaf 4.2 gaat in op de situatie dat dezelfde aanbieder van meerdere opleidingen het NLQF-niveau wil laten vaststellen. Vervolgens wordt ingegaan op de herbeoordeling van een non-formele opleiding waarvoor eerder al het NLQF-niveau is vastgesteld (paragraaf 4.3). Met een herbeoordeling kan de geldigheidsduur van een eerdere inschaling in het NLQF met zes jaar verlengd worden.
Aanbieders van een non-formele opleiding kunnen bij het NCP NLQF een aanvraag indienen om het NLQF-niveau (en daarmee ook het EQF-niveau) van die opleiding te laten vaststellen. Het NCP NLQF stelt hiervoor, via de website www.nlqf.nl, een digitale aanvraagomgeving beschikbaar. Op de website zijn tevens handreikingen beschikbaar om aanbieders van non-formele opleidingen te helpen bij de voorbereiding voor het indienen van een aanvraag.
De aanvraagprocedure voor het inschalen van een non-formele opleiding in het NLQF is op hoofdlijnen beschreven in dit besluit. In een beleidsregel geeft het NCP NLQF een nadere invulling aan hoe zij omgaan met de aanvraag (artikel 4), het in behandeling nemen en beoordelen van de aanvraag (artikel 5) en over het opnemen van voorwaarden en voorschriften bij de beschikking tot inschaling van een opleiding (artikel 6).
De aanvraag, en de beoordeling daarvan, vindt in beginsel in twee stappen plaats: voorafgaand aan (de besluitvorming over) de daadwerkelijke inschaling van een opleiding in het NLQF vindt eerst een validiteitstoets plaats. De gehele aanvraag bestaat daarmee uit twee afzonderlijke aanvraagformulieren: een voor de validiteitstoets en een voor de inschalingstoets. Beide formulieren hoeven niet per se gelijktijdig te worden ingediend. Het NCP NLQF beoordeelt namelijk eerst de validiteit van de aanbieder en komt pas na een positieve beoordeling daarvan aan beoordeling van de inschalingsaanvraag toe. Na indiening van het aanvraagformulier voor de validiteitstoets, terwijl het NCP NLQF met de beoordeling van de validiteit bezig is, kan de aanbieder desgewenst dus nog de tijd nemen om de aanvraag verder aan te vullen met de gegevens voor de inschalingstoets, zonder dat dit tot vertraging in de besluitvorming op de aanvraag hoeft te leiden.
Binnen het NCP NLQF wordt de validiteit beoordeeld door de Commissie Validiteit, terwijl beoordeling van de inschaling gebeurt door de Commissie Inschaling. Deze commissies hebben beide een adviserende rol. Uiteindelijk is het de Programmaraad die een besluit neemt op de aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding.9
Nadat de validiteitstoets positief is beoordeeld, wordt de inschalingstoets (verder) in behandeling genomen. Als vervolgens ook de inschalingstoets positief wordt beoordeeld, dan wordt daarmee het NLQF-niveau van de opleiding vastgesteld (inschalingsbesluit) en wordt de opleiding opgenomen in het NLQF-register.
Het NCP NLQF stelt jaarlijks een aantal uiterste indieningsdata vast voor het indienen van het aanvraagformulier voor een validiteitstoets en voor het indienen van het aanvraagformulier voor een inschalingstoets (artikel 4, tweede lid). Deze indieningsdata zijn gekoppeld aan de geplande besluitvormingsmomenten van de Programmaraad. Indien het aantal inschalingsaanvragen toeneemt, dan kan het NCP NLQF zo nodig haar vergaderfrequenties aanpassen om alle aanvragen tijdig af te kunnen doen en beslistermijnen niet onnodig te laten oplopen. Door te werken met vooraf vastgestelde indieningsdata kan efficiënter gewerkt worden dan wanneer het hele jaar door (ad hoc) aanvragen in behandeling genomen zouden moeten worden, terwijl het in het besluit bepaalde minimumaantal van vier indieningsmomenten per jaar aanvragers wel de zekerheid biedt dat ze op meerdere momenten in het jaar nieuwe non-formele opleidingen kunnen laten inschalen in het NLQF.
De eerste stap bij de vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding bestaat uit een beoordeling van de validiteit van de aanbieder. In de validiteitstoets wordt de organisatie getoetst aan de volgende criteria:
a. het eigendomsrecht van de non-formele opleiding (kwalificatie);
b. de rechtsvorm en continuïteit van de aanbieder;
c. kwaliteitsborging;
d. onafhankelijke positie examinering.
Alleen de rechthebbende op de kwalificatie waartoe een bepaalde non-formele opleiding opleidt mag de aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van die non-formele opleiding indienen. Deze aanbieder heeft controle over de kwaliteit van de uitvoering van de non-formele opleiding en draagt verantwoordelijkheid voor de kwalificatie. De aanbieder kan het feitelijke verzorgen van onderwijs in of de examinering van die opleiding wel uitbesteden aan een of meer andere partijen.
Het NLQF is leerwegonafhankelijk. De onafhankelijkheid van de examinering, niet de inhoud van de opleiding zelf, wordt beoordeeld als onderdeel van de validiteitstoets. Het examen moet betrouwbaar zijn en representatief voor de inhoud en het niveau van de opleiding. Daarnaast wordt gekeken of er aantoonbaar sprake is van een structurele kwaliteitscyclus. Om een NLQF-niveau aan een non-formele opleiding te kunnen toekennen is het van belang dat de opleiding van een constante kwaliteit is. De wijze waarop de examinering is ingericht is van invloed op die constante kwaliteit. Alleen opleidingen die afgesloten worden met een onafhankelijk examen kunnen worden ingeschaald in het NLQF.
Er zijn externe organisaties die zich met kwaliteitsbeoordeling van opleidingen bezighouden. Als de aanbieder bijvoorbeeld beschikt over een keurmerk van de Instellingstoets kwaliteitszorg van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO ITK) of is gecertificeerd door bijvoorbeeld de Stichting Examenkamer, de Stichting Validering examens mbo (Vembo) of de Stichting Nederlands Register voor Opleidingen (SNRO), dan weegt dit mee in de beoordeling van de aanvraag.
De hoogte van de door de aanbieder te betalen legeskosten voor de validiteitstoets varieert, afhankelijk van de vraag of de aanbieder is aangesloten bij een relevant keurmerk, kwaliteitslabel of accreditatieorgaan. In die gevallen kan bij de beoordeling namelijk worden volstaan met een beperkte validiteitstoets en zijn de kosten dus ook lager. Met het betreffende keurmerk, het kwaliteitslabel of de accreditatie van de organisatie zijn immers enkele aspecten van de validiteitstoets al afdoende gewaarborgd, zodat die niet, of minder intensief, beoordeeld hoeven te worden door het NCP NLQF. Als de organisatie die de aanvraag doet niet onder het toezicht van de Inspectie valt en ook niet is aangesloten bij een relevant keurmerk, kwaliteitslabel of accreditatieorgaan, dan vindt een uitgebreide validiteitstoets plaats.
Het aanvraagformulier voor de validiteitstoets wordt digitaal ingediend. Het NCP NLQF beoordeelt of de aanvraag compleet is en of deze in behandeling kan worden genomen door de Commissie Validiteit van het NCP NLQF. Indien de aanvraag incompleet is en het NCP NLQF meer informatie nodig heeft om de validiteit te kunnen beoordelen, dan kan de beslistermijn op de aanvraag worden opgeschort totdat de benodigde informatie is aangeleverd. Op het moment dat het dossier compleet is, ontvangt de aanbieder bericht over de termijn waarbinnen de beoordeling ten aanzien van de validiteit van de organisatie verwacht kan worden en worden er legeskosten in rekening gebracht.
In geval van een uitgebreide validiteitstoets vindt een audit plaats waarin auditoren van het NCP NLQF in gesprek gaan met de aanbieder over alle aspecten van de validiteitstoets. Op basis van een rapportage van het auditbezoek formuleert de Commissie Validiteit haar advies aan de Programmaraad. Bij een beperkte validiteitstoets is geen auditbezoek nodig, maar adviseert de Commissie Validiteit direct op basis van de door de aanbieder schriftelijk aangeleverde gegevens.
De Programmaraad besluit op basis van het advies van de Commissie Validiteit of de aanbieder heeft voldaan aan alle criteria uit de validiteitstoets. Het NCP NLQF stelt de aanbieder op de hoogte van de uitkomst van de beoordeling van de validiteitstoets. In geval van een negatieve beoordeling van de validiteitstoets komt het NCP NLQF verder niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de in te schalen non-formele opleiding (inschalingstoets). De aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau wordt dan afgewezen. Na een positieve beoordeling van de validiteit van de organisatie door de Programmaraad wordt de aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding voortgezet met de inschalingstoets. Wanneer de aanbieder er voor gekozen heeft om niet gelijktijdig beide aanvraagformulieren in te dienen (validiteit en inschaling), dan dient hij uiterlijk op het moment dat de beoordeling van de validiteit is afgerond zijn aanvraag aan te vullen met de gevraagde gegevens uit het formulier voor de inschalingstoets.
Uiterlijk na een positieve beoordeling op de validiteitstoets dient de aanbieder een aanvraagformulier in voor de inschalingstoets ten aanzien van de non-formele opleiding waarvan hij het NLQF-niveau door het NCP NLQF wil laten vaststellen.
Indien de aanbieder gelijktijdig van meerdere opleidingen het NLQF-niveau wil laten vaststellen, dan is in beginsel voor elke opleiding een afzonderlijk aanvraagformulier nodig (wel kan mogelijk deels van dezelfde gegevens gebruik gemaakt worden).
Op grond van artikel 2, derde lid, van dit besluit is bij ministeriële regeling voor elk NLQF-niveau vastgesteld welk niveau van kennis, vaardigheden, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid daarbij hoort. De aanbieder geeft in de inschalingsaanvraag een omschrijving van de opleiding in termen van leeruitkomsten en geeft daarbij, aan de hand van de verschillende descriptoren, aan welk NLQF-niveau naar zijn mening het beste passend zou zijn voor de betreffende opleiding. Het NCP NLQF toetst dit vervolgens aan de hand van de in de aanvraag verstrekte gegevens. Daarbij wordt uitgegaan van de best-fit methode. Per descriptor is mogelijk niet steeds hetzelfde niveau als meest passend aangegeven, maar aan de gehele opleiding wordt uiteindelijk één niveau toegekend.
De arbeidsmarktrelevantie van de opleiding maakt onderdeel uit van de beoordeling van de inschalingstoets. De aanbieder moet kunnen onderbouwen dat de opleiding duidelijk en aantoonbaar bijdraagt aan de doelen van het NLQF en EQF: het bevorderen van de arbeidsmobiliteit binnen en tussen lidstaten van de Europese Unie. Met name bij opleidingen met een leerinspanning van minder dan 400 klokuren dient onderbouwd te worden waarom inschaling in het NLQF aangewezen is.
De aanbieder dient het aanvraagformulier voor de inschalingstoets digitaal in bij het NCP NLQF. Het NCP NLQF controleert de aangeleverde documentatie op compleetheid en stuurt de aanbieder een ontvangstbevestiging. Wanneer de aanvraag niet compleet is vraagt het NCP NLQF de aanbieder om de ontbrekende documenten aan te leveren (en kan de beslistermijn opgeschort worden). Het NCP NLQF beoordeelt of de organisatie de gevraagde informatie en documentatie heeft verstrekt en de aanvraag in behandeling kan worden genomen.
Op het moment dat het dossier compleet is, worden er legeskosten voor behandeling van de inschalingstoets bij de aanbieder in rekening gebracht en ontvangt deze bericht over de datum waarop het besluit ten aanzien van de inschaling van de kwalificatie verwacht wordt.
Een team van onafhankelijke experts beoordeelt de aanvraag en het aangeleverde bewijsmateriaal en onderbouwt in een rapport of de non-formele opleiding (kwalificatie) aan het aangevraagde niveau voldoet. Dit rapport wordt doorgestuurd naar de Commissie Inschaling van het NCP NLQF. De Commissie Inschaling formuleert op basis van de aanvraag, het aangeleverde bewijsmateriaal en het rapport van de experts een advies aan de Programmaraad. Vervolgens neemt de Programmaraad een besluit over de vaststelling van het NLQF-niveau van de betreffende non-formele opleiding. Bij een positief besluit en dus vaststelling van het NLQF-niveau van de opleiding wordt de ingeschaalde kwalificatie opgenomen in het NLQF-register.
Tegen het besluit staat bezwaar open, waarna het NCP NLQF het genomen besluit in heroverweging neemt. Vervolgens bestaat de mogelijkheid om in beroep te gaan bij de bestuursrechter.
Als een aanbieder van non-formele opleidingen meerdere opleidingen wil laten inschalen in het NLQF, dan hoeft niet telkens opnieuw de validiteitstoets uitgevoerd te worden. Nadat de aanbieder de validiteitstoets positief heeft doorlopen is de uitkomst van deze toets in beginsel zes jaar lang geldig. Als de aanbieder gedurende die tijd meerdere aanvragen doet tot vaststelling van het NLQF-niveau van verschillende opleidingen, dan wordt de validiteit bij die volgende aanvragen slechts marginaal getoetst. Alleen als er sprake is van tussentijdse wijzigingen ten aanzien van een of meer van de toetscriteria, dan is mogelijk opnieuw een inhoudelijke beoordeling van de validiteitstoets door de Commissie Validiteit nodig. De inschalingstoets wordt bij elke volgende aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding wel volledig uitgevoerd. De inschalingstoets ziet immers op aspecten van de in het NLQF in te schalen non-formele opleiding.
Het besluit van het NCP NLQF tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding vervalt na zes jaar. Het NCP NLQF meldt een jaar daaraan voorafgaand aan de aanbieder dat de geldigheidsduur van de inschaling van de opleiding komt te vervallen, zodat deze desgewenst tijdig een aanvraag tot herbeoordeling kan doen. Omdat de overheidsinvloed op non-formele opleidingen maar zeer beperkt is, is er niet voor gekozen om besluiten tot inschaling een onbeperkte geldigheid te geven (zoals wel het geval is bij de generiek ingeschaalde formele opleidingen). Immers kan niet gegarandeerd worden dat een non-formele opleiding na verloop van tijd aan de eisen voor inschaling in het NLQF blijft voldoen. Door de inschaling van non-formele opleidingen een geldigheidsduur van zes jaar te geven, vindt een periodieke herbeoordeling plaats om te bepalen of het vastgestelde NLQF-niveau nog juist en passend is. De keuze voor een herbeoordeling iedere zes jaar sluit aan bij de termijn die in het formeel onderwijs bijvoorbeeld wordt toegepast voor de accreditatie van opleidingen in het hoger onderwijs (door de NVAO).
Als de aanbieder maar één opleiding heeft laten inschalen in het NLQF, dan valt de geldigheidsduur van de validiteitstoets die bij de oorspronkelijk inschalingsaanvraag is uitgevoerd, en de geldigheidsduur van de inschaling van de opleiding samen. Beide hebben een geldigheid van zes jaar (tenzij er sprake is van tussentijdse wijzigingen in de organisatie van de aanbieder of in de opleiding). Zowel validiteit als inschaling dienen dan herbeoordeeld te worden om de geldigheid van de inschaling in het NLQF te verlengen. Als een aanbieder meerdere ingeschaalde opleidingen heeft, waarvan op verschillende momenten het NLQF-niveau is vastgesteld, dan kan het zijn dat de herbeoordeling van de validiteit en van de inschaling niet gelijk vallen. Zolang de geldigheid van de validiteitstoets niet is verlopen, kan de aanbieder verzoeken tot inschaling en tot herbeoordeling van inschaling doen. Indien de validiteit van de aanbieder en de inschaling van een non-formele opleiding binnen een periode van 12 maanden allebei herbeoordeeld moeten worden, kunnen deze samen op hetzelfde herbeoordelingsmoment worden behandeld. De herregistratiedatum van de inschalingsaanvraag is hierbij leidend.
De aanvraag voor herbeoordeling van de validiteit (indien van toepassing) en van de inschaling gebeurt door middel van een digitaal aanvraagformulier. De beoordeling is (vanzelfsprekend) minder intensief dan bij de eerste vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding. De beoordeling van de organisatie van de aanbieder en de beoordeling van de opleiding heeft immers al eens eerder plaatsgevonden. Er wordt dus vooral gekeken naar eventuele wijzigingen en ontwikkelingen die in dat verband hebben plaatsgevonden.
Het NCP bevestigt de ontvangst van een herbeoordelingsaanvraag en beoordeelt of de aanbieder de gevraagde informatie en documentatie heeft verstrekt zodat de aanvraag in behandeling kan worden genomen. Voor de behandeling van een herbeoordelingsaanvraag worden legeskosten in rekening gebracht. De Programmaraad laat zich ook bij een herbeoordelingsaanvraag adviseren door de Commissie Validiteit en de Commissie Inschaling en besluit vervolgens op de aanvraag. Na een positief oordeel op de herbeoordeling wordt de geldigheidsduur van de inschaling met zes jaar verlengd en wordt de geldigheidsduur van de inschaling in het NLQF-register overeenkomstig aangepast. Als de aanbieder geen herbeoordeling van de inschaling aanvraagt, of als de aanvraag wordt afgewezen, dan verloopt de geldigheidsduur van de inschaling in het NLQF en wordt in het NLQF-register aangegeven dat de vaststelling van het NLQF-niveau van die opleiding is verlopen.
In artikel 7.2, derde lid, van de Wet NLQF is bepaald dat bij of krachtens amvb nadere regels kunnen worden gesteld in verband met de gelijkgestelde vaststelling van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen die zijn ingeschaald voor de inwerkingtreding van de Wet NLQF en dit besluit.
Voorafgaand aan inwerkingtreding van de Wet NLQF is reeds van circa 240 non-formele opleidingen het NLQF-niveau vastgesteld door Stichting CINOP – ecbo of diens rechtsvoorganger (Stichting CINOP).10 Daarbij werd al uitgegaan van een geldigheidsduur van zes jaar. Dus een deel van de oude inschalingen is op dit moment al eens verlengd na een herbeoordeling, of is inmiddels komen te vervallen. De inschalingen die minder dan 6 jaar voorafgaand aan de inwerkingtreding van de wet en dit besluit zijn vastgesteld blijven gedurende de oorspronkelijke termijn geldig. Wel komen de betreffende non-formele opleidingen vanaf dat moment onder de regels van de Wet NLQF en dit besluit te vallen (artikel 11, eerste lid). Dat houdt in dat ze binnen zes jaar na het oorspronkelijke inschalingsbesluit (of de laatste herbeoordeling) opnieuw moeten worden beoordeeld om hun inschaling in het NLQF te behouden. Zo niet, dan vervalt de vaststelling van het NLQF-niveau van deze opleidingen zes jaar na het oorspronkelijke moment van vaststelling (of herbeoordeling).
De werkwijze bij beoordeling van aanvragen zoals vastgelegd in artikel 5 van dit besluit sluit aan bij de praktijk direct voorafgaand aan inwerkingtreding. Voorafgaand aan inwerkingtreding van de Wet NLQF was Stichting CINOP – ecbo op basis van een subsidiebeschikking (op grond van de Wet overige OCW-subsidies) al belast met de instandhouding van het NCP NLQF. Dat wordt nu voortgezet binnen de nieuwe door Stichting CINOP – ecbo opgerichte Stichting CINOP Publiek. Met de wettelijke verankering verandert er voor aanhangige aanvragen dan ook praktisch niets op het moment van inwerkingtreding van de Wet NLQF en dit besluit. Aanvragen tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding, die reeds aanhangig zijn op het moment van inwerkingtreding van de Wet NLQF, worden door de Stichting CINOP Publiek, die op grond van artikel 3 is aangewezen als NCP NLQF, op dezelfde wijze afgehandeld als voorheen (artikel 11, tweede lid).
Het Nederlands Kwalificatieraamwerk NLQF geeft duidelijkheid en zekerheid over het niveau van kwalificaties. Opleiders krijgen door inschaling van hun non-formele opleidingen en opname daarvan in het NLQF-register de mogelijkheid tot een objectieve bepaling van de maatschappelijke waarde van hun opleiding, wat de opleiding aantrekkelijker kan maken voor onderwijsdeelnemers omdat zij een beter beeld van het niveau van de opleiding krijgen. Voor onderwijsdeelnemers die overwegen om een formele of non-formele opleiding te gaan volgen helpt het NLQF bij het vinden van een opleiding op het passende niveau. Het niveau van een ingeschaalde opleiding is beter te vergelijken met dat van andere in het NLQF of EQF ingeschaalde opleidingen. Werkgevers kunnen aan de hand van het NLQF-niveau van eerder gevolgde opleidingen zien wat het werk- en denkniveau van hun (potentiële) werknemers is. Met name bij het maken van een juiste keuze uit het aanbod aan bij- en nascholing (leven lang leren) is het van toegevoegde waarde als bekend is wat het niveau van een opleiding is. De koppeling van het NLQF aan het EQF zorgt ervoor dat de arbeidsmobiliteit wordt bevorderd. Nederlanders kunnen in het buitenland eenvoudiger aangeven wat hun opleiding waard is. Andersom geldt dat ook voor mensen die vanuit het buitenland in Nederland werk zoeken.
Bij de kosten die aanbieders maken voor het laten inschalen van een non-formele opleiding in het NLQF gaat het zowel om regeldrukkosten als om (overige) financiële gevolgen. Strikt genomen zijn de door het NCP NLQF bij de aanbieder in rekening gebrachte legeskosten geen gevolgen voor de regeldruk, maar financiële gevolgen. Er staat immers een prestatie tegenover. Legeskosten zijn de kosten die een aanbieder betaalt voor het in behandeling laten nemen van zijn aanvraag. De tijd die het kost om een aanvraag te doen (voor het bedrijfsleven uitgedrukt in geld) wordt wel gerekend tot de regeldrukkosten van dit besluit. Regeldruk en financiële gevolgen zijn in dit geval zodanig met elkaar verbonden dat er voor gekozen is beide samen te bepreken in deze paragraaf, om zo aanbieders van non-formele opleidingen een totaaloverzicht van de kosten te geven die verbonden zijn met hun aanvraag.
De financiële gevolgen van dit besluit voor aanbieders van non-formele opleidingen zijn de kosten die in rekening worden gebracht voor het in behandeling nemen van aanvragen tot inschaling van een non-formele opleiding (legeskosten). De eenmalige kosten voor aanbieders van non-formele opleidingen bestaan uit de kosten van de validiteitstoets en de kosten van het inschalen van de opleidingen. Bij onderstaande berekening is uitgegaan van de kosten zoals die in 2023 in rekening werden gebracht. De kosten voor de validiteitstoets varieerden van circa € 1.000 (beperkte validiteitstoets) tot € 7.500 (uitgebreide validiteitstoets). De kosten voor het inschalen van de opleiding waren circa € 2.500 per opleiding. Minimaal was een aanbieder daarmee € 3.500 en maximaal € 10.000 kwijt om een non-formele opleiding te laten inschalen in het NLQF.
Als dezelfde aanbieder het NLQF-niveau laat vaststellen van meerdere non-formele opleidingen, dan zijn de gemiddelde kosten per opleiding lager omdat de validiteit niet telkens opnieuw hoeft te worden getoetst. In de afgelopen tien jaren zijn gemiddeld circa twintig non-formele opleidingen per jaar ingeschaald. Uitgaande van dit gemiddelde, bedragen de eenmalige (out-of-pocket) kosten voor alle aanbieders van non-formele opleidingen gezamenlijk per jaar in totaal tussen de € 70.000 en € 200.000.11
Het NCP NLQF heeft samen met het ministerie van OCW onderzocht of de legeskosten omlaag gebracht kunnen worden, om te waarborgen dat het indienen van een aanvraag tot inschaling van een opleiding in het NLQF laagdrempelig en toegankelijk is. De kosten die het NCP NLQF maakt per te behandelen aanvraag kunnen afnemen wanneer het aantal aanvragen per jaar stijgt en werkprocessen daardoor efficiënter ingericht kunnen worden. Besloten is de kosten die het NCP NLQF maakt niet geheel door te berekenen aan de aanvragers, om het inschalen van non-formele opleidingen in het NLQF laagdrempeliger en toegankelijk te maken. De hoogte van de legeskosten wordt op grond van de Wet NLQF bij ministeriële regeling vastgesteld. Het verschil tussen de kosten die het NCP NLQF maakt en hun inkomsten uit leges wordt gedekt uit de (instellings)subsidie die het NCP NLQF ontvangt van de minister.
De regeldrukkosten van dit besluit zitten met name in de tijd die een aanbieder kwijt is met het indienen van een aanvraag bij het NCP NLQF voor het vaststellen van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding. De aanvraag betreft het invullen van (digitale) aanvraagformulieren en het aanleveren van een dossier voor de validiteitstoets en de inschalingstoets. Voor de validiteitsprocedure worden de regeldrukkosten per (eerste) aanvraag geschat op € 1.200. Voor het aanleveren van de gegevens voor de inschalingstoets worden de kosten per aanvraag geschat op € 1.000. Dit is berekend op basis van de tijd die een aanbieder gemiddeld kwijt is met het verzamelen, aanleveren en invullen van gegevens. Gemiddeld wordt voor de validiteitsprocedure 24 uur gerekend en voor de inschalingstoets 20 uur, vermenigvuldigd met een vaststaand uurtarief per aanbieder van de opleiding (€ 50). Uitgaande van het gemiddelde van twintig aanvragen per jaar, bedragen de totale regeldrukkosten voor het invullen en aanleveren van gegevens jaarlijks € 44.000.
Dat brengt de totale eenmalige kosten (financiële gevolgen en regeldrukkosten) voor alle inschalingsaanvragen samen jaarlijks op een bedrag tussen de € 114.000 en € 244.000.
Inschalingsbesluiten hebben een geldigheidsduur van zes jaar. Indien de aanbieder de inschaling van de opleiding wil behouden, vindt na zes jaar een herbeoordeling van de validiteit en inschaling plaats. Hiervoor wordt een aanvraag tot herbeoordeling gedaan bij het NCP NLQF. De totale kosten per jaar voor herbeoordelingen zijn lastig te bepalen. Herbeoordeling van de validiteit van de aanbieder en van de inschaling van de opleiding vindt iedere zes jaar plaats, maar de ingangsdatum van de inschalingen en daarmee het moment van herbeoordeling kan verschillend zijn per ingeschaalde opleiding. En niet elke aanbieder kiest ervoor om na zes jaar de inschaling in het NLQF te laten herbeoordelen. Uitgaande van gemiddeld twintig herbeoordelingen per jaar bedragen de totale jaarlijkse kosten voor herbeoordelingsaanvragen momenteel € 24.000 (20 aanvragen x € 1000 aan leges en gemiddeld per aanvraag 4 uur à € 50/uur aan regeldruk). Overwogen wordt om de leges voor herbeoordelingsaanvragen te reduceren of geheel af te schaffen zodat de te maken kosten voor herbeoordelingen nog verder afnemen.
Een ontwerp van dit besluit is voor advies voorgelegd aan het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR). Het ATR heeft het dossier niet geselecteerd voor een formeel advies, omdat het geen omvangrijke gevolgen voor de regeldruk heeft.
De taak van het NCP NLQF bestaat met name uit het op verzoek van aanbieders inschalen van non-formele opleidingen in het NLQF. Voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet NLQF was Stichting CINOP – ecbo feitelijk al enige jaren belast met deze taak. Stichting CINOP – ecbo is op meerdere momenten betrokken bij de totstandkoming van dit besluit om zo gebruik te maken van de opgedane ervaringen in de uitvoeringspraktijk.
In overleg tussen de Stichting CINOP – ecbo en het ministerie van OCW is besloten om de taken van het NCP NLQF in dit besluit te beleggen bij een afzonderlijke rechtspersoon: de Stichting CINOP Publiek. Stichting CINOP Publiek is opgericht door Stichting CINOP – ecbo om zo een duidelijke scheiding aan te brengen tussen de publieke taken (waaronder de instandhouding van het NCP NLQF) en eventuele private activiteiten die Stichting CINOP – ecbo verricht. Zo vindt binnen de als NCP NLQF aangewezen rechtspersoon geen vermenging van publieke en private middelen plaats.
Een ontwerp van dit besluit is van 16 oktober tot en met 13 november 2023 opengesteld voor openbare internetconsultatie.12 Op de internetconsultatie zijn in totaal zeven reacties binnengekomen, waarvan zes openbare reacties. Zes van de reacties zijn afkomstig van onderwijspartijen en een reactie is van een partij die werkgevers vertegenwoordigt.
In de internetconsultatie zijn onder andere vragen voorgelegd over de aanvraagprocedure voor het inschalen van een non-formele opleiding en hoe men de onafhankelijkheid van de toetsing door het NCP NLQF beoordeelt.
De internetconsultatie heeft inzicht gegeven in de mate waarin Stichting CINOP – ecbo als het Nationaal coördinatiepunt NLQF, de inschalingsprocedure voor het NLQF-niveau en de onafhankelijkheid van inschalingsbesluiten als doelmatig en doeltreffend ervaren worden. Het NCP NLQF wordt gezien als een professionele en betrouwbare organisatie. Het NCP NLQF draagt zorg voor een gedegen, kwalitatieve en onafhankelijke procedure voor inschaling. De gehanteerde procedure is helder en transparant. Het veld ervaart de procedure als valide en betrouwbaar. De wijze waarop de procedure is ingericht, in combinatie met de methodiek van het beoordelen van de aanvraag door onafhankelijke experts, draagt maximaal bij aan onafhankelijke toetsing. De systematiek waarbij zowel getoetst wordt op de validiteit van de aanvrager als op de inschaling van de non-formele opleiding draagt daar verder aan bij.
In de ontvangen reacties is opgemerkt dat het voor sommige aanbieders van non-formele opleidingen behoorlijk veel werk kan zijn om een aanvraag tot inschaling te doen. Daarnaast zijn reacties ontvangen met betrekking tot de kosten om een opleiding te laten inschalen, waarbij is opgemerkt dat de hoogte daarvan mogelijk belemmerend kan uitpakken voor aanbieders met minder financiële slagkracht.
Onderkend wordt dat inschaling van non-formele opleidingen in het NLQF niet voor alle aanbieders en alle opleidingen aangewezen is. Aanbieders maken zelf de afweging of ze het NLQF-niveau van hun opleiding willen laten vaststellen. De hoogte van de leges verschilt, afhankelijk van de vraag of een aanbieder in aanmerking komt voor een vereenvoudigde of uitgebreide validiteitstoets en of het een geheel nieuwe inschaling of een herbeoordeling van een al eerder ingeschaalde opleiding betreft. Mede om inschalingsaanvragen toegankelijker te maken is besloten om de leges omlaag te brengen.13 Aan het NCP NLQF wordt door de minister een instellingssubsidie verstrekt. Daarmee kan het verschil worden opgevangen tussen de werkelijke kosten die het NCP NLQF voor het behandelen van aanvragen tot inschaling en herbeoordeling maakt en de daar tegenoverstaande inkomsten van het NCP NLQF uit de leges die bij aanvragers in rekening gebracht worden.
Voordat het ontwerp van dit besluit voor advies is toegezonden aan de Afdeling advisering van de Raad van State is het op 9 april 2024 in het kader van de voorhangprocedure op grond van artikel 1.4, zesde lid, van de Wet NLQF voorgelegd aan de Tweede en Eerste Kamer der Staten Generaal.14 Deze voorhangprocedure heeft uitsluitend betrekking op de aanwijzing van Stichting CINOP Publiek als NCP NLQF in artikel 3 van het onderhavige besluit. Er zijn naar aanleiding van de voorhangprocedure geen vragen gesteld of opmerkingen gemaakt. Het ontwerpbesluit is in beide Kamers voor kennisgeving aangenomen.15
Een ontwerp van dit besluit is voorgelegd aan DUO met het verzoek een uitvoeringstoets te doen. DUO heeft geconstateerd dat het besluit wat betreft formele opleidingen niet leidt tot extra uitvoeringsgevolgen. DUO merkt op dat naar aanleiding van het wetsvoorstel NLQF de Registratie instellingen en opleidingen (RIO) al is ingericht op het kunnen vastleggen van het NLQF- en EQF-niveau van formele opleidingen. De verschillende niveaus van het NLQF en het EQF en hun onderlinge verhouding, zoals die met dit besluit worden vastgesteld, komen overeen met hetgeen reeds in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel NLQF werd beoogd. De generieke vaststelling van de NLQF- en EQF-niveaus van de verschillende typen formele opleidingen (in het voortgezet onderwijs, middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs) wordt niet in dit besluit vastgesteld, maar dat gebeurt op grond van artikel 2.1 van de Wet NLQF bij ministeriële regeling (namelijk in de Regeling NLQF).
Om het NLQF- en EQF-niveau van formele opleidingen op te kunnen nemen op uittreksels van diplomagegevens uit het register onderwijsdeelnemers, wordt onder andere de Regeling register onderwijsdeelnemers aangepast. DUO wordt gevraagd een uitvoeringstoets uit te brengen over de betreffende wijzigingsregeling.
Wat betreft non-formele opleidingen vraagt DUO zich af of die ook (met het daarvoor vastgestelde NLQF- en EQF-niveau) in de RIO opgenomen zouden moeten worden. Dat is niet het geval. Op grond van de Wet NLQF en dit besluit wordt er door het NCP NLQF een register bijgehouden van alle non-formele opleidingen waarvoor het NLQF-niveau is vastgesteld. Met de Wet NLQF is niet beoogd om de reikwijdte van de RIO uit te breiden tot in het NLQF ingeschaalde non-formele opleidingen. Voor die opleidingen blijkt het (uitsluitend) uit het NLQF-register dat er een NLQF-niveau voor is vastgesteld.
In het kader van het geïntegreerde toezicht is de uitvoeringstoets door DUO ook uitgezet bij de Auditdienst Rijk (ADR) en de Inspectie. De ADR heeft geen opmerkingen gemaakt bij het besluit. De Inspectie heeft enkele opmerkingen gemaakt ten aanzien van de verhouding tussen het toezicht dat het NCP NLQF houdt en het toezicht door de Inspectie. Daarnaast benadrukt de Inspectie onder andere het belang van een actueel register bij de effectieve uitvoering van haar toezichtstaak. Naar aanleiding van deze opmerkingen is de toelichting aangevuld.
Zoals reeds genoemd in paragraaf 5.3 van de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel NLQF is de Inspectie belast met het toezicht op de naleving van de in de artikelen 4.1 en 4.2 van de Wet NLQF opgenomen verboden op de niet-gerechtigde aanduiding van het NLQF- of EQF-niveau van een opleiding.16 Gedragingen in strijd met die artikelen zijn een bestuursrechtelijke overtreding, waartegen opgetreden kan worden met een bestuurlijke boete (zie paragraaf 5.2 van de memorie van toelichting). Ten aanzien van non-formele opleidingen ziet het NCP NLQF toe op de naleving van het communicatieprotocol en op correct gebruik van de aanduiding van het NLQF- en EQF-niveau van ingeschaalde opleidingen.17 Als de aanbieder van een ingeschaalde non-formele opleiding bijvoorbeeld zou adverteren met een ander NLQF-niveau dan er voor die opleiding is vastgesteld, dan zou dat zowel onder het toezicht van de Inspectie als onder handhaving door het NCP NLQF vallen. Beide organisaties maken onderling afspraken op welke wijze er in dit soort situaties zal worden gehandeld. Daarbij kunnen er afspraken gemaakt worden over het onderling uitwisselen van ontvangen signalen. Ook neemt het niet weg dat beide organisaties bevoegd zijn om op te treden en dat het dus in het uiterste geval zo zou kunnen zijn dat ten aanzien van dezelfde non-formele opleiding het inschalingsbesluit wordt ingetrokken door het NCP NLQF en er tegelijkertijd een bestuurlijke boete wordt opgelegd door de Inspectie op grond van artikel 4.3 van de Wet NLQF.
Dit besluit heeft geen gevolgen voor de rijksbegroting.
Dit besluit heeft ook betrekking op Bonaire, Sint Eustatius en Saba. De NLQF-niveaus die in artikel 2 van dit besluit worden vastgesteld gelden in beginsel zowel voor Europees Nederland als voor Caribisch Nederland. Als er voor een (formele) opleiding een NLQF-niveau is vastgesteld, dan wordt dat NLQF-niveau en het overeenkomstige EQF-niveau ook in Caribisch Nederland vermeld op diploma’s of andere waardedocumenten van die opleiding. Personen uit Caribisch Nederland die in Europa een vervolgopleiding gaan volgen of een baan zoeken, kunnen hier voordeel bij hebben. Voor scholen en werkgevers in Europa wordt zo transparant welk NLQF- en EQF-niveau een in Caribisch Nederland behaalde opleiding heeft.
In de praktijk heeft het NLQF wat betreft Caribisch Nederland vooral betekenis voor het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs op Bonaire, dat op dezelfde wijze als in Europees Nederland generiek is ingeschaald in het NLQF. Het (voortgezet) onderwijs op Saba en Sint Eustatius is niet ingericht overeenkomstig de schoolsoorten die we in Europees Nederland kennen. Op grond van het Besluit Saba Comprehensive School en Gwendoline van Puttenschool BES wordt daar onderwijs gegeven gebaseerd op de regels van de Caribbean Examinations Council (CXC) te Barbados. Het NLQF en het EQF zijn niet van toepassing op CXC-onderwijs. Een groot deel van de onderwijs- en exameninhoud van dit onderwijs wordt namelijk niet door de Nederlandse onderwijswetgeving gereguleerd, maar wordt bepaald door de CXC. Dat maakt een generieke inschaling van deze opleidingen in het NLQF niet goed mogelijk. Overigens is er in de Caribische regio wel een vergelijkbaar kwalificatieraamwerk: CQF, het CARICOM (Caribbean Community) Qualification Framework.
Verder is er in Caribisch Nederland een rechtspersoon voor hoger onderwijs, te weten de Saba University School of Medicine. De daaraan verzorgde masteropleiding is geaccrediteerd door de NVAO en valt, net als masteropleidingen in het Europese deel van Nederland, onder de generieke inschaling van formele opleidingen. Voor deze masteropleiding van de Saba University School of Medicine geldt dus ook het NLQF- en EQF-niveau 7 (op grond van artikel 2.2 van de Wet NLQF wordt in het hoger onderwijs het NLQF-/EQF-niveau niet vermeld op het getuigschrift, maar op het diplomasupplement).
Net als in het Europese deel van Nederland kunnen aanbieders van een non-formele opleiding in Caribisch Nederland een aanvraag doen om het NLQF-niveau van hun opleiding vast te laten stellen door het NCP NLQF. Gezien de relatieve kleinschaligheid van het onderwijs in Caribisch Nederland is de verwachting niet dat er voor non-formele opleidingen die alleen in Caribisch Nederland worden verzorgd aanvragen tot vaststelling van het NLQF-niveau gedaan zullen worden. Maar als een non-formele opleiding waarvoor in Europees Nederland een NLQF-niveau is vastgesteld ook in Caribisch Nederland wordt verzorgd, dan mag het niveau ook vermeld worden op waardedocumenten van personen die hun opleiding in Caribisch Nederland hebben afgelegd.
Degene die een aanvraag doet om een non-formele opleiding waarvoor nog geen NLQF-niveau is vastgesteld in te laten schalen, wordt in dit besluit aangeduid met het begrip «aanbieder». Zo kan, beter dan bijvoorbeeld met het begrip «aanvrager», met éénzelfde begrip worden verwezen naar degene die verantwoordelijk is voor de non-formele opleiding, zowel op het moment dat deze een aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau doet, als nadat de opleiding is ingeschaald door het NCP NLQF. De aanbieder is de eigenaar van de ingeschaalde opleiding. De aanbieder kan de partij zijn die daadwerkelijk zelf het onderwijs verzorgt, maar het is ook mogelijk dat deze het onderwijs heeft uitbesteed aan derden die in naam van de aanbieder feitelijk belast zijn met het verzorgen van het onderwijs, met de examinering, of beide.
Voor het proces van het vaststellen van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding door het NCP NLQF wordt in dit besluit ook de term «inschaling» gebruikt. Opleidingen die ingeschaald zijn door het NCP NLQF, worden opgenomen in het NLQF-register.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 1.3, tweede lid, van de Wet NLQF.
In artikel 2 wordt in het eerste lid geregeld welke NLQF-niveaus er worden onderscheiden en hoe deze zich verhouden tot de niveaus van het EQF zoals die zijn vastgelegd in de Europese Aanbeveling.
Het EQF-niveau van opleidingen is van belang met het oog op transparantie en onderlinge vergelijkbaarheid van opleidingen in verschillende landen binnen de Europese Unie. Dit artikel van het besluit legt de relatie tussen het NLQF en het EQF vast. Het Nederlandse kwalificatiekader loopt nagenoeg synchroon aan het Europees kwalificatiekader. De acht EQF-niveaus komen dan ook terug in het NLQF. Ten opzichte van het EQF is het NLQF wel aangevuld met een instroomniveau. Ook is er in het NLQF een onderscheid gemaakt in NLQF-niveaus 4 en 4+. Beide komen overeen met EQF-niveau 4, maar er is in het NLQF (ten aanzien van formele opleidingen) een onderscheid gemaakt in verband met een verschil in doorstroomrecht. Havo wordt bij ministeriële regeling ingeschaald op niveau 4 en geeft toegang tot het hoger beroepsonderwijs, waar het vwo wordt ingeschaald op niveau 4+ en toegang geeft tot universitaire opleidingen. Het onderscheid tussen niveau 4 en niveau 4+ is niet relevant voor non-formele opleidingen, aangezien die nooit een automatisch doorstroomrecht naar bepaalde vormen van (formeel geregeld) vervolgonderwijs geven. NLQF-niveau 4+ is dan ook niet beschikbaar voor het inschalen van non-formele opleidingen.
Verder wordt er zowel voor formele als voor non-formele opleidingen gebruik gemaakt van dezelfde niveau-aanduidingen. Zoals reeds aangegeven in het nader rapport bij het wetsvoorstel NLQF is ervoor gekozen om in de benaming van de niveaus geen onderscheid te maken tussen formele en non-formele opleidingen.18 Dat wordt nogmaals benadrukt in het tweede lid.
Op grond van het derde lid wordt bij ministeriële regeling (in de Regeling NLQF) nader uitgewerkt welke leeruitkomsten er bij elk NLQF-niveau horen: wat weet en kan een onderwijsdeelnemer na voltooiing van een leertraject van een bepaald NLQF- en EQF-niveau. De niveaus onderscheiden zich in de mate van toepassing van kennis, probleemoplossende vaardigheden, leer- en ontwikkelvaardigheden, informatievaardigheden en communicatievaardigheden. In die regeling worden de kwalificatieniveaus waaruit het NLQF bestaat beschreven aan de hand van de hiervoor genoemde descriptoren.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 1.4, eerste lid, van de Wet NLQF.
Stichting CINOP Publiek is met dit besluit aangewezen als NCP NLQF, het zelfstandig bestuursorgaan (zbo) belast met de uitvoering van de wettelijke taken, bedoeld in artikel 1.4, tweede en derde lid, van de Wet NLQF. Met de aanwijzing als zbo wordt Stichting CINOP Publiek een privaatrechtelijk zelfstandig bestuursorgaan (b-orgaan) waarop de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen van toepassing is.
Stichting CINOP Publiek is opgericht door Stichting CINOP – ecbo om vermenging van publieke en private taken te voorkomen. De Wet normering topinkomens (WNT) is van toepassing op Stichting CINOP – ecbo.19 Stichting CINOP Publiek is een (aan Stichting CINOP – ecbo) gelieerde rechtspersoon als bedoeld in de WNT. De WNT is op grond van artikel 1.3, eerste lid, onderdeel a, van die wet van toepassing op Stichting CINOP Publiek. De kernactiviteit van Stichting CINOP Publiek zal namelijk bestaan uit het vaststellen van het NLQF-niveau van non-formele opleidingen. Zie over de aanwijzing van Stichting CINOP Publiek als NCP NLQF verder paragraaf 3 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Bij de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van Stichting CINOP Publiek als NCP NLQF, waarover op grond van artikel 39, eerste lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen vijfjaarlijks verslag aan beide Kamers der Staten-Generaal zal worden gedaan, zal aandacht worden besteed aan de rechtsvorm van het als NCP NLQF aangewezen zbo.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet NLQF.
Het is op grond van artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) in beginsel aan het NCP NLQF zelf om te bepalen welke gegevens er precies nodig zijn om op de aanvraag te kunnen beslissen. Op grond van artikel 4:4 Awb kan het NCP NLQF daartoe een aanvraagformulier vaststellen. Het derde lid van artikel 4 biedt de mogelijkheid om zo nodig bij ministeriële regeling te bepalen welke gegevens een aanvraag in ieder geval dient te omvatten.
Zie over de aanvraag verder paragraaf 4 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet NLQF.
De eerste keer dat een aanbieder een non-formele opleiding laat inschalen door het NCP NLQF omvat de beoordeling van de aanvraag zowel een validiteitstoets als een inschalingstoets. Als een aanbieder meerdere aanvragen doet tot vaststelling van het NLQF-niveau van verschillende opleidingen, dan wordt de validiteitstoets slechts eenmalig uitgevoerd, wel dient voor elke in te schalen opleiding afzonderlijk een inschalingstoets te worden aangevraagd.
De validiteitstoets ziet met name op aspecten die raken aan de aanbieder van de opleiding. Daarom hoeft in geval van de inschaling van meerdere opleidingen van dezelfde aanbieder niet telkens een uitgebreide validiteitstoets plaats te vinden. Het tweede lid benoemt de aspecten waarop getoetst wordt door het NCP NLQF in de validiteitstoets. Zie over de validiteitstoets verder paragraaf 4.1.1 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
De inschalingstoets ziet op de aspecten van de opleiding waarvoor om vaststelling van het NLQF-niveau wordt verzocht. De inschalingstoets wordt dan ook uitgevoerd voor elke in te schalen opleiding afzonderlijk. Zie over de inschalingstoets verder paragraaf 4.1.2 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
In het vierde lid is de beslistermijn opgenomen. Op grond van artikel 4, tweede lid, gelden er uiterste indieningsdata voor het doen van een aanvraag. Aanvragen die tijdig voor die datum zijn ingediend, worden door het NCP NLQF in beginsel afgehandeld binnen 13 weken. Die beslistermijn begint echter pas te lopen vanaf de eerstkomende uiterste indieningsdatum na ontvangst van de aanvraag.
In geval van een aanbieder die voor de eerste keer een opleiding laat inschalen in het NLQF vangt de beslistermijn op de aanvraag aan op de door het NCP NLQF vastgestelde uiterste indieningsdatum voor de validiteitstoets. Omdat het NCP NLQF eerst de validiteitstoets en vervolgens pas de inschalingstoets uitvoert, hoeven de aanvraagformulieren voor beide toetsen niet op hetzelfde moment ingediend te worden. Maar als het aanvraagformulier voor de inschalingstoets nog niet (compleet) is ingediend op het moment dat het NCP NLQF de validiteitstoets positief heeft beoordeeld, dan kan de aanvraag op dat moment nog niet verder afgedaan worden. Het NCP NLQF kan dan aan de aanbieder een termijn stellen om de benodigde gegevens voor de inschalingstoets aan te leveren. In dat geval wordt de beslistermijn op de aanvraag opgeschort totdat de ontbrekende gegevens zijn geleverd of de gestelde termijn ongebruikt is verstreken. In het uiterste geval kan het NCP NLQF de aanvraag buiten verdere behandeling laten indien de aanbieder de gegevens voor de inschalingstoets ook na het stellen van een termijn daarvoor niet tijdig verstrekt.
Als er niet tijdig een besluit op de aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau genomen kan worden, dan kan het NCP NLQF de beslistermijn verlengen, onder opgave van een nieuwe termijn waarbinnen de aanbieder wel een besluit kan verwachten (artikel 4:14 Awb). De beslistermijn kan worden opgeschort als de aanvraag incompleet is (artikel 4:15 Awb). In die situatie zal het NCP NLQF aan de aanbieder een termijn stellen waarbinnen aanvullende gegevens met betrekking tot de aanvraag verstrekt dienen te worden. Blijft de aanbieder in gebreke om de opgevraagde gegevens te verstrekken, dan kan het NCP NLQF besluiten de aanvraag buiten verdere behandeling te laten (artikel 4:5, eerste lid, Awb). Het NCP NLQF meldt dit aan de aanbieder (artikel 4:5, vierde lid, Awb). Die kan vervolgens in bezwaar gaan tegen het besluit om de aanvraag niet te behandelen.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet NLQF.
Het besluit tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding is in beginsel zes jaar geldig. De geldigheidsduur kan echter naar aanleiding van een herbeoordeling verlengd worden met opnieuw zes jaar (artikel 8). De geldigheidsduur kan in bepaalde gevallen ook eerder beëindigd worden (zie artikel 10).
Het NCP NLQF kan een aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding afwijzen of goedkeuren. Aan het besluit tot goedkeuring (de inschaling) kunnen voorwaarden en voorschriften worden verbonden. Het NCP NLQF werkt in een beleidsregel nader uit hoe hiermee om zal worden gegaan. Denkbaar is dat in elk geval als voorschrift bij het besluit tot goedkeuring van de inschaling van een non-formele opleiding in het NLQF telkens expliciet zal worden opgelegd dat de aanbieder zich dient te houden aan het door het NCP NLQF vastgestelde communicatieprotocol. Daarin is opgenomen hoe de aanbieder een juiste duiding kan geven aan wat een inschaling in het NLQF wel en niet betekent.
Het NLQF is geen kwalitatieve beoordeling van de inhoud van een non-formele opleiding. De inschaling richt zich slechts op het niveau van de leeruitkomsten. Er worden geen aanvullende eisen gesteld aan de onderwijspraktijk, bijvoorbeeld het curriculum, de onderwijstijd, de bekwaamheid van docenten, enzovoort. Daarmee kan een non-formele opleiding met een bepaald NLQF-niveau dus ook niet gelijkgesteld worden aan een formele opleiding op datzelfde NLQF-niveau. Om misleiding hierover te voorkomen dient de aanbieder van een in het NLQF ingeschaalde non-formele opleiding zich te houden aan de bij het inschalingsbesluit opgelegde voorwaarden en voorschriften (waaronder de voorschriften uit het communicatieprotocol). Indien daar niet aan wordt voldaan, dan kan de vaststelling van het NLQF-niveau worden ingetrokken (artikel 10, onderdeel b).
Wanneer het een nieuwe opleiding betreft die nog niet wordt verzorgd op het moment waarop het verzoek tot vaststelling van het NLQF-niveau wordt gedaan, dan kan het NCP NLQF bijvoorbeeld als voorwaarde stellen dat er uiterlijk binnen twee jaar daadwerkelijk gestart is met de opleiding en dat er deelnemers zijn die de opleiding (met een positief resultaat) hebben afgerond. Indien niet aan de voorwaarde is voldaan, dan kan het NCP NLQF besluiten om het eerdere besluit tot vaststelling van het NLQF-niveau van die opleiding in te trekken. Tegen dit besluit tot intrekking staat bezwaar open.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3.1, derde lid, onderdeel b, van de Wet NLQF.
De gegevens van alle non-formele opleidingen waarvan door het NCP NLQF het NLQF-niveau is vastgesteld worden zo spoedig mogelijk opgenomen in het NLQF-register. Daarin is van elke ingeschaalde opleiding naast het NLQF- en EQF-niveau ook te vinden tot wanneer de vaststelling van dat niveau geldig is. Besluiten tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding zijn zes jaar geldig en de inschaling kan vervolgens na herbeoordeling opnieuw met 6 jaar verlengd worden. Van alle opleidingen die ingeschaald zijn in het NLQF is in het NLQF-register te zien of de vaststelling van het NLQF-niveau nog geldig is. Van de vervallen inschalingen wordt opgenomen met ingang van welke datum de vaststelling van het NLQF-niveau is stopgezet alsmede de reden hiervoor (bijv. omdat de geldigheidsduur is verlopen zonder herbeoordeling, of omdat het vaststellingsbesluit is ingetrokken; zie ook artikel 10). De grondslag in het tweede lid maakt het mogelijk om bij ministeriële regeling bijvoorbeeld de redenen voor beëindiging van de inschaling nader te specificeren.
NCP NLQF heeft de regels rondom opname van opleidingen in het NLQF-register nader uitgewerkt in een reglement.20
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet NLQF.
Een besluit tot vaststelling van het NLQF-niveau van een non-formele opleiding is zes jaar geldig. Het NCP NLQF stuurt de aanbieder van een ingeschaalde opleiding een jaar voor afloop van de geldigheidsduur een herinnering. Het is de verantwoordelijkheid van de aanbieder van de opleiding om vervolgens tijdig een verzoek tot herbeoordeling te doen als hij de inschaling in het NLQF na afloop van de geldigheidsduur van het oorspronkelijke inschalingsbesluit in stand wil houden.
Bij de herbeoordelingsaanvraag beoordeelt het NCP NLQF of de aanbieder en opleiding nog aan de voorwaarden voor inschaling in het NLQF voldoen en of de inschaling van de opleiding op hetzelfde NLQF-niveau kan worden gehandhaafd. Net zoals bij de initiële aanvraag tot vaststelling van het NLQF-niveau wordt bij een herbeoordeling zowel gekeken naar de validiteit van de organisatie (validiteitstoets) als naar de inschaling van de opleiding (inschalingstoets). Wel kan veelal volstaan worden met een minder intensieve toets, die zich concentreert op eventuele wijzigingen in de situatie ten opzichte van het eerdere inschalingsbesluit. Wat betreft een aanbieder die meerdere non-formele opleidingen heeft laten inschalen op verschillende momenten hoeft bij de herbeoordeling van een of meer van die opleidingen niet telkens een uitgebreide validiteitstoets plaats te vinden. Een validiteitstoets heeft net als de inschaling een geldigheidsduur van 6 jaar en maakt dus alleen deel uit van de herbeoordeling als deze langer dan 6 jaar geleden voor het laatst heeft plaatsgevonden.
Als de aanbieder de geldigheid van de inschaling van een opleiding laat verlopen, dan mag hij vanaf dat moment het NLQF- of EQF-niveau ook niet meer vermelden op nog uit te reiken waardedocumenten voor het afsluiten van die opleiding, of in communicatie over de betreffende opleiding (artikel 4.1 en 4.2 Wet NLQF).
Artikel 6, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing, dus net als bij het initiële inschalingsbesluit kunnen ook aan het herbeoordelingsbesluit voorwaarden worden verbonden. Het zesde lid van artikel 8 expliciteert dat de geldigheidsduur na een herbeoordeling aansluitend op de oorspronkelijke einddatum van de geldigheid van het eerdere inschalingsbesluit wordt verlengd: de geldigheidsduur in het NLQF-register wordt met zes jaar opgeschoven.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet NLQF.
Van wijzigingen ten aanzien van de rechtspersoonlijkheid van de aanbieder kan onder andere sprake zijn als de rechtspersoon die de onderneming in stand houdt betrokken is bij een overname of fusie. Omdat de aanbieder van een ingeschaalde opleiding wordt vermeld in het NLQF-register is het van belang dat het NCP NLQF op de hoogte wordt gesteld van eventuele wijzigingen in de naamgeving van de rechtspersoon die als aanbieder van een bepaalde non-formele opleiding in het NLQF-register staat vermeld. Datzelfde geldt voor wijzigingen in de naamgeving van een opleiding die in het NLQF-register is opgenomen. En als de opleiding wordt samengevoegd met een andere opleiding, wordt opgesplitst of als de inhoud van de opleiding zodanig wordt gewijzigd dat de leeruitkomsten daarvan significant veranderen, dan heeft dat mogelijk tot gevolg dat de gewijzigde opleiding opnieuw beoordeeld moet worden door het NCP NLQF om de inschaling van het niveau van de opleiding in stand te houden of opnieuw vast te stellen.
Het NCP NLQF heeft gebruiksvoorschriften vastgesteld voor het gebruik van het NLQF-beeldmerk. Aanbieders van ingeschaalde opleidingen dienen zich in communicatie-uitingen te houden aan deze gebruiksvoorschriften. Dat is in dit lid geëxpliciteerd; het NCP NLQF neemt ook als voorschrift bij een inschalingsbeschikking op dat de aanbieder zich dient te houden aan het door het NCP NLQF opgestelde communicatieprotocol.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 3.1, derde lid, onderdeel a, van de Wet NLQF.
Het NCP NLQF stelt de aanbieder van een in het NLQF ingeschaalde non-formele opleiding schriftelijk op de hoogte van het naderen van de einddatum van de geldigheidsduur van de inschaling (onderdeel a) of van een voorgenomen besluit om de inschaling van die opleiding in te trekken (onderdeel b). Vanaf het moment dat het NLQF-niveau van de opleiding vervalt is de aanbieder immers ook niet langer gerechtigd om op waardedocumenten of in communicatie over die opleiding gebruik te maken van de aanduiding van het NLQF-niveau of EQF-niveau en loopt hij kans op een bestuurlijke boete op grond van artikel 4.3 van de Wet NLQF.
De inschaling wordt niet beëindigd, maar wordt met zes jaar verlengd indien daartoe tijdig een aanvraag wordt gedaan en er positief is besloten op die herbeoordelingsaanvraag (onderdeel a). Ook in de situatie dat er niet tijdig een besluit is genomen op een aanvraag tot herbeoordeling (artikel 8, vijfde lid) wordt de inschaling tijdelijk in stand gehouden, totdat op die aanvraag een besluit is genomen. Als geen aanvraag tot herbeoordeling wordt gedaan, dan vervalt de inschaling van rechtswege.
De intrekking van de inschaling van een non-formele opleiding omdat niet (meer) aan de voorwaarden wordt voldaan (onderdeel b) is een besluit waartegen bezwaar en beroep openstaat.
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan artikel 7.2, derde lid, van de Wet NLQF.
Het betreft hier overgangsrecht ten aanzien van non-formele opleidingen waarvan al voorafgaand aan inwerkingtreding van de Wet NLQF het NLQF-niveau is vastgesteld. Zie verder paragraaf 5 van het algemeen deel van deze nota van toelichting.
Uiterlijk zes jaar na inwerkingtreding van de Wet NLQF hebben alle reeds eerder ingeschaalde non-formele opleidingen een herbeoordelingscyclus doorlopen (of is de inschaling in het NLQF komen te vervallen). Vanaf dat moment vallen ze geheel onder de regels gesteld bij en krachtens de Wet NLQF en dit besluit. Artikel 11 is daarmee materieel uitgewerkt, zodat het dan kan komen te vervallen (derde lid).
Deze wijziging houdt geen verband met het NLQF.
In artikel 2.10a van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) zit een verplichting voor het bij of krachtens algemene maatregel van bestuur vaststellen van een controleprotocol voor accountants. Deze verplichting is ook van toepassing op de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW) en de Koninklijke Bibliotheek (KB). De grondslag uit artikel 2.10a WHW is uitgewerkt in artikel 4.4, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW (UWHW) en verder bij ministeriële regeling.21 Artikel 4.4, tweede lid, UWHW (en daarmee onderliggende ministeriële regeling) is echter tot nog toe niet van toepassing op de KNAW en de KB. Met deze wijziging wordt voorzien in een grondslag om bij ministeriële regeling een accountantsprotocol vast te stellen voor onderzoeksinstellingen, zoals de KNAW en de KB.
Dit besluit treedt gelijktijdig met de Wet NLQF in werking. Beoogd wordt om de wet en het besluit met ingang van 1 januari 2025 in werking te doen treden.
Dat geldt niet voor artikel 12 van dit besluit, dat de dag na bekendmaking in werking treedt en terugwerkt tot en met 1 januari 2024. Dit houdt verband met de ministeriële regeling waarin het accountantsprotocol voor onder andere de KNAW en de KB wordt vastgelegd.22 Dat protocol zal voor het eerst van toepassing zijn op de accountantscontrole over het kalenderjaar 2024. Omdat er rekening moet worden gehouden met nieuwe en gewijzigde voorschriften voor accountants en wet- en regelgeving die gedurende het jaar is gepubliceerd, zal de betreffende regeling eveneens terugwerken tot en met 1 januari 2024.
Artikel 12 van dit besluit hangt inhoudelijk samen met artikel XII, onderdeel C, van de Reparatiewet OCW 2024 (Stb. 2024, 109). Daarmee wordt in artikel 27 van de Wet op de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek een vergelijkbare grondslag opgenomen voor de vaststelling van een controleprotocol voor accountants. Voornemen is om in een afzonderlijk koninklijk besluit te bepalen dat artikel XII, onderdeel C, van de Reparatiewet OCW 2024 eveneens terug zal werken tot en met 1 januari 2024.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M.L.J. Paul
Later is deze vervangen door de Aanbeveling van de Raad van de Europese Unie van 22 mei 2017 inzake het Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren en tot intrekking van de aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (PbEU 2017, C 189/15).
Zie nader de artikelsgewijze toelichting bij artikel 1.4, eerste en zesde lid, van de Wet NLQF; Kamerstukken II 2022/23, 36 341, nr. 3, p. 45–46.
Het NCP NLQF is een takenpakket dat door de aanwijzing bij een rechtspersoon wordt ondergebracht, die daardoor ook wordt aangeduid als «het NCP NLQF». Er is dus sprake van één rechtspersoon; het NCP NLQF is geen aparte rechtspersoon ten opzichte van de rechtspersoon waar de taken door de aanwijzing worden ondergebracht.
Destijds op grond van artikel 10, derde lid, van de Regeling BVE-subsidies (Stcrt. 2013, 6162).
Broek, S., Buiskool, B-J., Huisman, P. (Hobéon), Hendriks, F. (Hobéon), Onderzoek NLQF, Eindrapport, Ockham IPS, september 2017.
De interne organisatie van het NCP NLQF zoals die wordt vormgegeven bij Stichting CINOP Publiek bestaat uit een Programmaraad (het hoogste besluitvormingsorgaan van het NCP NLQF), een commissie voor de uitvoering van de validiteitstoets, een commissie voor de inschaling en een stafbureau.
Stand van zaken per 6 februari 2024: 242 ingeschaalde non-formele opleidingen; https://nlqf.nl/register.
Bij de bedragen genoemd in deze paragraaf is uitgegaan van de hoogte van de legeskosten zoals het NCP NLQF die in rekening bracht in 2023. Over het gehele jaar 2022 bedroegen de inkomsten van het NCP NLQF uit legeskosten circa € 181.000.
Op grond van artikel 3.2 van de Wet NLQF wordt de hoogte van de leges bij ministeriële regeling vastgesteld.
Besluitenlijst procedurevergadering vaste Kamercommissie OCW TK, 18 april 2024; Korte aantekeningen vergadering commissie Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (EK), 23 april 2024.
Beide zijn voorschriften die verbonden worden aan het inschalingsbesluit. Een schending daarvan door de aanbieder kan niet worden aangemerkt als een bestuursrechtelijke overtreding (in de zin van artikel 5:1 Awb), wel kan het NCP NLQF in het uiterste geval het inschalingsbesluit intrekken.
Stichting CINOP – ecbo is de rechtsopvolger van Stichting CINOP (Stichting Centrum voor Innovatie van Opleidingen), die per 31 augustus 2018 is gefuseerd met Stichting Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ECBO).
Wat betreft onderwijsinstellingen is er het meest recent invulling gegeven aan de grondslag uit artikel 4.4, tweede lid, UWEB met de Regeling onderwijsaccountantsprotocol OCW 2022.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2024-290.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.