Besluit van 22 december 2021 tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening in verband met onder meer de jaarlijkse indexering van de tarieven

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 19 november 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3595065, gedaan mede namens met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 december 2021, W16.21.0355/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister Justitie en Veiligheid van 17 december 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3689648, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

De bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, komt te luiden:

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Afdeling A. Verkeer te land

                 
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

                 
     

Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

                 

K

025

 

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is

36 lid 3 sub d WVW 1994

50

50

50

         
     

het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan

40 lid 1 WVW 1994

               

K

030

a

– een motorrijtuig

 

150

150

100

       

150

K

030

b

– de aanhangwagen

 

150

150

100

       

150

K

035

 

het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de Dienst Wegverkeer

52c lid 3 WVW 1994

             

250

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3.500 kg of minder

                 

K

045

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

150

           

150

K

045

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

150

           

150

     

voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg

                 

K

046

a

– is geen keuringsbewijs afgegeven

72 lid 1 WVW 1994

400

           

400

K

046

b

– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren

72 lid 2 sub b WVW 1994

400

           

400

     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

                 

K

060

a

– niet voldoet aan de gestelde eisen

107 lid 2 sub a WVW 1994

50

50

35

         

K

060

e

– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken

107 lid 2 sub b WVW 1994

100

100

70

         

K

060

c

– niet behoorlijk leesbaar is

107 lid 2 sub c WVW 1994

100

100

70

         

K

060

h

als bestuurder van een bromfiets rijden, terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard voor een of meer categorieën, niet zijnde de categorie AM, en aan betrokkene geen nieuw rijbewijs voor de categorie AM is afgegeven

107 lid 2 sub b WVW 1994

   

70

         

K

065

cc

als houder van een rijbewijs B dat met het oog op deelname aan begeleid rijden was afgegeven, jonger dan 18 jaar een motorrijtuig waarvoor rijbewijs B is vereist besturen zonder dat een op de begeleiderspas vermelde begeleider op de zitplaats naast de bestuurder zat

111a lid 3 onder b en c WVW 1994

150

             
     

rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van

                 

K

090

a

– een dubbele bediening c.q. een onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub a RR

             

300

K

090

b

– een binnen- en een buitenspiegel waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

300

K

090

c

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR

             

100

K

090

aa

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 1 RR

             

100

     

rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van

                 

K

090

bb

– een dubbele bediening c.q. onderbreker

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

300

K

090

cc

– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

300

K

090

dd

– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding

110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR

             

100

K

145

a

als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing, vergunning of vrijstelling verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

150

150

100

60

       
     

als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven

                 

K

150

a

– het kentekenbewijs

160 lid 1 sub a WVW 1994

50

50

50

         

K

150

c

– het rijbewijs

160 lid 1 sub b WVW 1994

100

100

100

         

K

150

e

– de ontheffing

160 lid 1 sub d WVW 1994

50

             

K

150

f

– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift

160 lid 1 sub c WVW 1994

70

             

K

150

g

– een gehandicaptenparkeerkaart of een kaart ten behoeve van gehandicaptenvervoer

160 lid 1 sub e WVW 1994

   

100

60

       

K

150

h

– de begeleiderspas

160 lid 1 sub f WVW 1994

70

             

K

150

aa

als begeleider niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven van het rijbewijs

160 lid 8 WVW 1994

             

70

K

155

a

niet meewerken aan het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub a WVW 1994

250

250

170

100

     

250

K

155

b

niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub b WVW 1994

250

250

170

100

     

250

K

155

c

niet meewerken aan het onderzoek van speeksel en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen

160 lid 5 sub c WVW 1994

250

250

170

100

     

250

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

     

Nummers S 005, VA 004 – VV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

         
     

Categorie-indeling C: (maximumsnelheid)

         
     

1 – Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen);

         
     

2 – Vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen;

         
     

3 – Bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor;

         
     

4 – Land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid.

         
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

         
     

VIII. Maximumsnelheid

         
     

a. Algemeen

         
     

als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is

19 RVV 1990

       

S

005

a

– bij snelheden tot en met 80 km/h

 

300

300

210

 
                 
     

Snelheidsoverschrijdingen

         
     

Noot

         
     

1. * = Recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie.

         
                 
     

2. Indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

         
                 
                 
     

b. Binnen de bebouwde kom

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

       

VA

004

 

– met 4 km/h

 

29

49

29

29

VA

005

 

– met 5 km/h

 

36

58

36

36

VA

006

 

– met 6 km/h

 

44

67

44

44

VA

007

 

– met 7 km/h

 

51

79

51

51

VA

008

 

– met 8 km/h

 

58

90

58

58

VA

009

 

– met 9 km/h

 

66

102

66

66

VA

010

 

– met 10 km/h

 

75

112

75

75

VA

011

 

– met 11 km/h

 

102

142

102

102

VA

012

 

– met 12 km/h

 

111

153

111

111

VA

013

 

– met 13 km/h

 

122

167

122

122

VA

014

 

– met 14 km/h

 

131

181

131

131

VA

015

 

– met 15 km/h

 

142

194

142

142

VA

016

 

– met 16 km/h

 

152

208

152

152

VA

017

 

– met 17 km/h

 

163

223

163

163

VA

018

 

– met 18 km/h

 

176

238

176

176

VA

019

 

– met 19 km/h

 

187

254

187

187

VA

020

 

– met 20 km/h

 

201

270

201

201

VA

021

 

– met 21 km/h

 

215

287

215

215

VA

022

 

– met 22 km/h

 

229

304

229

229

VA

023

 

– met 23 km/h

 

244

322

244

244

VA

024

 

– met 24 km/h

 

256

340

256

256

VA

025

 

– met 25 km/h

 

272

359

272

272

VA

026

 

– met 26 km/h

 

287

380

287

287

VA

027

 

– met 27 km/h

 

306

401

306

306

VA

028

 

– met 28 km/h

 

320

420

320

320

VA

029

 

– met 29 km/h

 

336

435

336

336

VA

030

 

– met 30 km/h

 

352

   

352

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990

       

VB

004

 

– met 4 km/h

 

29

49

29

29

VB

005

 

– met 5 km/h

 

36

58

36

36

VB

006

 

– met 6 km/h

 

44

67

44

44

VB

007

 

– met 7 km/h

 

51

79

51

51

VB

008

 

– met 8 km/h

 

58

90

58

58

VB

009

 

– met 9 km/h

 

66

102

66

66

VB

010

 

– met 10 km/h

 

75

112

75

75

VB

011

 

– met 11 km/h

 

102

142

102

102

VB

012

 

– met 12 km/h

 

111

153

111

111

VB

013

 

– met 13 km/h

 

122

167

122

122

VB

014

 

– met 14 km/h

 

131

181

131

131

VB

015

 

– met 15 km/h

 

142

194

142

142

VB

016

 

– met 16 km/h

 

152

208

152

152

VB

017

 

– met 17 km/h

 

163

223

163

163

VB

018

 

– met 18 km/h

 

176

238

176

176

VB

019

 

– met 19 km/h

 

187

254

187

187

VB

020

 

– met 20 km/h

 

201

270

201

201

VB

021

 

– met 21 km/h

 

215

287

215

215

VB

022

 

– met 22 km/h

 

229

304

229

229

VB

023

 

– met 23 km/h

 

244

322

244

244

VB

024

 

– met 24 km/h

 

256

340

256

256

VB

025

 

– met 25 km/h

 

272

359

272

272

VB

026

 

– met 26 km/h

 

287

380

287

287

VB

027

 

– met 27 km/h

 

306

401

306

306

VB

028

 

– met 28 km/h

 

320

420

320

320

VB

029

 

– met 29 km/h

 

336

435

336

336

VB

030

 

– met 30 km/h

 

352

   

352

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VS

004

 

– met 4 km/h

 

49

108

49

49

VS

005

 

– met 5 km/h

 

58

122

58

58

VS

006

 

– met 6 km/h

 

67

137

67

67

VS

007

 

– met 7 km/h

 

79

153

79

79

VS

008

 

– met 8 km/h

 

90

168

90

90

VS

009

 

– met 9 km/h

 

102

184

102

102

VS

010

 

– met 10 km/h

 

112

199

112

112

VS

011

 

– met 11 km/h

 

142

236

142

142

VS

012

 

– met 12 km/h

 

153

253

153

153

VS

013

 

– met 13 km/h

 

167

271

167

167

VS

014

 

– met 14 km/h

 

181

288

181

181

VS

015

 

– met 15 km/h

 

194

307

194

194

VS

016

 

– met 16 km/h

 

208

326

208

208

VS

017

 

– met 17 km/h

 

223

344

223

223

VS

018

 

– met 18 km/h

 

238

366

238

238

VS

019

 

– met 19 km/h

 

254

387

254

254

VS

020

 

– met 20 km/h

 

270

409

270

270

VS

021

 

– met 21 km/h

 

287

430

287

287

VS

022

 

– met 22 km/h

 

304

440

304

304

VS

023

 

– met 23 km/h

 

322

 

322

322

VS

024

 

– met 24 km/h

 

340

 

340

340

VS

025

 

– met 25 km/h

 

359

 

359

359

VS

026

 

– met 26 km/h

 

380

 

380

380

VS

027

 

– met 27 km/h

 

401

 

401

401

VS

028

 

– met 28 km/h

 

420

 

420

420

VS

029

 

– met 29 km/h

 

435

 

435

435

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf

45 RVV 1990

       

VV

004

 

– met 4 km/h

 

49

108

49

49

VV

005

 

– met 5 km/h

 

58

122

58

58

VV

006

 

– met 6 km/h

 

67

137

67

67

VV

007

 

– met 7 km/h

 

79

153

79

79

VV

008

 

– met 8 km/h

 

90

168

90

90

VV

009

 

– met 9 km/h

 

102

184

102

102

VV

010

 

– met 10 km/h

 

112

199

112

112

VV

011

 

– met 11 km/h

 

142

236

142

142

VV

012

 

– met 12 km/h

 

153

253

153

153

VV

013

 

– met 13 km/h

 

167

271

167

167

VV

014

 

– met 14 km/h

 

181

288

181

181

VV

015

 

– met 15 km/h

 

194

307

194

194

VV

016

 

– met 16 km/h

 

208

326

208

208

VV

017

 

– met 17 km/h

 

223

344

223

223

VV

018

 

– met 18 km/h

 

238

366

238

238

VV

019

 

– met 19 km/h

 

254

387

254

254

VV

020

 

– met 20 km/h

 

270

409

270

270

VV

021

 

– met 21 km/h

 

287

430

287

287

VV

022

 

– met 22 km/h

 

304

440

304

304

VV

023

 

– met 23 km/h

 

322

 

322

322

VV

024

 

– met 24 km/h

 

340

 

340

340

VV

025

 

– met 25 km/h

 

359

 

359

359

VV

026

 

– met 26 km/h

 

380

 

380

380

VV

027

 

– met 27 km/h

 

401

 

401

401

VV

028

 

– met 28 km/h

 

420

 

420

420

VV

029

 

– met 29 km/h

 

435

 

435

435

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VC

004

 

– met 4 km/h

 

29

49

29

29

VC

005

 

– met 5 km/h

 

36

58

36

36

VC

006

 

– met 6 km/h

 

44

67

44

44

VC

007

 

– met 7 km/h

 

51

79

51

51

VC

008

 

– met 8 km/h

 

58

90

58

58

VC

009

 

– met 9 km/h

 

66

102

66

66

VC

010

 

– met 10 km/h

 

75

112

75

75

VC

011

 

– met 11 km/h

 

102

142

102

102

VC

012

 

– met 12 km/h

 

111

153

111

111

VC

013

 

– met 13 km/h

 

122

167

122

122

VC

014

 

– met 14 km/h

 

131

181

131

131

VC

015

 

– met 15 km/h

 

142

194

142

142

VC

016

 

– met 16 km/h

 

152

208

152

152

VC

017

 

– met 17 km/h

 

163

223

163

163

VC

018

 

– met 18 km/h

 

176

238

176

176

VC

019

 

– met 19 km/h

 

187

254

187

187

VC

020

 

– met 20 km/h

 

201

270

201

201

VC

021

 

– met 21 km/h

 

215

287

215

215

VC

022

 

– met 22 km/h

 

229

304

229

229

VC

023

 

– met 23 km/h

 

244

322

244

244

VC

024

 

– met 24 km/h

 

256

340

256

256

VC

025

 

– met 25 km/h

 

272

359

272

272

VC

026

 

– met 26 km/h

 

287

380

287

287

VC

027

 

– met 27 km/h

 

306

401

306

306

VC

028

 

– met 28 km/h

 

320

420

320

320

VC

029

 

– met 29 km/h

 

336

435

336

336

VC

030

 

– met 30 km/h

 

352

   

352

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VD

004

 

– met 4 km/h

 

49

108

49

49

VD

005

 

– met 5 km/h

 

58

122

58

58

VD

006

 

– met 6 km/h

 

67

137

67

67

VD

007

 

– met 7 km/h

 

79

153

79

79

VD

008

 

– met 8 km/h

 

90

168

90

90

VD

009

 

– met 9 km/h

 

102

184

102

102

VD

010

 

– met 10 km/h

 

112

199

112

112

VD

011

 

– met 11 km/h

 

142

236

142

142

VD

012

 

– met 12 km/h

 

153

253

153

153

VD

013

 

– met 13 km/h

 

167

271

167

167

VD

014

 

– met 14 km/h

 

181

288

181

181

VD

015

 

– met 15 km/h

 

194

307

194

194

VD

016

 

– met 16 km/h

 

208

326

208

208

VD

017

 

– met 17 km/h

 

223

344

223

223

VD

018

 

– met 18 km/h

 

238

366

238

238

VD

019

 

– met 19 km/h

 

254

387

254

254

VD

020

 

– met 20 km/h

 

270

409

270

270

VD

021

 

– met 21 km/h

 

287

430

287

287

VD

022

 

– met 22 km/h

 

304

440

304

304

VD

023

 

– met 23 km/h

 

322

 

322

322

VD

024

 

– met 24 km/h

 

340

 

340

340

VD

025

 

– met 25 km/h

 

359

 

359

359

VD

026

 

– met 26 km/h

 

380

 

380

380

VD

027

 

– met 27 km/h

 

401

 

401

401

VD

028

 

– met 28 km/h

 

420

 

420

420

VD

029

 

– met 29 km/h

 

435

 

435

435

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VE

004

 

– met 4 km/h

 

49

108

49

49

VE

005

 

– met 5 km/h

 

58

122

58

58

VE

006

 

– met 6 km/h

 

67

137

67

67

VE

007

 

– met 7 km/h

 

79

153

79

79

VE

008

 

– met 8 km/h

 

90

168

90

90

VE

009

 

– met 9 km/h

 

102

184

102

102

VE

010

 

– met 10 km/h

 

112

199

112

112

VE

011

 

– met 11 km/h

 

142

236

142

142

VE

012

 

– met 12 km/h

 

153

253

153

153

VE

013

 

– met 13 km/h

 

167

271

167

167

VE

014

 

– met 14 km/h

 

181

288

181

181

VE

015

 

– met 15 km/h

 

194

307

194

194

VE

016

 

– met 16 km/h

 

208

326

208

208

VE

017

 

– met 17 km/h

 

223

344

223

223

VE

018

 

– met 18 km/h

 

238

366

238

238

VE

019

 

– met 19 km/h

 

254

387

254

254

VE

020

 

– met 20 km/h

 

270

409

270

270

VE

021

 

– met 21 km/h

 

287

430

287

287

VE

022

 

– met 22 km/h

 

304

440

304

304

VE

023

 

– met 23 km/h

 

322

 

322

322

VE

024

 

– met 24 km/h

 

340

 

340

340

VE

025

 

– met 25 km/h

 

359

 

359

359

VE

026

 

– met 26 km/h

 

380

 

380

380

VE

027

 

– met 27 km/h

 

401

 

401

401

VE

028

 

– met 28 km/h

 

420

 

420

420

VE

029

 

– met 29 km/h

 

435

 

435

435

                 
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2), 21 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

       

VF

004

 

– met 4 km/h

 

26

40

26

26

VF

005

 

– met 5 km/h

 

33

48

33

33

VF

006

 

– met 6 km/h

 

40

57

40

40

VF

007

 

– met 7 km/h

 

46

66

46

46

VF

008

 

– met 8 km/h

 

53

76

53

53

VF

009

 

– met 9 km/h

 

63

84

63

63

VF

010

 

– met 10 km/h

 

71

95

71

71

VF

011

 

– met 11 km/h

 

96

120

96

96

VF

012

 

– met 12 km/h

 

106

132

106

106

VF

013

 

– met 13 km/h

 

116

145

116

116

VF

014

 

– met 14 km/h

 

126

157

126

126

VF

015

 

– met 15 km/h

 

136

168

136

136

VF

016

 

– met 16 km/h

 

145

183

145

145

VF

017

 

– met 17 km/h

 

155

197

155

155

VF

018

 

– met 18 km/h

 

166

210

166

166

VF

019

 

– met 19 km/h

 

179

224

179

179

VF

020

 

– met 20 km/h

 

192

238

192

192

VF

021

 

– met 21 km/h

 

204

254

204

204

VF

022

 

– met 22 km/h

 

216

270

216

216

VF

023

 

– met 23 km/h

 

229

286

229

229

VF

024

 

– met 24 km/h

 

244

301

244

244

VF

025

 

– met 25 km/h

 

257

319

257

257

VF

026

 

– met 26 km/h

 

272

336

272

272

VF

027

 

– met 27 km/h

 

286

352

286

286

VF

028

 

– met 28 km/h

 

301

372

301

301

VF

029

 

– met 29 km/h

 

319

390

319

319

VF

030

 

– met 30 km/h

 

335

409

 

335

     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VG

004

 

– met 4 km/h

 

26

40

26

 

VG

005

 

– met 5 km/h

 

33

48

33

 

VG

006

 

– met 6 km/h

 

40

57

40

 

VG

007

 

– met 7 km/h

 

46

66

46

 

VG

008

 

– met 8 km/h

 

53

76

53

 

VG

009

 

– met 9 km/h

 

63

84

63

 

VG

010

 

– met 10 km/h

 

71

95

71

 

VG

011

 

– met 11 km/h

 

96

120

96

 

VG

012

 

– met 12 km/h

 

106

132

106

 

VG

013

 

– met 13 km/h

 

116

145

116

 

VG

014

 

– met 14 km/h

 

126

157

126

 

VG

015

 

– met 15 km/h

 

136

168

136

 

VG

016

 

– met 16 km/h

 

145

183

145

 

VG

017

 

– met 17 km/h

 

155

197

155

 

VG

018

 

– met 18 km/h

 

166

210

166

 

VG

019

 

– met 19 km/h

 

179

224

179

 

VG

020

 

– met 20 km/h

 

192

238

192

 

VG

021

 

– met 21 km/h

 

204

254

204

 

VG

022

 

– met 22 km/h

 

216

270

216

 

VG

023

 

– met 23 km/h

 

229

286

229

 

VG

024

 

– met 24 km/h

 

244

301

244

 

VG

025

 

– met 25 km/h

 

257

319

257

 

VG

026

 

– met 26 km/h

 

272

336

272

 

VG

027

 

– met 27 km/h

 

286

352

286

 

VG

028

 

– met 28 km/h

 

301

372

301

 

VG

029

 

– met 29 km/h

 

319

390

319

 

VG

030

 

– met 30 km/h

 

335

409

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VH

004

 

– met 4 km/h

 

26

40

26

 

VH

005

 

– met 5 km/h

 

33

48

33

 

VH

006

 

– met 6 km/h

 

40

57

40

 

VH

007

 

– met 7 km/h

 

46

66

46

 

VH

008

 

– met 8 km/h

 

53

76

53

 

VH

009

 

– met 9 km/h

 

63

84

63

 

VH

010

 

– met 10 km/h

 

71

95

71

 

VH

011

 

– met 11 km/h

 

96

120

96

 

VH

012

 

– met 12 km/h

 

106

132

106

 

VH

013

 

– met 13 km/h

 

116

145

116

 

VH

014

 

– met 14 km/h

 

126

157

126

 

VH

015

 

– met 15 km/h

 

136

168

136

 

VH

016

 

– met 16 km/h

 

145

183

145

 

VH

017

 

– met 17 km/h

 

155

197

155

 

VH

018

 

– met 18 km/h

 

166

210

166

 

VH

019

 

– met 19 km/h

 

179

224

179

 

VH

020

 

– met 20 km/h

 

192

238

192

 

VH

021

 

– met 21 km/h

 

204

254

204

 

VH

022

 

– met 22 km/h

 

216

270

216

 

VH

023

 

– met 23 km/h

 

229

286

229

 

VH

024

 

– met 24 km/h

 

244

301

244

 

VH

025

 

– met 25 km/h

 

257

319

257

 

VH

026

 

– met 26 km/h

 

272

336

272

 

VH

027

 

– met 27 km/h

 

286

352

286

 

VH

028

 

– met 28 km/h

 

301

372

301

 

VH

029

 

– met 29 km/h

 

319

390

319

 

VH

030

 

– met 30 km/h

 

335

409

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VI

004

 

– met 4 km/h

 

40

58

40

 

VI

005

 

– met 5 km/h

 

48

71

48

 

VI

006

 

– met 6 km/h

 

57

84

57

 

VI

007

 

– met 7 km/h

 

66

98

66

 

VI

008

 

– met 8 km/h

 

76

112

76

 

VI

009

 

– met 9 km/h

 

84

127

84

 

VI

010

 

– met 10 km/h

 

95

142

95

 

VI

011

 

– met 11 km/h

 

120

174

120

 

VI

012

 

– met 12 km/h

 

132

190

132

 

VI

013

 

– met 13 km/h

 

145

205

145

 

VI

014

 

– met 14 km/h

 

157

222

157

 

VI

015

 

– met 15 km/h

 

168

238

168

 

VI

016

 

– met 16 km/h

 

183

256

183

 

VI

017

 

– met 17 km/h

 

197

273

197

 

VI

018

 

– met 18 km/h

 

210

293

210

 

VI

019

 

– met 19 km/h

 

224

312

224

 

VI

020

 

– met 20 km/h

 

238

331

238

 

VI

021

 

– met 21 km/h

 

254

351

254

 

VI

022

 

– met 22 km/h

 

270

371

270

 

VI

023

 

– met 23 km/h

 

286

393

286

 

VI

024

 

– met 24 km/h

 

301

413

301

 

VI

025

 

– met 25 km/h

 

319

434

319

 

VI

026

 

– met 26 km/h

 

336

440

336

 

VI

027

 

– met 27 km/h

 

352

450

352

 

VI

028

 

– met 28 km/h

 

372

 

372

 

VI

029

 

– met 29 km/h

 

390

 

390

 

VI

030

 

– met 30 km/h

 

409

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VK

004

 

– met 4 km/h

 

40

58

40

 

VK

005

 

– met 5 km/h

 

48

71

48

 

VK

006

 

– met 6 km/h

 

57

84

57

 

VK

007

 

– met 7 km/h

 

66

98

66

 

VK

008

 

– met 8 km/h

 

76

112

76

 

VK

009

 

– met 9 km/h

 

84

127

84

 

VK

010

 

– met 10 km/h

 

95

142

95

 

VK

011

 

– met 11 km/h

 

120

174

120

 

VK

012

 

– met 12 km/h

 

132

190

132

 

VK

013

 

– met 13 km/h

 

145

205

145

 

VK

014

 

– met 14 km/h

 

157

222

157

 

VK

015

 

– met 15 km/h

 

168

238

168

 

VK

016

 

– met 16 km/h

 

183

256

183

 

VK

017

 

– met 17 km/h

 

197

273

197

 

VK

018

 

– met 18 km/h

 

210

293

210

 

VK

019

 

– met 19 km/h

 

224

312

224

 

VK

020

 

– met 20 km/h

 

238

331

238

 

VK

021

 

– met 21 km/h

 

254

351

254

 

VK

022

 

– met 22 km/h

 

270

371

270

 

VK

023

 

– met 23 km/h

 

286

393

286

 

VK

024

 

– met 24 km/h

 

301

413

301

 

VK

025

 

– met 25 km/h

 

319

434

319

 

VK

026

 

– met 26 km/h

 

336

440

336

 

VK

027

 

– met 27 km/h

 

352

450

352

 

VK

028

 

– met 28 km/h

 

372

 

372

 

VK

029

 

– met 29 km/h

 

390

 

390

 

VK

030

 

– met 30 km/h

 

409

     
                 
     

d. Autosnelwegen

         
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VL

004

 

– met 4 km/h

 

22

29

   

VL

005

 

– met 5 km/h

 

27

36

   

VL

006

 

– met 6 km/h

 

33

44

   

VL

007

 

– met 7 km/h

 

38

53

   

VL

008

 

– met 8 km/h

 

44

61

   

VL

009

 

– met 9 km/h

 

50

70

   

VL

010

 

– met 10 km/h

 

66

91

   

VL

011

 

– met 11 km/h

 

91

118

   

VL

012

 

– met 12 km/h

 

99

129

   

VL

013

 

– met 13 km/h

 

107

139

   

VL

014

 

– met 14 km/h

 

116

151

   

VL

015

 

– met 15 km/h

 

126

161

   

VL

016

 

– met 16 km/h

 

135

174

   

VL

017

 

– met 17 km/h

 

146

187

   

VL

018

 

– met 18 km/h

 

158

201

   

VL

019

 

– met 19 km/h

 

168

215

   

VL

020

 

– met 20 km/h

 

181

229

   

VL

021

 

– met 21 km/h

 

193

244

   

VL

022

 

– met 22 km/h

 

204

257

   

VL

023

 

– met 23 km/h

 

216

272

   

VL

024

 

– met 24 km/h

 

229

287

   

VL

025

 

– met 25 km/h

 

240

306

   

VL

026

 

– met 26 km/h

 

254

322

   

VL

027

 

– met 27 km/h

 

267

338

   

VL

028

 

– met 28 km/h

 

277

356

   

VL

029

 

– met 29 km/h

 

292

372

   

VL

030

 

– met 30 km/h

 

308

390

   

VL

031

a

– met 31 km/h

 

323

     

VL

032

a

– met 32 km/h

 

338

     

VL

033

a

– met 33 km/h

 

352

     

VL

034

a

– met 34 km/h

 

370

     

VL

035

a

– met 35 km/h

 

386

     

VL

036

a

– met 36 km/h

 

402

     

VL

037

a

– met 37 km/h

 

419

     

VL

038

a

– met 38 km/h

 

435

     

VL

039

a

– met 39 km/h

 

440

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

       

VM

004

 

– met 4 km/h

 

22

29

   

VM

005

 

– met 5 km/h

 

27

36

   

VM

006

 

– met 6 km/h

 

33

44

   

VM

007

 

– met 7 km/h

 

38

53

   

VM

008

 

– met 8 km/h

 

44

61

   

VM

009

 

– met 9 km/h

 

50

70

   

VM

010

 

– met 10 km/h

 

66

91

   

VM

011

 

– met 11 km/h

 

91

118

   

VM

012

 

– met 12 km/h

 

99

129

   

VM

013

 

– met 13 km/h

 

107

139

   

VM

014

 

– met 14 km/h

 

116

151

   

VM

015

 

– met 15 km/h

 

126

161

   

VM

016

 

– met 16 km/h

 

135

174

   

VM

017

 

– met 17 km/h

 

146

187

   

VM

018

 

– met 18 km/h

 

158

201

   

VM

019

 

– met 19 km/h

 

168

215

   

VM

020

 

– met 20 km/h

 

181

229

   

VM

021

 

– met 21 km/h

 

193

244

   

VM

022

 

– met 22 km/h

 

204

257

   

VM

023

 

– met 23 km/h

 

216

272

   

VM

024

 

– met 24 km/h

 

229

287

   

VM

025

 

– met 25 km/h

 

240

306

   

VM

026

 

– met 26 km/h

 

254

322

   

VM

027

 

– met 27 km/h

 

267

338

   

VM

028

 

– met 28 km/h

 

277

356

   

VM

029

 

– met 29 km/h

 

292

372

   

VM

030

 

– met 30 km/h

 

308

390

   

VM

031

a

– met 31 km/h

 

323

     

VM

032

a

– met 32 km/h

 

338

     

VM

033

a

– met 33 km/h

 

352

     

VM

034

a

– met 34 km/h

 

370

     

VM

035

a

– met 35 km/h

 

386

     

VM

036

a

– met 36 km/h

 

402

     

VM

037

a

– met 37 km/h

 

419

     

VM

038

a

– met 38 km/h

 

435

     

VM

039

a

– met 39 km/h

 

440

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

       

VN

004

 

– met 4 km/h

 

22

29

   

VN

005

 

– met 5 km/h

 

27

36

   

VN

006

 

– met 6 km/h

 

33

44

   

VN

007

 

– met 7 km/h

 

38

53

   

VN

008

 

– met 8 km/h

 

44

61

   

VN

009

 

– met 9 km/h

 

50

70

   

VN

010

 

– met 10 km/h

 

66

91

   

VN

011

 

– met 11 km/h

 

91

118

   

VN

012

 

– met 12 km/h

 

99

129

   

VN

013

 

– met 13 km/h

 

107

139

   

VN

014

 

– met 14 km/h

 

116

151

   

VN

015

 

– met 15 km/h

 

126

161

   

VN

016

 

– met 16 km/h

 

135

174

   

VN

017

 

– met 17 km/h

 

146

187

   

VN

018

 

– met 18 km/h

 

158

201

   

VN

019

 

– met 19 km/h

 

168

215

   

VN

020

 

– met 20 km/h

 

181

229

   

VN

021

 

– met 21 km/h

 

193

244

   

VN

022

 

– met 22 km/h

 

204

257

   

VN

023

 

– met 23 km/h

 

216

272

   

VN

024

 

– met 24 km/h

 

229

287

   

VN

025

 

– met 25 km/h

 

240

306

   

VN

026

 

– met 26 km/h

 

254

322

   

VN

027

 

– met 27 km/h

 

267

338

   

VN

028

 

– met 28 km/h

 

277

356

   

VN

029

 

– met 29 km/h

 

292

372

   

VN

030

 

– met 30 km/h

 

308

390

   

VN

031

a

– met 31 km/h

 

323

     

VN

032

a

– met 32 km/h

 

338

     

VN

033

a

– met 33 km/h

 

352

     

VN

034

a

– met 34 km/h

 

370

     

VN

035

a

– met 35 km/h

 

386

     

VN

036

a

– met 36 km/h

 

402

     

VN

037

a

– met 37 km/h

 

419

     

VN

038

a

– met 38 km/h

 

435

     

VN

039

a

– met 39 km/h

 

440

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VO

004

 

– met 4 km/h

 

29

45

   

VO

005

 

– met 5 km/h

 

36

55

   

VO

006

 

– met 6 km/h

 

44

66

   

VO

007

 

– met 7 km/h

 

53

77

   

VO

008

 

– met 8 km/h

 

61

89

   

VO

009

 

– met 9 km/h

 

70

102

   

VO

010

 

– met 10 km/h

 

91

134

   

VO

011

 

– met 11 km/h

 

118

166

   

VO

012

 

– met 12 km/h

 

129

181

   

VO

013

 

– met 13 km/h

 

139

194

   

VO

014

 

– met 14 km/h

 

151

213

   

VO

015

 

– met 15 km/h

 

161

229

   

VO

016

 

– met 16 km/h

 

174

245

   

VO

017

 

– met 17 km/h

 

187

263

   

VO

018

 

– met 18 km/h

 

201

279

   

VO

019

 

– met 19 km/h

 

215

299

   

VO

020

 

– met 20 km/h

 

229

316

   

VO

021

 

– met 21 km/h

 

244

335

   

VO

022

 

– met 22 km/h

 

257

352

   

VO

023

 

– met 23 km/h

 

272

372

   

VO

024

 

– met 24 km/h

 

287

394

   

VO

025

 

– met 25 km/h

 

306

414

   

VO

026

 

– met 26 km/h

 

322

434

   

VO

027

 

– met 27 km/h

 

338

440

   

VO

028

 

– met 28 km/h

 

356

     

VO

029

 

– met 29 km/h

 

372

     

VO

030

 

– met 30 km/h

 

390

     
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

       

VP

004

 

– met 4 km/h

 

29

45

   

VP

005

 

– met 5 km/h

 

36

55

   

VP

006

 

– met 6 km/h

 

44

66

   

VP

007

 

– met 7 km/h

 

53

77

   

VP

008

 

– met 8 km/h

 

61

89

   

VP

009

 

– met 9 km/h

 

70

102

   

VP

010

 

– met 10 km/h

 

91

134

   

VP

011

 

– met 11 km/h

 

118

166

   

VP

012

 

– met 12 km/h

 

129

181

   

VP

013

 

– met 13 km/h

 

139

194

   

VP

014

 

– met 14 km/h

 

151

213

   

VP

015

 

– met 15 km/h

 

161

229

   

VP

016

 

– met 16 km/h

 

174

245

   

VP

017

 

– met 17 km/h

 

187

263

   

VP

018

 

– met 18 km/h

 

201

279

   

VP

019

 

– met 19 km/h

 

215

299

   

VP

020

 

– met 20 km/h

 

229

316

   

VP

021

 

– met 21 km/h

 

244

335

   

VP

022

 

– met 22 km/h

 

257

352

   

VP

023

 

– met 23 km/h

 

272

372

   

VP

024

 

– met 24 km/h

 

287

394

   

VP

025

 

– met 25 km/h

 

306

414

   

VP

026

 

– met 26 km/h

 

322

434

   

VP

027

 

– met 27 km/h

 

338

440

   

VP

028

 

– met 28 km/h

 

356

     

VP

029

 

– met 29 km/h

 

372

     

VP

030

 

– met 30 km/h

 

390

     
                 
     

Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer

         
     

overschrijding van de door de Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olieaanvoer

86b jo. 86a RVV 1990

       

VR

004

 

– met 4 km/h

 

29

     

VR

005

 

– met 5 km/h

 

36

     

VR

006

 

– met 6 km/h

 

44

     

VR

007

 

– met 7 km/h

 

51

     

VR

008

 

– met 8 km/h

 

58

     

VR

009

 

– met 9 km/h

 

66

     

VR

010

 

– met 10 km/h

 

75

     

VR

011

 

– met 11 km/h

 

102

     

VR

012

 

– met 12 km/h

 

111

     

VR

013

 

– met 13 km/h

 

122

     

VR

014

 

– met 14 km/h

 

131

     

VR

015

 

– met 15 km/h

 

142

     

VR

016

 

– met 16 km/h

 

152

     

VR

017

 

– met 17 km/h

 

163

     

VR

018

 

– met 18 km/h

 

176

     

VR

019

 

– met 19 km/h

 

187

     

VR

020

 

– met 20 km/h

 

201

     

VR

021

 

– met 21 km/h

 

215

     

VR

022

 

– met 22 km/h

 

229

     

VR

023

 

– met 23 km/h

 

244

     

VR

024

 

– met 24 km/h

 

256

     

VR

025

 

– met 25 km/h

 

272

     

VR

026

 

– met 26 km/h

 

287

     

VR

027

 

– met 27 km/h

 

306

     

VR

028

 

– met 28 km/h

 

320

     

VR

029

 

– met 29 km/h

 

336

     

VR

030

 

– met 30 km/h

 

352

     
     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

1

2

3

4

5

6

7

8

     

Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

                 
     

Categorie-indeling B:

                 
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

                 
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

                 
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

                 
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

                 
     

5 – Voetgangers;

                 
     

6 – Overige weggebruikers;

                 
     

7 – Schippers;

                 
     

8 – Een ieder.

                 
                         
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

                 
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

                 
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

                 
     

I. Plaats op de weg

                 

R

301

 

als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

220

220

           

R

303

a

als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

3 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

305

 

als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken

4 lid 1 RVV 1990

       

45

     

R

306

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken

4 lid 2 RVV 1990

       

45

     

R

307

 

als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken

4 lid 3 RVV 1990

       

45

     

R

324

 

als persoon die zich verplaatst met behulp van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, niet het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken

4 lid 4 RVV 1990

         

40

   

R

308

 

als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken

5 lid 1 RVV 1990

   

100

60

       

R

309

 

als (snor)fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken

5 lid 2 RVV 1990

   

100

60

       

R

312

b

als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken

5 lid 3 RVV 1990

   

100

         

R

312

c

als bestuurder van een snorfiets niet de rijbaan gebruiken terwijl dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, is bepaald en dit bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft met een onderbord is aangeduid

5 lid 8 RVV 1990

   

100

         

R

310

 

als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken

6 lid 1 RVV 1990

   

100

         

R

311

 

als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a)

6 lid 2 RVV 1990

   

100

         

R

311

a

als bestuurder van een bromfiets op meer dan twee wielen of een bromfiets met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m, niet de rijbaan gebruiken

6 lid 3 RVV 1990

   

100

         

R

313

 

als ruiter niet het ruiterpad gebruiken

8 lid 1 RVV 1990

         

60

   

R

314

 

als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken

8 lid 2 RVV 1990

         

60

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

               

R

315

a

– door te rijden over het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad

 

150

150

         

150

R

315

b

– door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad

 

100

100

         

100

R

316

 

als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

60

   

R

317

 

als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken

10 lid 1 RVV 1990

         

60

   

R

319

 

als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

150

150

           

R

323

 

als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken

10 lid 2 RVV 1990

   

100

         
                         
     

II. Inhalen

                 

R

326

 

als bestuurder niet links inhalen

11 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   
                         
     

IV. Oprijden van kruispunten

                 

R

331

 

als bestuurder een kruispunt blokkeren

14 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   
                         
     

V. Verlenen van voorrang

                 

R

336

 

als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts

15 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

337

 

als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg

15 lid 2 sub a RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

338

 

als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram

15 lid 2 sub b RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

340

a

als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken

15a lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   
                         
     

VI. Doorsnijden militaire kolonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen

                 

R

341

 

als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden

16 RVV 1990

100

100

70

40

30

40

   

R

342

 

als weggebruiker een uitvaartstoet van motorvoertuigen doorsnijden

16 RVV 1990

100

100

70

40

30

40

   
                         
     

VII. Afslaan

                 

R

346

 

als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven

17 lid 2 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

347

a

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt

18 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

347

b

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

347

c

als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt

18 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

348

 

als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan

18 lid 2 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   
                         
     

Noot stilstaan en parkeren:

                 
     

In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen.

                 
                         
     

IX. Stilstaan

                 

R

395

 

een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd

5 WVW 1994

150

150

100

60

 

60

   
     

als bestuurder een voertuig laten stilstaan

23 lid 1

               

R

396

a

– op een kruispunt

sub a RVV 1990

150

150

     

60

   

R

396

b

– op een fietsstrook

sub b RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

c

– op de rijbaan langs een fietsstrook

sub b RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

d

– op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan

sub c RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

e

– in een tunnel

sub d RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

f

– bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering

sub e RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

g

– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht

sub e RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

h

– op de rijbaan langs een busstrook

sub f RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

i

– langs een gele doorgetrokken streep

62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990

100

100

     

40

   

R

396

j

– op een overweg

23 lid 1 sub a RVV 1990

100

100

     

40

   
                         
     

X. Parkeren

                 
     

als bestuurder een voertuig parkeren

24 lid 1

               

R

397

a

– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan

sub a RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

b

– voor een inrit of uitrit

sub b RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

c

– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg

sub c RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

d

– op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op of onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen

sub d RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

e

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

ea

– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd met een ander doel dan de aangegeven wijze

sub d RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

f

– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden

sub d RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

g

– langs een gele onderbroken streep

sub e RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

h

– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen

sub f RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

i

– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend

sub g RVV 1990

100

100

     

40

   

R

397

j

– op een parkeergelegenheid aangeduid door één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 van de bijlage I buiten de aangegeven parkeervakken

24 lid 4 RVV 1990

100

100

     

40

   

R

398

 

als bestuurder een voertuig dubbel parkeren

24 lid 3 RVV 1990

100

100

     

40

   
     

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl

                 

R

400

ae

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf

25 lid 2 RVV 1990

100

             

R

400

af

– dat motorvoertuig niet is voorzien van een parkeerschijf, waarop aan de getoonde zijde slechts één kalenderuren aanduidende cijferreeks staat die vanaf het begin van het parkeren in duidelijk leesbare cijfers tegen een contrasterende achtergrond in hele of halve uren het tijdstip weergeeft waarop met het parkeren is begonnen

25 lid 3 RVV 1990

100

             

R

400

ab

– de toegestane parkeerduur is verstreken

25 lid 4 RVV 1990

100

             

R

401

 

als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone, anders dan op een parkeerplaats die als zodanig is aangeduid of aangegeven of die is voorzien van een blauwe streep

25 lid 1 RVV 1990

100

100

     

40

   

R

402

b

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart

26 lid 1 RVV 1990

310

310

     

120

   

R

402

c

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is

26 lid 1 RVV 1990

410

410

     

160

   

R

402

d

als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan dat het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte

26 lid 1 RVV 1990

310

310

 

120

 

120

   

R

403

a

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken

Pl.V

100

             

R

403

b

als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd

Pl.V

100

             

R

405

 

als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter

Pl.V

 

100

70

40

       

R

406

 

zonder ontheffing/vergunning een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken

Pl.V

100

100

     

40

   

R

406

a

een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig

Pl.V

100

100

     

40

   
     

als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan

Pl.V

               

R

409

a

– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze

 

100

100

     

40

   

R

409

b

– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken

 

100

100

     

40

   

R

409

c

– zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen

 

100

100

     

40

   

R

409

d

– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken

 

100

100

     

40

   
     

een voertuig dat, met inbegrip van de lading

Pl.V

               

R

414

a

– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen plaats waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

 

100

       

40

   

R

414

b

– langer is dan 6 m, buiten de vastgestelde tijden, zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte

 

100

       

40

   

R

414

c

– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zodanig parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of op andere wijze hinder/overlast wordt aangedaan

 

100

       

40

   

R

493

 

zonder ontheffing/vergunning een geparkeerd voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit niet is toegestaan, met het kennelijke doel te koop aanbieden of te verhandelen

Pl.V

210

210

     

210

   

R

494

 

een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren

Pl.V

100

100

     

100

   

R

495

 

zonder ontheffing/vergunning een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben

Pl.V

100

100

     

100

   

R

496

 

zonder ontheffing/vergunning een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken

Pl.V

210

210

     

210

   

R

592

a

als bestuurder van een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden

Pl.V

100

100

     

40

   
                         
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

                 

R

412

b

een bromfiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

   

70

         
                         
     

XII. Signalen

                 

R

418

 

als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt

30 lid 1 RVV 1990

100

100

           

R

419

 

signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan

31 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

 

150

                         
     

XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden

                 
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren

32 lid 1 RVV 1990

               

R

421

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

100

100

70

40

       

R

421

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

150

150

100

60

       

R

421

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

150

150

100

60

       

R

425

 

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig

32 lid 2 RVV 1990

150

150

100

60

       
     

als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt

32 lid 3 RVV 1990

               

R

426

a

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

100

100

70

40

       

R

426

b

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

150

150

100

60

       

R

426

c

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

150

150

100

60

       
     

als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt

                 

R

428

a

– van een motorvoertuig

32 lid 3 RVV 1990

50

50

           

R

428

b

– van een motorvoertuig met aanhangwagen

33 RVV 1990

50

50

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren

33 RVV 1990

               

R

431

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

100

100

           

R

431

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

150

150

           

R

431

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

150

150

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet in de Regeling voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren

33 RVV 1990

               

R

432

d

– bij nacht, binnen de bebouwde kom

 

100

100

           

R

432

e

– bij nacht, buiten de bebouwde kom

 

150

150

           

R

432

f

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

150

150

           

R

434

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren

34 lid 1 RVV 1990

100

100

70

40

       

R

436

 

als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter

34 lid 2 RVV 1990

150

150

100

60

       
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren

                 

R

438

i

– als bestuurder van een wagen

35b lid 1 RVV 1990

         

40

   

R

438

j

– als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad

35b lid 2 RVV 1990

     

40

       
     

als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

k

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35 en 35a RVV 1990

     

60

       

R

438

l

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35a lid 1 RVV 1990

     

60

       

R

438

m

– knipperende verlichting voeren

35a lid 2 RVV 1990

     

60

       
     

als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

                 

R

438

n

– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren

35c jo. 35 en 35a RVV 1990

   

70

         

R

438

o

– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren

35c jo. 35a lid 1 RVV 1990

   

70

         

R

438

p

– knipperende verlichting voeren

35c jo. 35a lid 2 RVV 1990

   

70

         
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt

36 RVV 1990

               

R

445

c

– als ruiter

           

40

   

R

445

d

– als geleider van rij-, trekdieren of vee

           

40

   
                         
     

XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan

                 
     

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren

                 

R

451

c

– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig

38 RVV 1990

150

             

R

451

d

– op een stilstaande aanhangwagen

39 RVV 1990

             

150

R

453

 

bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen

40 RVV 1990

             

60

                         
     

XV. Bijzondere lichten

                 

R

458

 

als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren

41 lid 1 RVV 1990

150

150

           
     

als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, manoeuvreerlichten voor zover niet sneller wordt gereden dan 10 km/h, markeringslichten of staaklichten

41 lid 2 RVV 1990

               

R

456

a

– bij nacht

 

150

150

           

R

456

b

– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd

 

150

150

           

R

459

 

als bestuurder een verlicht transparant voeren vanuit een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd

41a lid 5 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

 

150

                         
     

XVI. Autosnelwegen en autowegen

                 
     

a. Autosnelwegen

                 

R

461

a

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken

42 lid 1 RVV 1990

     

160

120

160

 

410

     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

465

b

– gebruik maken van de berm

 

150

150

           

R

465

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

250

250

           

R

466

 

als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

250

             

R

467

 

als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken

43 lid 4 RVV 1990

250

             
                         
     

b. Autowegen

                 

R

468

a

anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken

42 lid 2 RVV 1990

     

160

120

160

 

410

     

behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg

43 lid 3 RVV 1990

               

R

472

b

– gebruik maken van de berm

 

150

150

           

R

472

c

– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan

 

250

250

           
                         
     

XVII. Erven

                 

R

475

a

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden tot en met 10 km/h

45 RVV 1990

     

40

       

R

475

b

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden met meer dan 10 km/h

45 RVV 1990

     

60

       

R

478

 

als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven

46 RVV 1990

100

100

           
                         
     

XXI. Loslopend vee

                 

R

491

 

rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen

51 lid 1 RVV 1990

             

150

                         
     

XXII. In- en uitstappende passagiers

                 

R

492

 

als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven

52 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   
                         
     

XXIII. Slepen

                 

R

501

 

als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt

53 RVV 1990

100

100

           
                         
     

XXIV. Bijzondere manoeuvres

                 

R

505

 

als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

506

 

als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

507

 

als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

508

 

als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

509

 

als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

510

 

als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

511

 

als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

512

 

als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan

54 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

513

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

100

100

70

         

R

514

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

100

100

70

         

R

515

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

100

100

70

         

R

516

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

100

100

70

         

R

517

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

100

100

70

         

R

518

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven

55 RVV 1990

100

100

70

         

R

519

 

als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt

56 lid 1 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   
                         
     

XXV. Onnodig geluid

                 

R

522

 

als bestuurder van een motorvoertuig, als bromfietser of snorfietser onnodig geluid veroorzaken met dat voertuig

57 RVV 1990

250

250

170

         
                         
     

XXVI. Gevarendriehoek

                 

R

526

 

het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd

58 RVV 1990

150

           

150

                         
     

XXVIa. Zitplaatsen

                 

R

530

a

tijdens deelname aan het verkeer als bestuurder of passagier niet op de voor hem/haar bestemde zitplaats zitten en/of als bestuurder (een) passagier(s) vervoeren terwijl deze/die niet op de voor hem/hen bestemde zitplaats zit(ten)

58a lid 1 en lid 4 RVV 1990

150

150

100

60

     

150

R

530

b

als bromfietser of fietser een passagier jonger dan acht jaar vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige voorziening met voldoende steun voor rug, handen en voeten

58a lid 3 en 4 RVV 1990

   

100

60

       
                         
     

XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen

                 

R

533

 

als bestuurder of passagier van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel

59 lid 1 RVV 1990

150

150

         

150

     

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel

                 

R

535

f

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

220

             

R

535

k

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel

59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990

220

             

R

535

g

– op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

220

             

R

535

h

– (een) passagier(s) jonger dan 3 jaar vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is

59 lid 2 RVV 1990

220

             

R

535

i

– terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn

59 lid 1 RVV 1990

220

             

R

535

j

– (een) passagier(s) jonger dan 18 jaar in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld

59 lid 3 RVV 1990

220

             

R

535

m

– in een taxi op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is

59 lid 5 RVV 1990

220

             

R

535

mo

– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar vervoeren terwijl de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 7 RVV 1990

220

             

R

535

oa

de autogordel of de veiligheidsgordel in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990

150

           

150

R

535

ob

het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden

59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990

220

           

220

R

535

e

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

250

             

R

535

s

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de (beschikbare) veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of die deel uit maakt van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd of van een door de Minister van IenW aangewezen constructie

59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990

150

             
                         
     

XXVIIa. Autobus

                 

R

535

p

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust

59a lid 1 RVV 1990

150

           

150

     

als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus

                 

R

535

q

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 m vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

150

             

R

535

r

– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 m of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en)

59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990

150

             
                         
     

XXVIII. Helmen

                 

R

536

a

als bestuurder, passagier van een bromfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

   

100

       

100

R

536

c

als bestuurder, passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 1 RVV 1990

150

150

         

150

R

536

e

als bestuurder of passagier van een snorfiets geen helm dragen terwijl ingevolge artikel 5, achtste lid, de rijbaan wordt gebruikt

60 lid 1 RVV 1990

   

100

       

100

R

537

 

als bestuurder van een motorfiets, bromfiets of brommobiel dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk

60 lid 3 RVV 1990

150

150

100

         
                         
     

XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur

                 

R

545

 

als bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthouden

61a RVV 1990

350

350

240

140

     

350

                         
     

XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten

                 
     

personen vervoeren

61b lid 1 RVV 1990

               

R

539

a

– in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets

 

150

             

R

539

b

– in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, dan wel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets

 

250

250

170

         
                         
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

                 
     

II. Verkeersborden

                 

R

548

 

als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. bord B6 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

544

a

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden tot en met 10 km/h

62 jo bord A1 RVV 1990

     

40

       

R

544

b

als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden met meer dan 10 km/h

62 jo bord A1 RVV 1990

     

60

       
     

als bestuurder in strijd met bord B7

62 jo. bord B7 RVV 1990

               

R

549

a

– niet stoppen

 

150

150

100

60

 

60

   

R

549

b

– geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

250

250

170

100

 

100

   

R

549

c

– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

 

250

250

170

100

 

100

   
     

als bestuurder in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C1 RVV 1990

               

R

550

a

– een weg gebruiken

 

100

100

70

40

 

40

   

R

550

b

– een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken)

 

150

150

100

60

 

60

   
     

een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee)

62 jo. bord C2 RVV 1990

               

R

551

b

– als bestuurder op een andere weg dan autoweg of autosnelweg

 

150

150

100

60

 

60

   
     

als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord

                 

R

552

a

– C3 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C3 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   

R

552

b

– C4 (eenrichtingsweg)

62 jo. bord C4 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   

R

553

b

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen) een weg gebruiken

62 jo. bord C6 RVV 1990

100

             

R

553

d

als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen een weg gebruiken in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C6 RVV 1990

100

             

R

554

a

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s) (alle wegen behalve milieuzones)

62 jo. bord C7 RVV 1990

100

             

R

554

c

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C7 RVV 1990

250

             

R

554

d

als bestuurder van een autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7a (geslotenverklaring voor autobussen)

62 jo. bord C7a RVV 1990

100

             

R

554

e

als bestuurder van een autobus of vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7b (geslotenverklaring voor autobussen en vrachtauto’s)

62 jo. bord C7b RVV 1990

100

             

R

571

g

als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

250

             

R

571

h

als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto of bus een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone)

62 jo. bord C22a RVV 1990

100

             

R

555

 

als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur)

62 jo. bord C8 RVV 1990

100

             

R

556

 

als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring)

62 jo. bord C9 RVV 1990

100

 

70

40

 

40

   

R

557

 

als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen)

62 jo. bord C10 RVV 1990

100

100

           

R

558

 

als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets)

62 jo. bord C11 RVV 1990

 

100

           

R

559

 

als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen)

62 jo. bord C12 RVV 1990

100

100

           

R

560

 

als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor)

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

70

40

       

R

560

c

als bestuurder van een bromfiets of snorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig, met in werking zijnde motor) waarbij gebied is aangeduid als milieuzone

62 jo. bord C13 RVV 1990

   

70

         

R

561

 

als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor)

62 jo. bord C14 RVV 1990

   

40

40

       

R

562

 

als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig)

62 jo. bord C15 RVV 1990

   

70

40

       

R

563

 

als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers)

62 jo. bord C16 RVV 1990

       

30

     

R

564

 

als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven)

62 jo. bord C17 RVV 1990

150

       

60

   

R

565

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven)

62 jo. bord C18 RVV 1990

150

       

60

   

R

566

 

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven)

62 jo. bord C19 RVV 1990

150

       

60

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C20 RVV 1990

               

R

567

a

– tot en met 10%

 

150

       

60

   

R

567

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

220

       

90

   

R

567

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

330

       

130

   
     

als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

568

a

– tot en met 10%

 

150

       

60

   

R

568

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

220

       

90

   

R

568

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

330

       

130

   
     

als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van

62 jo. bord C21 RVV 1990

               

R

569

a

– tot en met 10%

 

150

       

60

   

R

569

b

– meer dan 10% tot en met 20%

 

220

       

90

   

R

569

c

– meer dan 20% tot en met 30%

 

330

       

130

   

R

574

 

als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting)

62 jo. bord D1 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

575

 

als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft)

62 jo. bord D2 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

576

 

als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven)

62 jo. bord D4 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

577

 

als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven)

62 jo. bord D5 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

578

 

als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven)

62 jo. bord D6 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

579

 

als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven)

62 jo. bord D7 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

584

 

als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone))

62 jo. bord E1 RVV 1990

100

100

     

40

 

100

R

585

 

als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan)

62 jo. bord E2 RVV 1990

100

100

     

40

   

R

587

b

een bromfiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

   

70

         

R

593

 

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen)

62 jo. bord F1 RVV 1990

250

250

           

R

594

 

als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen)

62 jo. bord F3 RVV 1990

250

             

R

595

 

als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting)

62 jo. bord F5 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   

R

596

 

als bestuurder in strijd met bord F7 keren

62 jo. bord F7 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   

R

598

 

als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 km/h in strijd met bord F11 geen gebruik maken van de voor dat motorvoertuig verplichte passeerbaan of passeerstrook

62 jo. bord F11 RVV 1990

100

             

R

599

a

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F13 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F13 RVV 1990

100

100

70

40

       

R

599

b

als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F15 gebruik maken van een uitsluitend voor trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F15 RVV 1990

100

100

70

40

       

R

599

c

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F17 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen en trams bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F17 RVV 1990

100

100

70

40

       

R

599

d

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto of lijnbus, in strijd met bord F19 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto’s en lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F19 RVV 1990

100

100

70

40

       

R

599

e

als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto, in strijd met bord F21 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto’s bestemde rijbaan of rijstrook

62 jo. bord F21 RVV 1990

100

100

70

40

       
                         
     

III. Verkeerslichten

                 

R

601

 

als bestuurder niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990

150

150

           

R

602

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

250

250

170

100

75

100

   

R

603

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 68 lid 6 RVV 1990

   

170

100

       

R

604

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht

62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990

250

250

170

100

75

100

   

R

605

 

als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan

62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990

   

170

100

       

R

606

 

als bestuurder van een tram, lijnbus of ander voertuig niet stoppen voor rood tram-/buslicht

62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990

250

250

170

       

250

R

607

 

als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht

62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990

             

250

R

608

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten

62 jo. 71 sub b RVV 1990

250

250

170

100

75

100

   

R

609

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten

62 jo. 72 RVV 1990

250

250

170

100

75

100

   

R

611

 

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus of een autobus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub d RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   

R

611

a

als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «LIJNBUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken

62 jo. 73 sub e RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   

R

612

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht

62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990

     

100

75

     

R

613

 

als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990

62 jo. 74 lid 2 RVV 1990

     

100

75

     

R

614

 

als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering

62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990

100

100

           
                         
     

IV. Verkeerstekens op het wegdek

                 

R

617

a

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in een richting

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

150

150

100

60

 

60

   

R

617

b

als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

617

c

als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen

62 jo. 76 lid 1 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

618

 

als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

618

a

als bestuurder een puntstuk gebruiken

62 jo. 77 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

619

 

als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft

62 jo. 78 lid 1 RVV 1990

250

250

170

         

R

619

a

als bestuurder die een doorgaande rijbaan verlaat en daartoe een uitrijstrook volgt ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen niet de richting volgen die de uitrijstrook aangeeft

62 jo. 78 lid 2 RVV 1990

250

250

170

         

R

620

 

als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is

62 jo. 79 RVV 1990

100

100

70

40

 

40

   

R

621

 

als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg

62 jo. 80 RVV 1990

250

250

170

100

 

100

   

R

622

 

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, autobus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met «BUS»

62 jo. 81 RVV 1990

150

150

100

60

45

60

   

R

622

a

als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: «LIJNBUS»

62 jo. 81 RVV 1990

150

150

100

60

45

60

   
                         
     

Nummers R 701 – R 706: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW)

                 

R

701

 

zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen

1a BABW

             

150

R

702

 

voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden

2 BABW

             

150

R

703

 

niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart

54 jo. 53 BABW

             

100

R

704

 

als verkeersregelaar niet op eerste vordering tonen van de krachtens de wet vereiste aanstellingspas

58a BABW

             

100

R

705

 

als verkeersregelaar, niet zijnde een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 vanaf een motorrijtuig, of als verkeersregelaar niet zijnde een transportbegeleider of een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, vanuit een motorrijtuig geven

58a BABW

             

100

R

706

 

als transportbegeleider of weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat vanuit een motorrijtuig een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 op een weg onder beheer van het Rijk of op een kruispunt gelegen op andere weg geven

58a BABW

             

100

                         
     

Nummers K 405 – K 540: Kentekenreglement (Kr)

                 

K

405

 

de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen

5 lid 1 en 3 Kr

             

150

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren

                 

K

420

 

als nieuwe eigenaar/houder niet binnen één week de Dienst Wegverkeer op de voorgeschreven wijze om tenaamstelling verzoeken

26 lid 2, 58b lid 2 en 58l lid 2 Kr

             

370

                         
     

Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder

                 

K

485

 

als eigenaar/houder na overlijden van degene die in het kentekenregister als tenaamgestelde staat geregistreerd niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze bij de Dienst Wegverkeer een verzoek indienen om het voertuig op zijn naam te registreren

29 lid 1, 58f lid 1 en 58p lid 1 Kr

             

370

                         
     

Aanvraag nieuw deel I (A)

                 
     

Kentekencard vanaf 1 januari 2014

                 

K

526

 

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens in het kentekenregister

34 lid 1 Kr

             

100

                         
     

Kentekenbewijzen afgegeven voor 1 januari 2014

                 

K

527

 

niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I

58h lid 1 en 58s lid 1 Kr

             

100

                         
     

Handelaarskenteken(bewijs)

                 

K

535

 

als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken

44 Kr

             

370

K

540

 

het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren

45 lid 2 Kr

             

370

                         
     

Nummers A 901 – A 934: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en Besluit bewijs van verzekering niet-kentekenplichtige motorrijtuigen (BVM)

                 
                         
     

gekentekende motorrijtuigen, niet zijnde bromfietsen of gehandicaptenvoertuigen

                 

A

915

 

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld, niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

400

                         
     

Bromfietsen

                 

A

902

 

als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden

30 lid 2 WAM

             

370

     

Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

     

2 – personenauto’s;

     

3 – bedrijfsauto’s;

     

3a – bussen;

     

4 – motorfietsen;

     

5 – driewielige motorrijtuigen;

     

6 – bromfietsen;

     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

     

7a – mobiele machine

     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

     

12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg;

     

13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg;

     

14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;

     

15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b);

     

16 – fietsaanhangwagens;

     

17 – wagens.

       
     

Noot Regeling voertuigen (RV):

     

– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV.

     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

     

categorie: 15A – motorfiets

     

categorie: 15B – bromfiets

     

– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden.

     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

     

– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden (terwijl)...»).

     

– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856.

     

– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door landbouw- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene.

     

– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief in euro per feit en categorie

         

2

3

3a

4

5

6

7

7a

8

9

10

11

12

13

14

15

16

17

     

Regeling voertuigen

                                     
                                             
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

                                     
     

0 – Algemeen

                                     

N

010

a

het niet in overeenstemming is met de gegevens op de kentekencard, het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens

5.*.1 RV

250

250

250

250

250

170

           

250

         

N

010

b

het voertuigidentificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is

5.*.1 en 5.6.73 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

 

100

 

250

 

250

     

N

010

c

het niet is voorzien van de juiste kentekenpla(a)t(en) of de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor- en/of achterzijde is/zijn bevestigd

5.*.1 RV

150

150

150

150

150

100

           

150

         

N

010

d

het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd

5.*.1 RV

150

150

150

150

150

100

           

150

         

N

010

e

het voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructiepla(a)t(en), waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister (cat 3, 3a en 12 in gebruik na 31-12-1997; cat 8 in gebruik na 30-06-2009)

5.*.1 RV

 

100

100

         

100

     

100

         
                                             
     

1 – Algemene bouwwijze van het voertuig

                                     

N

020

b

het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as

5.15.2 lid 2 RV

                             

150/100

   

N

030

a

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

250

250

250

 

250

170

250

250

250

     

250

250

250

250/170

 

100

N

030

b

het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht

5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV

250

250

250

 

250

170

250

250

250

     

250

250

250

250/170

 

100

     

het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork

5.*.3 en 5.6.74 lid 2 RV

                                   

N

030

c

– breuken en of scheuren vertoont

       

250

 

170

                       

N

030

d

– is doorgeroest

       

250

 

170

                       

N

030

e

– zodanig is vervormd dat stijfheid en sterkte in gevaar worden gebracht dan wel het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed

       

250

 

170

                       

N

030

f

de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.3 en 5.6.74 lid 3 RV

     

250

250

170

       

100

100

           

N

030

g

het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd

5.*.3 lid 2 RV

       

250

170

       

100

100

           
 

030

 

het frame

5.9.3 RV

                                   

N

030

h

– breuken en of scheuren vertoont

                   

60

               

N

030

i

– is doorgeroest

                   

60

               

N

030

j

– is vervormd

                   

60

               

N

040

a

de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd

5.*.4 RV

150

150

150

 

150

100

150

150

150

 

60

 

150

150

150

150/100

 

60

N

040

b

de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is

5.*.4 RV

 

150

150

     

150

150

       

150

150

150

150/100

 

60

N

040

c

de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd

5.*.4 RV

     

150

 

100

                       

N

050

 

de accu en, indien aanwezig, de bedrading niet deugdelijk is (zijn) bevestigd en niet goed is (zijn) geïsoleerd

5.*.5 RV

                       

150

150

150

     
                                             
     

2 – Afmetingen en massa’s

                                     
     

Lengte

                                     

N

060

a

het langer is dan 12 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 12 geldt niet voor opleggers)

5.*.6 RV

150

150

   

150

 

150

150

150

     

150

150

150

     

N

060

aa

de bus met 2 assen langer is dan 13,50 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

150

                             

N

060

ac

de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m

5.3a.6 lid 2 RV

   

150

                             

N

060

d

het rijdende werktuig langer is dan 20 m

5.3.6 lid 2 RV

 

150

                               

N

061

e

bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt

5.12.6 lid 3 RV

                       

150

         

N

061

g

de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m

5.12.6 lid 5 RV

                       

150

         
                                             
     

Breedte

                                     

N

060

b

het breder is dan 2,55 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 3 en 12 gelden niet voor geconditioneerde voertuigen en voor cat 3 en 12 voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999)

5.*.6 RV

150

150

150

 

150

             

150

150

       

N

060

g

het breder is dan 2,60 m (cat 3 en 12 geconditioneerd voertuig en voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999; cat 17 bespannen wagen)

5.*.6 RV

 

150

                   

150

       

60

N

060

p

het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                   

60

60

           

N

060

r

de fiets breder is dan 0,75 m

5.9.6 lid 1 RV

                 

60

               

N

060

s

het breder is dan 1,50 m (cat 9 > 2 wielen of zijspan; cat 17 onbespannen wagen)

5.*.6 RV

                 

60

             

60

N

060

u

het breder is dan 2 m (cat 5 ingebruikname na 31-10-1997; cat 6 op meer dan 2 wielen; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen)

5.*.6 RV

     

150

150

100

                 

150/100

   

N

060

w

het breder is dan 1 m (cat 6 betreft tweewielige bromfiets; cat 15b achter bromfiets op meer dan twee wielen)

5.*.6 RV

         

100

                 

-/100

60

 
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

                                   

N

060

ha

– van 0,01 m t/m 0,25 m

   

150

       

150

150

150

         

150

     

N

060

hb

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

   

220

       

220

220

220

         

220

     

N

60

hc

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

   

330

       

330

330

330

         

330

     
                                             
     

Hoogte

                                     

N

060

q

het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor)

5.*.6 RV

                   

60

60

           
                                             
     

Massa

                                     
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

                                   

N

070

a

– meer dan 10%

 

300

300

300

 

300

     

300

     

300

         
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximumlast van enig(e) as of asstel wordt overschreden met

5.3.7 lid 1 RV

                                   

N

072

a

– 10 tot 15%

   

360

                               
     

van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met

5.3.7 lid 2 RV

                                   

N

073

a

– 5 tot 10%

   

360

                               
                                             
     

3 – Motor

                                     
     

de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h, vermeerderd met 4 km/h, (dan wel de aangewezen bromfiets de in artikel 20b van de wet vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 km/h) overschrijdt met

5.6.8 lid 2 en 5.6.76 lid 1 RV

                                   

N

086

a

– t/m 10 km/h

           

70

                       

N

086

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

140

                       
     

de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 tot en met 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt met

5.6.8 lid 1 RV

                                   

N

083

a

– t/m 10 km/h

           

70

                       

N

083

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

           

140

                       
     

het voertuig de in artikel 1.1. van de Regeling voertuigen vermelde maximumconstructiesnelheid vermeerderd met 5 km/h overschrijdt

5.*.8 lid 1 RV

                                   

N

085

a

– t/m 10 km/h

             

100

100

100

 

40

40

           

N

085

b

– meer dan 10 en t/m 15 km/h

             

150

150

150

 

60

60

           

N

090

a

het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 RV

250

250

250

250

   

250

250

250

     

250

250

250

     

N

090

b

het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.*.9 lid 1 en 5.6.77 lid 2 RV

       

250

170

       

100

             

N

090

c

het brandstofsysteem lekkage vertoont

5.*.9 lid 2 en 5.6.77 lid 2 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

 

100

 

250

250

250

     

N

090

d

het brandstofreservoir niet deugdelijk is afgesloten

5.*.9 lid 3 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

 

100

 

250

250

250

     

N

090

h

de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd

5.11.9 lid 1 RV

                     

40

           

N

100

 

de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10 RV

250

250

250

250

250

                         

N

101

 

de CNG- of LNG- installatie niet voldoet aan de eisen (LNG niet geregeld voor cat 4)

5.*.10a RV

250

250

250

250

250

                         

N

102

 

de waterstofinstallatie niet voldoet aan de eisen

5.*.10b RV

250

250

250

 

250

                         

N

110

a

het niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat

5.*.11 lid 1 en 5.6.80 lid 1 RV

300

300

300

300

300

210

300

300

300

 

120

             

N

110

b

het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd

5.*.11 lid 2 en 5.6.80 lid 2 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

             

N

110

e

het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is

5.*.11 RV

           

300

300

300

 

120

             

N

111

 

(een) onderde(e)l(en) van het na 31-12-2017 in gebruik genomen voertuig, niet zijnde onderdelen van het brandstofsysteem, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of het veersysteem, overmatige lekkage van vloeistof, niet zijnde water, verto(o)n(t)(en)

5.*.11a RV

250

250

250

 

250

             

250

         
                                             
     

Meting geluidsniveau

                                     
     

Noot

                                     
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

                                     
                                             
     

Bromfiets

                                     
     

Constructiesnelheid maximum toegestane waarde

                                     
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

                                     
     

> 25 km/h 97 dB(A)

                                     
                                             
     

Motorfiets

                                     
     

Cylinderinhoud t/m maximum toegestane waarde

                                     
     

80 cm3 91 dB(A)

                                     
     

125 cm3 92 dB(A)

                                     
     

350 cm3 95 dB(A)

                                     
     

500 cm3 97 dB(A)

                                     
     

750 cm3 100 dB(A)

                                     
     

1.000 cm3 103 dB(A)

                                     
     

>1.000 cm3 106 dB(A)

                                     
                                             
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

                                     
     

benzinemotor max 3.500 kg bij 3.500 toeren max 95 dB(A)

                                     
     

dieselmotor max 3.500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

                                     
     

> 3.500 kg bij 1.500 toeren max 95 dB(A)

                                     
                                             
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

                                   

N

110

n

– tot 4 dB(A)

 

300

300

300

300

300

210

                       
     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV

                                   

N

110

p

– tot 4 dB(A)

 

300

300

300

300

300

210

                       

N

120

a

de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd

5.*.12 lid 1 en 5.6.81 lid 1 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

60

           

N

120

b

de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd

5.*.12 en 5.6.81 lid 2 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

60

           

N

120

c

het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt

5.*.12 lid 3 RV

                   

40

40

           

N

120

d

de onderdelen van de elektrische aandrijflijn van het elektrisch aangedreven of hybride elektrische voertuig niet aan de gestelde eisen voldoet

5.*12a RV

150

150

150

150

150

100

                       

N

130

a

de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd

5.*.13 RV

150

150

150

 

150

 

150

150

   

60

             

N

130

b

de rubbers van de motorsteunen zijn doorgescheurd/de vulkanisatie is losgeraakt

5.*.13 en 5.6.81 lid 4 RV

150

150

150

 

150

100

150

150

   

60

             

N

130

c

de motor niet deugdelijk is bevestigd

5.*.13 en 5.6.81 lid 3 RV

     

150

 

100

                       
                                             
     

4 – Krachtoverbrenging

                                     

N

150

a

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

100

100

100

                             

N

150

e

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.*.15 RV

     

100

100

                         

N

150

f

de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter

5.6.15 RV

         

70

                       

N

160

a

(de onderdelen van) de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd is (zijn)

5.*.16 en 5.6.83 lid 1 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

             

N

170

a

de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken

5.10.17 RV

                   

40

             

N

170

b

de snelheid niet regelbaar is

5.11.17 en 5.6.82 RV

                     

60

           
                                             
     

5 – Assen

                                     

N

180

 

de as(sen) niet deugdelijk (bevestigd) is (zijn)

5.*.18 en 5.6.84 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

 

100

100

250

250

250

250/170

   

N

190

 

de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.19 RV

250

250

250

 

250

170

       

100

 

250

 

250

     

N

200

 

de wiellagers niet deugdelijk zijn

5.*.20 en 5.6.85 RV

150

150

150

 

150

100

       

60

60

150

150

       

N

210

 

de wielbasis te veel afwijkt

5.*.21 RV

100

100

100

100

100

             

100

         

N

220

 

de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis of de carrosserie te veel verschillen

5.*.22 RV

100

100

100

                             

N

230

 

de spoorbreedte te groot is

5.*.23 RV

100

100

100

                             

N

240

a

de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 RV

                     

100

 

250

 

250/170

 

100

N

240

b

de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24-26 RV

 

250

250

     

250

250

250

                 

N

240

c

de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 5.6.86 RV

     

250

 

170

                       

N

240

d

de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.24 en 26 RV

250

     

250

         

100

 

250

 

250

     
                                             
     

6 – Ophanging

                                     
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

                                   

N

270

a

– 1 band

 

150

150

150

150

150

100

                       

N

270

b

– 2 banden

 

220

220

220

220

220

150

                       

N

270

c

– 3 banden

 

330

330

330

330

330

230

                       
     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

                                   

N

270

e

– 1 band

 

150

   

150

150

100

150

150

150

 

60

60

 

150

150

150/100

   

N

270

f

– 2 banden

 

220

   

220

220

150

220

220

220

 

90

90

 

220

220

220/150

   

N

270

g

– 3 banden

 

330

   

330

330

230

330

330

330

 

130

130

 

330

330

     
     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

                                   

N

270

i

– 1 band

 

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

60

150

150

150

     

N

270

j

– 2 banden

 

220

220

220

220

220

150

220

220

220

 

90

90

220

220

220

     

N

270

k

– 3 banden

 

330

330

330

330

330

230

330

330

330

 

130

130

330

330

330

     
     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

                                   

N

270

m

– 1 band

   

150

150

                 

150

         

N

270

n

– 2 banden

   

220

220

                 

220

         

N

270

o

– 3 banden

   

330

330

                 

330

         
     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12, 13 en 14 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

                                   

N

270

r

– 1 band

 

150

150

150

150

150

100

   

150

 

60

60

150

150

150

     

N

270

s

– 2 banden

 

220

220

220

220

220

150

   

220

 

90

90

220

220

220

     

N

270

t

– 3 banden

 

330

330

330

330

330

230

   

330

 

130

130

330

330

330

     

N

270

v

de op de band aangegeven draairichting niet overeenkomt met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting

5.*.27 RV

150

150

150

150

150

100

   

150

 

60

60

150

150

 

150/100

   

N

270

w

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben (geldt niet voor nood- of reservewiel)

5.*.27 RV

150

150

150

 

150

100

       

60

60

150

150

 

150/100

   
     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

                                   

N

271

e

– 1 band

                         

150

150

150

     

N

271

f

– 2 banden

                         

220

220

220

     

N

271

g

– 3 banden

                         

330

330

330

     

N

271

m

de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg)

5.17.27 RV

                                 

60

N

280

 

het veersysteem, (indien vereist of aanwezig) de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn of niet goed werken

5.*.28 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

60

150

150

150

     
                                             
     

7 – Stuurinrichting

                                     

N

290

 

deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting

5.*.29 en 5.6.88 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

100

100

100

           

N

291

 

de overbrenging van de gestuurde wielen niet goed reageert of niet deugdelijk is (bevestigd)

5.*.29 RV

                       

250

 

250

     

N

292

 

de draaikransen niet deugdelijk zijn (bevestigd)

5.*.30 RV

                       

250

 

250

     
                                             
     

8 – Reminrichting

                                     

N

310

a

(de onderdelen van) de reminrichting niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) dan wel niet aan de eisen voldoet/voldoen

5.*.31 en 5.6.89 lid 1 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

 

100

100

250

250

250

     

N

320

aa

in het hydraulisch remsysteem onvoldoende remvloeistof aanwezig is

5.*.32 en 5.*.31 RV

250

250

250

 

250

170

       

100

100

           

N

320

a

het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.3.33 RV

100

100

100

                             

N

340

 

de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting

5.*.34 RV

 

100

100

                             

N

350

a

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen

5.*.35 lid 1 RV

 

250

250

                             

N

350

b

het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten

5.*.35 lid 1 RV

 

100

100

                 

100

         

N

350

c

de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren

5.*.35 lid 2 RV

 

250

250

                 

250

         

N

350

d

het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat

5.*.35 lid 3 RV

 

100

100

                 

100

         

N

350

e

de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld

5.*.35 lid 3 RV

 

250

250

                 

250

         

N

360

 

de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld

5.*.36 RV

 

250

250

         

250

     

250

         

N

370

a

het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft

5.*.37 RV

 

250

250

         

250

                 

N

370

b

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen

5.*.37 RV

 

250

250

                             

N

370

c

het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen

5.*.37 RV

 

250

250

                             

N

380

m

de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een massa van minder dan 400 kg in gebruik genomen voor 01-04-1990), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of ten gevolge van overberemming van de achteras

5.*.38 RV

250

250

250

 

250

         

100

 

250

         

N

380

n

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging

5.*.38 en 5.6.90 RV

         

170

250

250

   

100

             

N

380

p

het niet is voorzien van (een) goed werkende rem(men)

5.*.38 RV

                 

60

 

60

           
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa minder dan 3.500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                   

N

381

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

250

   

250

250

             

250

         

N

381

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

370

   

370

370

             

370

         
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa 3.500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

                                   

N

381

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

410

410

     

410

410

410

     

410

         

N

390

a

de parkeerrem niet aan de eisen voldoet

5.*.39 RV

100

100

100

 

100

 

100

100

100

                 

N

390

b

van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet

5.*.39 RV

         

70

     

40

               

N

390

e

de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet

5.12.39 RV

                       

100

         

N

400

c

de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen en aanhangwagen met een stijve dissel met een toegestane maximummassa van ten hoogste 1.500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig

5.12.40 RV

                       

250

         

N

400

d

niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig)

5.*.40 RV

                       

150

 

150

     
                                             
     

9 – Carrosserie

                                     

N

410

a

de deuren en de laadbakkleppen (cat 3(a)) niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde en/of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend

5.*.41 RV

150

150

150

 

150

100

   

150

 

60

             

N

410

b

het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

150

150

   

150

100

       

60

             

N

410

c

de bevestiging van de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd

5.*.41 RV

150

150

150

 

150

100

       

60

             

N

410

d

de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren

5.*.41 RV

     

150

 

100

                       

N

410

e

de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.41 RV

     

150

 

100

                       

N

410

f

de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang

5.*.41 RV

               

150

                 

N

410

g

de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen

5.*.41 RV

               

150

                 

N

410

h

het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen

5.*.41 RV

                       

150

150

150

150/100

   

N

410

j

de deur(en) of uitgang(en) of hoofddoorgang(en) of noodra(a)m(en) of noodluik(en) van de bus niet voldoen (voldoet) aan de eisen of de vereiste opschriften niet zijn aangebracht

5.3a.41 RV

   

150

                             
     

de voorruit, de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit

                                     

N

420

a

– is beschadigd of verkleurd

5.*.42 RV

250

250

250

 

250

170

250

250

250

 

100

             

N

420

b

– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren

5.*.42 RV

150

150

150

 

150

 

150

150

150

 

60

             

N

420

c

de ruiten niet voldoen aan de eisen

5.*.42 lid 1 RV

                   

40

             

N

420

d

de lichtdoorlatendheid van de voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten minder dan 55% bedraagt

5.*.42 lid 3 RV

250

250

250

 

250

170

                       

N

430

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat 5 in gebruik na 27-11-1975; cat 6 in gebruik na 31-12-2006)

5.*.43 RV

150

150

150

 

150

100

150

150

150

 

60

             

N

430

d

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit die de bestuurder voldoende uitzicht geeft (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997; cat 3a na 30-06-1985; cat 5 na 31-12-1994; cat 6 na 31-12-2006)

5.*.43 RV

150

150

150

 

150

100

       

60

             

N

440

a

het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997, cat 3a na 30-06-1985, cat 5 voorruit en gesloten carrosserie na 31-12-1994 tot 17-06-2003 vanaf 17-06-2003 indien voorruit)

5.*.44 RV

150

150

150

 

150

         

60

             

N

450

a

het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (vooruitkijkspiegel / camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7.500 kg) (cat. 8 rechterspiegel/camerasysteem in gebruik na 31-12-2018)

5.*.45 RV

150

150

150

   

100

150

150

150

 

60

             

N

450

b

het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

150

                           

N

450

c

het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet

5.4.45 RV

     

150

                           

N

450

g

het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel

5.4.45 lid 1 RV

     

150

                           

N

450

d

het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel

5.5.45 RV

       

150

                         

N

450

e

het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel

5.5.45 RV

       

150

                         

N

450

f

het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien

5.5.45 RV

       

150

                         

N

460

a

de zitplaatsen (of rugleuningen) niet deugdelijk bevestigd zijn

5.*.46 RV

     

150

 

100

         

60

           

N

460

aa

de na 31-12-2014 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21-01-2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen

5.*.46 RV

150

150

150

                             

N

460

c

de zitplaatsen, rugleuningen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn

5.*.46 RV

150

150

150

 

150

 

150

150

150

 

60

             

N

460

d

de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd

5.*.46 RV

     

150

 

100

                       

N

460

g

de trappers niet deugdelijk zijn bevestigd of niet zijn voorzien van een stroef oppervlak

5.9.46 RV

                 

60

               

N

470

a

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s)

5.2.47 RV

150

                                 

N

470

b

de/een gordel(s) voor de voorzitplaats(en) die aan een portier gren(st)(zen) van de na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen personenauto niet aanwezig is/zijn

5.2.47 RV

150

                                 

N

470

c

de/een gordel(s) niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) (geldt voor cat 7, 8 en 10 indien aanwezig)

5.*.47 RV

150

150

150

 

150

100

150

150

150

 

60

             

N

470

d

de/een gordel(s) voor de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de T-100 bus of na 31-12-1997 in gebruik genomen andere bus of bedrijfsauto niet aanwezig is/zijn

5.*.47 lid 1 RV

 

150

150

                             

N

470

h

de/een naar voren en/of naar achteren gerichte zitplaats(en) van de na 30-09-2002 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of van de na 30-09-2000 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s)

5.3a.47 lid 2 RV

   

150

                             

N

470

g

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van het na 31-12-1989 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van het na 16-06-2003 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van (een) gordel(s)

5.5.47 RV

       

150

                         

N

470

i

de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de bromfiets op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet is/zijn voorzien van (een) gordel(s)

5.6.47 lid 1 RV

         

100

                       

N

470

j

het na 01-09-2008 in gebruik genomen en voor het vervoer van één of meer passagiers in een rolstoel ingericht voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen

5.*.47a RV

150

150

                               

N

470

k

de ligplaats(en) niet voldoe(t)(n) aan de gestelde eisen

5.2.47a jo. 5.2.79 en 5.3a.48 RV

150

 

150

                             

N

480

a

het voertuig scherpe delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 en 5.6.92 lid 1 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

100

100

100

250

250

250

250/170

 

100

N

480

b

het voertuig niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.*.48 RV

250

250

250

 

250

 

250

250

250

 

100

 

250

250

250

250/170

 

100

N

480

h

het voertuig aan de voorzijde (een) voorziening(en) heeft die in geval van botsing de kans op lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kan/kunnen vergroten

5.*.48 RV

250

250

                               

N

480

c

de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken

5.*.48 RV

250

250

250

250

250

         

100

 

250

250

 

250/170

   

N

480

e

gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde

5.*.48 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

 

150

150

150

150/100

   

N

480

f

de wielen/banden aanlopen

5.*.48 en 5.6.92 lid 2 RV

         

100

               

150

     

N

480

g

het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming

5.*.48 RV

 

410

410

                 

410

         

N

490

 

het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk (cat 3 en 12) of beschermingsinrichting (cat 3a) tegen klemrijden die aan de vereisten voldoet (afstand stootbalk/beschermingsinrichting wegdek: in gebruik voor 01-01-1998 70 cm, daarna 55 cm; afstand achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna cat 3, 3a en 12: 45 cm)

5.*.49 RV

 

410

410

                 

410

         

N

500

 

de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat

5.*.50 RV

                         

100

 

100/70

   

N

501

 

de frontbeschermingsinrichting van het na 31-12-2008 in gebruik genomen voertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg niet is goedgekeurd voor het voertuig waarop deze is aangebracht en/of niet voorzien is van het voorgeschreven EG-typegoedkeuringsmerk

5.*.50 RV

250

250

                               
                                             
     

10 – Verlichting

                                     
     

Noot

                                     
     

1.Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop-/achterlicht of kentekenplaatverlichting moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast;

                                     
     

2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden;

                                     
     

3. Er is geen sprake van verlichting in de zin van de Regeling voertuigen als de armatuur niet is aangesloten en niet is voorzien van een lampje.

                                     
     

het niet is voorzien van (een) goed werkend(e)

                                     

N

514

a

– richtingaanwijzers (cat 4 na 31-12-1996 met zijspan na 31-10-1997; cat 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie)

5.*.51-63 en 5.6.93 lid 2 RV

100

100

100

100

100

70

100

100

100

 

40

 

100

100

100

100/-

   

N

514

b

– waarschuwingsknipperlichten (cat 2, 3(a) na 31-12-1997; cat 5 na 31-12-1996; cat 10 na 01-01-2005)

5.*.51-63 RV

100

100

100

     

100

100

100

 

40

             

N

514

c

– zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-1997; cat. 3(a) langer dan 6 m of na 31-12-1997; cat. 7 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

100

100

100

     

100

100

100

                 

N

514

d

– remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h)

5.*.51-63 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

   

60

150

150

150

150/-

   

N

514

f

– rode retroreflectoren

5.*.51-63 en 5.6.93 lid 2 RV

100

100

100

100

100

70

100

100

100

40

40

40

100

100

100

100/70

40

40

N

514

g

– mistachterlicht(en) (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997; cat. 13 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van een mistachterlicht)

5.*.51-63 RV

100

100

100

                 

100

100

       

N

514

h

– achteruitrijlicht(en) (cat 2, 3(a) in gebruik na 31-12-1997; cat 12 in gebruik na 31-12-2012)

5.*.51-63 RV

50

50

50

                 

50

         

N

514

i

– markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3(a) en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-1997 breder dan 2.10 m; cat. 13 en 14 breder dan 2.10 m)

5.*.51-63 RV

100

100

100

                 

100

100

100

     

N

514

j

– zijmarkeringslichten (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 13 langer dan 6 m)

5.*.51-63 RV

100

100

100

                 

100

100

       

N

514

k

– 3e remlicht (na 30-09-2001)

5.*.51-63 RV

100

                                 

N

514

l

– witte retroreflectoren (cat. 9: 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-1997)

5.*.51-63 RV

                 

40

   

100

100

100

     

N

514

m

– zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 3(a) en 7 langer dan 6 m; cat. 6: 2-wielig na 31-12-2006)

5.*.51-63 RV

100

100

100

   

70

100

100

       

100

100

100

100/70

   

N

514

o

– trapreflectie (cat 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig)

5.*.51-63 RV

         

70

     

40

               

N

514

p

– wielreflectie

5.*.51-63 RV

                 

40

           

40

 

N

514

r

– lijnmarkering aan de achterzijde bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat breder is dan 2,10 m en langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg

5.12.51 RV

                       

100

         

N

514

s

– lijnmarkering aan de zijkant bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg

5.12.51 RV

                       

100

         

N

515

 

de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-59 en 5.6.95 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

60

60

60

150

150

150

150/100

60

60

N

517

 

de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd (cat 9 alleen retroreflectie)

5.*.51-61 RV

100

100

100

100

100

70

100

100

100

40

40

40

100

100

100

100/70

40

40

N

518

 

de verlichte transparant(en) voldoet (voldoen) niet aan de eisen (niet afzonderlijk geschakeld/breder/langer dan voertuig)

5.*.55 RV

100

100

 

100

100

                         

N

519

 

het voertuig aan de achterzijde niet is voorzien van één rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek die voorzien is van een goedkeuringsmerk

5.*.51 RV

           

100

100

100

         

100

   

40

N

550

 

de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode retroreflectie)

5.*.55 RV

100

100

100

100

100

70

100

100

100

40

40

40

100

100

100

100/70

40

40

N

551

 

de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting)

5.*.55 RV

100

100

100

100

100

70

100

100

100

 

40

 

100

100

100

100/70

   

N

552

 

de lichten of retroreflectoren voor meer dan 25% zijn afgeschermd (cat 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie)

5.*.55 RV

100

100

100

100

100

70

100

100

100

40

40

40

100

100

100

100/70

40

40

N

559

 

de mistvoorlichten niet goed zijn afgesteld conform het bepaalde in de artikelen 114a en 114b van de bijlage VIII van de RV

5.*.59b RV

100

100

100

 

100

                         

N

560

 

de dimlichten niet aan de eisen voldoen

5.*.51 jo. 5.*.56 RV (cat. 6: 5.6.51, 5.6.53 en 5.6.55 RV)

100

100

100

100

100

70

100

100

100

 

40

             

N

620

 

het niet is voorzien van een controlelampje of schakelaar met herkenbare stand (cat 4) voor ingeschakeld(e) mistachterlicht(en)

5.*.62 RV

50

50

50

50

50

 

50

50

50

 

20

             

N

640

 

het is voorzien van niet toegestane verblindende/ knipperende verlichting

5.*.64 en 5.6.96 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

   

60

150

150

150

150/100

60

60

N

650

 

het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan (cat 9 uitsluitend retroreflectie)

5.*.65 en 5.6.97 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

60

60

60

150

150

150

150/100

60

60

N

651

 

in het voertuig aanwezige lichten of objecten licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig (cat. 3a niet van toepassing op binnenverlichting passagiersruimte bus)

5.*.65 RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

                 
                                             
     

11 – Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen

                                     

N

660

a

de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 en 5.6.98 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

                 

N

660

b

de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.*.66-70 RV

                       

250

250

250

     

N

660

c

de (middenas)aanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling

5.*.66 RV

                       

100

100

100

     

N

660

d

de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen

5.15.66-70 RV

                             

250/170

   
                                             
     

12 – Diversen

                                     

N

710

a

het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting

5.*.71 RV

100

100

100

100

100

 

100

100

100

                 

N

710

b

het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte

5.*.71 en 5.6.99 RV

         

70

       

40

40

           

N

710

c

het niet is voorzien van een goed werkende bel

5.9.71 RV

                 

40

               
                                             
     

Gebruikseisen voertuigen

                                     
                                             
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

                                     
                                             
     

0 – Algemeen

                                     
                                             

P

001

 

een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt gebruikt terwijl dit niet is toegestaan (cat. 3 uitsluitend toegestaan voor wegwerkzaamheden of gladheidsbestrijding)

5.18.0 RV

150

150

   

150

                         

P

010

a

meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 1 RV

250

 

250

250

250

170

                       

P

010

b

met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

   

250

                             

P

010

c

met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

                   

60

60

           

P

010

d

met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen

5.18.1 lid 2 RV

     

250

                           

P

010

e

het samenstel van motorvoertuig en aanhangwagen meer dan twee draaipunten heeft

5.18.1 lid 4 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

                 

P

010

f

met een motorvoertuig, niet zijnde een land- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid een land- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk wordt voortbewogen

5.18.1 lid 3 RV

250

 

250

 

250

                         

P

020

a

met het motorvoertuig meer dan één motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 1 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

                 

P

020

b

met het motorvoertuig een tweewielig motorvoertuig of samenstel van voertuigen wordt gesleept

5.18.2 lid 6 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

                 

P

020

c

met het tweewielig motorvoertuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorvoertuig wordt gesleept

5.18.2 lid 7 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

                 

P

020

da

een voertuig voorzien van een drukluchtsysteem niet met behulp van een sleepstang wordt gesleept

5.18.2 lid 2 RV

 

250

250

     

250

250

250

                 

P

020

e

het drukluchtsysteem van het gesleepte voertuig niet is aangesloten op het drukluchtsysteem van het trekkend voertuig

5.18.2 lid 3 RV

250

250

                               

P

020

f

met een dolly of afsleepas waarop zich een motorvoertuig bevindt, terwijl de reminrichting van de dolly of afsleepas ontbreekt

5.18.2 lid 4 RV

250

250

       

250

250

250

                 

P

020

g

een afsleepas wordt gebruikt zonder dat zich daarop een motorvoertuig bevindt

5.18.2 lid 5 RV

250

250

       

250

250

250

                 

P

030

 

hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze

5.18.3 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

100

100

100

250

250

250

250/170

100

100

P

031

 

in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt losse voorwerpen, die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn

5.18.3 lid 2 RV

250

250

250

 

250

170

       

100

             

P

041

a

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft

5.18.4 aanhef en onder a RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

 

100

             

P

041

b

de bestuurder met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en/of achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 aanhef en onder b RV

150

150

150

150

150

100

150

150

150

 

60

             

P

041

c

de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft en met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en achter hem gelegen weggedeelte

5.18.4 RV

410

410

410

410

410

280

410

410

410

 

160

             

P

050

 

het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt

5.18.5 lid 2 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

100

100

             

P

051

 

de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen niet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden kan overzien

5.18.5 lid 1 RV

 

250

                               

P

060

a

voertuiggebonden lading, zoals voertuiguitrustingsstukken, voertuiggereedschappen of stuwagemiddelen niet zodanig is bevestigd dat deze niet van het voertuig kan vallen

5.18.6 lid 3 RV

410

410

410

410

410

280

410

410

410

160

160

160

410

410

410

410/280

160

160

P

061

 

de losse lading die naar haar aard niet op of aan het voertuig bevestigd kan worden niet deugdelijk is afgedekt terwijl gevaar of hinder is ontstaan of kan ontstaan als gevolg van afvallende of wegwaaiende lading

5.18.6 lid 2 RV

410

410

410

410

410

280

410

410

410

160

160

160

410

410

410

410/280

160

160

P

062

 

verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, afneembare bovenbouwen, gestandaardiseerde laadstructuren of meeneemheftrucks niet deugdelijk bevestigd zijn met geschikte vastzetsystemen, zekeringssystemen of stuwagemiddelen

5.18.6 lid 4 RV

 

410

   

410

 

410

410

       

410

410

410

     

P

063

 

vastzetsystemen, zekeringssystemen, stuwagemiddelen of onderdelen hiervan niet goed functioneren dan wel niet geschikt zijn voor het doel waarvoor ze worden gebruikt

5.18.6 lid 5 RV

210

210

210

210

210

140

210

210

210

80

80

80

210

210

210

210/140

80

80

     

Bij het vervoer van goederen aan de voor- of achterzijde van het voertuig

5.18.7 lid 1 RV

                                   

P

070

a

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

150

150

150

 

150

                         

P

070

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

150

150

150

 

150

                         

P

070

c

– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt

 

150

150

150

 

150

                         

P

070

d

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

150

150

150

 

150

                         

P

070

e

– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd

 

150

150

150

 

150

                         

P

070

f

– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd

 

150

150

150

 

150

                         

P

070

g

– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer bedraagt dan 75 kg

 

100

100

100

 

100

                         

P

070

h

– de lastdrager het wegdek kan raken

 

100

100

100

 

100

                         

P

070

i

– de achtergebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken

 

100

100

100

 

100

                         
     

Bij het vervoer van goederen op het dak

5.18.7 lid 2 RV

                                   

P

070

j

– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

 

150

150

   

150

                         

P

070

k

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

 

150

150

   

150

                         

P

070

l

– de maximale daklast wordt overschreden

 

150

150

   

150

                         

P

070

m

– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd

 

150

150

   

150

                         
     

bij het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg

5.18.7 lid 3 RV

                                   

P

071

a

– de lading niet deugdelijk is bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager

   

150

                   

150

150

       

P

071

b

– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd

   

150

                   

150

150

       

P

071

c

– de lastdrager met inbegrip van de lading meer dan 0,35 m buiten de zijkanten van het voertuig uitsteekt en/of de totale breedte van het voertuig inclusief de lastdrager en de lading meer bedraagt dan 2,75 m

   

150

                   

150

150

       

P

071

d

– de lading meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt

   

150

                   

150

150

       

P

071

e

– de lastdrager die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt aan de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

150

                   

150

150

       

P

080

 

de lading van het voertuig scherpe delen heeft (geldt niet voor lading of delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

100

100

100

250

250

250

250/170

100

100

P

081

 

het verwisselbare uitrustingsstuk scherpe delen heeft (geldt niet voor delen hoger dan 2 m boven wegdek)

5.18.8 lid 1 RV

 

250

       

250

250

250

                 

P

082

 

het verwisselbare uitrustingsstuk niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten

5.18.8 lid 2 RV

 

250

       

250

250

250

                 

P

083

 

een deel van de buitenzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk zodanig is bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie aangetast dat gevaar bestaat voor losraken

5.18.8 lid 3 RV

 

250

       

250

250

250

                 

P

090

 

de opgeklapte opklapbare delen aan de buitenzijde van het voertuig niet deugdelijk zijn vergrendeld

5.18.9 RV

250

250

250

250

250

170

250

250

250

100

100

100

250

250

250

250/170

100

100

P

091

 

het niet voor gebruik op de weg noodzakelijke opklapbare deel of delen van het verwisselbare uitrustingsstuk tijdens het transport niet deugdelijk in opgeklapte toestand is/zijn vergrendeld

5.18.9 lid 2 RV

 

250

       

250

250

250

                 

P

100

a

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                         

150

 

150/100

   

P

100

b

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat

5.18.10 lid 4 en lid 5 RV

                         

150

 

150/100

   

P

100

c

de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig

5.18.10 lid 1 RV

                       

150

         

P

100

d

de aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat gelijk aan trekkend voertuig

5.18.10 lid 4 – 5 RV

                       

150

         
                                             
     

1 – Afmetingen en massa’s

                                     
     

Noot afmetingen:

                                     
     

Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

                                     
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

                                     
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

                                     
     

Noot:

                                     
     

Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max. 18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m.

                                     
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

                                   

P

111

a

– t/m 0,25 m

 

300

300

300

 

300

 

300

300

300

                 

P

111

f

het uitschuifbare voertuig, waarvan de uitgeschoven delen niet zijn voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, 5e lid, in onbeladen toestand niet geheel is ingeschoven

5.18.11 lid 11 RV

                       

250

         
                                             
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde

                                     

P

120

aa

de lading voor het voertuig uitsteekt (geldt niet voor kermis- en circusvoertuigen)

5.18.12 en 5.18.21 RV

150

150

   

150

 

150

150

150

     

150

150

       
                                             
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

                                     
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

                                   

P

121

a

– t/m 0,25 m

   

300

                   

300

         

P

121

g

het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of voor zover van toepassing de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig wordt belemmerd door uitstekende lading

5.18.12, 5.18.13 en 5.18.21 RV

150

150

   

150

 

150

150

150

     

150

150

150

     

P

121

h

de lading uitsluitend op de laadvloerverlenging rust

5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 RV

 

300

       

300

300

300

     

300

 

300

     

P

121

n

de stootbalk breder is of meer dan 0,20 m smaller is dan a. het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht of; b. de breedte van de breedste achteras met inbegrip van de wielen

5.18.12 lid 5 RV

 

300

                   

300

         

P

121

o

de stootbalk en/of de bevestiging daarvan is/zijn zodanig vervormd of zodanig breuken en/of scheuren vertoont, dan wel zodanig door corrosie is aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt

5.18.12 lid 5 RV

 

300

                   

300

         
     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

                                   

P

123

a

– t/m 0,25 m

   

300

                   

300

         
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.12a RV

                                   

P

124

a

– t/m 0,75 m

   

150

                               

P

124

b

– van meer dan 0,75 m

   

220

                               
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.12a RV

                                   

P

124

c

– de/het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

   

250

                               

P

124

d

– lading rust op een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk welke niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

   

150

                               

P

124

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers door een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt belemmerd

   

150

                               

P

124

f

– het verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

   

150

                               

P

124

g

– het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt, aan de zijkant niet is voorzien van een zijmarkeringslicht of een ambergele retroreflector of ambergele opvallende markering, die is aangebracht op een afstand van niet meer dan 1 m van de uiterste voor- of achterzijde

   

150

                               
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat 12, particulier gebruik), een overschrijding

5.18.12 en 5.18.21 RV

                                   

P

121

j

– t/m 0,75 m

 

150

     

150

 

150

150

150

     

150

150

150

     

P

121

k

– van meer dan 0,75 m

 

220

     

220

 

220

220

220

     

220

220

220

     
     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

                                   

P

121

l

– t/m 0,25 m

   

300

                   

300

         
     

de lading van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen

5.18.13 lid 2 RV

                                   

P

130

f

– meer dan 2 m achter de aanhangwagen en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt

                         

250

         

P

130

g

– meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt

   

150

                               

P

130

h

– die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen

   

150

                               
     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

                                   

P

130

i

– t/m 0,25 m

   

300

                   

300

         
     

de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding

5.18.21a RV

                                   

P

211

a

– t/m 0,75 m

             

150

150

150

                 

P

211

b

– van meer dan 0,75 m

             

250

250

250

                 
     

bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken

5.18.21a RV

                                   

P

211

c

– de/het verwisselbare uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld

             

250

250

250

                 

P

211

d

– lading rust op een verwisselbaar uitrustingsstuk die niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk

             

150

150

150

                 

P

211

e

– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers aan de achterzijde door een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt belemmerd

             

150

150

150

                 

P

211

f

– het verwisselbaar uitrustingsstuk dat voor of achter meer dan 1 m het voertuig uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet

             

150

150

150

                 

P

211

g

– de voertuigdelen en/of (het) verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel uitste(ekt)(ken)

             

250

250

250

                 
                                             
     

Lengte; ondeelbare lading

                                     
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

                                   

P

130

n

– t/m 0,25 m

   

300

                               
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen

5.18.13 RV

                                   

P

130

c

– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt

                         

150

150

       

P

130

d

– die meer dan 1 m voor of achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet

   

150

                   

150

150

       
     

de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding:

5.18.13 RV

                                   

P

130

ea

– t/m 0,25 m

   

300

                               
     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

                                   

P

131

a

– t/m 0,25 m

   

300

                   

300

300

       

P

131

f

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een aanhangwagen en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m (categorie 12 en 13 particulier gebruik)

5.18.13 RV

                       

150

150

       

P

131

i

de in lengte ondeelbare lading bij een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of een driewielig motorrijtuig aan de voor- en/of achterzijde van het voertuig meer dan 1 m uitsteekt

5.18.13 RV

150

150

   

150

                         
     

de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen

5.18.21 RV

                                   

P

210

e

– meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt

             

150

150

150

         

150

     

P

210

f

– meer dan 1 m voor en/of achter het voertuig uitsteekt, terwijl de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering

             

150

150

150

         

150

     

P

210

g

– meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt

             

150

150

150

         

150

     
                                             
     

Afstand achteras trekkend voertuig / achterzijde voertuig

                                     

P

190

c

de afstand van de achteras van het trekkende voertuig tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m

5.18.19, 5.18.27 RV

                             

150/100

   
                                             
     

Breedte; lading

                                     
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

                                     

P

140

d

de lading of het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor lading op driewielige motorrijtuigen of voor lading op personenauto’s)

5.18.14 lid 3 en 5.18.22 lid 2 RV

 

150

   

150

 

150

150

150

     

150

150

150

     

P

140

e

de lading meer dan 0,20 m buiten de zijkant(en) van het voertuig uitsteekt (cat. 5; cat. 4 motor op 2 wielen)

5.18.14 en 5.18.19 RV

150

   

150

150

                         
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

                                   

P

141

a

– t/m 0,20 m

 

300

300

300

 

300

 

300

300

300

     

300

300

300

     

P

260

a

de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.26 lid 1 RV

         

100

                       

P

260

b

het voertuig met inbegrip van de lading breder is dan 2 m (cat. 6 bromfiets > 2 wielen)

5.18.26 lid 2 en 5.18.19 lid 2 RV

         

100

                 

150/-

   

P

270

a

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m

5.18.27 en 5.18.29 RV

                             

-/100

60

 

P

280

a

de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m

5.18.28 lid 1 RV

                 

60

               

P

280

b

de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m

5.18.28 lid 2 RV

                 

60

               
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                     

P

300

a

– breder is dan 1,10 m

5.18.30 lid 1 RV

                   

60

60

           

P

300

b

– breder is dan 1,50 m

5.18.30 lid 2 RV

                                 

60

P

300

c

– in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m

5.18.30 lid 3 RV

                                 

90

                                             
     

Hoogte

                                     

P

270

b

de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m

5.18.19 en 5.18.27 RV

                             

150/100

   
     

het voertuig met inbegrip van de lading

                                     

P

300

d

– hoger is dan 2 m

5.18.30 lid 4 RV

                   

40

40

           

P

300

e

– hoger is dan 4 m

5.18.30 lid 5 RV

                                 

120

                                             
     

Massa

                                     
     

Noot

                                     
     

De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 858 van toepassing.

                                     
                                             
     

de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

                                   

P

171

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

150

150

 

150

             

150

         

P

171

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

220

220

 

220

             

220

         

P

171

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

330

330

 

330

             

330

         
     

geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa; c. vijfmaal de toegestane maximumlast onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

                                   

P

171

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

150

150

                             

P

171

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

220

220

                             

P

171

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

330

330

                             
     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

                                   

P

171

j

– meer dan 10% t/m 25%

                         

150

         

P

171

k

– meer dan 25% t/m 50%

                         

220

         

P

171

l

– meer dan 50% t/m 75%

                         

330

         
     

op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximummassa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

                                   

P

171

n

– meer dan 10% t/m 25%

                         

150

         

P

171

o

– meer dan 25% t/m 50%

                         

220

         

P

171

p

– meer dan 50% t/m 75%

                         

330

         
     

de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

                                   

P

171

s

– meer dan 10% t/m 25%

                           

150

       

P

171

t

– meer dan 25% t/m 50%

                           

220

       

P

171

v

– meer dan 50% t/m 75%

                           

330

       
     

de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximumlast van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

                                   

P

172

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

150

150

                 

150

         

P

172

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

220

220

                 

220

         

P

172

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

330

330

                 

330

         
     

geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 2 RV

                                   

P

172

e

– meer dan 10% t/m 25%

   

150

150

                 

150

         

P

172

f

– meer dan 25% t/m 50%

   

220

220

                 

220

         

P

172

g

– meer dan 50% t/m 75%

   

330

330

                 

330

         
     

het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17f lid 1 RV

                                   

P

172

j

– meer dan 10% t/m 25%

                         

150

         

P

172

k

– meer dan 25% t/m 50%

                         

220

         

P

172

l

– meer dan 50% t/m 75%

                         

330

         
     

de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1 RV

                                   

P

172

n

– meer dan 10% t/m 25%

   

150

150

                 

150

         

P

172

o

– meer dan 25% t/m 50%

   

220

220

                 

220

         

P

172

p

– meer dan 50% t/m 75%

   

330

330

                 

330

         
     

de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 RV

                                   

P

173

a

– meer dan 10% t/m 25%

   

150

150

                 

150

         

P

173

b

– meer dan 25% t/m 50%

   

220

220

                 

220

         

P

173

c

– meer dan 50% t/m 75%

   

330

330

                 

330

         
     

de toegestane maximumlast van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

                                   

P

173

e

– meer dan 10% t/m 25%

 

150

                                 

P

173

f

– meer dan 25% t/m 50%

 

220

                                 

P

173

g

– meer dan 50% t/m 75%

 

330

                                 

P

174

 

meer passagiers worden vervoerd dan op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister, dan wel op de plaat als bedoeld in art. 5.3a.1 RV is vermeld of indien dit niet is vermeld het aantal passagiers meer bedraagt dan de toegestane maximummassa verminderd met de massa in rijklare toestand gedeeld door 68 kg

5.18.17h lid 2 RV

   

410

                             
     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3.500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

                                   

P

180

e

– meer dan 10% t/m 25%

                         

150

150

       

P

180

f

– meer dan 25% t/m 50%

                         

220

220

       

P

180

g

– meer dan 50% t/m 75%

                         

330

330

       

P

181

a

de last onder de bestuurde as(sen) van een motorvoertuig (in beladen toestand) minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand

5.18.24 RV

250

250

250

 

250

 

250

250

250

                 

P

181

b

de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand

5.18.18 lid 2 RV

   

250

                             

P

181

c

de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand (of samenstellen van dolly en oplegger in beladen toestand), minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand (of het samenstel van dolly en oplegger in beladen toestand)

5.18.18 en 5.18.24 RV

                       

250

250

250

     

P

181

d

de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand

5.18.18 lid 4 RV

                       

250

         

P

190

b

de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van het trekkende voertuig

5.18.19, 5.18.27 RV

                             

150/100

   
     

de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1 RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3.500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

                                   

P

185

a

– meer dan 10% t/m 25%

                         

150

150

       

P

185

b

– meer dan 25% t/m 50%

                         

220

220

       

P

185

c

– meer dan 50% t/m 75%

                         

330

330

       
     

de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2 RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

                                   

P

186

a

– meer dan 10% t/m 25%

                         

150

150

       

P

186

b

– meer dan 25% t/m 50%

                         

220

220

       

P

186

c

– meer dan 50% t/m 75%

                         

330

330

       
     

de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV

                                   

P

250

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

150

150

150

         

150

     

P

250

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

220

220

220

         

220

     

P

250

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

330

330

330

         

330

     
     

de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige land- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige land- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV

                                   

P

251

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

150

150

150

                 

P

251

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

220

220

220

                 

P

251

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

330

330

330

                 
     

bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25b lid 2 RV

                                   

P

252

aa

– meer dan 10% t/m 25%

                             

150

     

P

252

ab

– meer dan 25% t/m 50%

                             

220

     

P

252

ac

– meer dan 50% t/m 75%

                             

330

     
     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5.000 kg wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.25b lid 3 RV

                                   

P

253

aa

– meer dan 10% t/m 25%

                             

150

     

P

253

ab

– meer dan 25% t/m 50%

                             

220

     

P

253

ac

– meer dan 50% t/m 75%

                             

330

     
     

de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV

                                   

P

254

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

150

150

150

         

150

     

P

254

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

220

220

220

         

220

     

P

254

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

330

330

330

         

330

     
     

de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen meer bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV

                                   

P

255

aa

– meer dan 10% t/m 25%

             

150

150

150

         

150

     

P

255

ab

– meer dan 25% t/m 50%

             

220

220

220

         

220

     

P

255

ac

– meer dan 50% t/m 75%

             

330

330

330

         

330

     
     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

                                   

P

310

a

– meer dan 10% t/m 25%

                         

250

         

P

310

b

– meer dan 25% t/m 50%

                         

370

         

P

310

e

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht

5.18.31 RV

                         

150

       

P

310

f

de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg of de aanhangwagen met stijve dissel minder bedraagt dan 1% van de toegestane maximummassa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen)

5.18.31 RV

                       

150

         
                                             
     

2 – Ophanging

                                     

P

320

 

de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben vanwege het gebruik van een nood- of reservewiel en de rijsnelheid en het rijgedrag niet zijn aangepast aan de door de fabrikant voor dat nood- of reservewiel vastgestelde voorschriften

5.18.32 RV

250

250

250

 

250

                         

P

321

 

de banden van het motorvoertuig voorzien zijn van sneeuwkettingen die bestaan uit metalen elementen

5.18.32a RV

250

250

250

 

250

                         
                                             
     

3 – Reminrichting

                                     

P

330

a

de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de totale massa hoger is dan de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkend voertuig

5.18.33 RV

                         

250

       

P

340

a

de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig

5.18.34 lid 1 RV

                       

250

250

250

     

P

340

b

de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekhaak is verbonden

5.18.34 lid 2 RV

                       

100

100

100

     

P

340

c

zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden

5.18.34 lid 3 RV

 

250

                   

250

         

P

340

d

het samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger niet alle zijn voorzien van een EBS-remsysteem

5.18.34 lid 4 RV

 

250

                   

250

         

P

340

e

de dolly van een samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger is voorzien van een voertuigstabiliteitssysteem maar beschikt niet tevens over een voorziening die de remmen van de getrokken oplegger automatisch activeert zodra het voertuigstabiliteitssysteem van de dolly ingrijpt

5.18.34 lid 5 RV

 

250

                   

250

         
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                   

P

350

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

 

250

   

250

250

                         

P

350

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

370

   

370

370

                         
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

                                   

P

350

f

– 0 t/m 0,5 m/s2

   

410

410

                             
     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

                                   

P

351

a

– 0 t/m 0,5 m/s2

             

250

250

250

                 

P

351

b

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

             

370

370

370

                 

P

352

 

het dubbel uitgevoerde rempedaal niet is gekoppeld

5.18.35a RV

           

150

150

150

                 

P

360

 

de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden

5.18.36 RV

100

100

100

 

100

 

100

100

100

                 
                                             
     

4 – Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen

                                     

P

370

 

een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer

5.18.37 RV

100

100

100

 

100

                         

P

380

 

de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig functioneert, dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig

5.18.38 lid 1 RV

                       

150

150

150

150/100

60

 

P

382

 

de verlichtingsinstallatie van het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager niet zodanig functioneert dat de functies van verlichting en lichtsignalen op het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager overeenstemmen met die van het voertuig

5.18.38 lid 2 RV

150

150

   

150

             

150

150

150

     
                                             
     

5 – Verbinding tussen voertuigen

                                     

P

540

 

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een deugdelijke koppeling zodanig met het trekkend voertuig is verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk zoveel mogelijk wordt voorkomen

5.18.54 lid 1 RV

                       

250

250

250

250/170

100

 

P

541

 

de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een enkele, passende en geschikte koppeling die niet kan lostrillen geborgd is

5.18.54 lid 1 RV

                       

250

250

250

250/170

100

 

P

550

 

het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig in een uiterste stand tot 90 graden wordt begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling of, indien aanwezig, de hulpkoppeling of besturingsonderdelen

5.18.55 RV

                       

100

100

       

P

560

a

het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek

5.18.56 lid 1 RV

                       

150

150

       

P

560

c

geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van opleggertrekker en oplegger of het samenstel van dolly en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt

5.18.56 lid 3 RV

 

100

                               

P

570

 

de hulpkoppeling niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekinrichting is verbonden

5.18.57 RV

                       

100

100

       

P

590

 

de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden

5.18.59 RV

                               

60

 
                                             
     

6 – Diversen

                                     

P

600

 

de drie- of meerwielige bromfiets met carrosserie aan de achterzijde niet voorzien is van het vereiste ronde bord of vlak met de aanduiding 45

5.18.60 lid 1 RV

         

70

                       

P

601

 

de afsleepas niet voldoet aan de in artikel 5.18.62, lid 1 en 2, gestelde eisen

5.18.62 lid 1 en 2 RV

                       

250

         

P

602

 

aan de achterzijde van het door de afsleepas gesleepte voertuig geen lichtbalk is geplaatst die is aangesloten op de verlichting van het trekkende voertuig met ten minste twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers

5.18.62 lid 3 RV

                       

150

         

ARTIKEL II

Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:

A

Bijlage I, bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:

     

Feit

Overtreden artikel

Tarief categorie(ën)

     

Afdeling A. Verkeer te land

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Gezagvoerders/schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

   
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

   
     

Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR)

   
     

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs

   

K

060

i

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door aangifte van vermissing (of diefstal)

107 lid 2 sub b WVW 1994

1/2/3

K

060

j

als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren doordat het niet binnen drie maanden na het besluit tot afgifte is uitgereikt

107 lid 2 sub b WVW 1994

1/2/3

K

071

 

als bestuurder optreden zonder te beschikken over een ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid vereist geldig getuigschrift

151c WVW 1994

1

           
     

Noot K 072 a/cd

   
     

De vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro’s naar boven te worden afgerond

   
     

als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde

110 WVW 1994 jo.

 

K

072

b

– een gehandicaptenvoertuig, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig uitgerust met een elektromotor dat niet sneller kan rijden dan 10 km/h

5 lid 3 RR

4

K

145

b

als bestuurder handelen in strijd met het aan de ontheffing, vergunning of vrijstelling verbonden voorschrift betreffende de begeleiding of vakbekwaamheid

150 lid 2 WVW 1994

1

K

160

b

als bestuurder van een voertuig die, in het kader van beroepsgoederenvervoer of personenvervoer, in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, betreffende het vervoer van lading of personen, de gegeven bevelen niet opvolgen

160 lid 6 WVW 1994

1

           
     

Snelheidsoverschrijdingen

   
     

Noot

   
     

1. * = Recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie.

   
           
     

2. Indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist.

   
           
     

b. Binnen de bebouwde kom

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4)

 

VA

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990

 

VB

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h])

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VS

023

a

– met 23 km/h

 

2

VS

024

a

– met 24 km/h

 

2

VS

025

a

– met 25 km/h

 

2

VS

026

a

– met 26 km/h

 

2

VS

027

a

– met 27 km/h

 

2

VS

028

a

– met 28 km/h

 

2

VS

029

a

– met 29 km/h

 

2

VS

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf

45 RVV 1990

 

VV

023

a

– met 23 km/h

 

2

VV

024

a

– met 24 km/h

 

2

VV

025

a

– met 25 km/h

 

2

VV

026

a

– met 26 km/h

 

2

VV

027

a

– met 27 km/h

 

2

VV

028

a

– met 28 km/h

 

2

VV

029

a

– met 29 km/h

 

2

VV

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VC

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VD

023

a

– met 23 km/h

 

2

VD

024

a

– met 24 km/h

 

2

VD

025

a

– met 25 km/h

 

2

VD

026

a

– met 26 km/h

 

2

VD

027

a

– met 27 km/h

 

2

VD

028

a

– met 28 km/h

 

2

VD

029

a

– met 29 km/h

 

2

VD

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

     

overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VE

023

a

– met 23 km/h

 

2

VE

024

a

– met 24 km/h

 

2

VE

025

a

– met 25 km/h

 

2

VE

026

a

– met 26 km/h

 

2

VE

027

a

– met 27 km/h

 

2

VE

028

a

– met 28 km/h

 

2

VE

029

a

– met 29 km/h

 

2

VE

030

 

– met 30 km/h

 

1/2/4

           
     

c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VI

028

a

– met 28 km/h

 

2

VI

029

a

– met 29 km/h

 

2

VI

030

b

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VK

028

a

– met 28 km/h

 

2

VK

029

a

– met 29 km/h

 

2

VK

030

b

– met 30 km/h

 

2

           
     

d. Autosnelwegen

   
     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VL

040

a

– met 40 km/h

 

1

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A1 RVV 1990

 

VM

040

a

– met 40 km/h

 

1

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom

62 jo. bord A3 RVV 1990

 

VN

040

a

– met 40 km/h

 

1

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VO

028

a

– met 28 km/h

 

2

VO

029

a

– met 29 km/h

 

2

VO

030

a

– met 30 km/h

 

2

     

overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden

62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2)

 

VP

028

a

– met 28 km/h

 

2

VP

029

a

– met 29 km/h

 

2

VP

030

a

– met 30 km/h

 

2

           
     

Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990)

   
     

Categorie-indeling B:

   
     

1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft;

   
     

2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen;

   
     

3 – Bromfietsers en snorfietsers;

   
     

4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor;

   
     

5 – Voetgangers;

   
     

6 – Overige weggebruikers;

   
     

7 – Schippers;

   
     

8 – Een ieder.

   
           
     

NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd.

   
     

NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen.

   
     

Hoofdstuk 2. Verkeersregels

   
     

XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen

   

R

412

a

een fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen

27 RVV 1990

4

           
     

Hoofdstuk 3. Verkeerstekens

   
     

II. Verkeersborden

   

R

587

a

een fiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen)

62 jo. bord E3 RVV 1990

4

           
     

Nummers K 805 – K 825: Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993)

   

K

810

a

rijonderricht geven terwijl het certificaat niet geldig is voor het rijonderricht dat wordt gegeven

7 lid 3 onder a WRM 1993

8

           
     

Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV)

   
     

Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen)

   
     

2 – personenauto’s;

   
     

3 – bedrijfsauto’s;

   
     

3a – bussen;

   
     

4 – motorfietsen;

   
     

5 – driewielige motorrijtuigen;

   
     

6 – bromfietsen;

   
     

7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid;

07a – mobiele machine;

   
     

8 – land- of bosbouwtrekkers;

   
     

9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV);

   
     

10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor;

   
     

11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie;

   
     

12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg;

   
     

13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg;

   
     

14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken;

   
     

15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b);

   
     

16 – fietsaanhangwagens;

   
     

17 – wagens.

   
     

Noot Regeling voertuigen (RV):

   
     

– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV.

   
     

– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld.

   
     

categorie: 15a – motorfiets

   
     

categorie: 15b – bromfiets

   
     

– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW-gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden.

   
     

– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven.

   
     

– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden (terwijl)...»).

   
     

– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 858.

   
     

– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door land- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene.

   
     

– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18.

   
     

Regeling voertuigen

   
           
     

Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl):

   
     

2 – Afmetingen en massa’s

   
     

Breedte

   
     

het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig)

5.*.6 RV

 

N

060

hd

– van meer dan 0,75 m

 

03/07/07a/08/14

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig hoger is dan 4 m (cat 5 in gebruik voor 01-11-1997) een overschrijding

5.*.6 RV

 

N

062

a

– van 0,01 m t/m 0,10 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14/17

N

062

b

– van meer dan 0,10 m t/m 0,20 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14/17

N

062

c

– van meer dan 0,20 m

 

02/03/03a/05/07/ 07a/08/12/13/14/17

           
     

Massa

   
     

de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met

5.*.7 RV

 

N

070

b

– meer dan 25%

 

02/03/03a/05/08/12

N

070

c

– meer dan 50%

 

02/03/03a/05/08/12

N

070

d

– meer dan 75%

 

02/03/03a/05/08/12

     

van het rijdende werktuig de toegestane maximumlast van enig(e) as of asstel wordt overschreden met

5.3.7 lid 1 RV

 

N

072

b

– 15 tot 20%

 

03

N

072

c

– 20 tot 25%

 

03

     

van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met

5.3.7 lid 2 RV

 

N

073

b

– 10 tot 15%

 

03

N

073

c

– 15 tot 20%

 

03

           
     

3 – Motor

   
     

Meting geluidsniveau

   
     

Noot

   
     

Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd:

   
           
     

Bromfiets

   
     

Constructiesnelheid maximum toegestane waarde

   
     

Max 25 km/h 90 dB(A)

   
     

> 25 km/h 97 dB(A)

   
           
     

Motorfiets

   
     

Cilinderinhoud t/m maximum toegestane waarde

   
     

80 cm3 91 dB(A)

   
     

125 cm3 92 dB(A)

   
     

350 cm3 95 dB(A)

   
     

500 cm3 97 dB(A)

   
     

750 cm3 100 dB(A)

   
     

1.000 cm3 103 dB(A)

   
     

>1.000 cm3 106 dB(A)

   
           
     

Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig

   
     

benzinemotor max 3.500 kg bij 3.500 toeren max 95 dB(A)

   
     

dieselmotor max 3.500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A)

   
     

> 3.500 kg bij 1.500 toeren max 95 dB(A)

   
           
     

het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden

5.*.11 RV

 

N

110

o

– vanaf 4 dB(A)

 

02/03/03a/04/05/06

     

het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden

5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV

 

N

110

q

– vanaf 4 dB(A)

 

02/03/03a/04/05/06

           
     

4 – Krachtoverbrenging

   

N

150

d

dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens een defect niet aan de eisen voldoet (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h)

5.*.15 lid 3 en 4 RV

03/03a

           
     

6 – Ophanging

   
     

de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden

5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV

 

N

270

d

– 4 banden

 

02/03/03a/06

     

een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen

5.*.27 RV

 

N

270

h

– 4 banden

 

02/06/07/07a/08/10/11/13/14

     

het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging

5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV

 

N

270

l

– 4 banden

 

02/03/03a/06/07/07a/08/10/11/12/13/14

     

de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan

5.*.27 RV

 

N

270

p

– 4 banden

 

03/03a/12

     

de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12, 13 en 14 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte)

5.*.27 RV

 

N

270

u

– 4 banden

 

02/03/03a/06/08/10/11/12/13/14

     

de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft

5.*.27 RV

 

N

271

h

– 4 banden

 

12/13/14

           
     

8 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa minder dan 3.500 kg); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

02/04/05/12

N

381

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

02/04/05/12

N

381

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

02/04/05/12

     

niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa 3.500 kg of meer); de vermindering bedraagt

5.*.38 RV

 

N

381

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

N

381

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

N

381

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

N

381

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

03/03a/07/07a/08/12

           
     

Gebruikseisen voertuigen

   
           
     

Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl):

   
           
     

0 – Algemeen

   
           

P

010

aa

met de bedrijfsauto meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen (samenstel van dolly met oplegger toegestaan)

5.18.1 lid 1 RV

03

           
     

1 – Afmetingen en massa’s

   
     

Noot afmetingen:

   
     

Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden.

   
     

De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld.

   
     

Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading

   
     

Noot:

   
     

Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max. 18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m.

   
     

de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding

5.18.11 en 5.18.20 RV

 

P

111

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

P

111

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

P

111

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

P

111

e

– van meer dan 1,00 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08

           
     

Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde

   
     

de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.12 RV

 

P

121

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

121

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

121

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

121

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

     

de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt

5.18.12 lid 7 RV

 

P

123

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

123

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

123

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

123

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

     

de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt

5.18.12 lid 6 RV

 

P

121

m

– van meer dan 0,25 m

 

03/12

     

het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding

5.18.13 lid 2 RV

 

P

130

j

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12

P

130

k

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12

P

130

l

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12

P

130

m

– van meer dan 1,00 m

 

03/12

           
     

Lengte; ondeelbare lading

   
     

de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

130

o

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

 

03

P

130

p

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

03

P

130

q

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

03

P

130

r

– van meer dan 1,00 m

 

03

     

de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding:

5.18.13 RV

 

P

130

eb

– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m

 

03

P

130

ec

– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m

 

03

P

130

ed

– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m

 

03

P

130

ee

– van meer dan 1,00 m

 

03

     

de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding

5.18.13 RV

 

P

131

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12/13

P

131

c

– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m

 

03/12/13

P

131

d

– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m

 

03/12/13

P

131

e

– van meer dan 1,00 m

 

03/12/13

           
     

Breedte; lading

   
     

Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading.

   
     

het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV

 

P

141

b

– van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14

P

141

c

– van meer dan 0,45 m en t/m 0,70 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14

P

141

d

– van meer dan 0,70 m

 

02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14

           
     

Breedte; ondeelbare lading

   
     

het voertuig met inbegrip van de ondeelbare lading de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding

5.18.14 lid 2 RV

 

P

142

a

– t/m 0,25 m

 

03/12/13

P

142

b

– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m

 

03/12/13

P

142

c

– van meer dan 0,50 m

 

03/12/13

           
     

Hoogte

   
     

het voertuig en/of daardoor voortbewogen aanhangwagen(s) met inbegrip van de lading en voor zover het land- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid betreft, tevens met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, hoger is dan 4 m, een overschrijding

5.18.15 en 5.18.23 RV

 

P

150

a

– t/m 0,10 m

 

02/03/05/07/07a/08/12/13/14

P

150

b

– van meer dan 0,10 m en t/m 0,20 m

 

02/03/05/07/07a/08/12/13/14

P

150

c

– van meer dan 0,20 m

 

02/03/05/07/07a/08/12/13/14

           
     

Massa

   
     

Noot

   
     

De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 858 van toepassing.

   
           
     

de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17a, b en c alle lid 1 RV

 

P

171

d

– meer dan 75%

 

03/03a/05/12

     

geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa; c. vijfmaal de toegestane maximumlast onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met

5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV

 

P

171

h

– meer dan 75%

 

03/03a

     

de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17c lid 1 RV

 

P

171

m

– meer dan 75%

 

12

     

op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximummassa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met

5.18.17c lid 2 RV

 

P

171

r

– meer dan 75%

 

12

     

de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.17c lid 3 RV

 

P

171

w

– meer dan 75%

 

13

     

de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximumlast van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 1 RV

 

P

172

d

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17d en e beide lid 2 RV

 

P

172

h

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.17f lid 1 RV

 

P

172

m

– meer dan 75%

 

12

     

de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met

5.18.17g lid 1 RV

 

P

172

r

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met

5.18.17g lid 2 RV

 

P

173

d

– meer dan 75%

 

03/03a/12

     

de toegestane maximumlast van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met

5.18.17h lid 1 RV

 

P

173

h

– meer dan 75%

 

02

     

de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3.500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met

5.18.18 RV

 

P

180

h

– meer dan 75%

 

12/13

P

182

 

een aanhangwagen voortbewegen terwijl in het kentekenregister, op de kentekencard of het kentekenbewijs geen maximum te trekken massa aanhangwagen is vermeld (cat. 12 alleen dolly)

5.18.18a lid 4 en 5.18.17g lid 3 RV

02/03/03a/12

     

de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1 RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3.500 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 1 RV

 

P

185

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2 RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met

5.18.18a lid 2 RV

 

P

186

d

– meer dan 75%

 

12/13

     

de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV

 

P

250

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08/14

     

de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige land- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige land- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV

 

P

251

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08

     

bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25b lid 2 RV

 

P

252

ad

– meer dan 75%

 

14

     

de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5.000 kg wordt overschreden, een overschrijding met

5.18.25b lid 3 RV

 

P

253

ad

– meer dan 75%

 

14

     

de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV

 

P

254

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08/14

     

de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen meer bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met

5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV

 

P

255

ad

– meer dan 75%

 

07/07a/08/14

     

de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met

5.18.31 RV

 

P

310

c

– meer dan 50% t/m 75%

 

12

P

310

d

– meer dan 75%

 

12

           
     

3 – Reminrichting

   
     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

02/04/05

P

350

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

02/04/05

P

350

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

02/04/05

     

niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 1 RV

 

P

350

g

– 0,51 t/m 1,0 m/s2

 

03/03a

P

350

h

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

03/03a

P

350

i

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

03/03a

P

350

j

– meer dan 2,0 m/s2

 

03/03a

     

de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt

5.18.35 lid 2 RV

 

P

351

c

– 1,01 t/m 1,5 m/s2

 

07/07a/08

P

351

d

– 1,51 t/m 2,0 m/s2

 

07/07a/08

P

351

e

– meer dan 2,0 m/s2

 

07/07a/08

B

Bijlage II, bedoeld in artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:

 

Feit

Overtreden artikel

Tarief in categorie(ën)

     

Categorie-indeling F:

   
     

1- Natuurlijk persoon;

   
     

2- Rechtspersoon.

   
     

Bestuurlijke strafbeschikking milieu

   
     

Nummers BM 001 – BM 010 en BM 612 – BM 613a: Wet Milieubeheer

   

BM

001

a

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 1-5 m3

10.2 Wm

2

BM

001

b

zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 5-10 m3

10.2 Wm

2

BM

003

 

zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3

10.37 lid 1 Wm

1/2

BM

004

 

niet registreren van één of meer gegevens als bedoeld in artikel 10.38 lid 1 Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen

10.38 lid 1 Wm

1/2

BM

005

 

geen melding maken met betrekking tot afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen aan het bevoegd gezag

10.38 lid 3 Wm

1/2

BM

006

 

niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de gegevens bevat die zijn genoemd in art. 10.39 lid 1 onder a en 10.38 lid 1 van de Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen aan een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a tot en met e Wet milieubeheer

10.39 lid 2 Wm

1/2

BM

007

 

niet melden van afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan het bevoegd gezag door een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a of b van de Wet milieubeheer

10.40 lid 1 Wm

1/2

BM

008

 

in ontvangst nemen van bedrijfsafvalstoffen door een persoon als bedoeld in art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer zonder dat daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 lid 1 onder a en b Wet milieubeheer worden verstrekt

10.40 lid 2 Wm

1/2

BM

009

 

tijdens het vervoer van bedrijfsafvalstoffen geen begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 Wet milieubeheer aanwezig hebben, zolang degene die afvalstoffen onder zich heeft

10.44 lid 1 Wm

1/2

BM

010

 

bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars

10.45 lid 1 onder a Wm

1/2

BM

612

 

zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning

18.18 Wm jo 10.49 lid 2 Wm

1/2

BM

613

a

zonder vermelding als vervoerder op de lijst van vervoerders bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen voor anderen tegen vergoeding vervoeren

10.55 lid 1 onder a Wm

1/2

BM

613

b

zonder vermelding als handelaar op de lijst van handelaars bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen verhandelen

10.55 lid 1 onder b Wm

1/2

BM

613

c

zonder vermelding als bemiddelaar op de lijst van bemiddelaars ten behoeve van anderen bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen

10.55 lid 1 onder c Wm

1/2

           
     

Nummers BM 030, BM 034, BM 036 – BM 037, BM 042, BM 636 – BM 638 en BM 710: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA)

   

BM

030

 

overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde – routewijziging bij een algemene kennisgeving

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 13 lid 2 EVOA

1/2

BM

034

 

overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder a EVOA

1/2

BM

036

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op een andere dan de opgegeven transportdatum plaatsvindt

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder b EVOA

1/2

BM

037

 

overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten respectievelijk zijn verleend en gesteld)

10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder c, tweede volzin EVOA

1/2

BM

042

 

niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen

10.56 Wm i.v.m. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen

1/2

BM

636

 

niet gedurende drie jaar door de kennisgever, de ontvanger, de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de kennisgeving van een transport

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 1 EVOA

1/2

BM

637

 

niet gedurende drie jaar bewaren van de uit hoofde van artikel 18 lid 1 EVOA verstrekte informatie door de opdrachtgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt

10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 2 EVOA

1/2

BM

638

a

overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing met onvolledige bijlage VII informatie

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA

1/2

BM

638

b

overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing zonder bijlage VII informatie

10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA

1/2

BM

710

 

het niet voorhanden hebben van een juridisch bindend contract bij aanvang van de overbrenging

10.60 lid 5 sub a Wm ivm 18 lid 2 EVOA

1/2

           
     

Nummers BM 025, BM 500 en BM 618 – BM 621: Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

   

BM

025

a

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij Richtlijn nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis)

15 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

025

c

als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht

16 lid 4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

500

 

als distributeur bij het ter beschikking stellen van een nieuw product, een soortgelijk na gebruik vrijgekomen product – zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur – van particuliere huishoudens, dat hem wordt aangeboden niet ten minste om niet innemen

4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

619

 

als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur zich niet melden bij het register

19 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

620

 

als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel A van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie verstrekken bij de registratie en/of niet actueel houden van de informatie

19 lid 2 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

BM

621

 

als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel B van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie voor 1 mei over het voorafgaande kalenderjaar verstrekken aan het register

19 lid 3 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur

1/2

           
     

Nummers BM 043 – BM 044, BM 529, BM 530 en BM 643 – BM 648: Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Avb)

   

BM

043

 

bij het afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

3 lid 4 Avb

1

BM

044

 

bij het verwijderen van een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport

3 lid 4 Avb

1

BM

529

 

bij concentratie asbestvezel risicoklasse 2 of 2A handelingen niet laten verrichten door een gecertificeerde asbestverwijderaar

6 lid 1 Avb

1/2

BM

530

 

als opdrachtgever niet verstrekken van het asbestinventarisatierapport aan degene die het werk uitvoert

5 Avb

1/2

BM

643

 

het asbest of asbesthoudend product niet verwijderen voordat het bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk wordt afgebroken of uit elkaar wordt genomen

7 sub a Avb

1

BM

644

 

het niet onmiddellijk scheiden en verzamelen van verwijderd asbest of asbesthoudende producten

7 sub b Avb

1

BM

645

 

niet op de juiste wijze verpakken van asbest of asbesthoudende producten

7 sub c Avb

1

BM

646

 

niet op de juiste wijze opslaan van verpakt asbesthoudend materiaal

7 sub d en sub e Avb

1

BM

647

 

niet op de juiste wijze aangeven dat de verpakking asbesthoudend materiaal bevat

7 sub f Avb

1

BM

648

 

asbesthoudend materiaal is niet binnen 2 weken na het vrijkomen afgevoerd naar een daarvoor erkende inrichting

7 sub g Avb

1

           
     

Nummers BM 531 en BM 649: Besluit asbestwegen milieubeheer

   

BM

531

 

als degene die een asbestbevattende weg voorhanden heeft de aanwezigheid hiervan niet melden

5 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer

1/2

BM

649

 

het voorhanden hebben van een asbesthoudende weg

2 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer

1/2

           
     

Nummers BM 533 – BM 538, BM 573 – BM 589, BM 650 – BM 656 en BM 730 – BM 735b, BM 768: Bouwbesluit (Bb)

   

BM

533

a

door degene die sloopt c.q. degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet binnen wettelijke termijnen voorafgaande aan de feitelijke aanvang van de sloop of sanering aan het bevoegd gezag de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sloop- en/of saneringswerkzaamheden melden

1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww

1/2

BM

533

b

door degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd, niet schriftelijk melden van de datum van voltooiing van de sloop c.q. sanering binnen de wettelijke termijnen na beëindiging van de sloop- of saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag

1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww

1/2

BM

533

d

als degene die sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd geen opgave van hoeveelheid vrijgekomen afvalstoffen overleggen aan bevoegd gezag

1.33 lid 5 Bb

1/2

BM

768

 

degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd en daarbij asbest heeft verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A, heeft niet binnen twee weken nadat de eindbeoordeling is verricht, in het LAVS een bewijs van de afvoer van het asbestafval, onder opgave van het gewicht en van de afvoerbestemming van het asbestafval, ingevoerd

1.33 lid 6 Bb

1/2

BM

534

 

niet onmiddellijk in kennis stellen bevoegd gezag van ontdekken asbest dat niet is opgenomen in asbestinventarisatierapport

1.26 lid 8 Bb

1/2

BM

535

 

in en/of op en/of aan een bouwwerk en/of op een open terrein voorwerpen en/of stoffen geplaatst en/of handelingen verricht waardoor voor de omgeving hinderlijke en/of schadelijke wijze rook en/of roet en/of walm en/of stof wordt verspreid

7.22 sub a Bb

1/2

BM

536

 

geen kooldioxidemeter in een verblijfsruimte in een onderwijsfunctie voor basisonderwijs aanwezig hebben

7.23 lid 1 Bb

1/2

BM

537

 

niet naleven nadere voorwaarden opgelegd door bevoegd gezag bij sloopmelding

1.29 Bb

1/2

BM

538

a

niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden een sloopmelding indienen bij het bevoegd gezag, de uitzonderingen genoemd onder artikel 1.26 lid 4 onder a en b zijn niet van toepassing

1.26 lid 4 Bb

1/2

BM

538

b

niet ten minste vijf werkdagen voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden een sloopmelding indienen bij het bevoegd gezag, de uitzonderingen genoemd onder artikel 1.26 lid 4 onder a en b zijn niet van toepassing

1.26 lid 4 Bb

1/2

BM

573

 

het onderhoud van de brandmeldinstallatie is niet conform NEN 2654-1

6.20 lid 7 Bb

2

BM

574

 

het onderhoud van het ontruimingsalarm is niet conform NEN 2654-2

6.23 lid 5 Bb

2

BM

575

 

zonder gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik nemen

1.18 lid 1 onder a Bb

1/2

BM

576

 

niet hebben van noodverlichting in een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert

6.3 lid 1 Bb

1/2

BM

577

 

niet hebben van een brandmeldinstallatie conform NEN 2535

6.20 lid 1 Bb

1/2

BM

578

 

niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven brandmeldinstallatie

6.20 lid 1 onder 6 Bb

1/2

BM

579

 

niet hebben van rookmelders conform NEN 2555

6.21 jo art. 1.16 Bb

1/2

BM

580

 

niet hebben van een ontruimingsalarminstallatie conform NEN 2575

6.23 lid 1 Bb

1/2

BM

581

 

niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven ontruimingsalarminstallatie

6.23 lid 4 Bb

1/2

BM

582

 

niet hebben van een ontruimingsplan

6.23 lid 6 Bb

1/2

     

niet hebben van vluchtrouteaanduidingen, te weten:

6.24 Bb

 

BM

583

a

– 1 tot 3 ontbrekende aanduidingen

 

1/2

BM

583

b

– 4 tot 6 ontbrekende aanduidingen

 

1/2

BM

583

c

– meer dan 6 ontbrekende aanduidingen

 

1/2

BM

584

 

in een vluchtroute hebben van deuren die bij het openen tegen de vluchtroute indraaien

6.25 lid 5 Bb

1/2

BM

585

 

niet hebben van een brandslanghaspel

6.28 Bb

1/2

     

niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten:

6.31 Bb

 

BM

586

a

– 1 tot 3 ontbrekende blustoestellen

 

1/2

BM

586

b

– 4 tot 6 ontbrekende blustoestellen

 

1/2

BM

586

c

– meer dan 6 ontbrekende blustoestellen

 

1/2

BM

587

a

een rookbeheersingsinstallatie is niet voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Rookbeheersingsinstallaties

6.32 lid 2 Bb

2

BM

587

 

niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven automatische brandblusinstallatie

6.32 lid 1 Bb

1/2

BM

588

 

in geopende stand vastzetten van een zelfsluitend constructieonderdeel (tenzij automatisch losgelaten)

7.3 Bb

1/2

BM

589

 

opslaan van brandbare goederen in een ruimte met een of meer verbrandingstoestellen (stookruimte)

7.8 Bb

1/2

BM

650

 

een gebruiksmelding niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk hebben ingediend

1.19 lid 1 Bb

1/2

BM

651

 

het niet hebben van bescheiden tijdens het bouwen

1.23 Bb

1/2

BM

652

 

het niet hebben van bescheiden tijdens het slopen

1.32 Bb

1/2

BM

653

 

aankleding in een besloten ruimte levert brandgevaar op

7.4 Bb

1/2

BM

654

 

het niet nemen van maatregelen tijdens uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden

8.2 lid 1 Bb

1/2

BM

655

 

tijdens bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden niet houden aan de geluidseisen

8.3 Bb

1/2

BM

656

 

tijdens bouw- of sloopwerkzaamheden geen maatregelen getroffen tegen visueel waarneembare stofverspreiding

8.5 Bb

1/2

BM

730

 

een voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel niet ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op goede werking controleren

6.31 lid 4 Bb

2

BM

731

 

de technische ruimte waarin één of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 160 kW worden opgesteld, is geen afzonderlijk brandcompartiment

2.89 lid 7 Bb

2

BM

732

 

de WBDBO van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, is niet ten minste 20 minuten

2.90 lid 1 Bb

2

BM

733

 

de WBDBO van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment is niet ten minste 20 minuten

2.100 lid 2 Bb

2

BM

734

 

een gesloten deur op een vluchtroute kon, bij aanwezigheid van personen in een bouwwerk, niet zonder sleutel geopend worden

7.12 lid 1 Bb

2

BM

735

a

een vluchtrouteaanduiding wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd

1.16 lid 1 Bb

2

BM

735

b

een blusmiddel wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd

1.16 lid 1 Bb

2

           
     

Nummer BM 715: Productenbesluit asbest (PbA)

   

BM

715

a

het invoeren van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

b

het voor handen hebben van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

c

het aan een ander beschikbaar stellen van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

d

het toepassen van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

BM

715

e

het bewerken van asbest of asbesthoudende producten

4 PbA

1/2

           
     

Nummers BM 045 – BM 066 en BM 750: Besluit gebruik meststoffen (BGM)

   

BM

045

 

gebruiken van meststoffen

1a lid 1 BGM

1/2

BM

046

 

gebruiken van zuiveringsslib, herwonnen fosfaten en overige organische meststoffen

1b lid 1 BGM

1/2

BM

047

 

gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding

1d onderdeel a BGM

1/2

BM

048

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen, minder dan drie weken voor de oogst

1d onderdeel b BGM

1/2

BM

049

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant, met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk het fruit

1d onderdeel c BGM

1/2

BM

050

 

gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst

1d onderdeel d BGM

1/2

BM

051

a

gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische meststoffen op natuurterrein

2 lid 1 BGM

1/2

BM

051

b

gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische meststoffen op overige grond

2 lid 1 BGM

1/2

BM

052

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, herwonnen fosfaten of een mengsel met deze meststoffen, indien de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw

3 lid 1 BGM

1/2

BM

053

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen, indien de bovenste bodemlaag met water is verzadigd

3a BGM

1/2

BM

054

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de periode van 1 september tot en met 31 januari, indien de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd

3b lid 1 BGM

1/2

BM

055

 

gebruiken van vaste mest of steekvast zuiveringsslib in de periode van 1 september tot en met 31 januari

4 lid 1 BGM

1/2

BM

056

 

gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot en met 15 februari

4 lid 3 BGM

1/2

BM

057

 

gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september tot en met 31 januari

4a lid 1 BGM

1/2

BM

058

 

vernietigen van de graszode op grasland

4b lid 1 BGM

1/2

BM

059

 

niet overeenkomstig bij ministeriële regeling aangewezen methoden die de ammoniakemissie beperken, gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen op bouwland of grasland of niet beteelde grond

5 BGM

1/2

BM

060

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt

6 BGM

1/2

BM

061

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie

6a lid 1 BGM

1/2

BM

062

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

6b lid 1 BGM

1/2

BM

063

 

gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer

6c BGM

1/2

BM

064

 

gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage van 18 of meer

6d BGM

1/2

BM

065

a

niet direct aansluitend en uiterlijk op 1 oktober van het desbetreffende jaar na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas

8a lid 1 onder a BGM

1/2

BM

065

b

niet uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriele regeling aangewezen gewas als hoofdteelt voor het volgende jaar

8a lid 1 onder b BGM

1/2

BM

065

c

niet direct aansluiten en uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs overeenkomstig de biologische productiemethode en maïs, niet zijnde snijmais op zand – en lössgronden telen van een bij ministeriele regeling aangewezen gewas

8a lid 2 BGM

1/2

BM

066

 

vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid onderdelen a en b, en tweede lid, voor 1 februari van het volgende jaar

8a lid 3 BGM

1/2

BM

750

 

niet voor 1 oktober melden van de teelt van een aangewezen gewas als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan Onze Minister met gebruikmaking van een door die minister beschikbaar gesteld middel

8a lid 4 BGM

1/2

           
     

Nummers BM 067 – BM 078 en BM 668 – BM 671: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz)

   

BM

067

 

door de houder van een badinrichting geen zorg dragen dat voorafgaand aan de ingebruikneming van de badinrichting een analyse wordt uitgevoerd met betrekking tot het risico dat niet wordt voldaan aan het eerste lid van artikel 2a Bhvbz

2a lid 2 Bhvbz jo 2a lid 1 Bhvbz

1/2

BM

068

 

door de houder van een badinrichting niet binnen drie maanden na het gereedkomen van de risicoanalyse bedoeld in artikel 2a Bhvbz een beheersplan opstellen voor het zwem- of badwatersysteem van de badinrichting of niet binnen drie maanden een bestaand beheersplan herzien, terwijl uit risicoanalyse blijkt dat sprake is van het in artikel 2a, tweede lid, Bhvbz bedoelde risico

2b lid 1 Bhvbz jo 2a Bhvbz

1/2

BM

069

 

door de houder van een badinrichting de in het beheersplan, bedoeld in artikel 2b, eerste lid, Bhvbz, vermelde risicopunten niet ten minste halfjaarlijks op de aanwezigheid van Legionella laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 10 Bhvbz

2c lid 1 jo 10 Bhvbz

1/2

BM

070

 

door de houder van een badinrichting niet onmiddellijk na de vaststelling van een concentratie van legionellabacteriën van 100 of meer kolonievormende eenheden per liter op de in artikel 2a, vierde lid, onder d, Bhvbz bedoelde risicopunten, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis stellen

2d lid 1 Bhvbz

1/2

BM

071

 

ontbreken in de toevoer naar of afvoer van de filters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie van een badinrichting, van een voorziening waarmee de hoeveelheid water kan worden bepaald, die in een bepaalde tijdseenheid wordt toegevoerd, onderscheidenlijk afgevoerd

6 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

072

 

ontbreken bij gesloten zandfilters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie van een badinrichting, waarbij het filtermateriaal in fluïdisatie geraakt, van een voorziening waardoor dit in fluïdisatie geraken waargenomen kan worden

7 lid 2 Bhvbz

1/2

BM

073

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in bijlage I van Bhvbz, niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, onderzoeken

9 lid 1 Bhvbz jo bijlage I Bhvbz

1/2

BM

074

 

door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage I van Bhvbz niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, op de in de bijlage IV van Bhvbz aangegeven wijze, laten onderzoeken door een laboratorium dat voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, Bhvbz gestelde eisen

10 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

075

 

door de houder van een badinrichting de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in artikel 10 lid 1 Bhvbz, niet laten noteren in een aan hem uit te brengen rapport

10 lid 2 Bhvbz jo 10 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

076

 

vloeren van badinrichtingen die bestemd zijn om met blote voeten te worden betreden, zijn niet zodanig aangelegd dat het afvloeien van schrobwater of regenwater in het bassin niet mogelijk is

15 lid 1 onder c Bhvbz

1/2

BM

077

 

diepte van het zwem- en badwater van een badinrichting is voor de zwemmers en baders niet duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid van belang is

21 Bhvbz

1/2

BM

078

 

in de badinrichting wordt gedurende de openstelling niet in voldoende mate toezicht uitgeoefend

25 Bhvbz

1/2

BM

668

 

het niet hebben van een volledig legionellabeheersplan

2b lid 4 jo 2b lid 1 Bhvbz

1/2

BM

669

 

het niet hebben van een volledige legionellarisicoanalyse

2a lid 4 Bhvbz

1/2

BM

670

 

niet in kennis stellen van Gedeputeerde Staten van voornemen om een badinrichting op te richten en/of te wijzigen en/of uit te breiden

10 lid 1 Bhvbz

1/2

BM

671

 

het zwem- en badwater voldoet niet aan de normen die in de bij Bhvbz behorende bijlage I zijn aangegeven

3 lid 1 Bhvbz

1/2

           
     

Nummers BM 079 – BM 080 en BM 707: Ontgrondingenwet (Ogw)

   

BM

079

a

ontgronden zonder vergunning: als degene die ontgrondt

3 Ogw

1/2

BM

079

b

ontgronden zonder vergunning: als zakelijk gerechtigde of als gebruiker van enig onroerende zaak

3 Ogw

1/2

BM

080

 

niet melden van een van de vergunningplicht vrijgestelde ontgronding

7 Ogw

1/2

BM

707

b

het dieper ontgronden dan volgens een geldende vergunning is toegestaan

3a Ogw

1/2

           
     

Nummers BM 084, BM 087, BM 088, BM 590, BM592, BM 593: Wet bodembescherming (WBB)

   

BM

084

a

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m3

13 WBB

1/2

BM

084

b

door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 6 t/m 10 m3

13 WBB

1/2

BM

087

a

door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig) melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders

4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval

1/2

BM

088

 

door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij Gedeputeerde Staten of in dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken

39c WBB

1/2

BM

590

 

niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): wijzigingen op het saneringsplan

39a WBB/PMV

1/2

BM

592

 

zonder milieukundige begeleiding uitvoeren van de sanering

39a WBB/PMV

1/2

BM

593

 

niet melden bij het bevoegd gezag van het voornemen de bodem te saneren, dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst

28 lid 1 WBB

1/2

           
     

Nummers BM 090, BM 092, BM 100, BM 103 – BM 104 en BM 594 – BM 595: Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS)

   

BM

090

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk

2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS)

1/2

BM

092

 

door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet (tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij behorende Regeling uniforme saneringen

10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS

1/2

BM

100

 

door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen

2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS)

1/2

BM

103

 

door degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, niet na de uitvoering van de sanering daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden schriftelijk verslag doen aan het bevoegd gezag of niet de juiste gegevens verstrekken in het verslag

13 BUS

1/2

BM

104

 

door degene die saneert, niet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden melden

39b lid 3 Wbb, 2, lid 2 BUS jo 2.1 RUS

1/2

BM

594

 

het laten uitvoeren van de sanering door een persoon of instelling zonder erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit

2 lid 2 BUS jo 2.2 lid 1 RUS

1/2

BM

595

 

het laten uitvoeren van de werkzaamheden, zonder milieukundige begeleiding

2 lid 2 BUS jo 2.3 lid 1 RUS

1/2

           
     

Nummers BM 105, BM 107 – BM 110, BM 112, BM 541, BM 764 en BM765: Besluit bodemkwaliteit (Bbk)

   

BM

105

a

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings- en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald overeenkomstig de bij ministeriele regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

28 lid 1 onder a Bbk

1/2

BM

105

c

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b

28 lid 1 onder c Bbk

1/2

BM

105

d

vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriële regeling vastgestelde gegevens bevat

28 lid 1 onder d Bbk

1/2

BM

107

 

door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan Onze Minister melden

32 lid 2 Bbk

1/2

BM

108

 

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten vaststellen

38 lid 1 Bbk

1/2

BM

109

 

geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie

38 lid 2 Bbk

1/2

BM

110

 

de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast, niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van onze ministers bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning

40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk

1/2

BM

112

a

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden tot en met 250 m3

42 jo 35 Bbk

1/2

BM

112

b

door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden meer dan 250 m3

42 jo 35 Bbk

1/2

BM

541

 

een werkzaamheid uitvoeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument

18 lid 1 Bbk

1/2

BM

764

 

uitvoeren van een werkzaamheid zonder daartoe verleende erkenning

15 lid 1 Bbk

1/2

BM

765

 

gebruiken of aan een ander ter beschikking stellen van een resultaat van een werkzaamheid wetend of vermoedend dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor dit wordt gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof

16 Bbk

1/2

           
     

Nummers BM 119 – BM 123: Besluit detectie radioactief besmet schroot

   

BM

119

a

een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig

3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

120

 

een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot, bij te houden

5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

1/2

BM

121

 

metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

6 jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

122

 

de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten

6 jo 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

BM

123

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit verwijderen van radioactief besmet schroot

7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot

2

           
     

Nummers BM 124 – BM 126 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

   

BM

124

 

het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron

20d Besluit stralingsbescherming

2

BM

125

a

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: informatie over volume van de bron en bronhouder en vaste afscherming

4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

BM

125

b

voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: schriftelijk bewijs dat financiële zekerheid is gesteld

4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

BM

126

 

als ondernemer die handelingen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen

4.2 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming

1/2

           
     

Nummers BM 127 – BM 135 en BM 515 – BM 526: Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB)

   

BM

127

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen aan boord in de bilge van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard

11 SAB

1/2

BM

128

 

als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs gebruiken

12 lid 2 SAB

1/2

BM

129

 

als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord aanwezig is

14 lid 1 SAB

1/2

BM

130

 

als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen vermelding van een afgifte aan boord bewaren

14 lid 4 SAB

1/2

BM

131

a

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden

33 jo 41 SAB

2

BM

131

b

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven restlading en/of verpakkings-en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk toevoegen aan geloste lading

33 jo 42 SAB

2

BM

131

c

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding, aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen, zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt

33 jo 43 SAB

2

BM

131

d

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en het afvalwater met ladingrestanten innemen

33 jo 45 SAB

2

BM

131

g

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper staat, aan de exploitant van het schip

33 jo 53, vierde lid SAB

2

BM

131

h

als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie

33 SAB

2

BM

132

 

de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig artikel 53 SAB, het transport begeleiden

56 SAB

1/2

BM

133

 

als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd

55 lid 1 SAB

1/2

BM

134

a

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

b

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

c

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan wel hem daartoe volgens de bepalingen uit artikel 47 SAB een voorziening is toegewezen

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

134

d

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in artikel 45 SAB

55, lid 2, onderdeel a SAB

1/2

BM

135

 

als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB

55, lid 2, onderdeel b SAB

1/2

BM

515

 

door de schipper niet onverwijld waarschuwen van de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit, terwijl vanaf een schip scheepsafvalstoffen dan wel delen van de lading in een oppervlaktewaterlichaam zijn geraakt of dreigen te geraken

6 SAB

1/2

BM

516

 

aan boord van een schip verbranden van scheepsafvalstoffen

7 SAB

1/2

BM

517

 

reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer dan wel in het bilgewater doen geraken

13 lid 1 SAB

1/2

BM

518

 

door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje

17 SAB

2

BM

519

 

door de schipper niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje

18 SAB

1/2

BM

520

 

als degene die feitelijk lost, met betrekking tot het lossen van een schip, niet bewaren in de bedrijfsadministratie van het ingevolge artikel 54, tweede lid, terug ontvangen exemplaar van de losverklaring

57 SAB

2

BM

521

 

als schipper, bij het afgeven van afvalwater dat ladingrestanten bevat aan een ontvangstvoorziening, niet in tweevoud de door hem ondertekende losverklaring voorleggen aan degene die de ontvangstvoorziening drijft of een door deze aangewezen persoon

66 SAB

1/2

BM

522

 

door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft, na ondertekening niet terugbezorgen van een exemplaar van de ondertekende losverklaring aan de schipper

68 lid 1 SAB

1/2

BM

523

 

als schipper niet gedurende zes maanden aan boord bewaren van de terugontvangen ondertekende losverklaring

68, lid 3, SAB

1/2

BM

524

 

als exploitant van het schip niet bewaren in de bedrijfsadministratie van de terugontvangen ondertekende losverklaring

68, lid 4, SAB

1/2

BM

525

 

als schipper er geen zorg voor dragen dat huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval aan boord naar categorie gescheiden worden gehouden en gescheiden worden aangeboden bij een ontvangstvoorziening

73, lid 1 SAB

1/2

BM

526

 

als exploitant van een passagiersschip, dat is uitgerust met een boordzuiveringsinstallatie voor afvalwater, niet aanbieden van het zuiveringsslib van die installatie bij een ontvangstvoorziening

74 SAB

1/2

           
     

Nummers BM 137 – BM 140, BM 142, BM 146, BM 148, BM 150, BM 152, BM 156, BM 157, BM 160, BM 503 – BM 505, BM 563, BM 567, BM 568, BM 720a en BM 720b Vuurwerkbesluit (Vwb)

   

BM

137

a

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

1/2

BM

137

b

andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2

2

BM

138

a

in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

1/2

BM

138

b

in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3

2

BM

139

a

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

1/2

BM

139

b

de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4

2

BM

140

a

niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

1/2

BM

140

b

niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6

2

BM

142

a

buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk of buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk, ander consumentenvuurwerk dan fop- en schertsvuurwerk aanwezig hebben en in totaal daarvan niet meer dan 200 kg: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

1/2

BM

142

b

buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk of buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk, ander consumentenvuurwerk dan fop- en schertsvuurwerk aanwezig hebben en in totaal daarvan niet meer dan 200 kg: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1

2

BM

146

a

het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2

1/2

BM

148

a

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

1/2

BM

148

b

het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5

2

BM

150

 

het niet registreren van hetgeen onder artikel 1.4.2 lid 1 onder a en b Vuurwerkbesluit staat genoemd, indien men vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt of voor handelsdoeleinden voorhanden heeft

1.4.2 lid 1 Vwb

2

BM

152

 

het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, een elektronische melding indienen bij Onze Minister, in de periode 15 december tot 1 januari wordt deze melding 24 uur voorafgaand aan het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van de artikelen gedaan

1.3.2 lid 1 en 2 Vwb

1/2

BM

156

 

vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen

1A.2.1 lid 3 Vwb

2

BM

157

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen

1.2.5 lid 1 onder b Vwb

1/2

BM

160

 

zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen

3B.1 lid 1 Vwb

1/2

BM

503

a

gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb

1/2

BM

503

b

gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb

2

BM

504

 

als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik opslaat er niet zorg voor dragen dat op de artikelen die verpakt worden en worden opgeslagen de aanduiding van de klasse waarin de artikelen volgens de bijlage A van het ADR zijn ingedeeld als vuurwerk aanwezig is en blijft

1.3.1 lid 2 Vwb

2

BM

505

 

het in de handel brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik zonder dat hier overeenkomstig artikel 1A.4.2 een EU-conformiteitsverklaring is opgesteld

1A.2.1 lid 4 Vwb

2

BM

560

 

in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit het laten staan en het laten liggen van een vervoermiddel waarin of waarop zich vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik bevinden

1.2.5 lid 1 onder a. Vwb

1/2

BM

563

 

per levering meer dan 25 kg consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking stellen binnen de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit

2.3.3 Vwb

1/2

BM

567

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

567

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

568

a

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

1/2

BM

568

b

het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2

2

BM

720

a

consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats en verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3

1/2

BM

720

b

consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats en verkoopruimte: inrichtingen vanaf 10.000 kg

2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3

2

           
     

Nummers BM 166 – BM 168: Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg)

   

BM

166

 

als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze vergunning of dit bewijs van toestemming

14 Wecg

1/2

BM

167

 

als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit

16 Wecg

1/2

BM

168

 

geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet explosieven voor civiel gebruik is gesteld

21 Wecg

1/2

           
     

Nummers BM 332 en BM 700 – BM 703: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

   

BM

332

 

zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking, of in werking hebben van een inrichting

2.1 lid 1 onder e Wabo

1/2

BM

700

a

het kappen van 1-5 bomen voorzover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is

2.2 lid 1 onder g Wabo

1/2

BM

700

b

het kappen van bomen voorzover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is (meer dan 5)

2.2 lid 1 onder g Wabo

1/2

BM

701

 

zonder omgevingsvergunning bouwen van een bouwwerk

2.1 lid 1 onder a Wabo

1/2

BM

702

a

zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening een monument slopen, verstoren, verplaatsen of herstellen

2.2 lid 1 onder b Wabo

1

BM

702

b

zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening een bouwwerk slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads-of dorpsgezicht

2.2 lid 1 onder c Wabo

2

BM

703

 

zonder een omgevingsvergunning een rijksmonument verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen, of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht

2.1 lid 1 onder f Wabo

1/2

           
     

Nummers BM 170 – BM 171: Wet milieubeheer (Wm)

   

BM

170

 

niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

17.2, 1e lid Wm

1/2

BM

171

 

niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting

17.2, 2e lid jo 1e lid Wm

1/2

           
     

Nummers BM 174, BM 176, BM 183, BM 186, BM 188, BM 198, BM 204, BM 206, BM 329a – BM 329d, BM 596 – BM 611, BM 657 – BM 666, BM 690 – BM 696, BM 740a – BM 740b, BM 761a – BM 761b, BM 762 en BM 763a – BM 763b: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm)

   

BM

174

a

verbranden van afvalstoffen in een inrichting: < 5 m3

2.14a lid 1 Abm

1/2

BM

174

b

verbranden van afvalstoffen in een inrichting: 5 – 10 m3

2.14a lid 1 Abm

1/2

BM

176

 

niet aanwezig hebben van een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen, i.v.m. doelmatig beheer van de op- en/of overgeslagen en/of te verwerken afvalstoffen binnen de inrichting

2.14b 1e lid Abm

1/2

BM

183

 

niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de in artikel 3.20, vijfde lid, bedoelde controle van een systeem voor dampretour Stage-II

3.20 lid 7 Abm

1/2

BM

186

 

niet ten minste eenmaal per kalenderjaar keuren van een koelinstallatie met een natuurlijk koudemiddel op veilig functioneren

3.16d lid 2 Abm

1/2

BM

198

 

binnen een inrichting in de buitenlucht steen mechanisch bewerken

4.74aa 1e lid Abm

1/2

BM

596

 

het niet indienen van een akoestisch rapport bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Abm

1.11 Abm

1/2

BM

597

 

de binnen de inrichting aanwezige als bodembeschermende voorziening toegepaste vloeistofdichte vloer of verharding of geomembraanbaksysteem niet (tijdig) laten beoordelen door een instelling die beschikt over een erkenning

2.9 Abm jo 2.1 Arm

1/2

BM

598

 

het verrichten van bodembedreigende activiteiten zonder dat sprake is van afdoende bodembeschermende voorzieningen

2.9 Abm jo 2.4 Arm

1/2

BM

599

 

niet tenminste eenmaal per jaar bemonsteren grondwaterpeilbuizen

2.10 lid 1 Abm jo 2.2 lid 4 Arm

1/2

BM

600

 

ten behoeve van een verwaarloosbaar bodemrisico de kathodische bescherming niet ten minste eens per jaar op goede werking controleren

2.10 lid 2 jo 3.36 lid 1 Arm

1/2

BM

601

 

het niet binnen 3 maanden na oprichting van de inrichting indienen van een bodemonderzoek

2.11 lid 1 Abm

1/2

BM

602

 

het niet eenmaal per twee jaar op goede werking controleren van het temperatuurgevoelige element van een vaste afleverinstallatie van vloeibare brandstoffen

3.19 Abm jo 3.21 lid 2 Arm

1/2

BM

604

 

de binnen de inrichting aanwezige ondergrondse tank niet tijdig keuren/herkeuren

3.30 Abm jo 3.35 lid 2 Arm

1/2

BM

605

 

het binnen de inrichting meer dan 1 keer per week wassen van motorvoertuigen, werktuigen of spoorvoertuigen boven een niet vloeistofdichte vloer of verharding

3.23b Abm jo 3.27 lid 1 Arm

1/2

BM

606

 

de stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages bestemd voor de opslag van halfzware olie, polyesterhars of stoffen van klasse 8 van het ADR, verpakkingsgroep II en III zonder bijkomend gevaar niet installeren, repareren, onderhouden, beoordelen en goedkeuren overeenkomstig de aangewezen BRL of door een persoon of instelling dat op grond van die BRL is gecertificeerd

4.6 Abm jo art. 4.15 lid 1 Arm

1/2

BM

607

 

niet ten minste eenmaal per jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor dampretour stage II

3.20 lid 5 Abm

1/2

BM

608

 

niet ten minste eenmaal per drie jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor dampretour stage II bij aanwezigheid automatisch bewakingssysteem

3.20 lid 13 Abm

1/2

BM

609

 

een ondergrondse opslagtank van staal waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen niet jaarlijks controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel

3.30 Abm jo 3.36 lid 5 Arm

1/2

BM

610

 

een ondergrondse opslagtank waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen en die is voorzien van een inwendige coating overeenkomstig de aangewezen BRL en is aangebracht door een gecertificeerd bedrijf niet ten minste eenmaal per drie jaar controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel

3.30 Abm jo 3.36 lid 7 Arm

1/2

BM

611

 

niet zo vaak als nodig, binnen een straal van 25 meter van de inrichting, etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd verwijderen

2.13 Abm

1/2

BM

657

 

bovengrondse tank is niet voorzien van een geldig normdocument (tank-installatiecertificaat KIWA)

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

659

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

3.56 Abm

1/2

BM

660

 

kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

3.56 Abm

1/2

BM

661

 

bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000 lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte

3.57 Abm

2

BM

662

 

bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000 lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte

3.57 Abm

2

BM

663

b

tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlak

3.58 lid 1 Abm

1/2

BM

664

a

tijdens donkerteperiode toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlak

3.58 lid 1 Abm

1/2

BM

664

b

tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlak

3.58 lid 1 Abm

1/2

BM

665

 

bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: 50 meter of minder gevel niet in orde

3.59 Abm

1/2

BM

666

 

bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: meer dan 50 meter gevel niet in orde

3.59 Abm

1/2

BM

204

 

aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken in een inrichting voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een autodemontagebedrijf of een inrichting voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of justitie

4.84 1e lid Abm

1/2

BM

206

 

in een inrichting in de buitenlucht proefdraaien van verbrandingsmotoren

4.84 lid 4 Abm

1/2

     

bij het drijven van een inrichting het maximaal toegestane geluidsniveau niet in acht nemen, met een overschrijding van:

2.17 Abm

 

BM

329

a

min. 10 dB(A), max. 15 dB(A)

 

1/2

BM

329

b

min. 16 dB(A), max. 21 dB(A)

 

1/2

BM

329

c

min 22 dB(A), max 29 dB(A)

 

1/2

BM

329

d

min 30 dB(A) of meer

 

1/2

     

tijdens de nacht assimilatiebelichting toepassen met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 74% wordt gereduceerd:

3.58 lid 1 Abm

 

BM

740

a

17.500 m2 of minder teeltoppervlak

 

1/2

BM

740

b

meer dan 17.500 m2 teeltoppervlak

 

1/2

BM

690

 

de in de maatwerkvoorschriften vastgestelde technische voorzieningen niet hebben aangebracht en/of vastgestelde gedragsregels niet in acht hebben genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen

2.20 lid 5 Abm

1/2

BM

691

 

geen saneringsbewijs afvoer bovengrondse tank

3.54d Abm jo 3.71d lid 6 Arm jo vs 3.6.1 PGS30

1/2

BM

692

 

geen schoonmaakbewijs bovengrondse tank

3.54d Abm jo 3.71d lid 6 Arm jo vs 3.6.4 PGS30

1/2

     

een stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages voor het opslaan van gasolie:

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

 

BM

693

b

is niet geïnstalleerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

c

wordt niet gerepareerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

d

wordt niet onderhouden door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

e

wordt niet beoordeeld door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

BM

693

f

wordt niet goedgekeurd overeenkomstig BRL K903 door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling

3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm

1/2

     

bij bovengrondse opslagtank niet jaarlijks laten controleren:

3.54d Abm jo 3.71d lid 10 Arm

 

BM

694

a

van de kathodische bescherming van ondergrondse leidingen

 

1/2

BM

694

d

op aanwezigheid van water in stalen bovengrondse opslagtank

 

1/2

BM

695

 

de gasgestookte stookinstallatie is niet ten minste eenmaal per vier jaar gekeurd op goed en veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid

3.7 lid 5 jo 3.10p Abm jo 3.6 lid 4 en 3.7m Arm

1/2

BM

696

 

niet kunnen aantonen door middel van een meting wat de concentratie aan stikstofoxiden (NOx) is in het rookgas dat wordt uitgeworpen door de gasgestookte stookinstallatie

3.7 lid 2 jo 3.10j Abm jo 3.7p Arm

1/2

     

ondergrondse leiding inclusief appendages:

3.54d Abm jo. 3.71d lid 2 Arm

 

BM

761

a

niet beoordeeld overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling

 

1/2

BM

761

b

niet goedgekeurd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling

 

1/2

BM

762

 

de opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages zijn niet gecontroleerd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling

3.54d Abm jo. 3.71 lid 3 Arm

1/2

     

ondergrondse leiding inclusief appendages

4.6 Abm jo. 4.15 lid 3 Arm

 

BM

763

a

Niet beoordeeld overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling

 

1/2

BM

763

b

Niet goedgekeurd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling

 

1/2

           
     

Nummers BM 224 – BM 229 en BM 760a – BM760d: Waterwet (Wtw)

   

BM

224

 

zonder vergunning stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen

6.2 Wtw

1/2

BM

225

 

zonder vergunning van Gedeputeerde Staten grondwater onttrekken of water infiltreren zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m3/u)

6.4 Wtw

1/2

BM

226

 

door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder

6.9, lid 1 Wtw

1/2

BM

227

a

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: met motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

227

b

met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig

6.10 Wtw

1/2

BM

227

c

het zich als persoon bevinden op een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, terwijl op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is

6.10 Wtw

1

BM

228

a

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

b

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

c

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

d

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

228

e

brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding

6.20, lid 3 Wtw

1/2

BM

229

a

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

b

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

BM

229

c

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

6.20 lid 3 Wtw

1/2

     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:

6.20 lid 3 Wtw

 

BM

229

aa

het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding

 

1/2

BM

229

ab

het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding

 

1/2

BM

229

ac

het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding

 

1/2

     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:

6.20 lid 3 Wtw

 

BM

229

ba

niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het watersysteem

 

1/2

BM

229

bb

niet voldoen aan administratieve verplichtingen

 

1/2

BM

229

bc

niet treffen van voorgeschreven voorzieningen

 

1/2

BM

229

bd

het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding

 

1/2

BM

229

be

het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding

 

1/2

BM

229

bf

het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding

 

1/2

     

handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet verboden vergunningsvoorschriften

6.20 lid 3 Wtw

 

BM

760

a

– niet voldoen aan de administratieve verplichtingen

 

1/2

BM

760

b

– meer grondwater onttrekken als in de vergunning is opgenomen

 

1/2

BM

760

c

– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden voorschriften: niet nemen van maatregelen wanneer de trend statisch significant stijgend is

 

1/2

BM

760

d

– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden voorschriften: niet melden van afwijkingen in de kwaliteit van het grondwater waarbij 75% van de in Bijlage A van het Drinkwaterbesluit opgenomen maximum waarde wordt overschreden

 

1/2

           
     

Nummers BM 230 – BM 233 en BM 540: Waterbesluit (Wtb)

   

BM

230

 

niet melden bij het bevoegd gezag van een grondwateronttrekking of infiltratie van water, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 Waterwet of een verordening van het waterschap

6.11, lid 1 Wtb

1/2

BM

231

 

niet voldoen aan de meetplicht ten aanzien van de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water

6.11, lid 2 Wtb

1/2

BM

232

 

niet voldoen aan de verplichting tot het meten van de kwaliteit van geïnfiltreerd water overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels

6.11, lid 3 Wtb

1/2

BM

233

 

niet binnen de hiervoor gestelde termijn opgave doen aan het bevoegd gezag over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water of de kwaliteit van het geïnfiltreerde water

6.11, lid 4 Wtb

1/2

     

zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5 van de Waterwet gebruikmaken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee, door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

6.12 Wtb jo 6.5 Wtw

 

BM

540

a

– werken te maken of te behouden

 

1/2

BM

540

b

– vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen

 

1/2

           
     

Nummers BM 234 – BM 235: Waterregeling (Wtr)

   

BM

234

 

niet ten minste vier weken voor de uitvoering van een werk of een activiteit waarvoor krachtens artikel 6.12 of 6.13 Waterbesluit geen vergunning is vereist, dit schriftelijk melden aan Onze Minister

6.14 lid 1 Wtr

1/2

BM

235

a

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: in goede staat verkeren

7.6 Wtr

1/2

BM

235

b

niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden

7.6 Wtr

1/2

           
     

Nummers BM 236, BM 238 en BM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah)

   

BM

236

 

lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt

10 Blah

1/2

BM

238

 

huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam door een zuiveringsvoorziening geleiden

11 Blah

1/2

BM

239

 

degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening gemeld aan het bevoegd gezag

13 Blah

1/2

           
     

Nummers BM 240 – BM 255: Drinkwaterbesluit (Dwb)

   

BM

240

 

niet uitvoeren van een meetprogramma dat voldoet aan de in bijlage 3 van de Drinkwaterregeling opgenomen tabellen

14 (via 31) Dwb jo. 10 Dwr

1/2

BM

241

 

niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen toezichthouder dat drinkwater niet voldoet aan artikel 21 lid 1 Drinkwaterwet of aan een in tabel I of II van bijlage A van het Drinkwaterbesluit gestelde eis, alsmede over het onderzoek en de te nemen herstelmaatregelen, bedoeld in artikel 22 Drinkwaterbesluit

23 jo 31 lid 1 Dwb

1/2

BM

242

 

eigenaar van een collectieve watervoorziening heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 1 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

243

 

eigenaar van een collectief leidingnet heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels

37 lid 2 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

244

 

legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit, laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf, indien opgesteld na 1 juli 2011

37 lid 3 Dwb

1/2

BM

245

 

niet binnen drie maanden na iedere voor het in artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit bedoelde risico relevante wijziging van een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel een wijziging van factoren die invloed kunnen hebben op dat risico, opnieuw uitvoeren van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37 eerste lid of tweede lid Drinkwaterbesluit

37 lid 4 Dwb

1/2

BM

246

 

niet door een daarvoor overeenkomstig BRL 6010 gecertificeerd bedrijf op basis van de legionella-risicoanalyse laten opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan met betrekking tot de inrichting en het beheer van een collectieve watervoorziening, of collectief leidingnet, indien uit een legionella-risicoanalyse als bedoeld in artikel 37, eerste, tweede of vierde lid, Drinkwaterbesluit is gebleken dat er een risico is dat niet wordt voldaan aan artikel 27 of artikel 36, eerste lid, Drinkwaterbesluit

38 lid 1 Dwb

1/2

BM

247

 

niet binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in artikel 37, vierde lid, Drinkwaterbesluit bedoelde legionella-risicoanalyse opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan, indien de legionella-risicoanalyse daartoe aanleiding geeft

38 lid 2 Dwb

1/2

BM

248

 

niet uitvoeren van maatregelen en controles overeenkomstig het legionellabeheersplan

40 lid 1 Dwb

1/2

BM

249

 

niet in een logboek aantekening houden van de krachtens hoofdstuk 4 Drinkwaterbesluit uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan, of gedurende drie jaar bewaren van deze gegevens

40 lid 2 Dwb

1/2

BM

250

 

niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen inspecteur dat het drinkwater, bedoeld in artikel 36 lid 1 Dwb meer dan 1.000 kolonievormende eenheden legionellabacteriën per liter bevat

41 lid 3 Dwb

1/2

BM

251

 

niet op de voorgeschreven wijze het drinkwater onderzoeken, ter uitvoering van hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en de daarop berustende bepalingen, op de aanwezigheid van legionellabacteriën

42 Dwb jo 6 en 7 van de Regeling legionellapreventie

1/2

BM

252

a

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater niet onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën of bij de uitvoering van het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten

43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

252

b

bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater daarna niet ten minste om de zes maanden onderzoeken (van toepassing op alle collectieve installaties behoudens situatie c) of bij de uitvoering van het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten

43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie

1/2

BM

253

 

het drinkwater niet ten minste eenmaal per jaar onderzoeken indien de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet maximaal zeven maanden per jaar in gebruik is

43 lid 2 Dwb

1/2

BM

254

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-1 bij de toepassing van fysisch of fotochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 4 Dwb

1/2

BM

255

 

het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-2 bij de toepassing van elektrochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet

44 lid 5 Dwb

1/2

           
     

Nummers BM 256 – BM 259, BM 767, BM 322, BM 334 – BM 336, BM 544, BM 547 – BM 5505: Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)

   

BM

256

 

door degene die voornemens is te lozen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 1 Blbi

1/2

BM

256

a

door degene die voornemens is een lozing te veranderen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag

1.10 lid 2 Blbi

1/2

BM

257

 

door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering dit lozen niet ten minste vijf werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering)

1.11 Blbi

1/2

BM

258

 

bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken

3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi

1/2

BM

259

 

niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken

3.11 lid 1 jo lid 3 Blbi

1/2

BM

767

 

het niet werken conform het werkplan waarin de maatregelen worden omschreven om het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen danwel zoveel mogelijk te beperken

3.11 Blbi

1/2

BM

322

 

lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming

3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi

1/2

BM

334

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen

3.9 lid 1 Blbi

1/2

BM

335

 

bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt

3.17 lid 2 Blbi

1/2

BM

336

 

lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand

3.20 lid 3 Blbi

1/2

BM

544

 

door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag

1.12 lid 2 Blbi

1/2

BM

547

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

3.1 lid 2 Blbi

1/2

BM

548

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

3.1 lid 3 Blbi

1/2

BM

549

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt

3.2 lid 3 Blbi

1/2

BM

550

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag, wordt overschreden

3.2 lid 4 Blbi

1/2

     

Nummers BM 570 en BM 571: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming soorten

   

BM

570

c

niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien die niet tijdig geleegd worden (max. 3 dieren)

3.24 lid 1 Wnb

1/2

BM

570

d

niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien die niet tijdig geleegd worden (meer dan 3 dieren)

3.24 lid 1 Wnb

1/2

     

Nummers BM 285a, BM286a, BM290a – BM 291a: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming soorten/CITES

   

BM

285

b

CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

286

b

CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

290

b

CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

BM

291

b

CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk

3.37 Wnb jo 3.14 Rnb

1

           
     

Nummers BM 292 – BM 294: Wet natuurbescherming (Wnb) bescherming houtopstanden

   

BM

292

 

vellen of te doen vellen van een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, zonder voorafgaande melding (max. 1 hectare)

4.2 lid 1 Wnb

1/2

BM

293

 

als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten op bosbouwkundig verantwoorde wijze (max. 1 hectare)

4.3 lid 1 Wnb

1/2

BM

294

 

als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgedaan, niet voldoen aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen (max. 1 hectare)

4.3 lid 2 Wnb

1/2

           
     

Nummer BM 297: Wet op de economische delicten (Wed)

   

BM

297

 

opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar

26 Wed

1/2

           
     

Nummers BM 510 – BM 512: Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

   

BM

511

c

het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitendienststelling van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd

10 lid 6 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, respectievelijk 22 lid 1 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

BM

511

d

het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie, buitendienststelling, lekkagecontrole of terugwinning van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd

8 lid 3, 10 lid 1 en lid 2 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 1 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, respectievelijk 22 lid 1 en lid 5, 23 lid 2 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 1 en lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

 

BM

512

 

het met betrekking tot apparatuur die broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat niet voorhanden hebben van een register waarin de in artikel 6 lid 1 van Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en/of artikel 23 van de Verordening (EU) 1005/2009 jo. 8 lid 3 Besluit gefluoreerde Broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, genoemde informatie is opgenomen

6 lid 1 Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 en 8 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen

1/2

           
     

Nummers BM 450, BM 451, BM 456 – BM 461, BM 465 – BM 492 en BM 543: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm)

   

BM

450

 

niet ten minste vier weken voor de oprichting van een nieuwe inrichting dit melden aan het bevoegd gezag

1.10 lid 1 Abm

1/2

BM

451

 

niet ten minste vier weken voor de verandering van een inrichting of het veranderen van de werking daarvan dit melden aan het bevoegd gezag

1.10 lid 2 Abm

1/2

BM

456

 

vanuit een inrichting lozen op en/of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool

1.4 jo 2.2 lid 1 Abm

1/2

BM

457

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

1.4 jo 3.1 lid 2 Abm

1/2

BM

458

 

bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt

1.4 jo 3.1 lid 3 Abm

1/2

BM

459

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt

3.2 lid 3 Abm

1/2

BM

460

 

lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag, wordt overschreden

3.2 lid 4 Abm

1/2

BM

461

 

bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam niet voldoen aan de grenswaarden

3.5 lid 1 Abm

1/2

BM

465

 

op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken

3.32 lid 1 sub c Abm jo 3.40/3.41 Arm

1/2

BM

466

a

lozen van afvalwater in het oppervlaktewater dat in contact is geweest met inerte goederen waarbij visuele verontreiniging ontstaat

3.33 lid 2 Abm

1/2

BM

467

 

lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde als genoemd in artikel 3.34 lid 3 Abm wordt overschreden

3.34 lid 3 Abm

1/2

BM

468

 

lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag wordt overschreden (bij hogere emissiewaarden)

3.34 lid 4 Abm

1/2

BM

470

a

opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak op een afstand minder dan 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

3.49 onder a Abm

1/2

BM

470

b

opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak zodanig dat het te lozen hemelwater in contact kan komen met de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen

3.49 onder b Abm

1/2

BM

471

 

lozen anders dan in een vuilwaterriool van condenswater, afkomstig van condensvorming aan de binnenzijde van een kas dat via condensgootjes is verzameld, waarin gewasbeschermingsmiddelen of biociden zijn toegepast

3.61 lid 3 Abm

1/2

BM

474

 

niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 3.68 Abm

3.68 lid 1 Abm

1/2

BM

477

 

niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 3.73 Abm

3.73 lid 1 Abm

1/2

     

lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het telen of kweken van gewassen in een gebouw, anders dan in een kas:

3.76 lid 2 Abm

 

BM

478

a

– terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt

 

1/2

BM

478

b

– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per liter

 

1/2

BM

478

c

– terwijl het gehalte aan chemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 300 milligram per liter

 

1/2

BM

478

d

– terwijl het gehalte aan biochemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter

 

1/2

BM

479

 

lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het circuleren van water door trekbakken waarin witlofpenen staan voor de groei van witlofstronken of als gevolg van het broeien van bolgewassen, terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt of het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per liter

3.77 lid 3 Abm

1/2

BM

480

 

binnen een teeltvrije zone gewasbeschermingsmiddelen gebruiken met apparatuur voor het druppelsgewijs gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen

3.79 lid 5 Abm

1/2

BM

543

 

niet in acht nemen van een teeltvrije zone langs een oppervlaktewaterlichaam

3.79 lid 2 Abm

1/2

BM

481

 

op braakliggend terrein gewasbeschermingsmiddelen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

3.82 Abm

1/2

BM

482

 

gebruiken van veldspuitapparatuur waarbij niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.83 lid 1 Abm (onjuiste spuitdoppen, geen kantdop of onjuiste spuithoogte)

3.83 lid 1 Abm

1/2

BM

483

 

binnen een teeltvrije zone meststoffen gebruiken

3.85 lid 1 Abm

1/2

BM

484

 

geen gebruik maken van een kantstrooivoorziening bij het gebruik van korrelvormige of poedervormige meststoffen op de strook gelegen naast de teeltvrije zone

3.85 lid 4 Abm

1/2

BM

485

 

op braakliggend terrein meststoffen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam

3.85 lid 8 Abm

1/2

     

lozen van afvalwater, afkomstig van het voor de waterbehandeling voor agrarische activiteiten zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars, in een oppervlaktewaterlichaam:

3.90 lid 4 Abm

 

BM

486

a

– terwijl het gehalte chloride meer bedraagt dan 200 milligram per liter

 

1/2

BM

486

b

– terwijl het gehalte ijzer meer bedraagt dan 2 milligram per liter

 

1/2

BM

487

 

lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, als gevolg van het voor agrarische activiteiten zuiveren van water door het ontijzeren van grondwater, terwijl het gehalte aan ijzer in het afvalwater meer bedraagt dan 5 milligram per liter

3.91 lid 1 Abm

1/2

BM

488

 

bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, niet treffen van een voorziening die terugstroming van het mengsel van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen en water voorkomt

3.93 lid 1 Abm

1/2

BM

489

 

bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, die niet is opgesteld boven een bodembeschermende voorziening, de apparatuur niet op een afstand van ten minste twee meter van de insteek van het oppervlaktewaterlichaam hebben

3.93 lid 2 Abm

1/2

     

lozen van afvalwater, afkomstig van het spoelen van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam:

3.102 lid 6 Abm

 

BM

490

a

– terwijl het perceel waar het afvalwater vrijkomt is aangesloten op een vuilwaterriool waarop geloosd kan worden

 

1/2

BM

490

b

– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan 100 milligram per liter

 

1/2

     

lozen van afvalwater, afkomstig van het sorteren van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam:

3.105 lid 2 Abm

 

BM

491

a

– terwijl het afvalwater niet afkomstig is van het sorteren van uitsluitend biologisch geteelde gewassen

 

1/2

BM

491

b

– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan 100 milligram per liter

 

1/2

BM

491

c

– terwijl het chemisch zuurstofverbruik in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan 300 milligram per liter

 

1/2

BM

491

d

– terwijl het biologisch zuurstofverbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter

 

1/2

BM

492

 

binnen een afstand van 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam een composteringshoop hebben

3.110 Abm

1/2

           
     

Nummers BM 495 – BM 496: Activiteitenregeling milieubeheer (Arm)

   

BM

495

 

bij het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op een vloeistofkerende of vloeistofdichte voorziening niet opvangen van vloeistoffen in ten minste een mestdichte opslagvoorziening of is de vloeistofkerende of vloeistofdichte opslagvoorziening niet zodanig aangelegd dat de vloeistof naar deze opslagvoorziening stroomt (geldt tot 1-1-2027 niet voor kuilvoer indien voorziening voor opslag van kuilvoer in gebruik was voor 1-1-2013)

3.48 Abm jo. 3.65 lid 5 Arm

1/2

BM

496

 

opstellen van een op de wal geplaatste vaste installatie voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen anders dan boven een lekbak of een vloeistofdichte vloer of verharding

1.4 jo 4.79 Abm jo 4.87 Arm

1/2

           
     

Nummers BM 400 – BM 445: Model Keur

   
     

Beheer en onderhoud waterstaatswerken

   

BM

400

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (gewoon onderhoud)

2.2 Model Keur

1/2

BM

401

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (buitengewoon onderhoud)

2.3 lid 1 Model Keur

1/2

BM

402

 

buitengewoon onderhoud uitvoeren in het gesloten seizoen

2.3 lid 2 Model Keur

 

BM

403

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting om een ondersteunend kunstwerk of werk dat in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en mede een waterkerende functie hebben, waterkerend te houden

2.4 lid 1 Model Keur

1/2

BM

404

 

als onderhoudsplichtige de middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken niet in goede staat onderhouden, dan wel de goede werking ervan te tonen

2.4 lid 2 Model Keur

1/2

BM

405

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verwijderplicht uit oppervlaktewaterlichamen van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en van afval

2.5 lid 1 Model Keur

1/2

BM

406

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het herstellen van beschadigingen aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies van het oppervlaktewaterlichaam

2.5 lid 2 Model Keur

1/2

BM

407

 

als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het instandhouden van een oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie (buitengewoon onderhoud)

2.6 Model Keur

1/2

BM

408

 

als eigenaar of gebruiker van grond, die gebruikt wordt voor het houden van dieren en dat is gelegen op of nabij een waterstaatswerk niet voldoen aan de verplichting om, na eerste aanschrijving hiertoe door het bestuur, voor eigen rekening op of langs deze grond een voldoende kerende afrastering aan te brengen

2.8 Model Keur

1/2

BM

409

 

als onderhoudsplichtige van een in een waterkering voorkomende coupure of sluis er geen zorg voor dragen dat deze, na eerste aanzegging door of namens het bestuur, terstond wordt gesloten

2.9 Model Keur

1/2

BM

410

 

als eigenaar of onderhoudsplichtige van een stuw niet voldoen aan de verplichting deze op een bepaald stuwpeil te stellen en in stand te houden

2.10 Model Keur

1/2

           
     

Handelingen in watersystemen

   
     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

411

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

411

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

411

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BM

411

d

– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden

 

1/2

BM

411

e

– een hond niet aangelijnd te laten verblijven of te laten lopen, terwijl op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is

 

1

BM

411

f

– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden

 

1/2

     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterstaatswerk niet zijnde een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

412

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

412

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

412

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

413

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

413

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

413

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BM

413

d

– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden

 

1/2

     

zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een oppervlaktewaterlichaam door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder:

3.2 lid 1 Model Keur

 

BM

414

a

– handelingen te verrichten

 

1/2

BM

414

b

– werken te behouden

 

1/2

BM

414

c

– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen

 

1/2

BM

414

d

– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden

 

1/2

BM

415

 

zonder watervergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden

3.2 lid 2 Model Keur

1/2

BM

416

 

zonder watervergunning van het bestuur binnen 400 meter van een windwatermolen werken en opgaande beplanting aan te brengen of te hebben

3.2 lid 3 Model Keur

1/2

BM

417

a

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bouwwerken te plaatsen, te hebben of te wijzigen

3.2 lid 6 sub a Model Keur

1/2

BM

417

b

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: leidingen of kabels te leggen, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen

3.2 lid 6 sub b Model Keur

 

BM

417

c

zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bovengrondse infrastructuur aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te vernieuwen

3.2 lid 6 sub c Model Keur

1/2

BM

418

a

zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: ophogingen te maken of te verwijderen

3.2 lid 7 sub a Model Keur

1/2

BM

418

b

zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: werken of beplantingen aan te brengen die waterstuwing of stroomgeleiding teweeg brengen

3.2 lid 7 sub b Model Keur

1/2

BM

419

 

zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen

3.3 Model Keur

1/2

BM

420

a

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water afvoeren naar of aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen

3.7 lid 1 sub a Model Keur

1/2

BM

420

b

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water brengen in of onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen

3.7 lid 1 sub b Model Keur

1/2

BM

420

c

in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater onttrekken of water infiltreren

3.7 lid 1 sub c Model Keur

1/2

BM

421

 

zonder watervergunning van het bestuur water brengen in of onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam

3.4 Model Keur

1/2

BM

422

 

zonder watervergunning van het bestuur gronden ontwateren met drainagemiddelen

3.5 Model Keur

1/2

BM

423

 

zonder watervergunning van het bestuur grondwater onttrekken of water in de bodem infiltreren

3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

424

 

door degene die handelingen verricht en inbreuk maakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, niet zo spoedig mogelijk melding maken van die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen

3.8 lid 2 Model Keur

1/2

BM

425

 

zonder watervergunning van het bestuur: in een oppervlaktewatersysteem vis uitzetten

3.11 Model Keur

1/2

BM

426

 

zonder watervergunning van het bestuur: vaste vistuigen plaatsen

3.11 Model Keur

1/2

     

handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften:

3.6 lid 1 Model Keur

 

BM

445

a

het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 april tot 1 juni

 

1/2

BM

445

b

het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 juni tot 1 augustus tussen 11.00 uur en 17.00 uur

 

1/2

           
     

Algemene regels

   

BM

430

 

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van de werkzaamheden als genoemd in de algemene regels

3 lid 1 algemene regels jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

           
     

Algemene regels – waterkeringen

   

BM

431

a

het niet hebben van een voldoende veekerende afrastering conform de voorschriften zoals genoemd in artikel 2 van de algemene regels voor waterkeringen, onderdeel beweiden

2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

431

b

beweiden van de waterkering anders dan in de aangegeven periode

2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

           
     

Algemene regels – waterkwantiteit

   

BM

432

 

bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam, zoals vastgelegd in de legger, wijzigen

2 sub a algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

433

 

bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, niet gebruiken van deugdelijk en niet uitlogend materiaal

2 sub e algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

434

 

niet voorafgaand aan of gelijktijdig met het dempen van het bestaande oppervlaktewaterlichaam een nieuw oppervlaktewaterlichaam met eenzelfde oppervlakte als het gedempte oppervlaktewaterlichaam in hetzelfde peilgebied graven en aansluiten op het watersysteem

2 algemene regels dempen jo. 3.2 lid 1 Model Keur

1/2

BM

435

a

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam tot 50 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

BM

435

b

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam 50 – 150 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

BM

435

c

terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam meer dan 150 m2

3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur

1/2

           
     

Algemene regels – grondwater

   

BM

436

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet plaatsen van een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast

2 lid 2 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

437

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt

2 lid 4 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

438

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen

2 lid 9 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

439

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen

2 lid 10 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

440

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt

2 lid 3 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

441

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen

2 lid 7 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

BM

442

 

bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen

2 lid 8 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur

1/2

ARTIKEL III

Artikel I heeft geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2022.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 22 december 2021

Willem-Alexander

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers

Uitgegeven de vijfentwintigste januari 2022

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen deel

1. Inleiding

Dit besluit wijzigt de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening. De bijlage bij de Wahv bevat de gedragingen waarvoor op grond van die wet een administratieve sanctie kan worden opgelegd. De bijlage bepaalt voor iedere gedraging de te betalen geldsom. De bijlagen bij het Besluit OM-afdoening noemen de feiten waarvoor opsporingsambtenaren (bijlage I) dan wel lichamen of personen met een publieke taak belast (bijlage II) een strafbeschikking kunnen uitvaardigen op grond van de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De tarieven die horen bij de in het Besluit OM-afdoening genoemde feiten zijn opgenomen in beleidsregels van het openbaar ministerie.

De wijzigingen van onderhavig besluit zijn drieledig. Allereerst is voorzien in de jaarlijkse indexering van de tarieven in de bijlage bij de Wahv. Het indexeringspercentage bedraagt 2,0%. Dit percentage is gebaseerd op een vergelijking van de consumentenprijsindex (CPI) van juni 2020 en juni 2021 (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, prijsindex «Alle bestedingen»). De indexering corrigeert de geldontwaarding als gevolg van de ontwikkeling van de CPI in die periode. Voor de strafbeschikkingen heeft dezelfde indexering plaatsgevonden in de beleidsregels van het openbaar ministerie.

Daarnaast zijn enkele technische wijzigingen doorgevoerd in de bijlage bij de Wahv en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening. Deze wijzigingen vloeien met name voort uit gewijzigde wet- en regelgeving en hebben geleid tot enkele nieuwe en gewijzigde feitcodes. Omwille van de leesbaarheid zijn de bijlagen in zijn geheel opnieuw vastgesteld.

Tot slot zijn enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd in de bijlage bij de Wahv, ter uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord om de boetes voor overtredingen met veel gevaarzetting of herhaalde overtredingen te verhogen en de boetes voor kleine overtredingen te verlagen (Kamerstukken II 2017/18, 34 700, bijlage bij nr. 34). In het kader van die afspraak is de Commissie Feiten en Tarieven (CFT) van het openbaar ministerie gevraagd te adviseren naar de mogelijkheden binnen het huidige boetestelsel. Het advies is tot stand gekomen met input van de deelnemende ketenpartners in de CFT, waaronder het openbaar ministerie, de politie en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het advies is op 31 maart 2020 uitgebracht en nadien aan een impactanalyse onderworpen. Bij brief van 5 februari 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inhoud van het advies, de resultaten van de impactanalyse en de inhoudelijke wijzigingen die naar aanleiding daarvan worden doorgevoerd (Kamerstukken II 2020/21, 29 398, nr. 897). De kern van die wijzigingen is dat een aantal zwaardere overtredingen hoger wordt beboet en dat de extra boeteontvangsten die hieruit voortvloeien rechtstreeks worden ingezet om de boetes voor enkele lichtere overtredingen te verlagen.

Mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt in deze nota van toelichting achtereenvolgens ingegaan op de jaarlijkse indexering (paragraaf 2), de implementatie van het CFT-advies (paragraaf 3) en de financiële aspecten van die implementatie (paragraaf 4). De technische wijzigingen worden afzonderlijk toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting.

2. Jaarlijkse indexering van de tarieven

Om de geldontwaarding te corrigeren, worden ieder jaar de tarieven in de bijlage bij de Wahv aangepast aan de ontwikkeling van de CPI. Op basis van de consumentenprijsindex van de maanden juni 2020 en juni 2021 bedraagt dit jaar de indexering 2,0% (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, prijsindex «Alle bestedingen»). Deze periodieke aanpassing bewerkstelligt dat de strafmaat in relatieve zin ongewijzigd blijft.

De procentuele indexering van de Wahv-boetes is toegepast op de niet-afgeronde bedragen die de voorgaande aanpassingen van de tarieven hebben opgeleverd. Dit betekent bijvoorbeeld dat de onderhavige verhoging kan zijn toegepast op een bedrag van € 103,20 (willekeurig gekozen) en niet op het afgeronde bedrag dat in de laatst gepubliceerde bijlage is opgenomen (in het voorbeeld € 103). Specifiek voor de gedragingen die zien op overschrijding van de maximumsnelheid wordt het tarief naar beneden afgerond op een veelvoud van € 1 vanwege de uitvoering die is gegeven aan de motie Oplaat c.s. om de boetes progressief te laten stijgen per te snel gereden kilometer per uur (Stb. 2005, 555).

Alle overige sancties van de onder de Wahv vallende verkeersovertredingen berusten op een uniform beoordelingskader van het openbaar ministerie. Dit zogeheten tarievenhuis vormt een beoordelingskader voor alle tarieven van feiten die zijn opgenomen in de bijlage bij de Wahv en in bijlage I bij het Besluit OM-afdoening. Dit zorgt ervoor dat vaste verhoudingen bestaan tussen de sancties voor de verschillende strafbare gedragingen. De hoogte van deze sancties wordt afgerond op een veelvoud van € 5 bij bedragen tot € 100 en op een veelvoud van € 10 bij bedragen vanaf € 100. Ook de tarieven voor de feiten uit de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening worden aangepast aan de ontwikkeling van de CPI. Deze tarieven zijn echter niet in het Besluit OM-afdoening zelf vastgelegd, maar opgenomen in beleidsregels van het openbaar ministerie. De indexering van die tarieven is dan ook niet opgenomen in dit besluit.

3. Opvolging CFT-advies

Zoals aangegeven in de inleiding heeft de CFT geadviseerd over de mogelijkheden om binnen het huidige boetestelsel de boetes voor overtredingen met veel gevaarzetting of herhaalde overtredingen te verhogen en de boetes voor kleine overtredingen te verlagen (Kamerstukken II 2020/21, 29 398, nr. 897). Onderhavig besluit voorziet in de opvolging van de overgenomen aanbevelingen die raken aan de bijlage bij de Wahv.

Enkele overgenomen aanbevelingen behoeven geen aanpassing van regelgeving en vallen derhalve buiten het bereik van dit besluit. Het gaat om het verder differentiëren in de te vorderen ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM) bij hoge snelheidsovertredingen in het strafrecht, en om het invoeren van een bekeuringsvrije voet voor de eerste drie kilometer snelheidsoverschrijding op 130 km/u-wegen. Voor een toelichting op deze wijzigingen zij verwezen naar de eerdergenoemde brief aan de Tweede Kamer. Opvolging van de aanbeveling over de OBM vindt plaats middels een wijziging van het vorderingsbeleid van het openbaar ministerie. De bekeuringsvrije voet wordt gerealiseerd middels een aanpassing bij de bron, dus bij het flitsen door een (vast of mobiel) digitaal handhavingsmiddel waarmee de verkeerovertreding wordt geconstateerd. Deze processen zijn uiteraard wel afgestemd op de inwerkingtreding van dit besluit, zodat het gehele pakket aan maatregelen gelijktijdig in werking treedt.

Hieronder worden de wijzigingen toegelicht die in navolging van het CFT-advies zijn doorgevoerd in de bijlage bij de Wahv.

3.1. Nieuwe boetecategorie

Er is een nieuwe boetecategorie «Potentieel gevaarzettende gedraging» geïntroduceerd tussen de huidige categorieën 3 en 4 van het tarievenhuis. De categorieën 4 en 5 zijn vernummerd tot categorieën 5 en 6. Het tarievenhuis ziet er daardoor als volgt uit:

  • 1. Standaard ordenend en regelend;

  • 2. Mogelijke of in lichte mate hinder, gevaar, schade of nadeel tot gevolg hebbend;

  • 3. Asociale, ergerlijke, hinderlijke of onveilige gedraging;

  • 4. Potentieel gevaarzettende gedraging;

  • 5. Zeer gevaarlijke of schadelijke gedraging;

  • 6. Specifiek maatwerk (kan niet worden ondergebracht bij categorie 1-5).

In de nieuwe categorie 4 worden feiten ingeschaald die kunnen worden aangemerkt als potentieel gevaarzettend, maar niet als zeer gevaarzettend. In het kader van een eventuele verhoging van het boetebedrag is per feit beoordeeld of deze zou kunnen worden overgeheveld naar de nieuwe categorie. Voor twee van de hierna te bespreken feiten is dat het geval: het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat (zoals een smartphone) en het niet verlenen van voorrang aan een voorrangsvoertuig. Bij de beoordeling zijn steeds zowel de relatie met de verkeersveiligheid als de verhouding tot andere strafbare feiten betrokken. Met de extra categorie kan voortaan gerichter advies worden gegeven over de passende boete voor verkeersovertredingen in het «hogere» segment. Ook worden hiermee meer mogelijkheden gecreëerd om (potentieel) gevaarzettende overtredingen hoger te bestraffen.

3.2. Hogere boete voor enkele specifieke feiten

De boete voor enkele specifieke feiten is verhoogd. Het gaat om de volgende feiten en bedragen (na indexering):

  • Vasthouden van mobiele (communicatie)apparatuur, van € 250 naar € 350.

    Smartphonegebruik in het verkeer heeft ernstige gevolgen voor de verkeersveiligheid. Door het onderzoeksinstituut SWOV wordt geschat dat het in Nederland bij auto-ongevallen jaarlijks om tenminste enige tientallen verkeersdoden gaat waarbij de bestuurder was afgeleid. De CFT heeft geconstateerd dat het in de politiepraktijk met regelmaat voorkomt dat bestuurders meermalen kort na elkaar worden geverbaliseerd voor dit feit. Daaruit kan worden afgeleid dat de huidige boete niet altijd leidt tot de preventieve prikkel die ermee wordt beoogd. Het verhogen van de boete door het overbrengen van deze gedraging van categorie 3 naar de nieuwe categorie 4 van het tarievenhuis (potentieel gevaarlijke of schadelijke gedraging) doet meer recht aan de aard van de gedraging, gelet op de potentieel ernstige gevolgen van deze vorm van afleiding in het verkeer.

  • Niet zo veel mogelijk rechts rijden (onnodig links rijden) op een auto(snel)weg, van € 150 naar € 220.

    De CFT geeft aan dat deze overtreding in de top tien van ergernissen in het verkeer staat. De hinder die hieraan ondervonden wordt kan daarnaast ook weer andere overtredingen uitlokken, zoals het rechts inhalen. De gedraging is ingedeeld in categorie 2 van het tarievenhuis (mogelijke of in lichte mate hinder, gevaar, schade of nadeel tot gevolg hebbend). Bij de beoordeling van de hoogte van de boete is gekeken naar dezelfde gedraging, maar dan op een andere weg dan de auto(snel)weg. Deze valt onder categorie 3 van het tarievenhuis met een boetebedrag van € 250. Deze gedraging is voor wat betreft het gevaarzettende karakter ernstiger dan dezelfde gedraging op de auto(snel)weg. Vanwege dat verschil in ernst is het advies van de CFT om de gedraging op de auto(snel)weg te laten in de huidige categorie 2 van het tarievenhuis te laten en als wijziging een weegfactor van 50% toe te voegen, waardoor het boetebedrag wordt verhoogd naar € 220.

  • Niet verlenen van voorrang aan een voorrangsvoertuig, van € 250 naar € 350.

    Deze gedraging is momenteel ondergebracht in categorie 3 van het tarievenhuis en wordt afgedaan via de Wahv. Twee aspecten waren voor de CFT van belang voor het bepalen of deze kwalificatie (nog) juist is. Het betreft het potentiële gevaarzettende karakter bij deze gedraging en het feit dat er sprake is van een voorrangsvoertuig dat gehinderd wordt in de taakuitoefening. Op grond daarvan oordeelt de CFT dat deze gedraging beoordeeld moet worden als potentieel hinderlijk en gevaarzettend. Daarom adviseert de CFT deze gedraging over te hevelen naar de voorgestelde nieuwe categorie 4 van het tarievenhuis.

  • Signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan, van € 100 naar € 150;

    De CFT heeft deze gedraging gewogen in relatie tot het verbod op het veroorzaken van onnodig geluid onder artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De sanctiebedragen van deze twee vergelijkbare gedragingen lopen sterk uiteen. Om deze gedragen meer tot elkaar in verhouding te brengen, en gelet op de aard en de mate van hinderlijkheid, is het bedrag verhoogd naar € 150, binnen categorie 2 van het tarievenhuis.

  • Het vervoeren van minderjarigen zonder gordel, van € 150 naar € 220.

    Het niet dragen van de autogordel kan voor de bestuurder en inzittenden van een auto ernstige gevolgen hebben. Niet alleen het niet-dragen, maar ook het onjuist dragen van de autogordel komt geregeld voor. Als een ongeval plaatsvindt is de afloop vaak ernstiger dan wanneer wel een gordel zou zijn gedragen. De impact van het ongeval bij het niet of onjuist dragen van een autogordel is in voorkomende gevallen dus ook groter. Deze gedraging is thans ondergebracht in categorie 2 van het tarievenhuis. Omdat het potentieel gevaarzettende karakter van deze gedraging voornamelijk ziet op de persoon die ervoor kiest zijn of haar gordel niet te dragen en niet op de verkeersveiligheid van andere verkeersdeelnemers, concludeert de commissie dat deze indeling correct is. Echter, in de situatie waar het minderjarige bijrijders betreft is dit anders. Immers, hier geldt dat de bestuurder een verantwoordelijkheid heeft voor een ander. Een dergelijke situatie is ernstiger dan het niet dragen van de eigen gordel. Het niet voldoen aan de verplichting om als bestuurder zorg te dragen dat minderjarige passagiers een autogordel dragen blijft om die reden in categorie 2 van het tarievenhuis, maar het bijbehorende bedrag is wel met een weegfactor van 50% verhoogd.

3.3. Lagere boete voor enkele specifieke feiten

De boete voor een aantal specifieke, meer ordenende dan gevaarzettende feiten is verlaagd. Het gaat om de volgende feiten en bedragen (na indexering):

  • Veroorzaken van onnodig geluid met een motorrijtuig, van € 400 naar € 250.

    Deze gedraging raakt niet zozeer de verkeersveiligheid, maar zorgt wel vaak voor hinder en ergernis bij bewoners of schrikreacties bij andere weggebruikers. De CFT oordeelt dat de hoogte van de sanctie gezien de mate van hinder omlaag kan. Een aanpassing in de sanctie voor deze gedraging zal tevens zorgen voor een betere verhouding tot de eerder besproken gedraging van het geven van signalen in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan. Op basis hiervan is deze gedraging ondergebracht in categorie 3 van het tarievenhuis, met een boetebedrag van € 250.

  • In- en uitstappende passagiers voorbijrijden zonder de gelegenheid te geven tot in- of uitstappen, van € 400 naar € 250.

    De CFT stelt vast dat het om een overtreding gaat die weinig voorkomt en dat het op zich weliswaar tot een onveilige situatie kan leiden, maar dat er niet gesproken kan worden van een zeer gevaarlijke of schadelijke gedraging als bedoeld in (de huidige) categorie 4 van het tarievenhuis. Deze gedraging is daarom ondergebracht in de passender categorie 3 van het tarievenhuis, met een boetebedrag van € 250.

  • Parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats, van € 400 naar € 310.

    Het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats is ondergebracht in categorie 5 van het tarievenhuis. Daarvoor is gekozen omdat het gaat om een gedraging die als zeer hinderlijk en ergerlijk wordt ervaren. Die hinder ziet niet op verkeersdeelnemers in het algemeen, maar wel op personen die recht hebben op het gebruik van een gehandicaptenparkeerplaats. Het gaat hierbij dus niet om een gedraging met een (potentieel) gevaarzettend karakter, maar wel om een zeer hinderlijke gedraging. De CFT heeft beoordeeld of het huidige boetebedrag voldoende in verhouding staat tot de ernst van de gedraging en de verhouding tot soortgelijke gedragingen. In dat kader dienen de «algemene» parkeerverboden in ogenschouw te worden genomen. Deze overtredingen zijn ondergebracht in categorie 1 van het tarievenhuis. Het verschil tussen een algemene parkeerovertreding en het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats is daarmee zeer groot. Omdat deze gedraging niet de verkeersveiligheid raakt en past bij de beschrijving van hinder als bedoeld in categorie 3 van het tarievenhuis, is een verlaging van het tarief op zijn plaats. Daarom is deze gedraging ondergebracht in categorie 3 met een verhoging van 25% vanwege het hinderlijke karakter, waarmee het boetebedrag uitkomt op € 310.

3.4. Strafrechtelijk afdoen van het niet verlenen van voorrang aan een voorrangsvoertuig

Het niet verlenen van voorrang aan een voorrangsvoertuig, zoals een ambulance, wordt voortaan strafrechtelijk afgedaan. Gelet op de potentiele gevaarzetting en het feit dat een voorrangsvoertuig in zijn werk wordt gehinderd, is het van belang dat van dit feit een aantekening wordt gemaakt in de justitiële documentatie. Zodoende kan dit feit worden meegenomen in de beoordeling van andere verkeersdelicten (en omgekeerd). Gezien het beperkte aantal overtredingen dat jaarlijks wordt geconstateerd voor dit feit, zal deze wijziging geen onevenredige druk leggen op het strafrecht.

3.5. Andere afdoening lage snelheidsovertredingen op autosnelwegen

Uit onderzoek blijkt dat een overschrijding van de snelheidslimiet een negatief effect heeft op de verkeersveiligheid. Een te hoge snelheid leidt niet alleen tot een grotere kans op een ongeval, maar heeft ook invloed op de ernst van dat ongeval. Dit geldt zowel voor lage als hoge snelheidsoverschrijdingen. Het is daarom van belang dat een verlaging van de boetes voor kleine snelheidsoverschrijdingen geen negatieve impact heeft op de verkeersveiligheid. Deze impact is mede afhankelijk van het soort weg waar de snelheidsoverschrijding plaatsvindt. De CFT heeft om die reden geadviseerd de boetebedragen van kleine snelheidsoverschrijdingen binnen de bebouwde kom, op provinciale wegen, op de autoweg en bij wegwerkzaamheden niet te verlagen. Dit wordt onderschreven, mede tegen de achtergrond dat een kleine snelheidsovertreding bij een hogere snelheidslimiet relatief gezien kleiner is dan bij een lagere snelheidslimiet. De CFT heeft twee aanbevelingen gedaan om te komen tot een verlaging van de boetes voor snelheidsovertredingen op de snelweg, en deze zijn overgenomen. Allereerst wordt er een bekeuringsvrije voet ingevoerd voor de eerste drie kilometer snelheidsoverschrijding op 130 km/u-wegen. Dit gebeurt niet via onderhavig besluit, maar middels een aanpassing bij de bron, dus bij het flitsen door een (vast of mobiel) digitaal handhavingsmiddel waarmee de verkeerovertreding wordt geconstateerd. Bij wegen met andere maximumsnelheden geldt die bekeuringsvrije voet al. Daarnaast is in de bijlage bij de Wahv het boetebedrag voor overschrijding van de snelheid tot 10 km/u op de autosnelweg verlaagd met 15%. Dit leidt naar verwachting tot een hogere maatschappelijke acceptatie van deze boetes, terwijl het negatief effect op de verkeersveiligheid beperkt zal zijn.

4. Financiële paragraaf

In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële gevolgen van de in paragraaf 3 besproken wijzigingen. Alvorens is besloten tot opvolging van de verschillende onderdelen van het CFT-advies, is een impactanalyse uitgevoerd. Deze impactanalyse is meegezonden met de eerdergenoemde Kamerbrief (Kamerstukken II 2020/21, 29 398, nr. 897). Uit de impactanalyse bleek dat het integraal uitvoeren van het advies gepaard zou gaan met aanzienlijke kosten in de vorm van dalende boeteontvangsten en toenemende uitvoeringskosten. Afhankelijk van de gemaakte keuzes zou het gaan om een bedrag van € 20 miljoen tot € 90 miljoen. Bij het regeerakkoord zijn echter geen middelen ter beschikking gesteld. Anders dan bij autonome schommelingen moeten verminderde boeteontvangsten ten gevolge van beleidswijzigingen worden gedekt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Naar aanleiding van de uitkomsten van de impactanalyse en een beleidsappreciatie van de verschillende aanbevelingen in het CFT-advies is gekozen voor een scenario waarbij de budgettaire gevolgen, de risicomarges mede in acht genomen, neutraal zijn. Er hoeft dus niet te worden voorzien in extra dekking om bovenstaande wijzigingen te kunnen doorvoeren.

Uit de impactanalyse bleken de volgende financiële effecten, waarbij er zowel geringe extra boeteontvangsten als geringe verwachte lagere uitvoeringskosten zijn. Daarbij zij opgemerkt dat is gerekend met de tarieven die golden ten tijde van het uitbrengen van het CFT-advies. Gelet op de kleine mutaties en de onzekerheden is de raming hierop niet aangepast.

Maatregel

Effect boeteontvangsten

Effect werklast

Verlagen boete aantal feiten

– € 1,5 miljoen

€ 0 miljoen

Verhogen boete aantal feiten

+ € 13 miljoen

€ 0 miljoen

Overhevelen «geen voorrang verlenen» naar strafrecht

€ 0 miljoen

€ 0 miljoen

Invoeren bekeuringsvrije voet 130 km/u wegen

– € 1,8 miljoen

+ € 0,8 miljoen

Verlagen boetes kleine snelheidsovertredingen met 15 procent

– € 9 miljoen

€ 0 miljoen

Totaal

€ 0,7 miljoen

extra boeteontvangsten

€ 0,8 miljoen

lagere uitvoeringskosten

Artikelsgewijs deel

Artikel I

In paragraaf 2 is de indexering van de tarieven in de bijlage bij de Wahv toegelicht. Daarnaast zijn in deze bijlage enkele technische wijzigingen doorgevoerd. In onderstaande tabel wordt per nieuwe of inhoudelijk gewijzigde feitcode een korte toelichting gegeven.

Feitcode

Toelichting

R611

De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetsbepaling.

R611a

Deze nieuwe feitcode is opengesteld en ziet op het onterechte gebruik van een rijstrook bestemd voor de «LIJNBUS».

N420a

Op verzoek van de handhavende instantie(s) is categorie 6 (vierwielige bromfiets) opengesteld.

R475a

Deze nieuwe feitcode is opengesteld op grond van art. 45 RVV 1990 en ziet op het als bestuurder van een fiets overschrijden van de maximumsnelheid binnen een erf (t/m 10 km/u).

R475b

Deze nieuwe feitcode is opengesteld op grond van art. 45 RVV 1990 en ziet op het als bestuurder van een fiets overschrijden van de maximumsnelheid binnen een erf (meer dan 10 km/u).

R544a

Deze nieuwe feitcode is opengesteld en ziet op het overschrijden van de maximumsnelheid op de fiets (bord A1, t/m 10 km/u).

R544b

Deze nieuwe feitcode is opengesteld en ziet op het overschrijden van de maximumsnelheid op de fiets (bord A1, meer dan 10 km/u).

P010c

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 2 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P010d

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 2 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P010e

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 4 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P010f

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 3 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P052

De feitcode wordt afgesloten nu de wettelijke grondslag is komen te vervallen (Stb. 2020, 505).

P070a-i

Naar aanleiding van een wijziging van de onderliggende wetgeving is de aanhef van de feitomschrijvingen bij feitcodes P070a t/m P070i aangepast (Stb. 2020, 505).

P070j-m

Naar aanleiding van een wijziging van de onderliggende wetgeving is de aanhef van de feitomschrijvingen bij feitcodes P070j t/m P070m aangepast (Stb. 2020, 505).

P100b

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.10 lid 4 en lid 5 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P100d

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.10 lid 4 en lid 5 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P340d

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.34 lid 4 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P340e

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.34 lid 5 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P540

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.54 lid 1 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P541

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.54 lid 1 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P570

De feitomschrijving is aangepast naar aanleiding van een wijziging van de onderliggende wetsbepaling (Stb. 2020, 505).

P600

De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.60 lid 1 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505).

P124g

Er wordt een nieuwe feitcode opengesteld op basis van art. 5.18.12a RV voor het «als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl) bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt, aan de zijkant niet is voorzien van een zijmarkeringslicht of een ambergele retroreflector of ambergele opvallende markering, die is aangebracht op een afstand van niet meer dan 1 m van de uiterste voor- of achterzijde».

N270r, -s en -t

Categorie 14 is opengesteld (land- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken).

VA004-VA101

De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VF004-VF101

De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VI004-VI101

De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VK004-VK101

De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VL004-VL101

De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VO004-VO101

De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VP004-VP101

De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

N 010 – P 602

Naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen is een nieuwe voertuigcategorie 7a (mobiele machine) opengesteld (Stb. 2020, 505).

VI027a

Bij dit feit is categorie 2 overgeheveld uit bijlage II bij het Besluit OM-afdoening omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022.

VK027a

Bij dit feit is categorie 2 overgeheveld uit bijlage II bij het Besluit OM-afdoening omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022.

Artikel II, onderdeel A

In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode uit bijlage I bij het Besluit OM-afdoening.

Feitcode

Toelichting

K160b

Naar aanleiding van een wetswijziging is de verwijzing naar het wetsartikel gewijzigd naar art. 160 lid 6 WVW 1994 (Stb. 2021, 197).

N270u

Categorie 14 is opengesteld (land- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken).

W300b

Deze feitcode is afgesloten nu het feit in drie feitcodes is gesplitst.

W300c

Er is een feitcode opengesteld op grond van art. 25 lid 4 BVW die ziet op het «als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs I».

W300d

Er is een feitcode opengesteld op grond van art. 25 lid 4 BVW die ziet op het «als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van het benodigde vaarbewijs II, terwijl deze wel in het bezit is van een klein vaarbewijs I».

W300e

Er is een feitcode opengesteld op grond van art. 25 lid 4 BVW die ziet op het «als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs II».

W156

De feitomschrijving is tekstueel aangepast zodat de normadressaat van de bepaling wordt verduidelijkt.

D515

De modaliteit van de feitcode is gewijzigd van politiestrafbeschikkingsfeit naar OM-strafbeschikkingsfeit en om die reden uit bijlage I geschrapt.

E100a e.v.

De koptekst is aangevuld met de zinsnede «en middelen van openbaar vervoer».

E211

Feitcodes E211a en E211b zijn samengevoegd tot feitcode E211. Deze feitcode ziet op de situatie dat een persoon jonger dan 18 jaar alcohol bij zich heeft op plaatsen waar dit niet is toegestaan (art. 45 Alcoholwet).

E211a

Feitcodes E211a en E211b zijn samengevoegd tot feitcode E211. Feitcode E211a is daarom afgesloten.

E211b

Feitcodes E211a en E211b zijn samengevoegd tot feitcode E211. Feitcode E211b is daarom afgesloten.

E320a

De feitomschrijving is aangevuld zodat duidelijk is dat het niet gaat om een vordering tot het ter inzage aanbieden van een identiteitsbewijs.

E817a

De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving.

E817b

De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving.

E832

De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving.

E129ff

Deze feitcode is opengesteld en ziet op het wildplassen op of bij een gebouw van openbaar vervoer.

E836b

De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving.

E836a

De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving.

VA004-VA101

De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VF004-VF101

De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VI004-VI101

De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VK004-VK101

De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VL004-VL101

De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VO004-VO101

De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VP004-VP101

De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505).

VI027a

Dit feit is overgeheveld naar de bijlage bij de Wahv omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022.

VK027a

Dit feit is overgeheveld naar de bijlage bij de Wahv omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022.

N 010 – P 602

Naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen is een nieuwe voertuigcategorie 7a (mobiele machine) opengesteld (Stb. 2020, 505).

Artikel II, onderdeel B

In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode uit bijlage II bij het Besluit OM-afdoening.

Feitcode

Toelichting

BM532

Deze feitcode is afgesloten nu is gebleken dat handhaving op dit feit zich niet leent voor feitgecodeerde afdoening.

BM618a

Deze feitcode is afgesloten nu de onderliggende wetgeving is komen te vervallen (Stcrt. 2020, 63014).

BM618b

Deze feitcode is afgesloten nu de onderliggende wetgeving is komen te vervallen (Stcrt. 2020, 63014).

BM570c

Deze feitcode is opengesteld op grond van art. 3.24 lid 1 Wnb.

BM570d

Deze feitcode is opengesteld op grond van art. 3.24 lid 1 Wnb.

BM510

Deze feitcode is op verzoek van de handhavende instantie afgesloten.

BM511a

Deze feitcode is op verzoek van de handhavende instantie afgesloten.

BM511b

Deze feitcode is op verzoek van de handhavende instantie afgesloten.

BM511c

Op verzoek van de handhavende instantie(s) is een nieuwe feitcode opengesteld voor het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitendienststelling door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd.

BM511d

Op verzoek van de handhavende instantie(s) is een nieuwe feitcode opengesteld voor installatie, onderhoud of service, reparatie, buitendienststelling, lekkagecontrole of terugwinning door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd.

BM512

De feitomschrijving en de artikelverwijzing zijn aangevuld zodat de feitcode ook van toepassing is op ozonlaagafbrekende stoffen. Tevens is categorie 1 (natuurlijk persoon) opengesteld.

BM613c

De feitomschrijving is tekstueel gecorrigeerd.

BM082a, BM085, BM086, BM089, BM091, BM 093, BM094, BM095, BM096, BM097, BM099, BM111, BM136, BM141a, BM141b, BM149a, BM149b, BM163, BM164, BM172, BM184, BM185, BM188a, BM205, BM213, BM220, BM323, BM333, BM473, BM475, BM476, BM502, BM542, BM545, BM546, BM551, BM552, BM553, BM554, BM555, BM556, BM557, BM558, BM561, BM562, BM564, BM565, BM566, BM569, BM591.

Na afstemming met de handhavende instantie(s) zijn deze feitcodes afgesloten vanwege het beperkte gebruik ervan.

Artikelen III en IV

De wijzigingen in de bijlage bij de Wahv gelden enkel voor gedragingen die plaatsvinden na inwerkingtreding van dit besluit. Voor de strafrechtelijke bepalingen van dit besluit geldt het legaliteitsbeginsel van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht. Inwerkingtreding van dit besluit is voorzien per 1 maart 2022.

De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius

Naar boven