Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2022, 30 | AMvB |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Justitie en Veiligheid | Staatsblad 2022, 30 | AMvB |
Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Op de voordracht van Onze Minister van Justitie en Veiligheid van 19 november 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3595065, gedaan mede namens met Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
Gelet op artikel 2, vijfde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering;
De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 1 december 2021, W16.21.0355/II);
Gezien het nader rapport van Onze Minister Justitie en Veiligheid van 17 december 2021, Directie Wetgeving en Juridische Zaken, nr. 3689648, uitgebracht mede namens Onze Minister van Infrastructuur en Waterstaat;
Hebben goedgevonden en verstaan:
De bijlage, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften, komt te luiden:
Feit |
Overtreden artikel |
Tarief in euro per feit en categorie |
||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
|||||
Afdeling A. Verkeer te land |
||||||||||||
Categorie-indeling B: |
||||||||||||
1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft; |
||||||||||||
2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen; |
||||||||||||
3 – Bromfietsers en snorfietsers; |
||||||||||||
4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor; |
||||||||||||
5 – Voetgangers; |
||||||||||||
6 – Overige weggebruikers; |
||||||||||||
7 – Gezagvoerders/schippers; |
||||||||||||
8 – Een ieder. |
||||||||||||
NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd. |
||||||||||||
NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen. |
||||||||||||
Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR) |
||||||||||||
K |
025 |
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het kentekenbewijs niet behoorlijk leesbaar is |
36 lid 3 sub d WVW 1994 |
50 |
50 |
50 |
||||||
het kenteken niet behoorlijk zichtbaar aanwezig hebben op of aan |
40 lid 1 WVW 1994 |
|||||||||||
K |
030 |
a |
– een motorrijtuig |
150 |
150 |
100 |
150 |
|||||
K |
030 |
b |
– de aanhangwagen |
150 |
150 |
100 |
150 |
|||||
K |
035 |
het ongeldig verklaarde kentekenbewijs niet binnen de bepaalde termijn inleveren bij de Dienst Wegverkeer |
52c lid 3 WVW 1994 |
250 |
||||||||
voor een kentekenplichtig motorrijtuig met een toegestane maximummassa van 3.500 kg of minder |
||||||||||||
K |
045 |
a |
– is geen keuringsbewijs afgegeven |
72 lid 1 WVW 1994 |
150 |
150 |
||||||
K |
045 |
b |
– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren |
72 lid 2 sub b WVW 1994 |
150 |
150 |
||||||
voor een kentekenplichtig motorrijtuig of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg |
||||||||||||
K |
046 |
a |
– is geen keuringsbewijs afgegeven |
72 lid 1 WVW 1994 |
400 |
400 |
||||||
K |
046 |
b |
– heeft het keuringsbewijs zijn geldigheid verloren |
72 lid 2 sub b WVW 1994 |
400 |
400 |
||||||
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs |
||||||||||||
K |
060 |
a |
– niet voldoet aan de gestelde eisen |
107 lid 2 sub a WVW 1994 |
50 |
50 |
35 |
|||||
K |
060 |
e |
– zijn geldigheid heeft verloren door het verstrijken van de geldigheidsduur, waarbij de geldigheidsduur één jaar of minder is verstreken |
107 lid 2 sub b WVW 1994 |
100 |
100 |
70 |
|||||
K |
060 |
c |
– niet behoorlijk leesbaar is |
107 lid 2 sub c WVW 1994 |
100 |
100 |
70 |
|||||
K |
060 |
h |
als bestuurder van een bromfiets rijden, terwijl het rijbewijs ongeldig is verklaard voor een of meer categorieën, niet zijnde de categorie AM, en aan betrokkene geen nieuw rijbewijs voor de categorie AM is afgegeven |
107 lid 2 sub b WVW 1994 |
70 |
|||||||
K |
065 |
cc |
als houder van een rijbewijs B dat met het oog op deelname aan begeleid rijden was afgegeven, jonger dan 18 jaar een motorrijtuig waarvoor rijbewijs B is vereist besturen zonder dat een op de begeleiderspas vermelde begeleider op de zitplaats naast de bestuurder zat |
111a lid 3 onder b en c WVW 1994 |
150 |
|||||||
rijonderricht geven voor rijbewijs B terwijl het lesmotorrijtuig niet is voorzien van |
||||||||||||
K |
090 |
a |
– een dubbele bediening c.q. een onderbreker |
110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub a RR |
300 |
|||||||
K |
090 |
b |
– een binnen- en een buitenspiegel waarmee degene die rijonderricht geeft het achter en rechts naast hem gelegen weggedeelte kan overzien |
110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR |
300 |
|||||||
K |
090 |
c |
– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding |
110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 8 sub b RR |
100 |
|||||||
K |
090 |
aa |
rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, tweewielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding |
110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 1 RR |
100 |
|||||||
rijonderricht geven in het kader van de opleiding voor het praktijkexamen voor de rijbewijscategorie AM, drie- of vierwielige bromfiets, terwijl deze niet is voorzien van |
||||||||||||
K |
090 |
bb |
– een dubbele bediening c.q. onderbreker |
110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR |
300 |
|||||||
K |
090 |
cc |
– een binnen- en buitenspiegel ten behoeve van de rij-instructeur |
110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR |
300 |
|||||||
K |
090 |
dd |
– een op de voorgeschreven wijze aangebrachte aanduiding |
110b lid 1 sub a WVW 1994 jo. 7a lid 2 RR |
100 |
|||||||
K |
145 |
a |
als bestuurder handelen in strijd met één of meer aan een ontheffing, vergunning of vrijstelling verbonden voorschrift(en), niet betrekking hebbend op de begeleiding of vakbekwaamheid |
150 lid 2 WVW 1994 |
150 |
150 |
100 |
60 |
||||
als bestuurder van een motorrijtuig niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven |
||||||||||||
K |
150 |
a |
– het kentekenbewijs |
160 lid 1 sub a WVW 1994 |
50 |
50 |
50 |
|||||
K |
150 |
c |
– het rijbewijs |
160 lid 1 sub b WVW 1994 |
100 |
100 |
100 |
|||||
K |
150 |
e |
– de ontheffing |
160 lid 1 sub d WVW 1994 |
50 |
|||||||
K |
150 |
f |
– het ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid bestuurders vereiste getuigschrift |
160 lid 1 sub c WVW 1994 |
70 |
|||||||
K |
150 |
g |
– een gehandicaptenparkeerkaart of een kaart ten behoeve van gehandicaptenvervoer |
160 lid 1 sub e WVW 1994 |
100 |
60 |
||||||
K |
150 |
h |
– de begeleiderspas |
160 lid 1 sub f WVW 1994 |
70 |
|||||||
K |
150 |
aa |
als begeleider niet op eerste vordering behoorlijk ter inzage afgeven van het rijbewijs |
160 lid 8 WVW 1994 |
70 |
|||||||
K |
155 |
a |
niet meewerken aan het onderzoek van de psychomotorische functies en de oog- en spraakfuncties en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen |
160 lid 5 sub a WVW 1994 |
250 |
250 |
170 |
100 |
250 |
|||
K |
155 |
b |
niet meewerken aan het voorlopig onderzoek van uitgeademde lucht en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen |
160 lid 5 sub b WVW 1994 |
250 |
250 |
170 |
100 |
250 |
|||
K |
155 |
c |
niet meewerken aan het onderzoek van speeksel en/of de aanwijzingen die in dat kader worden gegeven niet opvolgen |
160 lid 5 sub c WVW 1994 |
250 |
250 |
170 |
100 |
250 |
Feit |
Overtreden artikel |
Tarief in euro per feit en categorie |
||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
2 |
3 |
4 |
|||||
Nummers S 005, VA 004 – VV 101: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) |
||||||||
Categorie-indeling C: (maximumsnelheid) |
||||||||
1 – Motorvoertuigen (uitgezonderd categorie 2: vrachtauto’s, autobussen en motorvoertuigen met aanhangwagen); |
||||||||
2 – Vrachtauto’s, autobussen, als bedrijfsauto aangemerkte kampeerauto’s met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg en motorvoertuigen met aanhangwagen; |
||||||||
3 – Bromfietsen, brommobielen, snorfietsen en gehandicaptenvoertuigen met motor; |
||||||||
4 – Land- of bosbouwtrekkers en motorvoertuigen met beperkte snelheid. |
||||||||
Hoofdstuk 2. Verkeersregels |
||||||||
VIII. Maximumsnelheid |
||||||||
a. Algemeen |
||||||||
als bestuurder niet in staat zijn, zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is |
19 RVV 1990 |
|||||||
S |
005 |
a |
– bij snelheden tot en met 80 km/h |
300 |
300 |
210 |
||
Snelheidsoverschrijdingen |
||||||||
Noot |
||||||||
1. * = Recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie. |
||||||||
2. Indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist. |
||||||||
b. Binnen de bebouwde kom |
||||||||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom |
20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4) |
|||||||
VA |
004 |
– met 4 km/h |
29 |
49 |
29 |
29 |
||
VA |
005 |
– met 5 km/h |
36 |
58 |
36 |
36 |
||
VA |
006 |
– met 6 km/h |
44 |
67 |
44 |
44 |
||
VA |
007 |
– met 7 km/h |
51 |
79 |
51 |
51 |
||
VA |
008 |
– met 8 km/h |
58 |
90 |
58 |
58 |
||
VA |
009 |
– met 9 km/h |
66 |
102 |
66 |
66 |
||
VA |
010 |
– met 10 km/h |
75 |
112 |
75 |
75 |
||
VA |
011 |
– met 11 km/h |
102 |
142 |
102 |
102 |
||
VA |
012 |
– met 12 km/h |
111 |
153 |
111 |
111 |
||
VA |
013 |
– met 13 km/h |
122 |
167 |
122 |
122 |
||
VA |
014 |
– met 14 km/h |
131 |
181 |
131 |
131 |
||
VA |
015 |
– met 15 km/h |
142 |
194 |
142 |
142 |
||
VA |
016 |
– met 16 km/h |
152 |
208 |
152 |
152 |
||
VA |
017 |
– met 17 km/h |
163 |
223 |
163 |
163 |
||
VA |
018 |
– met 18 km/h |
176 |
238 |
176 |
176 |
||
VA |
019 |
– met 19 km/h |
187 |
254 |
187 |
187 |
||
VA |
020 |
– met 20 km/h |
201 |
270 |
201 |
201 |
||
VA |
021 |
– met 21 km/h |
215 |
287 |
215 |
215 |
||
VA |
022 |
– met 22 km/h |
229 |
304 |
229 |
229 |
||
VA |
023 |
– met 23 km/h |
244 |
322 |
244 |
244 |
||
VA |
024 |
– met 24 km/h |
256 |
340 |
256 |
256 |
||
VA |
025 |
– met 25 km/h |
272 |
359 |
272 |
272 |
||
VA |
026 |
– met 26 km/h |
287 |
380 |
287 |
287 |
||
VA |
027 |
– met 27 km/h |
306 |
401 |
306 |
306 |
||
VA |
028 |
– met 28 km/h |
320 |
420 |
320 |
320 |
||
VA |
029 |
– met 29 km/h |
336 |
435 |
336 |
336 |
||
VA |
030 |
– met 30 km/h |
352 |
352 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom |
62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990 |
|||||||
VB |
004 |
– met 4 km/h |
29 |
49 |
29 |
29 |
||
VB |
005 |
– met 5 km/h |
36 |
58 |
36 |
36 |
||
VB |
006 |
– met 6 km/h |
44 |
67 |
44 |
44 |
||
VB |
007 |
– met 7 km/h |
51 |
79 |
51 |
51 |
||
VB |
008 |
– met 8 km/h |
58 |
90 |
58 |
58 |
||
VB |
009 |
– met 9 km/h |
66 |
102 |
66 |
66 |
||
VB |
010 |
– met 10 km/h |
75 |
112 |
75 |
75 |
||
VB |
011 |
– met 11 km/h |
102 |
142 |
102 |
102 |
||
VB |
012 |
– met 12 km/h |
111 |
153 |
111 |
111 |
||
VB |
013 |
– met 13 km/h |
122 |
167 |
122 |
122 |
||
VB |
014 |
– met 14 km/h |
131 |
181 |
131 |
131 |
||
VB |
015 |
– met 15 km/h |
142 |
194 |
142 |
142 |
||
VB |
016 |
– met 16 km/h |
152 |
208 |
152 |
152 |
||
VB |
017 |
– met 17 km/h |
163 |
223 |
163 |
163 |
||
VB |
018 |
– met 18 km/h |
176 |
238 |
176 |
176 |
||
VB |
019 |
– met 19 km/h |
187 |
254 |
187 |
187 |
||
VB |
020 |
– met 20 km/h |
201 |
270 |
201 |
201 |
||
VB |
021 |
– met 21 km/h |
215 |
287 |
215 |
215 |
||
VB |
022 |
– met 22 km/h |
229 |
304 |
229 |
229 |
||
VB |
023 |
– met 23 km/h |
244 |
322 |
244 |
244 |
||
VB |
024 |
– met 24 km/h |
256 |
340 |
256 |
256 |
||
VB |
025 |
– met 25 km/h |
272 |
359 |
272 |
272 |
||
VB |
026 |
– met 26 km/h |
287 |
380 |
287 |
287 |
||
VB |
027 |
– met 27 km/h |
306 |
401 |
306 |
306 |
||
VB |
028 |
– met 28 km/h |
320 |
420 |
320 |
320 |
||
VB |
029 |
– met 29 km/h |
336 |
435 |
336 |
336 |
||
VB |
030 |
– met 30 km/h |
352 |
352 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h]) |
62 jo. bord A1 RVV 1990 |
|||||||
VS |
004 |
– met 4 km/h |
49 |
108 |
49 |
49 |
||
VS |
005 |
– met 5 km/h |
58 |
122 |
58 |
58 |
||
VS |
006 |
– met 6 km/h |
67 |
137 |
67 |
67 |
||
VS |
007 |
– met 7 km/h |
79 |
153 |
79 |
79 |
||
VS |
008 |
– met 8 km/h |
90 |
168 |
90 |
90 |
||
VS |
009 |
– met 9 km/h |
102 |
184 |
102 |
102 |
||
VS |
010 |
– met 10 km/h |
112 |
199 |
112 |
112 |
||
VS |
011 |
– met 11 km/h |
142 |
236 |
142 |
142 |
||
VS |
012 |
– met 12 km/h |
153 |
253 |
153 |
153 |
||
VS |
013 |
– met 13 km/h |
167 |
271 |
167 |
167 |
||
VS |
014 |
– met 14 km/h |
181 |
288 |
181 |
181 |
||
VS |
015 |
– met 15 km/h |
194 |
307 |
194 |
194 |
||
VS |
016 |
– met 16 km/h |
208 |
326 |
208 |
208 |
||
VS |
017 |
– met 17 km/h |
223 |
344 |
223 |
223 |
||
VS |
018 |
– met 18 km/h |
238 |
366 |
238 |
238 |
||
VS |
019 |
– met 19 km/h |
254 |
387 |
254 |
254 |
||
VS |
020 |
– met 20 km/h |
270 |
409 |
270 |
270 |
||
VS |
021 |
– met 21 km/h |
287 |
430 |
287 |
287 |
||
VS |
022 |
– met 22 km/h |
304 |
440 |
304 |
304 |
||
VS |
023 |
– met 23 km/h |
322 |
322 |
322 |
|||
VS |
024 |
– met 24 km/h |
340 |
340 |
340 |
|||
VS |
025 |
– met 25 km/h |
359 |
359 |
359 |
|||
VS |
026 |
– met 26 km/h |
380 |
380 |
380 |
|||
VS |
027 |
– met 27 km/h |
401 |
401 |
401 |
|||
VS |
028 |
– met 28 km/h |
420 |
420 |
420 |
|||
VS |
029 |
– met 29 km/h |
435 |
435 |
435 |
|||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf |
45 RVV 1990 |
|||||||
VV |
004 |
– met 4 km/h |
49 |
108 |
49 |
49 |
||
VV |
005 |
– met 5 km/h |
58 |
122 |
58 |
58 |
||
VV |
006 |
– met 6 km/h |
67 |
137 |
67 |
67 |
||
VV |
007 |
– met 7 km/h |
79 |
153 |
79 |
79 |
||
VV |
008 |
– met 8 km/h |
90 |
168 |
90 |
90 |
||
VV |
009 |
– met 9 km/h |
102 |
184 |
102 |
102 |
||
VV |
010 |
– met 10 km/h |
112 |
199 |
112 |
112 |
||
VV |
011 |
– met 11 km/h |
142 |
236 |
142 |
142 |
||
VV |
012 |
– met 12 km/h |
153 |
253 |
153 |
153 |
||
VV |
013 |
– met 13 km/h |
167 |
271 |
167 |
167 |
||
VV |
014 |
– met 14 km/h |
181 |
288 |
181 |
181 |
||
VV |
015 |
– met 15 km/h |
194 |
307 |
194 |
194 |
||
VV |
016 |
– met 16 km/h |
208 |
326 |
208 |
208 |
||
VV |
017 |
– met 17 km/h |
223 |
344 |
223 |
223 |
||
VV |
018 |
– met 18 km/h |
238 |
366 |
238 |
238 |
||
VV |
019 |
– met 19 km/h |
254 |
387 |
254 |
254 |
||
VV |
020 |
– met 20 km/h |
270 |
409 |
270 |
270 |
||
VV |
021 |
– met 21 km/h |
287 |
430 |
287 |
287 |
||
VV |
022 |
– met 22 km/h |
304 |
440 |
304 |
304 |
||
VV |
023 |
– met 23 km/h |
322 |
322 |
322 |
|||
VV |
024 |
– met 24 km/h |
340 |
340 |
340 |
|||
VV |
025 |
– met 25 km/h |
359 |
359 |
359 |
|||
VV |
026 |
– met 26 km/h |
380 |
380 |
380 |
|||
VV |
027 |
– met 27 km/h |
401 |
401 |
401 |
|||
VV |
028 |
– met 28 km/h |
420 |
420 |
420 |
|||
VV |
029 |
– met 29 km/h |
435 |
435 |
435 |
|||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom |
62 jo. bord A3 RVV 1990 |
|||||||
VC |
004 |
– met 4 km/h |
29 |
49 |
29 |
29 |
||
VC |
005 |
– met 5 km/h |
36 |
58 |
36 |
36 |
||
VC |
006 |
– met 6 km/h |
44 |
67 |
44 |
44 |
||
VC |
007 |
– met 7 km/h |
51 |
79 |
51 |
51 |
||
VC |
008 |
– met 8 km/h |
58 |
90 |
58 |
58 |
||
VC |
009 |
– met 9 km/h |
66 |
102 |
66 |
66 |
||
VC |
010 |
– met 10 km/h |
75 |
112 |
75 |
75 |
||
VC |
011 |
– met 11 km/h |
102 |
142 |
102 |
102 |
||
VC |
012 |
– met 12 km/h |
111 |
153 |
111 |
111 |
||
VC |
013 |
– met 13 km/h |
122 |
167 |
122 |
122 |
||
VC |
014 |
– met 14 km/h |
131 |
181 |
131 |
131 |
||
VC |
015 |
– met 15 km/h |
142 |
194 |
142 |
142 |
||
VC |
016 |
– met 16 km/h |
152 |
208 |
152 |
152 |
||
VC |
017 |
– met 17 km/h |
163 |
223 |
163 |
163 |
||
VC |
018 |
– met 18 km/h |
176 |
238 |
176 |
176 |
||
VC |
019 |
– met 19 km/h |
187 |
254 |
187 |
187 |
||
VC |
020 |
– met 20 km/h |
201 |
270 |
201 |
201 |
||
VC |
021 |
– met 21 km/h |
215 |
287 |
215 |
215 |
||
VC |
022 |
– met 22 km/h |
229 |
304 |
229 |
229 |
||
VC |
023 |
– met 23 km/h |
244 |
322 |
244 |
244 |
||
VC |
024 |
– met 24 km/h |
256 |
340 |
256 |
256 |
||
VC |
025 |
– met 25 km/h |
272 |
359 |
272 |
272 |
||
VC |
026 |
– met 26 km/h |
287 |
380 |
287 |
287 |
||
VC |
027 |
– met 27 km/h |
306 |
401 |
306 |
306 |
||
VC |
028 |
– met 28 km/h |
320 |
420 |
320 |
320 |
||
VC |
029 |
– met 29 km/h |
336 |
435 |
336 |
336 |
||
VC |
030 |
– met 30 km/h |
352 |
352 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A1 RVV 1990 |
|||||||
VD |
004 |
– met 4 km/h |
49 |
108 |
49 |
49 |
||
VD |
005 |
– met 5 km/h |
58 |
122 |
58 |
58 |
||
VD |
006 |
– met 6 km/h |
67 |
137 |
67 |
67 |
||
VD |
007 |
– met 7 km/h |
79 |
153 |
79 |
79 |
||
VD |
008 |
– met 8 km/h |
90 |
168 |
90 |
90 |
||
VD |
009 |
– met 9 km/h |
102 |
184 |
102 |
102 |
||
VD |
010 |
– met 10 km/h |
112 |
199 |
112 |
112 |
||
VD |
011 |
– met 11 km/h |
142 |
236 |
142 |
142 |
||
VD |
012 |
– met 12 km/h |
153 |
253 |
153 |
153 |
||
VD |
013 |
– met 13 km/h |
167 |
271 |
167 |
167 |
||
VD |
014 |
– met 14 km/h |
181 |
288 |
181 |
181 |
||
VD |
015 |
– met 15 km/h |
194 |
307 |
194 |
194 |
||
VD |
016 |
– met 16 km/h |
208 |
326 |
208 |
208 |
||
VD |
017 |
– met 17 km/h |
223 |
344 |
223 |
223 |
||
VD |
018 |
– met 18 km/h |
238 |
366 |
238 |
238 |
||
VD |
019 |
– met 19 km/h |
254 |
387 |
254 |
254 |
||
VD |
020 |
– met 20 km/h |
270 |
409 |
270 |
270 |
||
VD |
021 |
– met 21 km/h |
287 |
430 |
287 |
287 |
||
VD |
022 |
– met 22 km/h |
304 |
440 |
304 |
304 |
||
VD |
023 |
– met 23 km/h |
322 |
322 |
322 |
|||
VD |
024 |
– met 24 km/h |
340 |
340 |
340 |
|||
VD |
025 |
– met 25 km/h |
359 |
359 |
359 |
|||
VD |
026 |
– met 26 km/h |
380 |
380 |
380 |
|||
VD |
027 |
– met 27 km/h |
401 |
401 |
401 |
|||
VD |
028 |
– met 28 km/h |
420 |
420 |
420 |
|||
VD |
029 |
– met 29 km/h |
435 |
435 |
435 |
|||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A3 RVV 1990 |
|||||||
VE |
004 |
– met 4 km/h |
49 |
108 |
49 |
49 |
||
VE |
005 |
– met 5 km/h |
58 |
122 |
58 |
58 |
||
VE |
006 |
– met 6 km/h |
67 |
137 |
67 |
67 |
||
VE |
007 |
– met 7 km/h |
79 |
153 |
79 |
79 |
||
VE |
008 |
– met 8 km/h |
90 |
168 |
90 |
90 |
||
VE |
009 |
– met 9 km/h |
102 |
184 |
102 |
102 |
||
VE |
010 |
– met 10 km/h |
112 |
199 |
112 |
112 |
||
VE |
011 |
– met 11 km/h |
142 |
236 |
142 |
142 |
||
VE |
012 |
– met 12 km/h |
153 |
253 |
153 |
153 |
||
VE |
013 |
– met 13 km/h |
167 |
271 |
167 |
167 |
||
VE |
014 |
– met 14 km/h |
181 |
288 |
181 |
181 |
||
VE |
015 |
– met 15 km/h |
194 |
307 |
194 |
194 |
||
VE |
016 |
– met 16 km/h |
208 |
326 |
208 |
208 |
||
VE |
017 |
– met 17 km/h |
223 |
344 |
223 |
223 |
||
VE |
018 |
– met 18 km/h |
238 |
366 |
238 |
238 |
||
VE |
019 |
– met 19 km/h |
254 |
387 |
254 |
254 |
||
VE |
020 |
– met 20 km/h |
270 |
409 |
270 |
270 |
||
VE |
021 |
– met 21 km/h |
287 |
430 |
287 |
287 |
||
VE |
022 |
– met 22 km/h |
304 |
440 |
304 |
304 |
||
VE |
023 |
– met 23 km/h |
322 |
322 |
322 |
|||
VE |
024 |
– met 24 km/h |
340 |
340 |
340 |
|||
VE |
025 |
– met 25 km/h |
359 |
359 |
359 |
|||
VE |
026 |
– met 26 km/h |
380 |
380 |
380 |
|||
VE |
027 |
– met 27 km/h |
401 |
401 |
401 |
|||
VE |
028 |
– met 28 km/h |
420 |
420 |
420 |
|||
VE |
029 |
– met 29 km/h |
435 |
435 |
435 |
|||
c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom |
||||||||
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom |
21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2), 21 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4) |
|||||||
VF |
004 |
– met 4 km/h |
26 |
40 |
26 |
26 |
||
VF |
005 |
– met 5 km/h |
33 |
48 |
33 |
33 |
||
VF |
006 |
– met 6 km/h |
40 |
57 |
40 |
40 |
||
VF |
007 |
– met 7 km/h |
46 |
66 |
46 |
46 |
||
VF |
008 |
– met 8 km/h |
53 |
76 |
53 |
53 |
||
VF |
009 |
– met 9 km/h |
63 |
84 |
63 |
63 |
||
VF |
010 |
– met 10 km/h |
71 |
95 |
71 |
71 |
||
VF |
011 |
– met 11 km/h |
96 |
120 |
96 |
96 |
||
VF |
012 |
– met 12 km/h |
106 |
132 |
106 |
106 |
||
VF |
013 |
– met 13 km/h |
116 |
145 |
116 |
116 |
||
VF |
014 |
– met 14 km/h |
126 |
157 |
126 |
126 |
||
VF |
015 |
– met 15 km/h |
136 |
168 |
136 |
136 |
||
VF |
016 |
– met 16 km/h |
145 |
183 |
145 |
145 |
||
VF |
017 |
– met 17 km/h |
155 |
197 |
155 |
155 |
||
VF |
018 |
– met 18 km/h |
166 |
210 |
166 |
166 |
||
VF |
019 |
– met 19 km/h |
179 |
224 |
179 |
179 |
||
VF |
020 |
– met 20 km/h |
192 |
238 |
192 |
192 |
||
VF |
021 |
– met 21 km/h |
204 |
254 |
204 |
204 |
||
VF |
022 |
– met 22 km/h |
216 |
270 |
216 |
216 |
||
VF |
023 |
– met 23 km/h |
229 |
286 |
229 |
229 |
||
VF |
024 |
– met 24 km/h |
244 |
301 |
244 |
244 |
||
VF |
025 |
– met 25 km/h |
257 |
319 |
257 |
257 |
||
VF |
026 |
– met 26 km/h |
272 |
336 |
272 |
272 |
||
VF |
027 |
– met 27 km/h |
286 |
352 |
286 |
286 |
||
VF |
028 |
– met 28 km/h |
301 |
372 |
301 |
301 |
||
VF |
029 |
– met 29 km/h |
319 |
390 |
319 |
319 |
||
VF |
030 |
– met 30 km/h |
335 |
409 |
335 |
|||
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom |
62 jo. bord A1 RVV 1990 |
|||||||
VG |
004 |
– met 4 km/h |
26 |
40 |
26 |
|||
VG |
005 |
– met 5 km/h |
33 |
48 |
33 |
|||
VG |
006 |
– met 6 km/h |
40 |
57 |
40 |
|||
VG |
007 |
– met 7 km/h |
46 |
66 |
46 |
|||
VG |
008 |
– met 8 km/h |
53 |
76 |
53 |
|||
VG |
009 |
– met 9 km/h |
63 |
84 |
63 |
|||
VG |
010 |
– met 10 km/h |
71 |
95 |
71 |
|||
VG |
011 |
– met 11 km/h |
96 |
120 |
96 |
|||
VG |
012 |
– met 12 km/h |
106 |
132 |
106 |
|||
VG |
013 |
– met 13 km/h |
116 |
145 |
116 |
|||
VG |
014 |
– met 14 km/h |
126 |
157 |
126 |
|||
VG |
015 |
– met 15 km/h |
136 |
168 |
136 |
|||
VG |
016 |
– met 16 km/h |
145 |
183 |
145 |
|||
VG |
017 |
– met 17 km/h |
155 |
197 |
155 |
|||
VG |
018 |
– met 18 km/h |
166 |
210 |
166 |
|||
VG |
019 |
– met 19 km/h |
179 |
224 |
179 |
|||
VG |
020 |
– met 20 km/h |
192 |
238 |
192 |
|||
VG |
021 |
– met 21 km/h |
204 |
254 |
204 |
|||
VG |
022 |
– met 22 km/h |
216 |
270 |
216 |
|||
VG |
023 |
– met 23 km/h |
229 |
286 |
229 |
|||
VG |
024 |
– met 24 km/h |
244 |
301 |
244 |
|||
VG |
025 |
– met 25 km/h |
257 |
319 |
257 |
|||
VG |
026 |
– met 26 km/h |
272 |
336 |
272 |
|||
VG |
027 |
– met 27 km/h |
286 |
352 |
286 |
|||
VG |
028 |
– met 28 km/h |
301 |
372 |
301 |
|||
VG |
029 |
– met 29 km/h |
319 |
390 |
319 |
|||
VG |
030 |
– met 30 km/h |
335 |
409 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom |
62 jo. bord A3 RVV 1990 |
|||||||
VH |
004 |
– met 4 km/h |
26 |
40 |
26 |
|||
VH |
005 |
– met 5 km/h |
33 |
48 |
33 |
|||
VH |
006 |
– met 6 km/h |
40 |
57 |
40 |
|||
VH |
007 |
– met 7 km/h |
46 |
66 |
46 |
|||
VH |
008 |
– met 8 km/h |
53 |
76 |
53 |
|||
VH |
009 |
– met 9 km/h |
63 |
84 |
63 |
|||
VH |
010 |
– met 10 km/h |
71 |
95 |
71 |
|||
VH |
011 |
– met 11 km/h |
96 |
120 |
96 |
|||
VH |
012 |
– met 12 km/h |
106 |
132 |
106 |
|||
VH |
013 |
– met 13 km/h |
116 |
145 |
116 |
|||
VH |
014 |
– met 14 km/h |
126 |
157 |
126 |
|||
VH |
015 |
– met 15 km/h |
136 |
168 |
136 |
|||
VH |
016 |
– met 16 km/h |
145 |
183 |
145 |
|||
VH |
017 |
– met 17 km/h |
155 |
197 |
155 |
|||
VH |
018 |
– met 18 km/h |
166 |
210 |
166 |
|||
VH |
019 |
– met 19 km/h |
179 |
224 |
179 |
|||
VH |
020 |
– met 20 km/h |
192 |
238 |
192 |
|||
VH |
021 |
– met 21 km/h |
204 |
254 |
204 |
|||
VH |
022 |
– met 22 km/h |
216 |
270 |
216 |
|||
VH |
023 |
– met 23 km/h |
229 |
286 |
229 |
|||
VH |
024 |
– met 24 km/h |
244 |
301 |
244 |
|||
VH |
025 |
– met 25 km/h |
257 |
319 |
257 |
|||
VH |
026 |
– met 26 km/h |
272 |
336 |
272 |
|||
VH |
027 |
– met 27 km/h |
286 |
352 |
286 |
|||
VH |
028 |
– met 28 km/h |
301 |
372 |
301 |
|||
VH |
029 |
– met 29 km/h |
319 |
390 |
319 |
|||
VH |
030 |
– met 30 km/h |
335 |
409 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
|||||||
VI |
004 |
– met 4 km/h |
40 |
58 |
40 |
|||
VI |
005 |
– met 5 km/h |
48 |
71 |
48 |
|||
VI |
006 |
– met 6 km/h |
57 |
84 |
57 |
|||
VI |
007 |
– met 7 km/h |
66 |
98 |
66 |
|||
VI |
008 |
– met 8 km/h |
76 |
112 |
76 |
|||
VI |
009 |
– met 9 km/h |
84 |
127 |
84 |
|||
VI |
010 |
– met 10 km/h |
95 |
142 |
95 |
|||
VI |
011 |
– met 11 km/h |
120 |
174 |
120 |
|||
VI |
012 |
– met 12 km/h |
132 |
190 |
132 |
|||
VI |
013 |
– met 13 km/h |
145 |
205 |
145 |
|||
VI |
014 |
– met 14 km/h |
157 |
222 |
157 |
|||
VI |
015 |
– met 15 km/h |
168 |
238 |
168 |
|||
VI |
016 |
– met 16 km/h |
183 |
256 |
183 |
|||
VI |
017 |
– met 17 km/h |
197 |
273 |
197 |
|||
VI |
018 |
– met 18 km/h |
210 |
293 |
210 |
|||
VI |
019 |
– met 19 km/h |
224 |
312 |
224 |
|||
VI |
020 |
– met 20 km/h |
238 |
331 |
238 |
|||
VI |
021 |
– met 21 km/h |
254 |
351 |
254 |
|||
VI |
022 |
– met 22 km/h |
270 |
371 |
270 |
|||
VI |
023 |
– met 23 km/h |
286 |
393 |
286 |
|||
VI |
024 |
– met 24 km/h |
301 |
413 |
301 |
|||
VI |
025 |
– met 25 km/h |
319 |
434 |
319 |
|||
VI |
026 |
– met 26 km/h |
336 |
440 |
336 |
|||
VI |
027 |
– met 27 km/h |
352 |
450 |
352 |
|||
VI |
028 |
– met 28 km/h |
372 |
372 |
||||
VI |
029 |
– met 29 km/h |
390 |
390 |
||||
VI |
030 |
– met 30 km/h |
409 |
|||||
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
|||||||
VK |
004 |
– met 4 km/h |
40 |
58 |
40 |
|||
VK |
005 |
– met 5 km/h |
48 |
71 |
48 |
|||
VK |
006 |
– met 6 km/h |
57 |
84 |
57 |
|||
VK |
007 |
– met 7 km/h |
66 |
98 |
66 |
|||
VK |
008 |
– met 8 km/h |
76 |
112 |
76 |
|||
VK |
009 |
– met 9 km/h |
84 |
127 |
84 |
|||
VK |
010 |
– met 10 km/h |
95 |
142 |
95 |
|||
VK |
011 |
– met 11 km/h |
120 |
174 |
120 |
|||
VK |
012 |
– met 12 km/h |
132 |
190 |
132 |
|||
VK |
013 |
– met 13 km/h |
145 |
205 |
145 |
|||
VK |
014 |
– met 14 km/h |
157 |
222 |
157 |
|||
VK |
015 |
– met 15 km/h |
168 |
238 |
168 |
|||
VK |
016 |
– met 16 km/h |
183 |
256 |
183 |
|||
VK |
017 |
– met 17 km/h |
197 |
273 |
197 |
|||
VK |
018 |
– met 18 km/h |
210 |
293 |
210 |
|||
VK |
019 |
– met 19 km/h |
224 |
312 |
224 |
|||
VK |
020 |
– met 20 km/h |
238 |
331 |
238 |
|||
VK |
021 |
– met 21 km/h |
254 |
351 |
254 |
|||
VK |
022 |
– met 22 km/h |
270 |
371 |
270 |
|||
VK |
023 |
– met 23 km/h |
286 |
393 |
286 |
|||
VK |
024 |
– met 24 km/h |
301 |
413 |
301 |
|||
VK |
025 |
– met 25 km/h |
319 |
434 |
319 |
|||
VK |
026 |
– met 26 km/h |
336 |
440 |
336 |
|||
VK |
027 |
– met 27 km/h |
352 |
450 |
352 |
|||
VK |
028 |
– met 28 km/h |
372 |
372 |
||||
VK |
029 |
– met 29 km/h |
390 |
390 |
||||
VK |
030 |
– met 30 km/h |
409 |
|||||
d. Autosnelwegen |
||||||||
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom |
21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2) |
|||||||
VL |
004 |
– met 4 km/h |
22 |
29 |
||||
VL |
005 |
– met 5 km/h |
27 |
36 |
||||
VL |
006 |
– met 6 km/h |
33 |
44 |
||||
VL |
007 |
– met 7 km/h |
38 |
53 |
||||
VL |
008 |
– met 8 km/h |
44 |
61 |
||||
VL |
009 |
– met 9 km/h |
50 |
70 |
||||
VL |
010 |
– met 10 km/h |
66 |
91 |
||||
VL |
011 |
– met 11 km/h |
91 |
118 |
||||
VL |
012 |
– met 12 km/h |
99 |
129 |
||||
VL |
013 |
– met 13 km/h |
107 |
139 |
||||
VL |
014 |
– met 14 km/h |
116 |
151 |
||||
VL |
015 |
– met 15 km/h |
126 |
161 |
||||
VL |
016 |
– met 16 km/h |
135 |
174 |
||||
VL |
017 |
– met 17 km/h |
146 |
187 |
||||
VL |
018 |
– met 18 km/h |
158 |
201 |
||||
VL |
019 |
– met 19 km/h |
168 |
215 |
||||
VL |
020 |
– met 20 km/h |
181 |
229 |
||||
VL |
021 |
– met 21 km/h |
193 |
244 |
||||
VL |
022 |
– met 22 km/h |
204 |
257 |
||||
VL |
023 |
– met 23 km/h |
216 |
272 |
||||
VL |
024 |
– met 24 km/h |
229 |
287 |
||||
VL |
025 |
– met 25 km/h |
240 |
306 |
||||
VL |
026 |
– met 26 km/h |
254 |
322 |
||||
VL |
027 |
– met 27 km/h |
267 |
338 |
||||
VL |
028 |
– met 28 km/h |
277 |
356 |
||||
VL |
029 |
– met 29 km/h |
292 |
372 |
||||
VL |
030 |
– met 30 km/h |
308 |
390 |
||||
VL |
031 |
a |
– met 31 km/h |
323 |
||||
VL |
032 |
a |
– met 32 km/h |
338 |
||||
VL |
033 |
a |
– met 33 km/h |
352 |
||||
VL |
034 |
a |
– met 34 km/h |
370 |
||||
VL |
035 |
a |
– met 35 km/h |
386 |
||||
VL |
036 |
a |
– met 36 km/h |
402 |
||||
VL |
037 |
a |
– met 37 km/h |
419 |
||||
VL |
038 |
a |
– met 38 km/h |
435 |
||||
VL |
039 |
a |
– met 39 km/h |
440 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom |
62 jo. bord A1 RVV 1990 |
|||||||
VM |
004 |
– met 4 km/h |
22 |
29 |
||||
VM |
005 |
– met 5 km/h |
27 |
36 |
||||
VM |
006 |
– met 6 km/h |
33 |
44 |
||||
VM |
007 |
– met 7 km/h |
38 |
53 |
||||
VM |
008 |
– met 8 km/h |
44 |
61 |
||||
VM |
009 |
– met 9 km/h |
50 |
70 |
||||
VM |
010 |
– met 10 km/h |
66 |
91 |
||||
VM |
011 |
– met 11 km/h |
91 |
118 |
||||
VM |
012 |
– met 12 km/h |
99 |
129 |
||||
VM |
013 |
– met 13 km/h |
107 |
139 |
||||
VM |
014 |
– met 14 km/h |
116 |
151 |
||||
VM |
015 |
– met 15 km/h |
126 |
161 |
||||
VM |
016 |
– met 16 km/h |
135 |
174 |
||||
VM |
017 |
– met 17 km/h |
146 |
187 |
||||
VM |
018 |
– met 18 km/h |
158 |
201 |
||||
VM |
019 |
– met 19 km/h |
168 |
215 |
||||
VM |
020 |
– met 20 km/h |
181 |
229 |
||||
VM |
021 |
– met 21 km/h |
193 |
244 |
||||
VM |
022 |
– met 22 km/h |
204 |
257 |
||||
VM |
023 |
– met 23 km/h |
216 |
272 |
||||
VM |
024 |
– met 24 km/h |
229 |
287 |
||||
VM |
025 |
– met 25 km/h |
240 |
306 |
||||
VM |
026 |
– met 26 km/h |
254 |
322 |
||||
VM |
027 |
– met 27 km/h |
267 |
338 |
||||
VM |
028 |
– met 28 km/h |
277 |
356 |
||||
VM |
029 |
– met 29 km/h |
292 |
372 |
||||
VM |
030 |
– met 30 km/h |
308 |
390 |
||||
VM |
031 |
a |
– met 31 km/h |
323 |
||||
VM |
032 |
a |
– met 32 km/h |
338 |
||||
VM |
033 |
a |
– met 33 km/h |
352 |
||||
VM |
034 |
a |
– met 34 km/h |
370 |
||||
VM |
035 |
a |
– met 35 km/h |
386 |
||||
VM |
036 |
a |
– met 36 km/h |
402 |
||||
VM |
037 |
a |
– met 37 km/h |
419 |
||||
VM |
038 |
a |
– met 38 km/h |
435 |
||||
VM |
039 |
a |
– met 39 km/h |
440 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom |
62 jo. bord A3 RVV 1990 |
|||||||
VN |
004 |
– met 4 km/h |
22 |
29 |
||||
VN |
005 |
– met 5 km/h |
27 |
36 |
||||
VN |
006 |
– met 6 km/h |
33 |
44 |
||||
VN |
007 |
– met 7 km/h |
38 |
53 |
||||
VN |
008 |
– met 8 km/h |
44 |
61 |
||||
VN |
009 |
– met 9 km/h |
50 |
70 |
||||
VN |
010 |
– met 10 km/h |
66 |
91 |
||||
VN |
011 |
– met 11 km/h |
91 |
118 |
||||
VN |
012 |
– met 12 km/h |
99 |
129 |
||||
VN |
013 |
– met 13 km/h |
107 |
139 |
||||
VN |
014 |
– met 14 km/h |
116 |
151 |
||||
VN |
015 |
– met 15 km/h |
126 |
161 |
||||
VN |
016 |
– met 16 km/h |
135 |
174 |
||||
VN |
017 |
– met 17 km/h |
146 |
187 |
||||
VN |
018 |
– met 18 km/h |
158 |
201 |
||||
VN |
019 |
– met 19 km/h |
168 |
215 |
||||
VN |
020 |
– met 20 km/h |
181 |
229 |
||||
VN |
021 |
– met 21 km/h |
193 |
244 |
||||
VN |
022 |
– met 22 km/h |
204 |
257 |
||||
VN |
023 |
– met 23 km/h |
216 |
272 |
||||
VN |
024 |
– met 24 km/h |
229 |
287 |
||||
VN |
025 |
– met 25 km/h |
240 |
306 |
||||
VN |
026 |
– met 26 km/h |
254 |
322 |
||||
VN |
027 |
– met 27 km/h |
267 |
338 |
||||
VN |
028 |
– met 28 km/h |
277 |
356 |
||||
VN |
029 |
– met 29 km/h |
292 |
372 |
||||
VN |
030 |
– met 30 km/h |
308 |
390 |
||||
VN |
031 |
a |
– met 31 km/h |
323 |
||||
VN |
032 |
a |
– met 32 km/h |
338 |
||||
VN |
033 |
a |
– met 33 km/h |
352 |
||||
VN |
034 |
a |
– met 34 km/h |
370 |
||||
VN |
035 |
a |
– met 35 km/h |
386 |
||||
VN |
036 |
a |
– met 36 km/h |
402 |
||||
VN |
037 |
a |
– met 37 km/h |
419 |
||||
VN |
038 |
a |
– met 38 km/h |
435 |
||||
VN |
039 |
a |
– met 39 km/h |
440 |
||||
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
|||||||
VO |
004 |
– met 4 km/h |
29 |
45 |
||||
VO |
005 |
– met 5 km/h |
36 |
55 |
||||
VO |
006 |
– met 6 km/h |
44 |
66 |
||||
VO |
007 |
– met 7 km/h |
53 |
77 |
||||
VO |
008 |
– met 8 km/h |
61 |
89 |
||||
VO |
009 |
– met 9 km/h |
70 |
102 |
||||
VO |
010 |
– met 10 km/h |
91 |
134 |
||||
VO |
011 |
– met 11 km/h |
118 |
166 |
||||
VO |
012 |
– met 12 km/h |
129 |
181 |
||||
VO |
013 |
– met 13 km/h |
139 |
194 |
||||
VO |
014 |
– met 14 km/h |
151 |
213 |
||||
VO |
015 |
– met 15 km/h |
161 |
229 |
||||
VO |
016 |
– met 16 km/h |
174 |
245 |
||||
VO |
017 |
– met 17 km/h |
187 |
263 |
||||
VO |
018 |
– met 18 km/h |
201 |
279 |
||||
VO |
019 |
– met 19 km/h |
215 |
299 |
||||
VO |
020 |
– met 20 km/h |
229 |
316 |
||||
VO |
021 |
– met 21 km/h |
244 |
335 |
||||
VO |
022 |
– met 22 km/h |
257 |
352 |
||||
VO |
023 |
– met 23 km/h |
272 |
372 |
||||
VO |
024 |
– met 24 km/h |
287 |
394 |
||||
VO |
025 |
– met 25 km/h |
306 |
414 |
||||
VO |
026 |
– met 26 km/h |
322 |
434 |
||||
VO |
027 |
– met 27 km/h |
338 |
440 |
||||
VO |
028 |
– met 28 km/h |
356 |
|||||
VO |
029 |
– met 29 km/h |
372 |
|||||
VO |
030 |
– met 30 km/h |
390 |
|||||
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
|||||||
VP |
004 |
– met 4 km/h |
29 |
45 |
||||
VP |
005 |
– met 5 km/h |
36 |
55 |
||||
VP |
006 |
– met 6 km/h |
44 |
66 |
||||
VP |
007 |
– met 7 km/h |
53 |
77 |
||||
VP |
008 |
– met 8 km/h |
61 |
89 |
||||
VP |
009 |
– met 9 km/h |
70 |
102 |
||||
VP |
010 |
– met 10 km/h |
91 |
134 |
||||
VP |
011 |
– met 11 km/h |
118 |
166 |
||||
VP |
012 |
– met 12 km/h |
129 |
181 |
||||
VP |
013 |
– met 13 km/h |
139 |
194 |
||||
VP |
014 |
– met 14 km/h |
151 |
213 |
||||
VP |
015 |
– met 15 km/h |
161 |
229 |
||||
VP |
016 |
– met 16 km/h |
174 |
245 |
||||
VP |
017 |
– met 17 km/h |
187 |
263 |
||||
VP |
018 |
– met 18 km/h |
201 |
279 |
||||
VP |
019 |
– met 19 km/h |
215 |
299 |
||||
VP |
020 |
– met 20 km/h |
229 |
316 |
||||
VP |
021 |
– met 21 km/h |
244 |
335 |
||||
VP |
022 |
– met 22 km/h |
257 |
352 |
||||
VP |
023 |
– met 23 km/h |
272 |
372 |
||||
VP |
024 |
– met 24 km/h |
287 |
394 |
||||
VP |
025 |
– met 25 km/h |
306 |
414 |
||||
VP |
026 |
– met 26 km/h |
322 |
434 |
||||
VP |
027 |
– met 27 km/h |
338 |
440 |
||||
VP |
028 |
– met 28 km/h |
356 |
|||||
VP |
029 |
– met 29 km/h |
372 |
|||||
VP |
030 |
– met 30 km/h |
390 |
|||||
Maatregel na ernstige verstoring olie-aanvoer |
||||||||
overschrijding van de door de Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat vastgestelde maximumsnelheid op autosnelwegen bij ernstige verstoring van de olieaanvoer |
86b jo. 86a RVV 1990 |
|||||||
VR |
004 |
– met 4 km/h |
29 |
|||||
VR |
005 |
– met 5 km/h |
36 |
|||||
VR |
006 |
– met 6 km/h |
44 |
|||||
VR |
007 |
– met 7 km/h |
51 |
|||||
VR |
008 |
– met 8 km/h |
58 |
|||||
VR |
009 |
– met 9 km/h |
66 |
|||||
VR |
010 |
– met 10 km/h |
75 |
|||||
VR |
011 |
– met 11 km/h |
102 |
|||||
VR |
012 |
– met 12 km/h |
111 |
|||||
VR |
013 |
– met 13 km/h |
122 |
|||||
VR |
014 |
– met 14 km/h |
131 |
|||||
VR |
015 |
– met 15 km/h |
142 |
|||||
VR |
016 |
– met 16 km/h |
152 |
|||||
VR |
017 |
– met 17 km/h |
163 |
|||||
VR |
018 |
– met 18 km/h |
176 |
|||||
VR |
019 |
– met 19 km/h |
187 |
|||||
VR |
020 |
– met 20 km/h |
201 |
|||||
VR |
021 |
– met 21 km/h |
215 |
|||||
VR |
022 |
– met 22 km/h |
229 |
|||||
VR |
023 |
– met 23 km/h |
244 |
|||||
VR |
024 |
– met 24 km/h |
256 |
|||||
VR |
025 |
– met 25 km/h |
272 |
|||||
VR |
026 |
– met 26 km/h |
287 |
|||||
VR |
027 |
– met 27 km/h |
306 |
|||||
VR |
028 |
– met 28 km/h |
320 |
|||||
VR |
029 |
– met 29 km/h |
336 |
|||||
VR |
030 |
– met 30 km/h |
352 |
Feit |
Overtreden artikel |
Tarief in euro per feit en categorie |
||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
|||||
Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) |
||||||||||||
Categorie-indeling B: |
||||||||||||
1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft; |
||||||||||||
2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen; |
||||||||||||
3 – Bromfietsers en snorfietsers; |
||||||||||||
4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor; |
||||||||||||
5 – Voetgangers; |
||||||||||||
6 – Overige weggebruikers; |
||||||||||||
7 – Schippers; |
||||||||||||
8 – Een ieder. |
||||||||||||
NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd. |
||||||||||||
NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen. |
||||||||||||
Hoofdstuk 2. Verkeersregels |
||||||||||||
I. Plaats op de weg |
||||||||||||
R |
301 |
als bestuurder van een motorvoertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een autoweg of autosnelweg |
3 lid 1 RVV 1990 |
220 |
220 |
|||||||
R |
303 |
a |
als bestuurder van een voertuig niet zoveel mogelijk rechts houden op een andere weg dan autoweg of autosnelweg |
3 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
R |
305 |
als voetganger niet het voetpad of trottoir gebruiken |
4 lid 1 RVV 1990 |
45 |
||||||||
R |
306 |
als voetganger bij gebreke van een voetpad of trottoir niet het fietspad of het fiets/bromfietspad gebruiken |
4 lid 2 RVV 1990 |
45 |
||||||||
R |
307 |
als voetganger bij gebreke van een voetpad, een trottoir en een fietspad of fiets/bromfietspad niet de berm of de uiterste zijde van de rijbaan gebruiken |
4 lid 3 RVV 1990 |
45 |
||||||||
R |
324 |
als persoon die zich verplaatst met behulp van een voorwerp, niet zijnde een voertuig, niet het fietspad, het fiets/bromfietspad, het trottoir of het voetpad gebruiken |
4 lid 4 RVV 1990 |
40 |
||||||||
R |
308 |
als (snor)fietser niet het verplichte fietspad of fiets/bromfietspad gebruiken |
5 lid 1 RVV 1990 |
100 |
60 |
|||||||
R |
309 |
als (snor)fietser bij gebreke van een verplicht fietspad of fiets/bromfietspad niet de rijbaan gebruiken |
5 lid 2 RVV 1990 |
100 |
60 |
|||||||
R |
312 |
b |
als snorfietser met ingeschakelde verbrandingsmotor het onverplichte fietspad gebruiken |
5 lid 3 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
312 |
c |
als bestuurder van een snorfiets niet de rijbaan gebruiken terwijl dit bij verkeersbesluit, bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de wet, is bepaald en dit bij het verkeersteken dat het verplichte fietspad aangeeft met een onderbord is aangeduid |
5 lid 8 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
310 |
als bromfietser niet het fiets/bromfietspad gebruiken |
6 lid 1 RVV 1990 |
100 |
||||||||
R |
311 |
als bromfietser niet de rijbaan gebruiken bij ontbreken van een fiets/bromfietspad (bord G12a) |
6 lid 2 RVV 1990 |
100 |
||||||||
R |
311 |
a |
als bestuurder van een bromfiets op meer dan twee wielen of een bromfiets met aanhangwagen, die met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m, niet de rijbaan gebruiken |
6 lid 3 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
313 |
als ruiter niet het ruiterpad gebruiken |
8 lid 1 RVV 1990 |
60 |
||||||||
R |
314 |
als ruiter bij gebreke van een ruiterpad niet de berm of de rijbaan gebruiken |
8 lid 2 RVV 1990 |
60 |
||||||||
als bestuurder van een motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken |
10 lid 1 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
315 |
a |
– door te rijden over het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad |
150 |
150 |
150 |
||||||
R |
315 |
b |
– door stil te staan op het trottoir, het voetpad, het fietspad, het fiets/bromfietspad of het ruiterpad |
100 |
100 |
100 |
||||||
R |
316 |
als bestuurder van een bespannen wagen niet de rijbaan gebruiken |
10 lid 1 RVV 1990 |
60 |
||||||||
R |
317 |
als bestuurder van een onbespannen wagen niet de rijbaan gebruiken |
10 lid 1 RVV 1990 |
60 |
||||||||
R |
319 |
als bestuurder van een motorvoertuig een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken |
10 lid 2 RVV 1990 |
150 |
150 |
|||||||
R |
323 |
als bromfietser een met een doorgetrokken streep gemarkeerde fietsstrook gebruiken |
10 lid 2 RVV 1990 |
100 |
||||||||
II. Inhalen |
||||||||||||
R |
326 |
als bestuurder niet links inhalen |
11 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
IV. Oprijden van kruispunten |
||||||||||||
R |
331 |
als bestuurder een kruispunt blokkeren |
14 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
V. Verlenen van voorrang |
||||||||||||
R |
336 |
als bestuurder op een kruispunt geen voorrang verlenen aan bestuurders van rechts |
15 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
337 |
als bestuurder op een onverharde weg geen voorrang verlenen aan bestuurders op een verharde weg |
15 lid 2 sub a RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
338 |
als bestuurder geen voorrang verlenen aan bestuurders van een tram |
15 lid 2 sub b RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
340 |
a |
als weggebruiker een overweg opgaan, terwijl men niet direct kan doorgaan en de overweg niet geheel vrij kan maken |
15a lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
VI. Doorsnijden militaire kolonnes en uitvaartstoeten van motorvoertuigen |
||||||||||||
R |
341 |
als weggebruiker een militaire kolonne doorsnijden |
16 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
30 |
40 |
|||
R |
342 |
als weggebruiker een uitvaartstoet van motorvoertuigen doorsnijden |
16 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
30 |
40 |
|||
VII. Afslaan |
||||||||||||
R |
346 |
als bestuurder afslaan zonder een teken met de richtingaanwijzer of met de arm te geven |
17 lid 2 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
347 |
a |
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat hem op dezelfde weg tegemoet komt |
18 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
R |
347 |
b |
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel links dicht achter hem bevindt |
18 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
R |
347 |
c |
als bestuurder bij het afslaan niet het verkeer voor laten gaan, dat zich naast dan wel rechts dicht achter hem bevindt |
18 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
R |
348 |
als bestuurder links afslaan zonder tegemoetkomende bestuurders die op hetzelfde kruispunt rechts afslaan, voor te laten gaan |
18 lid 2 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
Noot stilstaan en parkeren: |
||||||||||||
In dit onderdeel zijn tevens enkele parkeerfeiten uit de plaatselijke verordeningen en de WVW 1994 opgenomen. |
||||||||||||
IX. Stilstaan |
||||||||||||
R |
395 |
een voertuig op een zodanige wijze laten staan waardoor op de weg gevaar wordt/kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt/kan worden gehinderd |
5 WVW 1994 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
als bestuurder een voertuig laten stilstaan |
23 lid 1 |
|||||||||||
R |
396 |
a |
– op een kruispunt |
sub a RVV 1990 |
150 |
150 |
60 |
|||||
R |
396 |
b |
– op een fietsstrook |
sub b RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
c |
– op de rijbaan langs een fietsstrook |
sub b RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
d |
– op een oversteekplaats of binnen een afstand van vijf meter daarvan |
sub c RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
e |
– in een tunnel |
sub d RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
f |
– bij een bord bushalte ter hoogte van de geblokte markering |
sub e RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
g |
– bij een bord bushalte op een afstand van minder dan twaalf meter van dat bord terwijl de geblokte markering niet is aangebracht |
sub e RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
h |
– op de rijbaan langs een busstrook |
sub f RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
i |
– langs een gele doorgetrokken streep |
62 jo. 23 lid 1 sub g RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
396 |
j |
– op een overweg |
23 lid 1 sub a RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
X. Parkeren |
||||||||||||
als bestuurder een voertuig parkeren |
24 lid 1 |
|||||||||||
R |
397 |
a |
– bij een kruispunt op een afstand van minder dan vijf meter daarvan |
sub a RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
b |
– voor een inrit of uitrit |
sub b RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
c |
– buiten de bebouwde kom op de rijbaan van een voorrangsweg |
sub c RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
d |
– op een parkeergelegenheid terwijl blijkens de aanduiding op of onder het bord, dat voertuig niet behoort tot de aangegeven categorie of groep voertuigen |
sub d RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
e |
– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd op een andere dan de aangegeven wijze |
sub d RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
ea |
– op een parkeergelegenheid, terwijl blijkens de aanduiding op het bord of op het onderbord, dat voertuig staat geparkeerd met een ander doel dan de aangegeven wijze |
sub d RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
f |
– op een parkeergelegenheid, terwijl dat voertuig staat geparkeerd op dagen of uren waarop dit blijkens het onderbord is verboden |
sub d RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
g |
– langs een gele onderbroken streep |
sub e RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
h |
– op een gelegenheid bestemd voor onmiddellijk laden en lossen van goederen |
sub f RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
i |
– op een parkeerplaats voor vergunninghouders aangeduid door verkeersbord E9, zonder dat voor dat voertuig een vergunning tot parkeren op die plaats was verleend |
sub g RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
397 |
j |
– op een parkeergelegenheid aangeduid door één van de borden E4 tot en met E10, E12 of E13 van de bijlage I buiten de aangegeven parkeervakken |
24 lid 4 RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
|||||
R |
398 |
als bestuurder een voertuig dubbel parkeren |
24 lid 3 RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
||||||
als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren op plaatsen die zijn voorzien van een blauwe streep, terwijl |
||||||||||||
R |
400 |
ae |
– dat motorvoertuig niet is voorzien van een duidelijk zichtbare achter de voorruit geplaatste parkeerschijf |
25 lid 2 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
400 |
af |
– dat motorvoertuig niet is voorzien van een parkeerschijf, waarop aan de getoonde zijde slechts één kalenderuren aanduidende cijferreeks staat die vanaf het begin van het parkeren in duidelijk leesbare cijfers tegen een contrasterende achtergrond in hele of halve uren het tijdstip weergeeft waarop met het parkeren is begonnen |
25 lid 3 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
400 |
ab |
– de toegestane parkeerduur is verstreken |
25 lid 4 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
401 |
als bestuurder een voertuig parkeren in een parkeerschijfzone, anders dan op een parkeerplaats die als zodanig is aangeduid of aangegeven of die is voorzien van een blauwe streep |
25 lid 1 RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
||||||
R |
402 |
b |
als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een motorvoertuig op meer dan twee wielen waarin duidelijk zichtbaar is aangebracht een geldige gehandicaptenparkeerkaart |
26 lid 1 RVV 1990 |
310 |
310 |
120 |
|||||
R |
402 |
c |
als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan met een voertuig dat voor die gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats bestemd is |
26 lid 1 RVV 1990 |
410 |
410 |
160 |
|||||
R |
402 |
d |
als bestuurder op een gehandicaptenparkeerplaats parkeren anders dan dat het parkeren rechtstreeks verband houdt met het vervoer van een gehandicapte |
26 lid 1 RVV 1990 |
310 |
310 |
120 |
120 |
||||
R |
403 |
a |
als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl de parkeermeter niet in werking is gesteld of aangeeft dat de parkeerduur is verstreken |
Pl.V |
100 |
|||||||
R |
403 |
b |
als bestuurder een motorvoertuig op meer dan twee wielen parkeren bij een parkeermeter tijdens een aangegeven tijdvak, terwijl aldaar reeds een motorvoertuig staat geparkeerd |
Pl.V |
100 |
|||||||
R |
405 |
als bestuurder een motorvoertuig op twee wielen, een bromfiets dan wel een fiets parkeren op een parkeervak behorende bij een parkeermeter |
Pl.V |
100 |
70 |
40 |
||||||
R |
406 |
zonder ontheffing/vergunning een voertuig doen of laten staan in een park of plantsoen, op openbare beplantingen of groenstroken |
Pl.V |
100 |
100 |
40 |
||||||
R |
406 |
a |
een recreatiegebied gebruiken in strijd met de bepalingen geldend voor dat gebied door het parkeren of aanwezig hebben van een voertuig |
Pl.V |
100 |
100 |
40 |
|||||
als bestuurder een voertuig parkeren op een parkeerterrein waar dit slechts met gebruikmaking van een ter plaatse aangebrachte parkeerautomaat is toegestaan |
Pl.V |
|||||||||||
R |
409 |
a |
– anders dan voorzien van een door de parkeerautomaat afgegeven parkeerkaart, aangebracht op de voorgeschreven wijze |
100 |
100 |
40 |
||||||
R |
409 |
b |
– terwijl de op de parkeerkaart aangegeven parkeertijd is verstreken |
100 |
100 |
40 |
||||||
R |
409 |
c |
– zonder de aangebrachte parkeerautomaat in werking te stellen |
100 |
100 |
40 |
||||||
R |
409 |
d |
– terwijl de op de parkeerautomaat aangegeven parkeertijd is verstreken |
100 |
100 |
40 |
||||||
een voertuig dat, met inbegrip van de lading |
Pl.V |
|||||||||||
R |
414 |
a |
– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen plaats waar dit naar zijn oordeel schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente |
100 |
40 |
|||||||
R |
414 |
b |
– langer is dan 6 m, buiten de vastgestelde tijden, zonder ontheffing/vergunning parkeren op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van de beschikbare parkeerruimte |
100 |
40 |
|||||||
R |
414 |
c |
– langer is dan 6 m of hoger is dan 2,4 m zodanig parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of op andere wijze hinder/overlast wordt aangedaan |
100 |
40 |
|||||||
R |
493 |
zonder ontheffing/vergunning een geparkeerd voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg, waar dit niet is toegestaan, met het kennelijke doel te koop aanbieden of te verhandelen |
Pl.V |
210 |
210 |
210 |
||||||
R |
494 |
een defect voertuig langer dan de vastgestelde termijn op een weg parkeren |
Pl.V |
100 |
100 |
100 |
||||||
R |
495 |
zonder ontheffing/vergunning een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, aanhangwagen of ander dergelijk voertuig op een door het college of de burgemeester aangewezen weg waar dit niet is toegestaan, langer dan de vastgestelde termijn te plaatsen of hebben |
Pl.V |
100 |
100 |
100 |
||||||
R |
496 |
zonder ontheffing/vergunning een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame op een weg parkeren met als doel handelsreclame te maken |
Pl.V |
210 |
210 |
210 |
||||||
R |
592 |
a |
als bestuurder van een voertuig parkeren op een parkeerplaats voor vergunninghouders in strijd met de aan de parkeervergunning verbonden voorwaarden |
Pl.V |
100 |
100 |
40 |
|||||
XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen |
||||||||||||
R |
412 |
b |
een bromfiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen |
27 RVV 1990 |
70 |
|||||||
XII. Signalen |
||||||||||||
R |
418 |
als bestuurder van een motorvoertuig geen geel of groen zwaai-, flits- of knipperlicht voeren bij werkzaamheden en omstandigheden, waarbij dit, ingevolge artikel 6 van de Regeling optische en geluidssignalen, verplicht is indien de kans bestaat dat dit motorvoertuig niet tijdig wordt opgemerkt |
30 lid 1 RVV 1990 |
100 |
100 |
|||||||
R |
419 |
signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan |
31 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
150 |
|||
XIII. Gebruik van lichten tijdens het rijden |
||||||||||||
als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets, snorfiets, een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een verbrandingsmotor, of een gehandicaptenvoertuig dat is uitgerust met een elektromotor en voorzien van een gesloten carrosserie, geen dim- of grootlicht voeren |
32 lid 1 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
421 |
a |
– bij nacht, binnen de bebouwde kom |
100 |
100 |
70 |
40 |
|||||
R |
421 |
b |
– bij nacht, buiten de bebouwde kom |
150 |
150 |
100 |
60 |
|||||
R |
421 |
c |
– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd |
150 |
150 |
100 |
60 |
|||||
R |
425 |
als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig groot licht voeren bij dag, bij het tegenkomen van een andere weggebruiker, dan wel bij het op korte afstand volgen van een ander voertuig |
32 lid 2 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
|||||
als bestuurder van een motorvoertuig, bromfietser, snorfietser of als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, het achterlicht brandt |
32 lid 3 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
426 |
a |
– bij nacht, binnen de bebouwde kom |
100 |
100 |
70 |
40 |
|||||
R |
426 |
b |
– bij nacht, buiten de bebouwde kom |
150 |
150 |
100 |
60 |
|||||
R |
426 |
c |
– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd |
150 |
150 |
100 |
60 |
|||||
als bestuurder rijden terwijl niet gelijktijdig met het groot licht, het dimlicht, het stadslicht of het mistlicht, de verlichting van de achterkentekenplaat brandt |
||||||||||||
R |
428 |
a |
– van een motorvoertuig |
32 lid 3 RVV 1990 |
50 |
50 |
||||||
R |
428 |
b |
– van een motorvoertuig met aanhangwagen |
33 RVV 1990 |
50 |
50 |
||||||
als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen geen achterlicht voeren |
33 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
431 |
d |
– bij nacht, binnen de bebouwde kom |
100 |
100 |
|||||||
R |
431 |
e |
– bij nacht, buiten de bebouwde kom |
150 |
150 |
|||||||
R |
431 |
f |
– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd |
150 |
150 |
|||||||
als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen niet in de Regeling voertuigen voorgeschreven stadslicht voeren |
33 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
432 |
d |
– bij nacht, binnen de bebouwde kom |
100 |
100 |
|||||||
R |
432 |
e |
– bij nacht, buiten de bebouwde kom |
150 |
150 |
|||||||
R |
432 |
f |
– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd |
150 |
150 |
|||||||
R |
434 |
als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig anders dan bij mist, sneeuwval of regen, die het zicht ernstig belemmert mistlicht(en) aan de voorzijde voeren |
34 lid 1 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
|||||
R |
436 |
als bestuurder van een motorvoertuig of een gehandicaptenvoertuig mistachterlicht voeren, indien het zicht door mist of sneeuwval niet beperkt is tot een afstand van minder dan 50 meter |
34 lid 2 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
|||||
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd geen voor- en achterlicht voeren |
||||||||||||
R |
438 |
i |
– als bestuurder van een wagen |
35b lid 1 RVV 1990 |
40 |
|||||||
R |
438 |
j |
– als bestuurder van een gehandicaptenvoertuig zonder motor, gebruikmakend van de rijbaan of het fiets-/bromfietspad |
35b lid 2 RVV 1990 |
40 |
|||||||
als fietser bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd |
||||||||||||
R |
438 |
k |
– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren |
35 en 35a RVV 1990 |
60 |
|||||||
R |
438 |
l |
– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren |
35a lid 1 RVV 1990 |
60 |
|||||||
R |
438 |
m |
– knipperende verlichting voeren |
35a lid 2 RVV 1990 |
60 |
|||||||
als bestuurder van een snorfiets, zijnde een bromfiets als bedoeld in artikel 1, lid 1, onderdeel e, subonderdeel d, van de wet bij nacht of dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd |
||||||||||||
R |
438 |
n |
– geen voortdurend voor tegemoetkomende weggebruikers zichtba(a)r(e) wit(te)- of ge(e)l(e) licht(en) aan de voorzijde voeren en/of voortdurend voor van achteren naderende weggebruikers zichtbaar rood licht aan de achterzijde voeren |
35c jo. 35 en 35a RVV 1990 |
70 |
|||||||
R |
438 |
o |
– verblindend wit of geel licht aan de voorzijde voeren |
35c jo. 35a lid 1 RVV 1990 |
70 |
|||||||
R |
438 |
p |
– knipperende verlichting voeren |
35c jo. 35a lid 2 RVV 1990 |
70 |
|||||||
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd niet een lantaarn meevoeren die naar voren wit of geel licht en naar achteren rood licht straalt |
36 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
445 |
c |
– als ruiter |
40 |
||||||||
R |
445 |
d |
– als geleider van rij-, trekdieren of vee |
40 |
||||||||
XIV. Gebruik van lichten tijdens het stilstaan |
||||||||||||
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd buiten de bebouwde kom op de rijbaan en op langs autosnelwegen en autowegen gelegen parkeerstroken, parkeerhavens, vluchtstroken en vluchthavens geen stadslicht en achterlicht voeren |
||||||||||||
R |
451 |
c |
– als bestuurder van een stilstaand motorvoertuig |
38 RVV 1990 |
150 |
|||||||
R |
451 |
d |
– op een stilstaande aanhangwagen |
39 RVV 1990 |
150 |
|||||||
R |
453 |
bij nacht of bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd op de rijbaan buiten de bebouwde kom geen voor- en achterlicht voeren op een stilstaande wagen |
40 RVV 1990 |
60 |
||||||||
XV. Bijzondere lichten |
||||||||||||
R |
458 |
als bestuurder van een motorvoertuig tegelijk met enig ander licht aan de voorzijde dagrijlicht voeren |
41 lid 1 RVV 1990 |
150 |
150 |
|||||||
als bestuurder van een motorvoertuig aan de voorzijde naast het dimlicht of het mistlicht andere verlichting voeren dan bochtlicht, hoeklicht, richtlicht, manoeuvreerlichten voor zover niet sneller wordt gereden dan 10 km/h, markeringslichten of staaklichten |
41 lid 2 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
456 |
a |
– bij nacht |
150 |
150 |
|||||||
R |
456 |
b |
– bij dag, indien het zicht ernstig wordt belemmerd |
150 |
150 |
|||||||
R |
459 |
als bestuurder een verlicht transparant voeren vanuit een ander voertuig of op andere wijze dan genoemd |
41a lid 5 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
150 |
|||
XVI. Autosnelwegen en autowegen |
||||||||||||
a. Autosnelwegen |
||||||||||||
R |
461 |
a |
anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 60 kilometer per uur, een autosnelweg gebruiken |
42 lid 1 RVV 1990 |
160 |
120 |
160 |
410 |
||||
behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autosnelweg |
43 lid 3 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
465 |
b |
– gebruik maken van de berm |
150 |
150 |
|||||||
R |
465 |
c |
– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan |
250 |
250 |
|||||||
R |
466 |
als bestuurder van een samenstel van voertuigen dat langer is dan 7 meter, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken |
43 lid 4 RVV 1990 |
250 |
||||||||
R |
467 |
als bestuurder van een vrachtauto, op een autosnelweg met drie of meer rijstroken in dezelfde richting een andere dan de twee meest rechts gelegen rijstroken gebruiken |
43 lid 4 RVV 1990 |
250 |
||||||||
b. Autowegen |
||||||||||||
R |
468 |
a |
anders dan als bestuurder van een motorvoertuig waarmee sneller mag en kan worden gereden dan 50 kilometer per uur, een autoweg gebruiken |
42 lid 2 RVV 1990 |
160 |
120 |
160 |
410 |
||||
behoudens in noodgevallen als weggebruiker op een autoweg |
43 lid 3 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
472 |
b |
– gebruik maken van de berm |
150 |
150 |
|||||||
R |
472 |
c |
– op de vluchtstrook of vluchthaven stilstaan |
250 |
250 |
|||||||
XVII. Erven |
||||||||||||
R |
475 |
a |
als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden tot en met 10 km/h |
45 RVV 1990 |
40 |
|||||||
R |
475 |
b |
als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid binnen een erf overschrijden met meer dan 10 km/h |
45 RVV 1990 |
60 |
|||||||
R |
478 |
als bestuurder een motorvoertuig binnen een erf parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven |
46 RVV 1990 |
100 |
100 |
|||||||
XXI. Loslopend vee |
||||||||||||
R |
491 |
rij-, trekdieren of vee zonder toezicht op de weg los laten lopen |
51 lid 1 RVV 1990 |
150 |
||||||||
XXII. In- en uitstappende passagiers |
||||||||||||
R |
492 |
als bestuurder een tram of autobus voorbij rijden aan de zijde waar passagiers in- en uitstappen zonder hen daartoe de gelegenheid te geven |
52 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
XXIII. Slepen |
||||||||||||
R |
501 |
als bestuurder van een motorvoertuig een ander motorvoertuig slepen, terwijl de onderlinge afstand meer dan vijf meter bedraagt |
53 RVV 1990 |
100 |
100 |
|||||||
XXIV. Bijzondere manoeuvres |
||||||||||||
R |
505 |
als bestuurder wegrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
506 |
als bestuurder achteruitrijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
507 |
als bestuurder uit een uitrit de weg oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
508 |
als bestuurder vanaf een weg een inrit oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
509 |
als bestuurder keren zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
510 |
als bestuurder van de invoegstrook de doorgaande rijbaan oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
511 |
als bestuurder van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
512 |
als bestuurder van rijstrook wisselen zonder het overige verkeer voor te laten gaan |
54 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
513 |
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wegrijden geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven |
55 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
||||||
R |
514 |
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het inhalen van een ander voertuig geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven |
55 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
||||||
R |
515 |
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het oprijden van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven |
55 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
||||||
R |
516 |
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het verlaten van de doorgaande rijbaan geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven |
55 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
||||||
R |
517 |
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij het wisselen van rijstrook geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven |
55 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
||||||
R |
518 |
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser bij een andere belangrijke zijdelingse verplaatsing geen teken met de richtingaanwijzer of arm geven |
55 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
||||||
R |
519 |
als bestuurder binnen de bebouwde kom geen gelegenheid geven aan een autobus weg te rijden van een halte wanneer de bestuurder van die autobus door het geven van een teken met zijn richtingaanwijzer zijn voornemen daartoe kenbaar maakt |
56 lid 1 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
XXV. Onnodig geluid |
||||||||||||
R |
522 |
als bestuurder van een motorvoertuig, als bromfietser of snorfietser onnodig geluid veroorzaken met dat voertuig |
57 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
||||||
XXVI. Gevarendriehoek |
||||||||||||
R |
526 |
het niet plaatsen van een gevarendriehoek in de voorgeschreven gevallen, op de voorgeschreven wijze bij een stilstaand motorvoertuig op meer dan twee wielen en aanhangwagens, zijnde een obstakel, terwijl geen knipperend waarschuwingslicht wordt gevoerd |
58 RVV 1990 |
150 |
150 |
|||||||
XXVIa. Zitplaatsen |
||||||||||||
R |
530 |
a |
tijdens deelname aan het verkeer als bestuurder of passagier niet op de voor hem/haar bestemde zitplaats zitten en/of als bestuurder (een) passagier(s) vervoeren terwijl deze/die niet op de voor hem/hen bestemde zitplaats zit(ten) |
58a lid 1 en lid 4 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
150 |
|||
R |
530 |
b |
als bromfietser of fietser een passagier jonger dan acht jaar vervoeren anders dan op een doelmatige en veilige voorziening met voldoende steun voor rug, handen en voeten |
58a lid 3 en 4 RVV 1990 |
100 |
60 |
||||||
XXVII. Autogordels en kinderbeveiligingssystemen |
||||||||||||
R |
533 |
als bestuurder of passagier van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel geen gebruik maken van de voor hen beschikbare autogordel |
59 lid 1 RVV 1990 |
150 |
150 |
150 |
||||||
als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel |
||||||||||||
R |
535 |
f |
– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem |
59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
k |
– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 meter of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel |
59 lid 8 jo. 59 lid 1 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
g |
– op de voorste zitplaats (een) passagier(s) in de leeftijd van 3 tot 18 jaar en korter dan 1.35 meter vervoeren, zonder dat een autogordel of goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is |
59 lid 2 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
h |
– (een) passagier(s) jonger dan 3 jaar vervoeren, terwijl geen autogordel of kinderbeveiligingssysteem beschikbaar is |
59 lid 2 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
i |
– terwijl de zitplaatsen voor passagiers zijn voorzien van autogordels, meer passagiers vervoeren dan er autogordels aanwezig zijn |
59 lid 1 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
j |
– (een) passagier(s) jonger dan 18 jaar in een naar achteren gericht kinderzitje op een passagierszitplaats vervoeren, terwijl de voorairbag van die zitplaats niet is uitgeschakeld |
59 lid 3 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
m |
– in een taxi op een van de voorste zitplaatsen (een) passagier(s) vervoeren jonger dan 18 jaar en met een lengte van minder dan 1.35 meter, terwijl geen kinderbeveiligingssysteem aanwezig is |
59 lid 5 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
mo |
– (een) passagier(s) jonger dan 12 jaar vervoeren terwijl de autogordel, de veiligheidsgordel of het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel wordt gebruikt op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden |
59 lid 7 RVV 1990 |
220 |
|||||||
R |
535 |
oa |
de autogordel of de veiligheidsgordel in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden |
59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990 |
150 |
150 |
||||||
R |
535 |
ob |
het kinderbeveiligingssysteem in een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel gebruiken op een wijze die de beschermende werking ervan negatief beïnvloedt of kan beïnvloeden |
59 lid 8 jo. 59 lid 7 RVV 1990 |
220 |
220 |
||||||
R |
535 |
e |
als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, terwijl de rolstoel niet is vastgezet op een wijze die de stabiliteit van de rolstoel en de veiligheid van de rolstoelgebruiker waarborgt |
59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990 |
250 |
|||||||
R |
535 |
s |
als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto, een driewielig motorvoertuig met gesloten carrosserie of een brommobiel een passagier vervoeren die gebruik maakt van een rolstoel, zonder dat gebruik wordt gemaakt van de (beschikbare) veiligheidsgordel die deel uitmaakt van het voertuig of die deel uit maakt van het systeem waarmee de rolstoel aan de vloer van het voertuig is bevestigd of van een door de Minister van IenW aangewezen constructie |
59 lid 8 jo. 59 lid 4 RVV 1990 |
150 |
|||||||
XXVIIa. Autobus |
||||||||||||
R |
535 |
p |
als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus of passagier geen gebruik maken van de autogordel of het kinderbeveiligingssysteem waarmee de autobus is uitgerust |
59a lid 1 RVV 1990 |
150 |
150 |
||||||
als bestuurder van een aan het verkeer deelnemende autobus |
||||||||||||
R |
535 |
q |
– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder, maar jonger dan 12 jaar en korter dan 1.35 m vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen geschikt en goedgekeurd kinderbeveiligingssysteem of bij gebrek daaraan, de autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en) |
59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990 |
150 |
|||||||
R |
535 |
r |
– (een) passagier(s) van 3 jaar of ouder maar jonger dan 12 jaar en met een lengte van 1.35 m of meer vervoeren, zonder dat gebruik wordt gemaakt van een voor hem/hen beschikbare autogordel, terwijl de passagier(s) zich op de zitplaats bevind(t)(en) |
59a lid 4 jo. 59a lid 1 RVV 1990 |
150 |
|||||||
XXVIII. Helmen |
||||||||||||
R |
536 |
a |
als bestuurder, passagier van een bromfiets of brommobiel zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk |
60 lid 1 RVV 1990 |
100 |
100 |
||||||
R |
536 |
c |
als bestuurder, passagier van een motorfiets dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie geen goedpassende helm dragen, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en is voorzien van een goedkeuringsmerk |
60 lid 1 RVV 1990 |
150 |
150 |
150 |
|||||
R |
536 |
e |
als bestuurder of passagier van een snorfiets geen helm dragen terwijl ingevolge artikel 5, achtste lid, de rijbaan wordt gebruikt |
60 lid 1 RVV 1990 |
100 |
100 |
||||||
R |
537 |
als bestuurder van een motorfiets, bromfiets of brommobiel dan wel driewielig motorvoertuig zonder gesloten carrosserie een passagier beneden de twaalf jaren vervoeren, die geen goedpassende helm draagt, die middels een sluiting op deugdelijke wijze is bevestigd en die is voorzien van een goedkeuringsmerk |
60 lid 3 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
||||||
XXX. Gebruik van mobiele telecommunicatieapparatuur |
||||||||||||
R |
545 |
als bestuurder van een voertuig tijdens het rijden een mobiel elektronisch apparaat dat gebruikt kan worden voor communicatie of informatieverwerking vasthouden |
61a RVV 1990 |
350 |
350 |
240 |
140 |
350 |
||||
XXXI. Vervoer van personen in of op aanhangwagens en in laadruimten |
||||||||||||
personen vervoeren |
61b lid 1 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
539 |
a |
– in de gesloten laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets |
150 |
||||||||
R |
539 |
b |
– in de open laadruimte van een motorvoertuig of bromfiets, dan wel in of op een aanhangwagen achter een motorvoertuig of bromfiets |
250 |
250 |
170 |
||||||
Hoofdstuk 3. Verkeerstekens |
||||||||||||
II. Verkeersborden |
||||||||||||
R |
548 |
als bestuurder in strijd met bord B6 geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg |
62 jo. bord B6 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
544 |
a |
als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden tot en met 10 km/h |
62 jo bord A1 RVV 1990 |
40 |
|||||||
R |
544 |
b |
als bestuurder van een fiets de maximumsnelheid (bord A1) overschrijden met meer dan 10 km/h |
62 jo bord A1 RVV 1990 |
60 |
|||||||
als bestuurder in strijd met bord B7 |
62 jo. bord B7 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
549 |
a |
– niet stoppen |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
R |
549 |
b |
– geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
549 |
c |
– niet stoppen en geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
als bestuurder in strijd met bord C1 (gesloten in beide richtingen voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee) |
62 jo. bord C1 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
550 |
a |
– een weg gebruiken |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
550 |
b |
– een weg(gedeelte) bestemd voor aangewezen categorie(ën) voertuigen gebruiken (doelgroepstroken) |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
een weg gebruiken in strijd met bord C2 (eenrichtingsweg, in deze richting gesloten voor voertuigen, ruiters en geleiders van rij-, trekdieren of vee) |
62 jo. bord C2 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
551 |
b |
– als bestuurder op een andere weg dan autoweg of autosnelweg |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
als bestuurder een weg gebruiken in strijd met bord |
||||||||||||
R |
552 |
a |
– C3 (eenrichtingsweg) |
62 jo. bord C3 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
|||
R |
552 |
b |
– C4 (eenrichtingsweg) |
62 jo. bord C4 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
|||
R |
553 |
b |
als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen) een weg gebruiken |
62 jo. bord C6 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
553 |
d |
als bestuurder van een motorvoertuig op meer dan twee wielen een weg gebruiken in strijd met bord C6 (geslotenverklaring voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone |
62 jo. bord C6 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
554 |
a |
als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s) (alle wegen behalve milieuzones) |
62 jo. bord C7 RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
554 |
c |
als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7 (geslotenverklaring voor vrachtauto’s), waarbij gebied is aangeduid als milieuzone |
62 jo. bord C7 RVV 1990 |
250 |
|||||||
R |
554 |
d |
als bestuurder van een autobus een weg gebruiken in strijd met bord C7a (geslotenverklaring voor autobussen) |
62 jo. bord C7a RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
554 |
e |
als bestuurder van een autobus of vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C7b (geslotenverklaring voor autobussen en vrachtauto’s) |
62 jo. bord C7b RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
571 |
g |
als bestuurder van een vrachtauto een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone) |
62 jo. bord C22a RVV 1990 |
250 |
|||||||
R |
571 |
h |
als bestuurder van een personenauto, bedrijfsauto of bus een weg gebruiken in strijd met bord C22a (geslotenverklaring voor personen- en bedrijfsauto’s, vrachtauto’s of bussen met een dieselmotor vanwege milieuzone) |
62 jo. bord C22a RVV 1990 |
100 |
|||||||
R |
555 |
als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur een weg gebruiken in strijd met bord C8 (geslotenverklaring voor motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur) |
62 jo. bord C8 RVV 1990 |
100 |
||||||||
R |
556 |
als ruiter, geleider van rij-, trekdieren of vee, bestuurder van een wagen, een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 kilometer per uur, een brommobiel, een fiets, een bromfiets of een gehandicaptenvoertuig in strijd met bord C9 een weg gebruiken (geslotenverklaring) |
62 jo. bord C9 RVV 1990 |
100 |
70 |
40 |
40 |
|||||
R |
557 |
als bestuurder van een motorvoertuig met aanhangwagen een weg gebruiken in strijd met bord C10 (geslotenverklaring voor motorvoertuig met aanhangwagen) |
62 jo. bord C10 RVV 1990 |
100 |
100 |
|||||||
R |
558 |
als bestuurder van een motorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C11 (geslotenverklaring motorfiets) |
62 jo. bord C11 RVV 1990 |
100 |
||||||||
R |
559 |
als bestuurder van een motorvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C12 (geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen) |
62 jo. bord C12 RVV 1990 |
100 |
100 |
|||||||
R |
560 |
als bestuurder van een bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig met motor) |
62 jo. bord C13 RVV 1990 |
70 |
40 |
|||||||
R |
560 |
c |
als bestuurder van een bromfiets of snorfiets een weg gebruiken in strijd met bord C13 (geslotenverklaring voor bromfiets, snorfiets of gehandicaptenvoertuig, met in werking zijnde motor) waarbij gebied is aangeduid als milieuzone |
62 jo. bord C13 RVV 1990 |
70 |
|||||||
R |
561 |
als bestuurder van een fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor een weg gebruiken in strijd met bord C14 (geslotenverklaring voor fiets of gehandicaptenvoertuig zonder motor) (categorie 3 betreft alleen snorfiets met uitgeschakelde motor) |
62 jo. bord C14 RVV 1990 |
40 |
40 |
|||||||
R |
562 |
als bestuurder van een fiets, een bromfiets of gehandicaptenvoertuig een weg gebruiken in strijd met bord C15 (geslotenverklaring voor fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig) |
62 jo. bord C15 RVV 1990 |
70 |
40 |
|||||||
R |
563 |
als voetganger een weg gebruiken in strijd met bord C16 (geslotenverklaring voor voetgangers) |
62 jo. bord C16 RVV 1990 |
30 |
||||||||
R |
564 |
als bestuurder van een voertuig of samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C17 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen die, met inbegrip van de lading, langer zijn dan op het bord C17 is aangegeven) |
62 jo. bord C17 RVV 1990 |
150 |
60 |
|||||||
R |
565 |
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C18 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, breder zijn dan op het bord C18 is aangegeven) |
62 jo. bord C18 RVV 1990 |
150 |
60 |
|||||||
R |
566 |
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C19 (geslotenverklaring voor voertuigen die, met inbegrip van de lading, hoger zijn dan op het bord C19 is aangegeven) |
62 jo. bord C19 RVV 1990 |
150 |
60 |
|||||||
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C20 (geslotenverklaring voor voertuigen waarvan de aslast hoger is dan op het bord C20 is aangegeven) met een overschrijding van |
62 jo. bord C20 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
567 |
a |
– tot en met 10% |
150 |
60 |
|||||||
R |
567 |
b |
– meer dan 10% tot en met 20% |
220 |
90 |
|||||||
R |
567 |
c |
– meer dan 20% tot en met 30% |
330 |
130 |
|||||||
als bestuurder van een voertuig een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van |
62 jo. bord C21 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
568 |
a |
– tot en met 10% |
150 |
60 |
|||||||
R |
568 |
b |
– meer dan 10% tot en met 20% |
220 |
90 |
|||||||
R |
568 |
c |
– meer dan 20% tot en met 30% |
330 |
130 |
|||||||
als bestuurder van een samenstel van voertuigen een weg gebruiken in strijd met bord C21 (geslotenverklaring voor voertuigen en samenstellen van voertuigen waarvan de totaalmassa hoger is dan op het bord C21 is aangegeven) met een overschrijding van |
62 jo. bord C21 RVV 1990 |
|||||||||||
R |
569 |
a |
– tot en met 10% |
150 |
60 |
|||||||
R |
569 |
b |
– meer dan 10% tot en met 20% |
220 |
90 |
|||||||
R |
569 |
c |
– meer dan 20% tot en met 30% |
330 |
130 |
|||||||
R |
574 |
als bestuurder rijden in strijd met de door bord D1 aangegeven rijrichting (rotonde; verplichte rijrichting) |
62 jo. bord D1 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
575 |
als bestuurder rijden in strijd met bord D2 aan de andere zijde dan het bord aangeeft (gebod voor alle bestuurders het bord D2 voorbij te gaan aan de zijde die de pijl aangeeft) |
62 jo. bord D2 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
576 |
als bestuurder in strijd met bord D4 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D4 is aangegeven) |
62 jo. bord D4 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
577 |
als bestuurder in strijd met bord D5 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van de rijrichting die op het bord D5 is aangegeven) |
62 jo. bord D5 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
578 |
als bestuurder in strijd met bord D6 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D6 zijn aangegeven) |
62 jo. bord D6 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
579 |
als bestuurder in strijd met bord D7 een andere rijrichting volgen dan op het bord is aangegeven (gebod tot het volgen van één van de rijrichtingen die op het bord D7 zijn aangegeven) |
62 jo. bord D7 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
584 |
als bestuurder een voertuig parkeren in strijd met (zone) bord E1 (parkeerverbod(szone)) |
62 jo. bord E1 RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
100 |
|||||
R |
585 |
als bestuurder een voertuig laten stilstaan in strijd met bord E2 (verbod stilstaan) |
62 jo. bord E2 RVV 1990 |
100 |
100 |
40 |
||||||
R |
587 |
b |
een bromfiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen) |
62 jo. bord E3 RVV 1990 |
70 |
|||||||
R |
593 |
als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F1 een motorvoertuig inhalen (verbod voor motorvoertuigen om elkaar onderling in te halen) |
62 jo. bord F1 RVV 1990 |
250 |
250 |
|||||||
R |
594 |
als bestuurder van een vrachtauto in strijd met bord F3 een motorvoertuig inhalen (verbod voor vrachtauto’s om motorvoertuigen in te halen) |
62 jo. bord F3 RVV 1990 |
250 |
||||||||
R |
595 |
als bestuurder in strijd met bord F5 doorgaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting (verbod voor bestuurders door te gaan bij nadering van verkeer uit tegengestelde richting) |
62 jo. bord F5 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
R |
596 |
als bestuurder in strijd met bord F7 keren |
62 jo. bord F7 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
R |
598 |
als bestuurder van een motorvoertuig dat niet sneller kan of mag rijden dan 25 km/h in strijd met bord F11 geen gebruik maken van de voor dat motorvoertuig verplichte passeerbaan of passeerstrook |
62 jo. bord F11 RVV 1990 |
100 |
||||||||
R |
599 |
a |
als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F13 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook |
62 jo. bord F13 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
||||
R |
599 |
b |
als bestuurder van een motorvoertuig in strijd met bord F15 gebruik maken van een uitsluitend voor trams bestemde rijbaan of rijstrook |
62 jo. bord F15 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
||||
R |
599 |
c |
als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een lijnbus, in strijd met bord F17 gebruik maken van een uitsluitend voor lijnbussen en trams bestemde rijbaan of rijstrook |
62 jo. bord F17 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
||||
R |
599 |
d |
als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto of lijnbus, in strijd met bord F19 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto’s en lijnbussen bestemde rijbaan of rijstrook |
62 jo. bord F19 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
||||
R |
599 |
e |
als bestuurder van een motorvoertuig, niet zijnde een vrachtauto, in strijd met bord F21 gebruik maken van een uitsluitend voor vrachtauto’s bestemde rijbaan of rijstrook |
62 jo. bord F21 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
||||
III. Verkeerslichten |
||||||||||||
R |
601 |
als bestuurder niet doorgaan bij groen licht bij een driekleurig verkeerslicht |
62 jo. 68 lid 1 sub a RVV 1990 |
150 |
150 |
|||||||
R |
602 |
als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij een driekleurig verkeerslicht |
62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
75 |
100 |
|||
R |
603 |
als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een driekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan |
62 jo. 68 lid 6 RVV 1990 |
170 |
100 |
|||||||
R |
604 |
als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij tweekleurig verkeerslicht |
62 jo. 69 lid 1 sub b RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
75 |
100 |
|||
R |
605 |
als fietser, bromfietser of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij geel of rood licht bij een tweekleurig verkeerslicht rechts afslaan zonder het overige verkeer ter plaatse voor te laten gaan |
62 jo. 69 lid 2 ivm 68 lid 6 RVV 1990 |
170 |
100 |
|||||||
R |
606 |
als bestuurder van een tram, lijnbus of ander voertuig niet stoppen voor rood tram-/buslicht |
62 jo. 70 lid 1 sub c ivm 70 lid 3, 4 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
250 |
|||||
R |
607 |
als bestuurder van een tram niet stoppen voor rood licht bij driekleurig verkeerslicht |
62 jo. 68 lid 1 sub c RVV 1990 |
250 |
||||||||
R |
608 |
als weggebruiker niet stoppen voor rood knipperlicht bij overweglichten |
62 jo. 71 sub b RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
75 |
100 |
|||
R |
609 |
als weggebruiker niet stoppen voor rood (knipper)licht bij bruglichten |
62 jo. 72 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
75 |
100 |
|||
R |
611 |
als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus of een autobus een door een verlichte afbeelding van «BUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken |
62 jo. 73 sub d RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
||||
R |
611 |
a |
als bestuurder van een ander voertuig dan een lijnbus een door een verlichte afbeelding van «LIJNBUS» gemarkeerde rijstrook gebruiken |
62 jo. 73 sub e RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
|||
R |
612 |
als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig beginnen over te steken bij rood voetgangerslicht |
62 jo. 74 lid 1 sub c RVV 1990 |
100 |
75 |
|||||||
R |
613 |
als voetganger of bestuurder van een gehandicaptenvoertuig bij het oversteken het overige verkeer ter plaatse niet voor laten gaan, indien het rode licht is vervangen door een geel knipperlicht als bedoeld in artikel 75 van het RVV 1990 |
62 jo. 74 lid 2 RVV 1990 |
100 |
75 |
|||||||
R |
614 |
als weggebruiker niet stoppen voor rood licht bij toeritdosering |
62 jo. 68 lid 1 sub c c.q. 69 lid 1 sub b RVV 1990 |
100 |
100 |
|||||||
IV. Verkeerstekens op het wegdek |
||||||||||||
R |
617 |
a |
als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in een richting |
62 jo. 76 lid 1 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
|||
R |
617 |
b |
als bestuurder de zich niet langs de rand van de rijbaanverharding bevindende doorgetrokken streep overschrijden met verkeer in beide richtingen |
62 jo. 76 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
R |
617 |
c |
als bestuurder zich links bevinden van een tussen rijstroken of paden aangebrachte doorgetrokken streep met verkeer in beide richtingen |
62 jo. 76 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
R |
618 |
als bestuurder een verdrijvingsvlak gebruiken |
62 jo. 77 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
618 |
a |
als bestuurder een puntstuk gebruiken |
62 jo. 77 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||
R |
619 |
als bestuurder van een motorvoertuig of als bromfietser die de rijbaan volgt op een kruispunt niet de richting volgen die de voorsorteerstrook waarop zij zich bevinden aangeeft |
62 jo. 78 lid 1 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
||||||
R |
619 |
a |
als bestuurder die een doorgaande rijbaan verlaat en daartoe een uitrijstrook volgt ter hoogte van de daarin aangebrachte pijlen niet de richting volgen die de uitrijstrook aangeeft |
62 jo. 78 lid 2 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
|||||
R |
620 |
als bestuurder niet stoppen voor stopstreep daar waar dit op grond van het RVV 1990 verplicht is |
62 jo. 79 RVV 1990 |
100 |
100 |
70 |
40 |
40 |
||||
R |
621 |
als bestuurder in strijd met op het wegdek aangebrachte haaietanden geen voorrang verlenen aan bestuurders op de kruisende weg |
62 jo. 80 RVV 1990 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||
R |
622 |
als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus, autobus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met «BUS» |
62 jo. 81 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
45 |
60 |
|||
R |
622 |
a |
als weggebruiker, anders dan als bestuurder van een lijnbus of tram, gebruik maken van een busbaan of -strook aangeduid met: «LIJNBUS» |
62 jo. 81 RVV 1990 |
150 |
150 |
100 |
60 |
45 |
60 |
||
Nummers R 701 – R 706: Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (BABW) |
||||||||||||
R |
701 |
zonder daartoe krachtens het Besluit bevoegd te zijn verkeerstekens op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen, aangebracht houden, verwijderen, dan wel de zichtbaarheid daarvan wegnemen |
1a BABW |
150 |
||||||||
R |
702 |
voorwerpen, inrichting of borden, van welke aard ook, die het verkeer in verwarring zouden kunnen brengen op, langs of boven de wegen aanbrengen, doen aanbrengen of aangebracht houden |
2 BABW |
150 |
||||||||
R |
703 |
niet zo spoedig mogelijk op de juiste wijze inleveren van ongeldige gehandicaptenparkeerkaart |
54 jo. 53 BABW |
100 |
||||||||
R |
704 |
als verkeersregelaar niet op eerste vordering tonen van de krachtens de wet vereiste aanstellingspas |
58a BABW |
100 |
||||||||
R |
705 |
als verkeersregelaar, niet zijnde een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 vanaf een motorrijtuig, of als verkeersregelaar niet zijnde een transportbegeleider of een weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat, vanuit een motorrijtuig geven |
58a BABW |
100 |
||||||||
R |
706 |
als transportbegeleider of weginspecteur in dienst van Rijkswaterstaat vanuit een motorrijtuig een aanwijzing als bedoeld in artikel 82, 1e lid van het RVV 1990 op een weg onder beheer van het Rijk of op een kruispunt gelegen op andere weg geven |
58a BABW |
100 |
||||||||
Nummers K 405 – K 540: Kentekenreglement (Kr) |
||||||||||||
K |
405 |
de kentekenplaat voldoet niet aan de gestelde eisen |
5 lid 1 en 3 Kr |
150 |
||||||||
Wijziging van de tenaamstelling: overdracht tussen particulieren |
||||||||||||
K |
420 |
als nieuwe eigenaar/houder niet binnen één week de Dienst Wegverkeer op de voorgeschreven wijze om tenaamstelling verzoeken |
26 lid 2, 58b lid 2 en 58l lid 2 Kr |
370 |
||||||||
Wijziging van de tenaamstelling: overlijden van een kentekenhouder |
||||||||||||
K |
485 |
als eigenaar/houder na overlijden van degene die in het kentekenregister als tenaamgestelde staat geregistreerd niet binnen vijf weken op de voorgeschreven wijze bij de Dienst Wegverkeer een verzoek indienen om het voertuig op zijn naam te registreren |
29 lid 1, 58f lid 1 en 58p lid 1 Kr |
370 |
||||||||
Aanvraag nieuw deel I (A) |
||||||||||||
Kentekencard vanaf 1 januari 2014 |
||||||||||||
K |
526 |
niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens in het kentekenregister |
34 lid 1 Kr |
100 |
||||||||
Kentekenbewijzen afgegeven voor 1 januari 2014 |
||||||||||||
K |
527 |
niet onverwijld bij de Dienst Wegverkeer de gewijzigde gegevens melden indien het voertuig niet meer overeenstemt met de gegevens op het afgegeven deel I |
58h lid 1 en 58s lid 1 Kr |
100 |
||||||||
Handelaarskenteken(bewijs) |
||||||||||||
K |
535 |
als kentekenhouder het handelaarskenteken niet op de voorgeschreven wijze gebruiken |
44 Kr |
370 |
||||||||
K |
540 |
het ongeldig verklaarde handelaarskentekenbewijs niet onverwijld inleveren |
45 lid 2 Kr |
370 |
||||||||
Nummers A 901 – A 934: Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) en Besluit bewijs van verzekering niet-kentekenplichtige motorrijtuigen (BVM) |
||||||||||||
gekentekende motorrijtuigen, niet zijnde bromfietsen of gehandicaptenvoertuigen |
||||||||||||
A |
915 |
als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, niet zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld, niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden |
30 lid 2 WAM |
400 |
||||||||
Bromfietsen |
||||||||||||
A |
902 |
als bezitter, als houder of als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, voor een motorrijtuig, zijnde een bromfiets, dat in het kentekenregister is ingeschreven en tenaamgesteld niet de vereiste verzekering sluiten en in stand houden |
30 lid 2 WAM |
370 |
Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV) |
|||
Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen) |
|||
2 – personenauto’s; |
|||
3 – bedrijfsauto’s; |
|||
3a – bussen; |
|||
4 – motorfietsen; |
|||
5 – driewielige motorrijtuigen; |
|||
6 – bromfietsen; |
|||
7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid; |
|||
7a – mobiele machine |
|||
8 – land- of bosbouwtrekkers; |
|||
9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV); |
|||
10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor; |
|||
11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie; |
|||
12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg; |
|||
13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg; |
|||
14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken; |
|||
15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b); |
|||
16 – fietsaanhangwagens; |
|||
17 – wagens. |
|||
Noot Regeling voertuigen (RV): |
|||
– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV. |
|||
– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld. |
|||
categorie: 15A – motorfiets |
|||
categorie: 15B – bromfiets |
|||
– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden. |
|||
– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven. |
|||
– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden (terwijl)...»). |
|||
– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 856. |
|||
– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door landbouw- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene. |
|||
– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18. |
Feit |
Overtreden artikel |
Tarief in euro per feit en categorie |
||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
2 |
3 |
3a |
4 |
5 |
6 |
7 |
7a |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
14 |
15 |
16 |
17 |
|||||
Regeling voertuigen |
||||||||||||||||||||||
Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl): |
||||||||||||||||||||||
0 – Algemeen |
||||||||||||||||||||||
N |
010 |
a |
het niet in overeenstemming is met de gegevens op de kentekencard, het kentekenbewijs of met de in het kentekenregister vermelde gegevens |
5.*.1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
|||||||||||
N |
010 |
b |
het voertuigidentificatienummer niet is ingeslagen of goed leesbaar is |
5.*.1 en 5.6.73 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
250 |
250 |
||||||
N |
010 |
c |
het niet is voorzien van de juiste kentekenpla(a)t(en) of de kentekenpla(a)t(en) niet voorzien is/zijn van het goedkeuringsmerk, dan wel niet deugdelijk aan de voor- en/of achterzijde is/zijn bevestigd |
5.*.1 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
|||||||||||
N |
010 |
d |
het kenteken niet goed leesbaar is of de kentekenpla(a)t(en) is/zijn afgeschermd |
5.*.1 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
|||||||||||
N |
010 |
e |
het voertuig niet is voorzien van een goed leesbare constructiepla(a)t(en), waarvan de gegevens in overeenstemming zijn met het kentekenregister (cat 3, 3a en 12 in gebruik na 31-12-1997; cat 8 in gebruik na 30-06-2009) |
5.*.1 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
||||||||||||||
1 – Algemene bouwwijze van het voertuig |
||||||||||||||||||||||
N |
020 |
b |
het wiel niet zodanig is bevestigd dat het uitsluitend draaibaar is om de eigen as |
5.15.2 lid 2 RV |
150/100 |
|||||||||||||||||
N |
030 |
a |
het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie breuken en of scheuren vertoont |
5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
|||||
N |
030 |
b |
het chassis dan wel de mee- of zelfdragende carrosserie zodanig bevestigd, vervormd of door corrosie is aangetast dat de stijfheid en de sterkte in gevaar worden gebracht |
5.*.3 en 5.6.74 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
|||||
het frame of de zelfdragende constructie alsmede de voor- en achtervork |
5.*.3 en 5.6.74 lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
030 |
c |
– breuken en of scheuren vertoont |
250 |
170 |
|||||||||||||||||
N |
030 |
d |
– is doorgeroest |
250 |
170 |
|||||||||||||||||
N |
030 |
e |
– zodanig is vervormd dat stijfheid en sterkte in gevaar worden gebracht dan wel het weggedrag van het voertuig nadelig wordt beïnvloed |
250 |
170 |
|||||||||||||||||
N |
030 |
f |
de onderdelen van het frame of de zelfdragende constructie niet deugdelijk zijn bevestigd |
5.*.3 en 5.6.74 lid 3 RV |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||||||||||||
N |
030 |
g |
het frame met voor- en achtervork breuken en of scheuren vertoont, is doorgeroest of is vervormd |
5.*.3 lid 2 RV |
250 |
170 |
100 |
100 |
||||||||||||||
030 |
het frame |
5.9.3 RV |
||||||||||||||||||||
N |
030 |
h |
– breuken en of scheuren vertoont |
60 |
||||||||||||||||||
N |
030 |
i |
– is doorgeroest |
60 |
||||||||||||||||||
N |
030 |
j |
– is vervormd |
60 |
||||||||||||||||||
N |
040 |
a |
de bovenbouw ondeugdelijk op het onderstel is bevestigd |
5.*.4 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
60 |
||||
N |
040 |
b |
de ondersteuning van de laadvloer/laadruimte niet deugdelijk is |
5.*.4 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
60 |
|||||||||
N |
040 |
c |
de gekoppelde zijspanwagen niet deugdelijk is bevestigd |
5.*.4 RV |
150 |
100 |
||||||||||||||||
N |
050 |
de accu en, indien aanwezig, de bedrading niet deugdelijk is (zijn) bevestigd en niet goed is (zijn) geïsoleerd |
5.*.5 RV |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
2 – Afmetingen en massa’s |
||||||||||||||||||||||
Lengte |
||||||||||||||||||||||
N |
060 |
a |
het langer is dan 12 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 12 geldt niet voor opleggers) |
5.*.6 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||
N |
060 |
aa |
de bus met 2 assen langer is dan 13,50 m |
5.3a.6 lid 2 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
060 |
ac |
de bus met meer dan 2 assen langer is dan 15 m |
5.3a.6 lid 2 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
060 |
d |
het rijdende werktuig langer is dan 20 m |
5.3.6 lid 2 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
061 |
e |
bij de na 31-12-1997 in gebruik genomen oplegger, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en enig deel aan de voorzijde van de oplegger meer dan 2,04 m bedraagt en de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger meer dan 12 m bedraagt |
5.12.6 lid 3 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
061 |
g |
de horizontaal gemeten afstand tussen het hart van de koppelingspen en de achterzijde van de oplegger van het kermis- of circusvoertuig meer bedraagt dan 17,50 m |
5.12.6 lid 5 RV |
150 |
|||||||||||||||||
Breedte |
||||||||||||||||||||||
N |
060 |
b |
het breder is dan 2,55 m (cat 5 ingebruikname voor 01-11-1997; cat 3 en 12 gelden niet voor geconditioneerde voertuigen en voor cat 3 en 12 voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999) |
5.*.6 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||
N |
060 |
g |
het breder is dan 2,60 m (cat 3 en 12 geconditioneerd voertuig en voertuigen met een tmm > 10 ton en ingebruikname voor 01-02-1999; cat 17 bespannen wagen) |
5.*.6 RV |
150 |
150 |
60 |
|||||||||||||||
N |
060 |
p |
het gehandicaptenvoertuig breder is dan 1,10 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor) |
5.*.6 RV |
60 |
60 |
||||||||||||||||
N |
060 |
r |
de fiets breder is dan 0,75 m |
5.9.6 lid 1 RV |
60 |
|||||||||||||||||
N |
060 |
s |
het breder is dan 1,50 m (cat 9 > 2 wielen of zijspan; cat 17 onbespannen wagen) |
5.*.6 RV |
60 |
60 |
||||||||||||||||
N |
060 |
u |
het breder is dan 2 m (cat 5 ingebruikname na 31-10-1997; cat 6 op meer dan 2 wielen; cat 15b achter bromfiets op meer dan 2 wielen) |
5.*.6 RV |
150 |
150 |
100 |
150/100 |
||||||||||||||
N |
060 |
w |
het breder is dan 1 m (cat 6 betreft tweewielige bromfiets; cat 15b achter bromfiets op meer dan twee wielen) |
5.*.6 RV |
100 |
-/100 |
60 |
|||||||||||||||
het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig) |
5.*.6 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
060 |
ha |
– van 0,01 m t/m 0,25 m |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||
N |
060 |
hb |
– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||
N |
60 |
hc |
– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m |
330 |
330 |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||
Hoogte |
||||||||||||||||||||||
N |
060 |
q |
het gehandicaptenvoertuig hoger is dan 2 m (geldt ook voor gehandicaptenvoertuig zonder motor) |
5.*.6 RV |
60 |
60 |
||||||||||||||||
Massa |
||||||||||||||||||||||
de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met |
5.*.7 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
070 |
a |
– meer dan 10% |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
|||||||||||||
van het rijdende werktuig de toegestane maximumlast van enig(e) as of asstel wordt overschreden met |
5.3.7 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
072 |
a |
– 10 tot 15% |
360 |
||||||||||||||||||
van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met |
5.3.7 lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
073 |
a |
– 5 tot 10% |
360 |
||||||||||||||||||
3 – Motor |
||||||||||||||||||||||
de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van niet meer dan 25 km/h, vermeerderd met 4 km/h, (dan wel de aangewezen bromfiets de in artikel 20b van de wet vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 km/h) overschrijdt met |
5.6.8 lid 2 en 5.6.76 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
086 |
a |
– t/m 10 km/h |
70 |
||||||||||||||||||
N |
086 |
b |
– meer dan 10 en t/m 15 km/h |
140 |
||||||||||||||||||
de bromfiets de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde maximumconstructiesnelheid van 25 tot en met 45 km/h, vermeerderd met 5 km/h overschrijdt met |
5.6.8 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
083 |
a |
– t/m 10 km/h |
70 |
||||||||||||||||||
N |
083 |
b |
– meer dan 10 en t/m 15 km/h |
140 |
||||||||||||||||||
het voertuig de in artikel 1.1. van de Regeling voertuigen vermelde maximumconstructiesnelheid vermeerderd met 5 km/h overschrijdt |
5.*.8 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
085 |
a |
– t/m 10 km/h |
100 |
100 |
100 |
40 |
40 |
||||||||||||||
N |
085 |
b |
– meer dan 10 en t/m 15 km/h |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
||||||||||||||
N |
090 |
a |
het brandstofsysteem niet veilig is of deugdelijk is bevestigd |
5.*.9 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
||||||||
N |
090 |
b |
het brandstofsysteem of de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd |
5.*.9 lid 1 en 5.6.77 lid 2 RV |
250 |
170 |
100 |
|||||||||||||||
N |
090 |
c |
het brandstofsysteem lekkage vertoont |
5.*.9 lid 2 en 5.6.77 lid 2 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
250 |
250 |
250 |
|||||
N |
090 |
d |
het brandstofreservoir niet deugdelijk is afgesloten |
5.*.9 lid 3 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
250 |
250 |
250 |
|||||
N |
090 |
h |
de elektrische aandrijving niet veilig is of deugdelijk is bevestigd |
5.11.9 lid 1 RV |
40 |
|||||||||||||||||
N |
100 |
de LPG-installatie niet voldoet aan de eisen |
5.*.10 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||
N |
101 |
de CNG- of LNG- installatie niet voldoet aan de eisen (LNG niet geregeld voor cat 4) |
5.*.10a RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||
N |
102 |
de waterstofinstallatie niet voldoet aan de eisen |
5.*.10b RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
N |
110 |
a |
het niet is voorzien van een over de gehele lengte gasdichte uitlaat |
5.*.11 lid 1 en 5.6.80 lid 1 RV |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
210 |
300 |
300 |
300 |
120 |
||||||||
N |
110 |
b |
het uitlaatsysteem niet deugdelijk is bevestigd |
5.*.11 lid 2 en 5.6.80 lid 2 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
||||||||
N |
110 |
e |
het uitlaatsysteem niet behoorlijk geluiddempend is |
5.*.11 RV |
300 |
300 |
300 |
120 |
||||||||||||||
N |
111 |
(een) onderde(e)l(en) van het na 31-12-2017 in gebruik genomen voertuig, niet zijnde onderdelen van het brandstofsysteem, het remsysteem, de stuurbekrachtiging of het veersysteem, overmatige lekkage van vloeistof, niet zijnde water, verto(o)n(t)(en) |
5.*.11a RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||
Meting geluidsniveau |
||||||||||||||||||||||
Noot |
||||||||||||||||||||||
Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd: |
||||||||||||||||||||||
Bromfiets |
||||||||||||||||||||||
Constructiesnelheid maximum toegestane waarde |
||||||||||||||||||||||
Max 25 km/h 90 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
> 25 km/h 97 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
Motorfiets |
||||||||||||||||||||||
Cylinderinhoud t/m maximum toegestane waarde |
||||||||||||||||||||||
80 cm3 91 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
125 cm3 92 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
350 cm3 95 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
500 cm3 97 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
750 cm3 100 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
1.000 cm3 103 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
>1.000 cm3 106 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig |
||||||||||||||||||||||
benzinemotor max 3.500 kg bij 3.500 toeren max 95 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
dieselmotor max 3.500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
> 3.500 kg bij 1.500 toeren max 95 dB(A) |
||||||||||||||||||||||
het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden |
5.*.11 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
110 |
n |
– tot 4 dB(A) |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
210 |
|||||||||||||
het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden |
5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
110 |
p |
– tot 4 dB(A) |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
210 |
|||||||||||||
N |
120 |
a |
de accu of tractiebatterij niet deugdelijk is bevestigd |
5.*.12 lid 1 en 5.6.81 lid 1 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
|||||||
N |
120 |
b |
de bedrading niet deugdelijk is bevestigd/goed is geïsoleerd |
5.*.12 en 5.6.81 lid 2 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
|||||||
N |
120 |
c |
het gehandicaptenvoertuig, dat is uitgerust met een elektrische aandrijving, niet is voorzien van een beveiliging tegen overbelasting, die door middel van een binnen bereik bevindende schakelaar de stroomvoorziening herstelt |
5.*.12 lid 3 RV |
40 |
40 |
||||||||||||||||
N |
120 |
d |
de onderdelen van de elektrische aandrijflijn van het elektrisch aangedreven of hybride elektrische voertuig niet aan de gestelde eisen voldoet |
5.*12a RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
||||||||||||
N |
130 |
a |
de motorsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd/in ernstige mate zijn beschadigd |
5.*.13 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
60 |
|||||||||||
N |
130 |
b |
de rubbers van de motorsteunen zijn doorgescheurd/de vulkanisatie is losgeraakt |
5.*.13 en 5.6.81 lid 4 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
60 |
||||||||||
N |
130 |
c |
de motor niet deugdelijk is bevestigd |
5.*.13 en 5.6.81 lid 3 RV |
150 |
100 |
||||||||||||||||
4 – Krachtoverbrenging |
||||||||||||||||||||||
N |
150 |
a |
het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht, afleesbare snelheidsmeter |
5.*.15 RV |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
N |
150 |
e |
het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter |
5.*.15 RV |
100 |
100 |
||||||||||||||||
N |
150 |
f |
de na 31-12-2006 in gebruik genomen bromfiets niet is voorzien van een goed werkende, ook bij nacht afleesbare snelheidsmeter |
5.6.15 RV |
70 |
|||||||||||||||||
N |
160 |
a |
(de onderdelen van) de aandrijving of transmissie niet deugdelijk bevestigd is (zijn) |
5.*.16 en 5.6.83 lid 1 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
||||||||
N |
170 |
a |
de krachtoverbrenging niet op eenvoudige wijze kan worden onderbroken |
5.10.17 RV |
40 |
|||||||||||||||||
N |
170 |
b |
de snelheid niet regelbaar is |
5.11.17 en 5.6.82 RV |
60 |
|||||||||||||||||
5 – Assen |
||||||||||||||||||||||
N |
180 |
de as(sen) niet deugdelijk (bevestigd) is (zijn) |
5.*.18 en 5.6.84 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
||||
N |
190 |
de fuseeonderdelen en overige draaipunten niet deugdelijk (bevestigd) zijn |
5.*.19 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
100 |
250 |
250 |
|||||||||||
N |
200 |
de wiellagers niet deugdelijk zijn |
5.*.20 en 5.6.85 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
150 |
150 |
||||||||||
N |
210 |
de wielbasis te veel afwijkt |
5.*.21 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||
N |
220 |
de afstanden tussen de fuseedraaipunten en het chassis of de carrosserie te veel verschillen |
5.*.22 RV |
100 |
100 |
100 |
||||||||||||||||
N |
230 |
de spoorbreedte te groot is |
5.*.23 RV |
100 |
100 |
100 |
||||||||||||||||
N |
240 |
a |
de wielen/de velgen niet deugdelijk (bevestigd) zijn |
5.*.24 RV |
100 |
250 |
250/170 |
100 |
||||||||||||||
N |
240 |
b |
de wielen/de velgen/de wielnaven/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn |
5.*.24-26 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||
N |
240 |
c |
de wielen, alsmede de onderdelen niet deugdelijk (bevestigd) zijn |
5.*.24 en 5.6.86 RV |
250 |
170 |
||||||||||||||||
N |
240 |
d |
de wielen/de velgen/stabilisatoren niet deugdelijk (bevestigd) zijn |
5.*.24 en 26 RV |
250 |
250 |
100 |
250 |
250 |
|||||||||||||
6 – Ophanging |
||||||||||||||||||||||
de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden |
5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
270 |
a |
– 1 band |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
|||||||||||||
N |
270 |
b |
– 2 banden |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
150 |
|||||||||||||
N |
270 |
c |
– 3 banden |
330 |
330 |
330 |
330 |
330 |
230 |
|||||||||||||
een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen |
5.*.27 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
270 |
e |
– 1 band |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150/100 |
|||||||
N |
270 |
f |
– 2 banden |
220 |
220 |
220 |
150 |
220 |
220 |
220 |
90 |
90 |
220 |
220 |
220/150 |
|||||||
N |
270 |
g |
– 3 banden |
330 |
330 |
330 |
230 |
330 |
330 |
330 |
130 |
130 |
330 |
330 |
||||||||
het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging |
5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
270 |
i |
– 1 band |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150 |
|||||
N |
270 |
j |
– 2 banden |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
150 |
220 |
220 |
220 |
90 |
90 |
220 |
220 |
220 |
|||||
N |
270 |
k |
– 3 banden |
330 |
330 |
330 |
330 |
330 |
230 |
330 |
330 |
330 |
130 |
130 |
330 |
330 |
330 |
|||||
de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan |
5.*.27 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
270 |
m |
– 1 band |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
N |
270 |
n |
– 2 banden |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||||
N |
270 |
o |
– 3 banden |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||||
de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12, 13 en 14 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte) |
5.*.27 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
270 |
r |
– 1 band |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150 |
|||||||
N |
270 |
s |
– 2 banden |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
150 |
220 |
90 |
90 |
220 |
220 |
220 |
|||||||
N |
270 |
t |
– 3 banden |
330 |
330 |
330 |
330 |
330 |
230 |
330 |
130 |
130 |
330 |
330 |
330 |
|||||||
N |
270 |
v |
de op de band aangegeven draairichting niet overeenkomt met de draairichting van het wiel in voorwaartse rijrichting |
5.*.27 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150/100 |
||||||
N |
270 |
w |
de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben (geldt niet voor nood- of reservewiel) |
5.*.27 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150/100 |
||||||||
de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft |
5.*.27 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
271 |
e |
– 1 band |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
N |
271 |
f |
– 2 banden |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||||
N |
271 |
g |
– 3 banden |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||||
N |
271 |
m |
de wielen zijn voorzien van metalen banden met uitstekende delen (geldt niet voor landbouwwerktuigen met een massa van maximaal 750 kg) |
5.17.27 RV |
60 |
|||||||||||||||||
N |
280 |
het veersysteem, (indien vereist of aanwezig) de onderdelen daarvan of de schokdemper (indien vereist) niet deugdelijk (bevestigd) is/zijn of niet goed werken |
5.*.28 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150 |
|||||
7 – Stuurinrichting |
||||||||||||||||||||||
N |
290 |
deze niet is voorzien van een deugdelijke stuurinrichting |
5.*.29 en 5.6.88 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
100 |
|||||||
N |
291 |
de overbrenging van de gestuurde wielen niet goed reageert of niet deugdelijk is (bevestigd) |
5.*.29 RV |
250 |
250 |
|||||||||||||||||
N |
292 |
de draaikransen niet deugdelijk zijn (bevestigd) |
5.*.30 RV |
250 |
250 |
|||||||||||||||||
8 – Reminrichting |
||||||||||||||||||||||
N |
310 |
a |
(de onderdelen van) de reminrichting niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) dan wel niet aan de eisen voldoet/voldoen |
5.*.31 en 5.6.89 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
250 |
250 |
250 |
||||
N |
320 |
aa |
in het hydraulisch remsysteem onvoldoende remvloeistof aanwezig is |
5.*.32 en 5.*.31 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
100 |
100 |
|||||||||||
N |
320 |
a |
het remsysteem van het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting |
5.3.33 RV |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
N |
340 |
de veerrem van het na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een deugdelijke waarschuwingsinrichting |
5.*.34 RV |
100 |
100 |
|||||||||||||||||
N |
350 |
a |
het drukluchtremsysteem niet is voorzien van een goed functionerend meerkringsbeveiligingsventiel bij na 30-09-1975 in gebruik genomen voertuigen |
5.*.35 lid 1 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
N |
350 |
b |
het drukluchtremsysteem niet is voorzien van drukmeetpunten |
5.*.35 lid 1 RV |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
N |
350 |
c |
de drukluchtremkrachtregelaars niet goed functioneren |
5.*.35 lid 2 RV |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
N |
350 |
d |
het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig met drukluchtremkrachtregelaars niet is voorzien van de vereiste plaat |
5.*.35 lid 3 RV |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
N |
350 |
e |
de drukluchtremkrachtregelaars van het na 30-09-1981 in gebruik genomen voertuig niet aanwezig zijn, dan wel niet zijn afgesteld zoals op de plaat staat vermeld |
5.*.35 lid 3 RV |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
N |
360 |
de slag van de drukluchtremcylinders onjuist is afgesteld |
5.*.36 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
N |
370 |
a |
het één- of tweeleidingremsysteem niet de juiste aansluitdruk heeft |
5.*.37 RV |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
N |
370 |
b |
het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een éénleidingremsysteem ten behoeve van een aanhangwagen |
5.*.37 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
N |
370 |
c |
het na 31-12-1997 in gebruik genomen voertuig is voorzien van een afzonderlijke inrichting voor de bediening van de remmen van de aanhangwagen |
5.*.37 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
N |
380 |
m |
de bedrijfsrem niet op alle wielen remt (uitgezonderd driewielige motorrijtuigen met een massa van minder dan 400 kg in gebruik genomen voor 01-04-1990), dan wel het voertuig op een (nagenoeg) droge weg uitbreekt ten gevolge van een verschil in remwerking tussen de wielen van elke as, of ten gevolge van overberemming van de achteras |
5.*.38 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
100 |
250 |
||||||||||||
N |
380 |
n |
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging |
5.*.38 en 5.6.90 RV |
170 |
250 |
250 |
100 |
||||||||||||||
N |
380 |
p |
het niet is voorzien van (een) goed werkende rem(men) |
5.*.38 RV |
60 |
60 |
||||||||||||||||
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa minder dan 3.500 kg); de vermindering bedraagt |
5.*.38 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
381 |
a |
– 0 t/m 0,5 m/s2 |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
N |
381 |
b |
– 0,51 t/m 1,0 m/s2 |
370 |
370 |
370 |
370 |
|||||||||||||||
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa 3.500 kg of meer); de vermindering bedraagt |
5.*.38 RV |
|||||||||||||||||||||
N |
381 |
f |
– 0 t/m 0,5 m/s2 |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
|||||||||||||
N |
390 |
a |
de parkeerrem niet aan de eisen voldoet |
5.*.39 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||
N |
390 |
b |
van de (brom)fiets op meer dan twee wielen zonder afzonderlijke vastzetinrichting één van de remmen niet kan worden vastgezet |
5.*.39 RV |
70 |
40 |
||||||||||||||||
N |
390 |
e |
de vastzetinrichting of de veerrem niet aan de eisen voldoet |
5.12.39 RV |
100 |
|||||||||||||||||
N |
400 |
c |
de reminrichting van de aanhangwagen (niet zijnde een middenasaanhangwagen en aanhangwagen met een stijve dissel met een toegestane maximummassa van ten hoogste 1.500 kg) niet automatisch in werking treedt bij het verbreken van de verbinding, dan wel niet automatisch in de bedrijfstoestand komt bij het koppelen met het trekkende voertuig |
5.12.40 RV |
250 |
|||||||||||||||||
N |
400 |
d |
niet is voorzien van een goed functionerende losbreekreminrichting (indien aanwezig) |
5.*.40 RV |
150 |
150 |
||||||||||||||||
9 – Carrosserie |
||||||||||||||||||||||
N |
410 |
a |
de deuren en de laadbakkleppen (cat 3(a)) niet goed sluiten of de deuren die direct toegang geven tot de personenruimte niet op normale wijze vanaf de binnenzijde en/of vanaf de buitenzijde kunnen worden geopend |
5.*.41 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
60 |
|||||||||||
N |
410 |
b |
het slot of de scharnieren van de motorkap of het kofferdeksel aan de voorzijde geen goede sluiting waarborgen |
5.*.41 RV |
150 |
150 |
150 |
100 |
60 |
|||||||||||||
N |
410 |
c |
de bevestiging van de scharnieren ernstig zijn gecorrodeerd |
5.*.41 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
60 |
||||||||||||
N |
410 |
d |
de windschermen en stroomlijnkappen de bediening belemmeren |
5.*.41 RV |
150 |
100 |
||||||||||||||||
N |
410 |
e |
de windschermen, stroomlijnkappen en inrichtingen om ladingen mee te vervoeren niet deugdelijk zijn bevestigd |
5.*.41 RV |
150 |
100 |
||||||||||||||||
N |
410 |
f |
de gesloten cabines niet zijn voorzien van tenminste twee deuren dan wel één deur en één nooduitgang |
5.*.41 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
410 |
g |
de nooduitgang niet voldoet aan de vereiste afmetingen |
5.*.41 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
410 |
h |
het slot of de scharnieren van de deuren of laadbakkleppen geen goede sluiting waarborgen |
5.*.41 RV |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
||||||||||||||
N |
410 |
j |
de deur(en) of uitgang(en) of hoofddoorgang(en) of noodra(a)m(en) of noodluik(en) van de bus niet voldoen (voldoet) aan de eisen of de vereiste opschriften niet zijn aangebracht |
5.3a.41 RV |
150 |
|||||||||||||||||
de voorruit, de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten dan wel het windscherm (indien vereist) en bij afwezigheid van een rechterbuitenspiegel de achterruit |
||||||||||||||||||||||
N |
420 |
a |
– is beschadigd of verkleurd |
5.*.42 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
|||||||||
N |
420 |
b |
– is voorzien van onnodige voorwerpen die het uitzicht van de bestuurder belemmeren |
5.*.42 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
60 |
||||||||||
N |
420 |
c |
de ruiten niet voldoen aan de eisen |
5.*.42 lid 1 RV |
40 |
|||||||||||||||||
N |
420 |
d |
de lichtdoorlatendheid van de voorruit en/of de naast de bestuurderszitplaats aanwezige zijruiten minder dan 55% bedraagt |
5.*.42 lid 3 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
|||||||||||||
N |
430 |
a |
het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitenwisserinstallatie (cat 5 in gebruik na 27-11-1975; cat 6 in gebruik na 31-12-2006) |
5.*.43 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
|||||||||
N |
430 |
d |
het voertuig niet is voorzien van een goed werkende ruitensproeierinstallatie voor de voorruit die de bestuurder voldoende uitzicht geeft (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997; cat 3a na 30-06-1985; cat 5 na 31-12-1994; cat 6 na 31-12-2006) |
5.*.43 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
60 |
||||||||||||
N |
440 |
a |
het voertuig niet is voorzien van een goed werkende installatie ter ontdooiing en ontwaseming van de voorruit (cat 2 in gebruik na 30-09-1971; cat 3 na 31-12-1997, cat 3a na 30-06-1985, cat 5 voorruit en gesloten carrosserie na 31-12-1994 tot 17-06-2003 vanaf 17-06-2003 indien voorruit) |
5.*.44 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
60 |
|||||||||||||
N |
450 |
a |
het voertuig niet is voorzien van de noodzakelijke spiegels en/of cameramonitor-systeem die/dat aan de eisen voldoen/voldoet (cat. 6 voertuig in gebruik na 31-12-2006) (vooruitkijkspiegel / camera-monitorsysteem en breedtespiegel betreft bedrijfsauto met frontstuur in gebruik na 25-01-2008, tmm > 7.500 kg) (cat. 8 rechterspiegel/camerasysteem in gebruik na 31-12-2018) |
5.*.45 RV |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
||||||||||
N |
450 |
b |
het na 26-11-1975 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel die aan de eisen voldoet |
5.4.45 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
450 |
c |
het na 31-12-1996 doch voor 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig dat 100 km/h of sneller kan, niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel die aan de eisen voldoet |
5.4.45 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
450 |
g |
het na 16-06-2003 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een linker- en een rechterbuitenspiegel |
5.4.45 lid 1 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
450 |
d |
het na 26-11-1975 in gebruik genomen voertuig waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een linkerbuitenspiegel |
5.5.45 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
450 |
e |
het na 17-06-2003 in gebruik genomen voertuig met een gesloten carrosserie waarvan de ledige massa meer bedraagt dan 400 kg en waarbij de bestuurder een zodanige plaats inneemt dat hij vanaf zijn zitplaats het achter hem gelegen weggedeelte niet kan overzien niet is voorzien van een binnenspiegel |
5.5.45 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
450 |
f |
het voertuig niet is voorzien van een rechterbuitenspiegel terwijl met de binnenspiegel het achter het voertuig gelegen weggedeelte niet voldoende kan worden overzien |
5.5.45 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
460 |
a |
de zitplaatsen (of rugleuningen) niet deugdelijk bevestigd zijn |
5.*.46 RV |
150 |
100 |
60 |
|||||||||||||||
N |
460 |
aa |
de na 31-12-2014 in gebruik genomen personenauto dan wel de na 21-01-2014 in gebruik genomen bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of bus van klasse III of B is voorzien van zijdelings gerichte zitplaatsen |
5.*.46 RV |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
N |
460 |
c |
de zitplaatsen, rugleuningen of de verstelinrichtingen niet deugdelijk (bevestigd) zijn |
5.*.46 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
60 |
||||||||||
N |
460 |
d |
de voetsteunen niet deugdelijk zijn bevestigd |
5.*.46 RV |
150 |
100 |
||||||||||||||||
N |
460 |
g |
de trappers niet deugdelijk zijn bevestigd of niet zijn voorzien van een stroef oppervlak |
5.9.46 RV |
60 |
|||||||||||||||||
N |
470 |
a |
de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de na 31-12-1989 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van na 30-09-2000 in gebruik genomen personenauto niet voorzien is van (een) gordel(s) |
5.2.47 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
470 |
b |
de/een gordel(s) voor de voorzitplaats(en) die aan een portier gren(st)(zen) van de na 01-01-1971 en voor 01-01-1990 in gebruik genomen personenauto niet aanwezig is/zijn |
5.2.47 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
470 |
c |
de/een gordel(s) niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) (geldt voor cat 7, 8 en 10 indien aanwezig) |
5.*.47 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
|||||||||
N |
470 |
d |
de/een gordel(s) voor de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de T-100 bus of na 31-12-1997 in gebruik genomen andere bus of bedrijfsauto niet aanwezig is/zijn |
5.*.47 lid 1 RV |
150 |
150 |
||||||||||||||||
N |
470 |
h |
de/een naar voren en/of naar achteren gerichte zitplaats(en) van de na 30-09-2002 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of van de na 30-09-2000 in gebruik genomen bus met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s) |
5.3a.47 lid 2 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
470 |
g |
de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van het na 31-12-1989 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien is/zijn van (een) gordel(s) of de/een naar achteren gerichte zitplaats(en) van het na 16-06-2003 in gebruik genomen driewielig motorrijtuig met gesloten carrosserie niet voorzien zijn van (een) gordel(s) |
5.5.47 RV |
150 |
|||||||||||||||||
N |
470 |
i |
de/een naar voren gerichte zitplaats(en) van de bromfiets op meer dan twee wielen met een gesloten carrosserie en een ledige massa van meer dan 250 kg, in gebruik genomen na 31-12-2006, niet is/zijn voorzien van (een) gordel(s) |
5.6.47 lid 1 RV |
100 |
|||||||||||||||||
N |
470 |
j |
het na 01-09-2008 in gebruik genomen en voor het vervoer van één of meer passagiers in een rolstoel ingericht voertuig niet voldoet aan de gestelde eisen |
5.*.47a RV |
150 |
150 |
||||||||||||||||
N |
470 |
k |
de ligplaats(en) niet voldoe(t)(n) aan de gestelde eisen |
5.2.47a jo. 5.2.79 en 5.3a.48 RV |
150 |
150 |
||||||||||||||||
N |
480 |
a |
het voertuig scherpe delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten |
5.*.48 en 5.6.92 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
100 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
|
N |
480 |
b |
het voertuig niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten |
5.*.48 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
100 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
|||||
N |
480 |
h |
het voertuig aan de voorzijde (een) voorziening(en) heeft die in geval van botsing de kans op lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kan/kunnen vergroten |
5.*.48 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
N |
480 |
c |
de wielen niet goed afgeschermd zijn, aanlopen of te ver buiten de afscherming uitsteken |
5.*.48 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
100 |
250 |
250 |
250/170 |
|||||||||
N |
480 |
e |
gevaar bestaat voor het losraken van enig deel van de buitenzijde |
5.*.48 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
||||
N |
480 |
f |
de wielen/banden aanlopen |
5.*.48 en 5.6.92 lid 2 RV |
100 |
150 |
||||||||||||||||
N |
480 |
g |
het voertuig niet is voorzien van de vereiste zijdelingse afscherming |
5.*.48 RV |
410 |
410 |
410 |
|||||||||||||||
N |
490 |
het na 30-06-1967 in gebruik genomen voertuig niet is voorzien van een stootbalk (cat 3 en 12) of beschermingsinrichting (cat 3a) tegen klemrijden die aan de vereisten voldoet (afstand stootbalk/beschermingsinrichting wegdek: in gebruik voor 01-01-1998 70 cm, daarna 55 cm; afstand achterzijde voertuig tot stootbalk: tot 01-01-2005 60 cm, daarna cat 3, 3a en 12: 45 cm) |
5.*.49 RV |
410 |
410 |
410 |
||||||||||||||||
N |
500 |
de aanhangwagen aan de achterzijde niet is voorzien van een mogelijkheid tot bevestiging van een kentekenplaat |
5.*.50 RV |
100 |
100/70 |
|||||||||||||||||
N |
501 |
de frontbeschermingsinrichting van het na 31-12-2008 in gebruik genomen voertuig met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg niet is goedgekeurd voor het voertuig waarop deze is aangebracht en/of niet voorzien is van het voorgeschreven EG-typegoedkeuringsmerk |
5.*.50 RV |
250 |
250 |
|||||||||||||||||
10 – Verlichting |
||||||||||||||||||||||
Noot |
||||||||||||||||||||||
1.Bij het ontbreken of niet branden van dim-/kop-/achterlicht of kentekenplaatverlichting moeten de bepalingen uit het RVV 1990 worden toegepast; |
||||||||||||||||||||||
2. Bij de feitcodes zijn alle data vermeld van verlichting die na 1 januari 1980 verplicht is geworden; |
||||||||||||||||||||||
3. Er is geen sprake van verlichting in de zin van de Regeling voertuigen als de armatuur niet is aangesloten en niet is voorzien van een lampje. |
||||||||||||||||||||||
het niet is voorzien van (een) goed werkend(e) |
||||||||||||||||||||||
N |
514 |
a |
– richtingaanwijzers (cat 4 na 31-12-1996 met zijspan na 31-10-1997; cat 6 = 3 of 4 wielig en gesloten carrosserie) |
5.*.51-63 en 5.6.93 lid 2 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
40 |
100 |
100 |
100 |
100/- |
||||
N |
514 |
b |
– waarschuwingsknipperlichten (cat 2, 3(a) na 31-12-1997; cat 5 na 31-12-1996; cat 10 na 01-01-2005) |
5.*.51-63 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
40 |
|||||||||||
N |
514 |
c |
– zijrichtingaanwijzer(s) (cat. 2 na 31-12-1997; cat. 3(a) langer dan 6 m of na 31-12-1997; cat. 7 langer dan 6 m) |
5.*.51-63 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
||||||||||||
N |
514 |
d |
– remlichten (cat. 6: 3 of 4 wielig en 2 wielig voertuig in gebruik na 31-12-2006 en vermogen meer dan 0,5 kW en max. snelheid meer dan 25 km/h) |
5.*.51-63 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
150 |
150 |
150 |
150/- |
||||
N |
514 |
f |
– rode retroreflectoren |
5.*.51-63 en 5.6.93 lid 2 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
40 |
40 |
40 |
100 |
100 |
100 |
100/70 |
40 |
40 |
N |
514 |
g |
– mistachterlicht(en) (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997; cat. 13 voor zover het trekkende voertuig is voorzien van een mistachterlicht) |
5.*.51-63 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||
N |
514 |
h |
– achteruitrijlicht(en) (cat 2, 3(a) in gebruik na 31-12-1997; cat 12 in gebruik na 31-12-2012) |
5.*.51-63 RV |
50 |
50 |
50 |
50 |
||||||||||||||
N |
514 |
i |
– markeringslichten (voor- en achterzijde) (cat. 2, 3(a) en 12 breder dan 2.60 m of na 31-12-1997 breder dan 2.10 m; cat. 13 en 14 breder dan 2.10 m) |
5.*.51-63 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
||||||||||||
N |
514 |
j |
– zijmarkeringslichten (cat. 2, 3(a) en 12 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 13 langer dan 6 m) |
5.*.51-63 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||
N |
514 |
k |
– 3e remlicht (na 30-09-2001) |
5.*.51-63 RV |
100 |
|||||||||||||||||
N |
514 |
l |
– witte retroreflectoren (cat. 9: 3 wielig breder dan 75 cm; cat. 12 na 31-12-1997) |
5.*.51-63 RV |
40 |
100 |
100 |
100 |
||||||||||||||
N |
514 |
m |
– zijretroreflectoren (cat. 2 na 31-12-1997 en langer dan 6 m; cat. 3(a) en 7 langer dan 6 m; cat. 6: 2-wielig na 31-12-2006) |
5.*.51-63 RV |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100/70 |
||||||||
N |
514 |
o |
– trapreflectie (cat 6 alleen indien vaste trappers bij 3 of 4 wielig) |
5.*.51-63 RV |
70 |
40 |
||||||||||||||||
N |
514 |
p |
– wielreflectie |
5.*.51-63 RV |
40 |
40 |
||||||||||||||||
N |
514 |
r |
– lijnmarkering aan de achterzijde bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat breder is dan 2,10 m en langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg |
5.12.51 RV |
100 |
|||||||||||||||||
N |
514 |
s |
– lijnmarkering aan de zijkant bij een na 31-12-2012 in gebruik genomen voertuig dat langer is dan 6 m en waarbij de som van de toegestane aslasten meer bedraagt dan 3.500 kg |
5.12.51 RV |
100 |
|||||||||||||||||
N |
515 |
de verlichting/retroreflecterende voorzieningen niet de vereiste kleur hebben (cat 9 alleen retroreflectie) |
5.*.51-59 en 5.6.95 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
60 |
60 |
|
N |
517 |
de verlichting of retroreflectoren niet op de juiste plaats zijn bevestigd (cat 9 alleen retroreflectie) |
5.*.51-61 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
40 |
40 |
40 |
100 |
100 |
100 |
100/70 |
40 |
40 |
|
N |
518 |
de verlichte transparant(en) voldoet (voldoen) niet aan de eisen (niet afzonderlijk geschakeld/breder/langer dan voertuig) |
5.*.55 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
N |
519 |
het voertuig aan de achterzijde niet is voorzien van één rode retroreflector in de vorm van een afgeknotte driehoek die voorzien is van een goedkeuringsmerk |
5.*.51 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
40 |
||||||||||||||
N |
550 |
de glazen van de verlichtingsarmaturen of de retroreflectoren niet aan de gestelde eisen voldoen (cat 9, 11, 16 en 17 alleen eisen rode retroreflectie) |
5.*.55 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
40 |
40 |
40 |
100 |
100 |
100 |
100/70 |
40 |
40 |
|
N |
551 |
de verlichtingsarmaturen of onderdelen daarvan niet deugdelijk zijn bevestigd (geldt ook voor niet verplichte verlichting) |
5.*.55 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
40 |
100 |
100 |
100 |
100/70 |
|||||
N |
552 |
de lichten of retroreflectoren voor meer dan 25% zijn afgeschermd (cat 9, 11, 16 en 17 alleen afscherming rode retroreflectie) |
5.*.55 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
40 |
40 |
40 |
100 |
100 |
100 |
100/70 |
40 |
40 |
|
N |
559 |
de mistvoorlichten niet goed zijn afgesteld conform het bepaalde in de artikelen 114a en 114b van de bijlage VIII van de RV |
5.*.59b RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
N |
560 |
de dimlichten niet aan de eisen voldoen |
5.*.51 jo. 5.*.56 RV (cat. 6: 5.6.51, 5.6.53 en 5.6.55 RV) |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
70 |
100 |
100 |
100 |
40 |
|||||||||
N |
620 |
het niet is voorzien van een controlelampje of schakelaar met herkenbare stand (cat 4) voor ingeschakeld(e) mistachterlicht(en) |
5.*.62 RV |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
50 |
20 |
||||||||||
N |
640 |
het is voorzien van niet toegestane verblindende/ knipperende verlichting |
5.*.64 en 5.6.96 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
60 |
60 |
|||
N |
650 |
het is voorzien van meer lichten of retroreflecterende voorzieningen dan is toegestaan (cat 9 uitsluitend retroreflectie) |
5.*.65 en 5.6.97 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
60 |
60 |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
60 |
60 |
|
N |
651 |
in het voertuig aanwezige lichten of objecten licht uitstralen naar de buitenzijde van het voertuig (cat. 3a niet van toepassing op binnenverlichting passagiersruimte bus) |
5.*.65 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
||||||||||
11 – Verbinding tussen trekkend voertuig en aanhangwagen |
||||||||||||||||||||||
N |
660 |
a |
de koppeling niet deugdelijk is (bevestigd) of niet voldoet aan de daaraan gestelde eisen |
5.*.66-70 en 5.6.98 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||
N |
660 |
b |
de (hulp)koppeling, trekdriehoek, trekboom of onderdelen daarvan niet aanwezig is/zijn, deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen |
5.*.66-70 RV |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
N |
660 |
c |
de (middenas)aanhangwagen, die is voorzien van een losbreekreminrichting, tevens is voorzien van een hulpkoppeling |
5.*.66 RV |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
N |
660 |
d |
de koppeling, dissel, of onderdelen daarvan niet deugdelijk is/zijn (bevestigd) of niet voldoet/voldoen aan de daaraan gestelde eisen |
5.15.66-70 RV |
250/170 |
|||||||||||||||||
12 – Diversen |
||||||||||||||||||||||
N |
710 |
a |
het niet is voorzien van een goed werkende geluidssignaalinrichting |
5.*.71 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
||||||||||
N |
710 |
b |
het niet is voorzien van een goed werkende bel of hoorn met vaste toonhoogte |
5.*.71 en 5.6.99 RV |
70 |
40 |
40 |
|||||||||||||||
N |
710 |
c |
het niet is voorzien van een goed werkende bel |
5.9.71 RV |
40 |
|||||||||||||||||
Gebruikseisen voertuigen |
||||||||||||||||||||||
Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl): |
||||||||||||||||||||||
0 – Algemeen |
||||||||||||||||||||||
P |
001 |
een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt gebruikt terwijl dit niet is toegestaan (cat. 3 uitsluitend toegestaan voor wegwerkzaamheden of gladheidsbestrijding) |
5.18.0 RV |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
010 |
a |
meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen |
5.18.1 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
|||||||||||||
P |
010 |
b |
met de gelede bus een aanhangwagen wordt voortbewogen |
5.18.1 lid 2 RV |
250 |
|||||||||||||||||
P |
010 |
c |
met het gehandicaptenvoertuig een aanhangwagen wordt voortbewogen |
5.18.1 lid 2 RV |
60 |
60 |
||||||||||||||||
P |
010 |
d |
met de motorfiets met onberemde zijspanwagen een aanhangwagen wordt voortbewogen |
5.18.1 lid 2 RV |
250 |
|||||||||||||||||
P |
010 |
e |
het samenstel van motorvoertuig en aanhangwagen meer dan twee draaipunten heeft |
5.18.1 lid 4 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||
P |
010 |
f |
met een motorvoertuig, niet zijnde een land- of bosbouwtrekker of motorrijtuig met beperkte snelheid een land- of bosbouwaanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk wordt voortbewogen |
5.18.1 lid 3 RV |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
020 |
a |
met het motorvoertuig meer dan één motorvoertuig wordt gesleept |
5.18.2 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||
P |
020 |
b |
met het motorvoertuig een tweewielig motorvoertuig of samenstel van voertuigen wordt gesleept |
5.18.2 lid 6 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||
P |
020 |
c |
met het tweewielig motorvoertuig, de gelede bus of het samenstel van voertuigen, een motorvoertuig wordt gesleept |
5.18.2 lid 7 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||
P |
020 |
da |
een voertuig voorzien van een drukluchtsysteem niet met behulp van een sleepstang wordt gesleept |
5.18.2 lid 2 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||
P |
020 |
e |
het drukluchtsysteem van het gesleepte voertuig niet is aangesloten op het drukluchtsysteem van het trekkend voertuig |
5.18.2 lid 3 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
P |
020 |
f |
met een dolly of afsleepas waarop zich een motorvoertuig bevindt, terwijl de reminrichting van de dolly of afsleepas ontbreekt |
5.18.2 lid 4 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||
P |
020 |
g |
een afsleepas wordt gebruikt zonder dat zich daarop een motorvoertuig bevindt |
5.18.2 lid 5 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||
P |
030 |
hij wordt gehinderd door passagiers, lading of op andere wijze |
5.18.3 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
100 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
100 |
|
P |
031 |
in dat voertuig, waarin vervoer van een passagier in rolstoel plaatsvindt losse voorwerpen, die het risico op letsel bij een noodstop, aanrijding of botsing kunnen verhogen, aanwezig zijn |
5.18.3 lid 2 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
100 |
|||||||||||||
P |
041 |
a |
de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en/of de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft |
5.18.4 aanhef en onder a RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
||||||||
P |
041 |
b |
de bestuurder met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en/of achter hem gelegen weggedeelte |
5.18.4 aanhef en onder b RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
100 |
150 |
150 |
150 |
60 |
||||||||
P |
041 |
c |
de bestuurder niet voldoende zicht door de voorruit en de voorste zijruiten naar voren en opzij heeft en met behulp van de voor dat voertuig of samenstel van voertuigen voorgeschreven spiegels of camera-monitorsysteem niet voldoende zicht heeft op het naast en achter hem gelegen weggedeelte |
5.18.4 RV |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
280 |
410 |
410 |
410 |
160 |
||||||||
P |
050 |
het niet is voorzien van de vereiste buitenspiegels, indien het zicht door lading achter het voertuig of door een achter het voertuig gekoppelde aanhangwagen is beperkt |
5.18.5 lid 2 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
||||||||
P |
051 |
de spiegels of gezichtsveldverbeterende voorzieningen niet zodanig zijn geplaatst dat de bestuurder in normale rijhouding de vereiste gezichtsvelden kan overzien |
5.18.5 lid 1 RV |
250 |
||||||||||||||||||
P |
060 |
a |
voertuiggebonden lading, zoals voertuiguitrustingsstukken, voertuiggereedschappen of stuwagemiddelen niet zodanig is bevestigd dat deze niet van het voertuig kan vallen |
5.18.6 lid 3 RV |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
280 |
410 |
410 |
410 |
160 |
160 |
160 |
410 |
410 |
410 |
410/280 |
160 |
160 |
P |
061 |
de losse lading die naar haar aard niet op of aan het voertuig bevestigd kan worden niet deugdelijk is afgedekt terwijl gevaar of hinder is ontstaan of kan ontstaan als gevolg van afvallende of wegwaaiende lading |
5.18.6 lid 2 RV |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
280 |
410 |
410 |
410 |
160 |
160 |
160 |
410 |
410 |
410 |
410/280 |
160 |
160 |
|
P |
062 |
verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, afneembare bovenbouwen, gestandaardiseerde laadstructuren of meeneemheftrucks niet deugdelijk bevestigd zijn met geschikte vastzetsystemen, zekeringssystemen of stuwagemiddelen |
5.18.6 lid 4 RV |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
410 |
||||||||||||
P |
063 |
vastzetsystemen, zekeringssystemen, stuwagemiddelen of onderdelen hiervan niet goed functioneren dan wel niet geschikt zijn voor het doel waarvoor ze worden gebruikt |
5.18.6 lid 5 RV |
210 |
210 |
210 |
210 |
210 |
140 |
210 |
210 |
210 |
80 |
80 |
80 |
210 |
210 |
210 |
210/140 |
80 |
80 |
|
Bij het vervoer van goederen aan de voor- of achterzijde van het voertuig |
5.18.7 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
070 |
a |
– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
070 |
b |
– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
070 |
c |
– de lastdrager inclusief lading meer dan 0,20 m buiten de zijkanten uitsteekt |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
070 |
d |
– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
070 |
e |
– de lastdrager aan de achterzijde niet op de voorgeschreven wijze is voorzien van twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee niet driehoekige rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers aangezien de verlichting en retroreflectoren van het voertuig worden afgeschermd |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
070 |
f |
– de lastdrager niet is voorzien van een goed leesbare, van een goedkeuringsmerk voorziene en niet afgeschermde kentekenplaat met het kenteken van het voertuig waarop de lastdrager is aangebracht aangezien de op het voertuig aangebrachte kentekenplaat wordt afgeschermd |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
070 |
g |
– de koppelingsdruk van de op de trekhaak bevestigde lastdrager meer bedraagt dan voorgeschreven of meer bedraagt dan 75 kg |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
P |
070 |
h |
– de lastdrager het wegdek kan raken |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
P |
070 |
i |
– de achtergebleven bevestigingsdelen van de lastdrager de bewegingsvrijheid van een aangekoppelde aanhangwagen beperken |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
Bij het vervoer van goederen op het dak |
5.18.7 lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
070 |
j |
– de goederen niet deugdelijk zijn bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
070 |
k |
– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
070 |
l |
– de maximale daklast wordt overschreden |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
070 |
m |
– meer specifieke goederen worden vervoerd dan waarvoor de lastdrager is geconstrueerd |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
bij het vervoer van glas, plaatmateriaal of soortgelijke goederen aan één of beide zijkanten van een bedrijfsauto of aanhangwagen met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg |
5.18.7 lid 3 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
071 |
a |
– de lading niet deugdelijk is bevestigd op, in of aan een deugdelijke lastdrager |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
071 |
b |
– de lastdrager niet deugdelijk is bevestigd |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
071 |
c |
– de lastdrager met inbegrip van de lading meer dan 0,35 m buiten de zijkanten van het voertuig uitsteekt en/of de totale breedte van het voertuig inclusief de lastdrager en de lading meer bedraagt dan 2,75 m |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
071 |
d |
– de lading meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
071 |
e |
– de lastdrager die in de breedte meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt aan de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
080 |
de lading van het voertuig scherpe delen heeft (geldt niet voor lading of delen hoger dan 2 m boven wegdek) |
5.18.8 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
100 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
100 |
|
P |
081 |
het verwisselbare uitrustingsstuk scherpe delen heeft (geldt niet voor delen hoger dan 2 m boven wegdek) |
5.18.8 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
082 |
het verwisselbare uitrustingsstuk niet afgeschermde uitstekende delen heeft die in geval van botsing het gevaar voor lichamelijk letsel voor andere weggebruikers aanzienlijk kunnen vergroten |
5.18.8 lid 2 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
083 |
een deel van de buitenzijde van het verwisselbare uitrustingsstuk zodanig is bevestigd, beschadigd, versleten of door corrosie aangetast dat gevaar bestaat voor losraken |
5.18.8 lid 3 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
090 |
de opgeklapte opklapbare delen aan de buitenzijde van het voertuig niet deugdelijk zijn vergrendeld |
5.18.9 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
170 |
250 |
250 |
250 |
100 |
100 |
100 |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
100 |
|
P |
091 |
het niet voor gebruik op de weg noodzakelijke opklapbare deel of delen van het verwisselbare uitrustingsstuk tijdens het transport niet deugdelijk in opgeklapte toestand is/zijn vergrendeld |
5.18.9 lid 2 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
100 |
a |
de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig |
5.18.10 lid 1 RV |
150 |
150/100 |
||||||||||||||||
P |
100 |
b |
de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat |
5.18.10 lid 4 en lid 5 RV |
150 |
150/100 |
||||||||||||||||
P |
100 |
c |
de aanhangwagen, met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van het kenteken van het trekkend motorvoertuig |
5.18.10 lid 1 RV |
150 |
|||||||||||||||||
P |
100 |
d |
de aanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg, afkomstig uit een land waar voor deze aanhangwagens geen afzonderlijk kenteken is opgegeven, niet is voorzien van een deugdelijk bevestigde, goed leesbare, niet afgeschermde en van een goedkeuringsmerk voorziene, kentekenplaat gelijk aan trekkend voertuig |
5.18.10 lid 4 – 5 RV |
150 |
|||||||||||||||||
1 – Afmetingen en massa’s |
||||||||||||||||||||||
Noot afmetingen: |
||||||||||||||||||||||
Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden. |
||||||||||||||||||||||
De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld. |
||||||||||||||||||||||
Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading |
||||||||||||||||||||||
Noot: |
||||||||||||||||||||||
Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max. 18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m. |
||||||||||||||||||||||
de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding |
5.18.11 en 5.18.20 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
111 |
a |
– t/m 0,25 m |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
||||||||||||
P |
111 |
f |
het uitschuifbare voertuig, waarvan de uitgeschoven delen niet zijn voorzien van zijdelingse afscherming als bedoeld in artikel 5.12.48, 5e lid, in onbeladen toestand niet geheel is ingeschoven |
5.18.11 lid 11 RV |
250 |
|||||||||||||||||
Lengte deelbaar; uitstekende lading voorzijde |
||||||||||||||||||||||
P |
120 |
aa |
de lading voor het voertuig uitsteekt (geldt niet voor kermis- en circusvoertuigen) |
5.18.12 en 5.18.21 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
||||||||||
Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde |
||||||||||||||||||||||
de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding |
5.18.12 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
121 |
a |
– t/m 0,25 m |
300 |
300 |
|||||||||||||||||
P |
121 |
g |
het zicht op de verlichting, de retroreflectoren, de richtingaanwijzers of voor zover van toepassing de kentekenplaat aan de achterzijde van het voertuig wordt belemmerd door uitstekende lading |
5.18.12, 5.18.13 en 5.18.21 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||
P |
121 |
h |
de lading uitsluitend op de laadvloerverlenging rust |
5.18.12 lid 5 en 5.18.21 lid 3 RV |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
||||||||||||
P |
121 |
n |
de stootbalk breder is of meer dan 0,20 m smaller is dan a. het voertuig op de plaats waar de stootbalk is aangebracht of; b. de breedte van de breedste achteras met inbegrip van de wielen |
5.18.12 lid 5 RV |
300 |
300 |
||||||||||||||||
P |
121 |
o |
de stootbalk en/of de bevestiging daarvan is/zijn zodanig vervormd of zodanig breuken en/of scheuren vertoont, dan wel zodanig door corrosie is aangetast, dat hierdoor functieverlies optreedt |
5.18.12 lid 5 RV |
300 |
300 |
||||||||||||||||
de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt |
5.18.12 lid 7 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
123 |
a |
– t/m 0,25 m |
300 |
300 |
|||||||||||||||||
de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding |
5.18.12a RV |
|||||||||||||||||||||
P |
124 |
a |
– t/m 0,75 m |
150 |
||||||||||||||||||
P |
124 |
b |
– van meer dan 0,75 m |
220 |
||||||||||||||||||
bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken |
5.18.12a RV |
|||||||||||||||||||||
P |
124 |
c |
– de/het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld |
250 |
||||||||||||||||||
P |
124 |
d |
– lading rust op een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk welke niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk |
150 |
||||||||||||||||||
P |
124 |
e |
– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers door een verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk wordt belemmerd |
150 |
||||||||||||||||||
P |
124 |
f |
– het verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet |
150 |
||||||||||||||||||
P |
124 |
g |
– het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt, aan de zijkant niet is voorzien van een zijmarkeringslicht of een ambergele retroreflector of ambergele opvallende markering, die is aangebracht op een afstand van niet meer dan 1 m van de uiterste voor- of achterzijde |
150 |
||||||||||||||||||
de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (stootbalk uitsluitend cat 12, particulier gebruik), een overschrijding |
5.18.12 en 5.18.21 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
121 |
j |
– t/m 0,75 m |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||
P |
121 |
k |
– van meer dan 0,75 m |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
220 |
|||||||||||
de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt |
5.18.12 lid 6 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
121 |
l |
– t/m 0,25 m |
300 |
300 |
|||||||||||||||||
de lading van een samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen |
5.18.13 lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
130 |
f |
– meer dan 2 m achter de aanhangwagen en/of meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van de aanhangwagen uitsteekt |
250 |
||||||||||||||||||
P |
130 |
g |
– meer dan 0,50 m voor de voorzijde van de bedrijfsauto uitsteekt |
150 |
||||||||||||||||||
P |
130 |
h |
– die meer dan 1 m achter het voertuig uitsteekt, aan de achterzijde niet is voorzien van een markering die voldoet aan de eisen |
150 |
||||||||||||||||||
het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding |
5.18.13 lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
130 |
i |
– t/m 0,25 m |
300 |
300 |
|||||||||||||||||
de lengte van het voertuig met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken meer bedraagt dan de maximum toegestane lengte van het voertuig, een overschrijding |
5.18.21a RV |
|||||||||||||||||||||
P |
211 |
a |
– t/m 0,75 m |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
211 |
b |
– van meer dan 0,75 m |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||||
bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken |
5.18.21a RV |
|||||||||||||||||||||
P |
211 |
c |
– de/het verwisselbare uitrustingsstuk(ken) niet zoveel mogelijk is/zijn ingeschoven, ingetrokken, in- of opgeklapt en/of deugdelijk vergrendeld |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||||
P |
211 |
d |
– lading rust op een verwisselbaar uitrustingsstuk die niet is gerelateerd aan de functie van het verwisselbare uitrustingsstuk |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
211 |
e |
– het zicht op de verlichting, de retroreflectoren of de richtingaanwijzers aan de achterzijde door een verwisselbaar uitrustingsstuk wordt belemmerd |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
211 |
f |
– het verwisselbaar uitrustingsstuk dat voor of achter meer dan 1 m het voertuig uitsteekt niet is voorzien van een markering die aan de gestelde eisen voldoet |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
211 |
g |
– de voertuigdelen en/of (het) verwisselbare gedragen uitrustingsstuk(ken) meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel uitste(ekt)(ken) |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||||
Lengte; ondeelbare lading |
||||||||||||||||||||||
de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding |
5.18.13 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
130 |
n |
– t/m 0,25 m |
300 |
||||||||||||||||||
de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen, niet zijnde een samenstel van kermis- of circusvoertuigen |
5.18.13 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
130 |
c |
– voor de voorzijde van de aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, uitsteekt |
150 |
150 |
|||||||||||||||||
P |
130 |
d |
– die meer dan 1 m voor of achter het voertuig uitsteekt aan de voor- of achterzijde niet is voorzien van een markering die aan de eisen voldoet |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding: |
5.18.13 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
130 |
ea |
– t/m 0,25 m |
300 |
||||||||||||||||||
de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding |
5.18.13 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
131 |
a |
– t/m 0,25 m |
300 |
300 |
300 |
||||||||||||||||
P |
131 |
f |
de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een aanhangwagen en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m (categorie 12 en 13 particulier gebruik) |
5.18.13 RV |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
131 |
i |
de in lengte ondeelbare lading bij een personenauto, een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van niet meer dan 3.500 kg of een driewielig motorrijtuig aan de voor- en/of achterzijde van het voertuig meer dan 1 m uitsteekt |
5.18.13 RV |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
de in lengte ondeelbare lading van het voertuig of samenstel van voertuigen |
5.18.21 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
210 |
e |
– meer dan 3,50 m voor het hart van het stuurwiel van het voertuig uitsteekt |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
210 |
f |
– meer dan 1 m voor en/of achter het voertuig uitsteekt, terwijl de voor- en/of achterzijde niet is voorzien van de vereiste markering |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
210 |
g |
– meer dan 5 m achter het hart van de achterste as van het voertuig uitsteekt |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
Afstand achteras trekkend voertuig / achterzijde voertuig |
||||||||||||||||||||||
P |
190 |
c |
de afstand van de achteras van het trekkende voertuig tot de achterzijde van de aanhangwagen, met inbegrip van de lading, meer bedraagt dan 2,50 m |
5.18.19, 5.18.27 RV |
150/100 |
|||||||||||||||||
Breedte; lading |
||||||||||||||||||||||
Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading. |
||||||||||||||||||||||
P |
140 |
d |
de lading of het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk die meer dan 0,10 m buiten de zijkant van het voertuig uitsteekt, niet is voorzien van de vereiste markering (geldt niet voor lading op driewielige motorrijtuigen of voor lading op personenauto’s) |
5.18.14 lid 3 en 5.18.22 lid 2 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
||||||||||
P |
140 |
e |
de lading meer dan 0,20 m buiten de zijkant(en) van het voertuig uitsteekt (cat. 5; cat. 4 motor op 2 wielen) |
5.18.14 en 5.18.19 RV |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding |
5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
141 |
a |
– t/m 0,20 m |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
300 |
|||||||||
P |
260 |
a |
de bromfiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m |
5.18.26 lid 1 RV |
100 |
|||||||||||||||||
P |
260 |
b |
het voertuig met inbegrip van de lading breder is dan 2 m (cat. 6 bromfiets > 2 wielen) |
5.18.26 lid 2 en 5.18.19 lid 2 RV |
100 |
150/- |
||||||||||||||||
P |
270 |
a |
de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1 m |
5.18.27 en 5.18.29 RV |
-/100 |
60 |
||||||||||||||||
P |
280 |
a |
de fiets op twee wielen met inbegrip van de lading breder is dan 0,75 m |
5.18.28 lid 1 RV |
60 |
|||||||||||||||||
P |
280 |
b |
de fiets op meer dan twee wielen of voorzien van een zijspanwagen met inbegrip van de lading breder is dan 1,50 m |
5.18.28 lid 2 RV |
60 |
|||||||||||||||||
het voertuig met inbegrip van de lading |
||||||||||||||||||||||
P |
300 |
a |
– breder is dan 1,10 m |
5.18.30 lid 1 RV |
60 |
60 |
||||||||||||||||
P |
300 |
b |
– breder is dan 1,50 m |
5.18.30 lid 2 RV |
60 |
|||||||||||||||||
P |
300 |
c |
– in bespannen toestand breder is dan 2,60 m of indien de lading bestaat uit losse veldgewassen breder is dan 3,50 m |
5.18.30 lid 3 RV |
90 |
|||||||||||||||||
Hoogte |
||||||||||||||||||||||
P |
270 |
b |
de aangekoppelde aanhangwagen met inbegrip van de lading hoger is dan 1 m |
5.18.19 en 5.18.27 RV |
150/100 |
|||||||||||||||||
het voertuig met inbegrip van de lading |
||||||||||||||||||||||
P |
300 |
d |
– hoger is dan 2 m |
5.18.30 lid 4 RV |
40 |
40 |
||||||||||||||||
P |
300 |
e |
– hoger is dan 4 m |
5.18.30 lid 5 RV |
120 |
|||||||||||||||||
Massa |
||||||||||||||||||||||
Noot |
||||||||||||||||||||||
De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 858 van toepassing. |
||||||||||||||||||||||
de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.17a, b en c alle lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
171 |
a |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
171 |
b |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
220 |
|||||||||||||||
P |
171 |
c |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
330 |
|||||||||||||||
geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa; c. vijfmaal de toegestane maximumlast onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met |
5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
171 |
e |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
|||||||||||||||||
P |
171 |
f |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
|||||||||||||||||
P |
171 |
g |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
|||||||||||||||||
de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met |
5.18.17c lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
171 |
j |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
||||||||||||||||||
P |
171 |
k |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
||||||||||||||||||
P |
171 |
l |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
||||||||||||||||||
op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximummassa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met |
5.18.17c lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
171 |
n |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
||||||||||||||||||
P |
171 |
o |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
||||||||||||||||||
P |
171 |
p |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
||||||||||||||||||
de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met |
5.18.17c lid 3 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
171 |
s |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
||||||||||||||||||
P |
171 |
t |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
||||||||||||||||||
P |
171 |
v |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
||||||||||||||||||
de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximumlast van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.17d en e beide lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
172 |
a |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
172 |
b |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||||
P |
172 |
c |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||||
geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met |
5.18.17d en e beide lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
172 |
e |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
172 |
f |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||||
P |
172 |
g |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||||
het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.17f lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
172 |
j |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
||||||||||||||||||
P |
172 |
k |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
||||||||||||||||||
P |
172 |
l |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
||||||||||||||||||
de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met |
5.18.17g lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
172 |
n |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
172 |
o |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||||
P |
172 |
p |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||||
de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met |
5.18.17g lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
173 |
a |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
173 |
b |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||||
P |
173 |
c |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||||
de toegestane maximumlast van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met |
5.18.17h lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
173 |
e |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
||||||||||||||||||
P |
173 |
f |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
||||||||||||||||||
P |
173 |
g |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
||||||||||||||||||
P |
174 |
meer passagiers worden vervoerd dan op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister, dan wel op de plaat als bedoeld in art. 5.3a.1 RV is vermeld of indien dit niet is vermeld het aantal passagiers meer bedraagt dan de toegestane maximummassa verminderd met de massa in rijklare toestand gedeeld door 68 kg |
5.18.17h lid 2 RV |
410 |
||||||||||||||||||
de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3.500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met |
5.18.18 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
180 |
e |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
|||||||||||||||||
P |
180 |
f |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
|||||||||||||||||
P |
180 |
g |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
|||||||||||||||||
P |
181 |
a |
de last onder de bestuurde as(sen) van een motorvoertuig (in beladen toestand) minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voertuig in beladen toestand |
5.18.24 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||
P |
181 |
b |
de last onder de bestuurde as(sen) van een gelede bus minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van het voorste deel van het motorrijtuig in beladen toestand |
5.18.18 lid 2 RV |
250 |
|||||||||||||||||
P |
181 |
c |
de last onder de gestuurde as(sen), niet zijnde zelfsturende assen, van autonome aanhangwagens in beladen toestand (of samenstellen van dolly en oplegger in beladen toestand), minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de aanhangwagen in beladen toestand (of het samenstel van dolly en oplegger in beladen toestand) |
5.18.18 en 5.18.24 RV |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
181 |
d |
de last onder de koppeling van opleggers in beladen toestand minder bedraagt dan 1/5 deel van de massa van de oplegger in beladen toestand |
5.18.18 lid 4 RV |
250 |
|||||||||||||||||
P |
190 |
b |
de totale massa van de aanhangwagen meer bedraagt dan de helft van de ledige massa van het trekkende voertuig |
5.18.19, 5.18.27 RV |
150/100 |
|||||||||||||||||
de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1 RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3.500 kg, een overschrijding met |
5.18.18a lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
185 |
a |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
|||||||||||||||||
P |
185 |
b |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
|||||||||||||||||
P |
185 |
c |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
|||||||||||||||||
de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2 RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met |
5.18.18a lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
186 |
a |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
|||||||||||||||||
P |
186 |
b |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
|||||||||||||||||
P |
186 |
c |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
|||||||||||||||||
de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
250 |
aa |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
250 |
ab |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
220 |
|||||||||||||||
P |
250 |
ac |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
330 |
|||||||||||||||
de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige land- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige land- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV |
|||||||||||||||||||||
P |
251 |
aa |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
251 |
ab |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
||||||||||||||||
P |
251 |
ac |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
||||||||||||||||
bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25b lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
252 |
aa |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
||||||||||||||||||
P |
252 |
ab |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
||||||||||||||||||
P |
252 |
ac |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
||||||||||||||||||
de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5.000 kg wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.25b lid 3 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
253 |
aa |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
||||||||||||||||||
P |
253 |
ab |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
||||||||||||||||||
P |
253 |
ac |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
||||||||||||||||||
de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
254 |
aa |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
254 |
ab |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
220 |
|||||||||||||||
P |
254 |
ac |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
330 |
|||||||||||||||
de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen meer bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
255 |
aa |
– meer dan 10% t/m 25% |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||||
P |
255 |
ab |
– meer dan 25% t/m 50% |
220 |
220 |
220 |
220 |
|||||||||||||||
P |
255 |
ac |
– meer dan 50% t/m 75% |
330 |
330 |
330 |
330 |
|||||||||||||||
de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met |
5.18.31 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
310 |
a |
– meer dan 10% t/m 25% |
250 |
||||||||||||||||||
P |
310 |
b |
– meer dan 25% t/m 50% |
370 |
||||||||||||||||||
P |
310 |
e |
de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een massa van niet meer dan 750 kg meer bedraagt dan 50 kg dan wel niet neerwaarts is gericht |
5.18.31 RV |
150 |
|||||||||||||||||
P |
310 |
f |
de koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een toegestane massa van meer dan 750 kg of de aanhangwagen met stijve dissel minder bedraagt dan 1% van de toegestane maximummassa van dat voertuig (de koppelingsdruk behoeft niet meer dan 50 kg te bedragen) |
5.18.31 RV |
150 |
|||||||||||||||||
2 – Ophanging |
||||||||||||||||||||||
P |
320 |
de banden op één as niet dezelfde maataanduiding hebben vanwege het gebruik van een nood- of reservewiel en de rijsnelheid en het rijgedrag niet zijn aangepast aan de door de fabrikant voor dat nood- of reservewiel vastgestelde voorschriften |
5.18.32 RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
321 |
de banden van het motorvoertuig voorzien zijn van sneeuwkettingen die bestaan uit metalen elementen |
5.18.32a RV |
250 |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
3 – Reminrichting |
||||||||||||||||||||||
P |
330 |
a |
de aanhangwagen, niet is voorzien van een reminrichting, terwijl de totale massa hoger is dan de helft van de massa in rijklare toestand van het trekkend voertuig |
5.18.33 RV |
250 |
|||||||||||||||||
P |
340 |
a |
de aanwezige reminrichting van de aanhangwagen niet in werking treedt bij het bedienen van de bedrijfsrem van het trekkend voertuig |
5.18.34 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
|||||||||||||||
P |
340 |
b |
de losbreekreminrichting niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekhaak is verbonden |
5.18.34 lid 2 RV |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
P |
340 |
c |
zonder dat de aanhangwagen en het trekkend voertuig, terwijl deze zijn uitgerust met een ABS- of EBS-systeem, via de ISO 7638 stekkers met elkaar zijn verbonden |
5.18.34 lid 3 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
P |
340 |
d |
het samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger niet alle zijn voorzien van een EBS-remsysteem |
5.18.34 lid 4 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
P |
340 |
e |
de dolly van een samenstel van voertuigen bestaande uit een bedrijfsauto en dolly met oplegger is voorzien van een voertuigstabiliteitssysteem maar beschikt niet tevens over een voorziening die de remmen van de getrokken oplegger automatisch activeert zodra het voertuigstabiliteitssysteem van de dolly ingrijpt |
5.18.34 lid 5 RV |
250 |
250 |
||||||||||||||||
niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt |
5.18.35 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
350 |
a |
– 0 t/m 0,5 m/s2 |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||||
P |
350 |
b |
– 0,51 t/m 1,0 m/s2 |
370 |
370 |
370 |
||||||||||||||||
niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt |
5.18.35 lid 1 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
350 |
f |
– 0 t/m 0,5 m/s2 |
410 |
410 |
|||||||||||||||||
de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt |
5.18.35 lid 2 RV |
|||||||||||||||||||||
P |
351 |
a |
– 0 t/m 0,5 m/s2 |
250 |
250 |
250 |
||||||||||||||||
P |
351 |
b |
– 0,51 t/m 1,0 m/s2 |
370 |
370 |
370 |
||||||||||||||||
P |
352 |
het dubbel uitgevoerde rempedaal niet is gekoppeld |
5.18.35a RV |
150 |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
360 |
de parkeerrem het samenstel op een helling van 10% niet in stilstand kan houden |
5.18.36 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
100 |
||||||||||||
4 – Verlichting, lichtsignalen en retroreflecterende voorzieningen |
||||||||||||||||||||||
P |
370 |
een aanhangwagen wordt voortbewogen zonder dat iedere zijkant van het trekkend voertuig is voorzien van een zijrichtingaanwijzer |
5.18.37 RV |
100 |
100 |
100 |
100 |
|||||||||||||||
P |
380 |
de verlichtingsinstallatie van de aanhangwagen niet zodanig functioneert, dat de functies van de verlichting en de lichtsignalen overeenkomen met die van het trekkend voertuig |
5.18.38 lid 1 RV |
150 |
150 |
150 |
150/100 |
60 |
||||||||||||||
P |
382 |
de verlichtingsinstallatie van het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager niet zodanig functioneert dat de functies van verlichting en lichtsignalen op het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk of de lastdrager overeenstemmen met die van het voertuig |
5.18.38 lid 2 RV |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
150 |
|||||||||||||
5 – Verbinding tussen voertuigen |
||||||||||||||||||||||
P |
540 |
de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een deugdelijke koppeling zodanig met het trekkend voertuig is verbonden dat zijdelings uitwijken van de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk zoveel mogelijk wordt voorkomen |
5.18.54 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
||||||||||||||
P |
541 |
de aanhangwagen of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk niet middels een enkele, passende en geschikte koppeling die niet kan lostrillen geborgd is |
5.18.54 lid 1 RV |
250 |
250 |
250 |
250/170 |
100 |
||||||||||||||
P |
550 |
het bewegen van de aanhangwagen ten opzichte van het trekkend voertuig in een uiterste stand tot 90 graden wordt begrensd door delen van de reminrichting, de elektrische installatie, de koppeling of, indien aanwezig, de hulpkoppeling of besturingsonderdelen |
5.18.55 RV |
100 |
100 |
|||||||||||||||||
P |
560 |
a |
het trekoog of de kogelkoppeling van de gekoppelde aanhangwagen niet nagenoeg horizontaal ligt op een horizontaal wegdek |
5.18.56 lid 1 RV |
150 |
150 |
||||||||||||||||
P |
560 |
c |
geen hoekverdraaiing van de opleggerschotel naar boven en naar beneden mogelijk is indien het samenstel van opleggertrekker en oplegger of het samenstel van dolly en oplegger zich op een horizontaal wegdek bevindt |
5.18.56 lid 3 RV |
100 |
|||||||||||||||||
P |
570 |
de hulpkoppeling niet op de vereiste wijze met een vast deel van het trekkend voertuig of inrichting aan de trekinrichting is verbonden |
5.18.57 RV |
100 |
100 |
|||||||||||||||||
P |
590 |
de gekoppelde aanhangwagen niet goed is verbonden |
5.18.59 RV |
60 |
||||||||||||||||||
6 – Diversen |
||||||||||||||||||||||
P |
600 |
de drie- of meerwielige bromfiets met carrosserie aan de achterzijde niet voorzien is van het vereiste ronde bord of vlak met de aanduiding 45 |
5.18.60 lid 1 RV |
70 |
||||||||||||||||||
P |
601 |
de afsleepas niet voldoet aan de in artikel 5.18.62, lid 1 en 2, gestelde eisen |
5.18.62 lid 1 en 2 RV |
250 |
||||||||||||||||||
P |
602 |
aan de achterzijde van het door de afsleepas gesleepte voertuig geen lichtbalk is geplaatst die is aangesloten op de verlichting van het trekkende voertuig met ten minste twee rode achterlichten, twee rode remlichten, twee rode retroreflectoren en twee ambergele richtingaanwijzers |
5.18.62 lid 3 RV |
150 |
Het Besluit OM-afdoening wordt als volgt gewijzigd:
A
Bijlage I, bedoeld in artikel 3.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:
Feit |
Overtreden artikel |
Tarief categorie(ën) |
|||
---|---|---|---|---|---|
Afdeling A. Verkeer te land |
|||||
Categorie-indeling B: |
|||||
1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen, en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft; |
|||||
2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen; |
|||||
3 – Bromfietsers en snorfietsers; |
|||||
4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor; |
|||||
5 – Voetgangers; |
|||||
6 – Overige weggebruikers; |
|||||
7 – Gezagvoerders/schippers; |
|||||
8 – Een ieder. |
|||||
NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd. |
|||||
NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen. |
|||||
Nummers K 006 – K 172: Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994); Reglement Rijbewijzen (RR) |
|||||
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs |
|||||
K |
060 |
i |
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren door aangifte van vermissing (of diefstal) |
107 lid 2 sub b WVW 1994 |
1/2/3 |
K |
060 |
j |
als bestuurder van een motorrijtuig rijden terwijl het rijbewijs zijn geldigheid heeft verloren doordat het niet binnen drie maanden na het besluit tot afgifte is uitgereikt |
107 lid 2 sub b WVW 1994 |
1/2/3 |
K |
071 |
als bestuurder optreden zonder te beschikken over een ingevolge de richtlijn vakbekwaamheid vereist geldig getuigschrift |
151c WVW 1994 |
1 |
|
Noot K 072 a/cd |
|||||
De vermelde tarieven bij deze feitcodes dienen gehalveerd en op hele euro’s naar boven te worden afgerond |
|||||
als bestuurder beneden de 16 jaar een motorrijtuig besturen, zijnde |
110 WVW 1994 jo. |
||||
K |
072 |
b |
– een gehandicaptenvoertuig, niet zijnde een gehandicaptenvoertuig uitgerust met een elektromotor dat niet sneller kan rijden dan 10 km/h |
5 lid 3 RR |
4 |
K |
145 |
b |
als bestuurder handelen in strijd met het aan de ontheffing, vergunning of vrijstelling verbonden voorschrift betreffende de begeleiding of vakbekwaamheid |
150 lid 2 WVW 1994 |
1 |
K |
160 |
b |
als bestuurder van een voertuig die, in het kader van beroepsgoederenvervoer of personenvervoer, in overtreding wordt bevonden van een bij of krachtens de WVW 1994 vastgesteld voorschrift, betreffende het vervoer van lading of personen, de gegeven bevelen niet opvolgen |
160 lid 6 WVW 1994 |
1 |
Snelheidsoverschrijdingen |
|||||
Noot |
|||||
1. * = Recidiveregeling snelheid (zie Richtlijn voor strafvordering tarieven en feitomschrijvingen enz.); bij staandehouding wordt bij overschrijding vanaf 50 km/h of 30 km/h (cat. 3) het rijbewijs ingevorderd en dient het proces-verbaal met het proces-verbaal van invordering te worden ingezonden naar het Openbaar Ministerie. |
|||||
2. Indien bij een feitcode bij het tarief «OBM» staat vermeld dan betreft dit de eis ter zitting voor de eerste overtreding. Naast deze boete dient een OBM ov conform de recidiveregeling snelheidsovertredingen te worden geëist. |
|||||
b. Binnen de bebouwde kom |
|||||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom |
20 sub a RVV 1990 (cat 1/2), 20 sub b en c RVV 1990 (cat 3), 22 sub c en d RVV 1990 (cat 3), 22a RVV 1990 (cat 4) |
||||
VA |
030 |
b |
– met 30 km/h |
2 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom |
62 jo. bord A1 (uitgezonderd [30 km/h]) RVV 1990 |
||||
VB |
030 |
b |
– met 30 km/h |
2 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom (bord A1 [30 km/h]) |
62 jo. bord A1 RVV 1990 |
||||
VS |
023 |
a |
– met 23 km/h |
2 |
|
VS |
024 |
a |
– met 24 km/h |
2 |
|
VS |
025 |
a |
– met 25 km/h |
2 |
|
VS |
026 |
a |
– met 26 km/h |
2 |
|
VS |
027 |
a |
– met 27 km/h |
2 |
|
VS |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VS |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VS |
030 |
– met 30 km/h |
1/2/4 |
||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen een erf |
45 RVV 1990 |
||||
VV |
023 |
a |
– met 23 km/h |
2 |
|
VV |
024 |
a |
– met 24 km/h |
2 |
|
VV |
025 |
a |
– met 25 km/h |
2 |
|
VV |
026 |
a |
– met 26 km/h |
2 |
|
VV |
027 |
a |
– met 27 km/h |
2 |
|
VV |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VV |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VV |
030 |
– met 30 km/h |
1/2/4 |
||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom |
62 jo. bord A3 RVV 1990 |
||||
VC |
030 |
b |
– met 30 km/h |
2 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A1 RVV 1990 |
||||
VD |
023 |
a |
– met 23 km/h |
2 |
|
VD |
024 |
a |
– met 24 km/h |
2 |
|
VD |
025 |
a |
– met 25 km/h |
2 |
|
VD |
026 |
a |
– met 26 km/h |
2 |
|
VD |
027 |
a |
– met 27 km/h |
2 |
|
VD |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VD |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VD |
030 |
– met 30 km/h |
1/2/4 |
||
overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A3 RVV 1990 |
||||
VE |
023 |
a |
– met 23 km/h |
2 |
|
VE |
024 |
a |
– met 24 km/h |
2 |
|
VE |
025 |
a |
– met 25 km/h |
2 |
|
VE |
026 |
a |
– met 26 km/h |
2 |
|
VE |
027 |
a |
– met 27 km/h |
2 |
|
VE |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VE |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VE |
030 |
– met 30 km/h |
1/2/4 |
||
c. (Auto)wegen buiten de bebouwde kom |
|||||
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
||||
VI |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VI |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VI |
030 |
b |
– met 30 km/h |
2 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid op (auto)wegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
||||
VK |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VK |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VK |
030 |
b |
– met 30 km/h |
2 |
|
d. Autosnelwegen |
|||||
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom |
21 sub a RVV 1990 (cat 1), 22 sub a, b, e en f RVV 1990 (cat 2) |
||||
VL |
040 |
a |
– met 40 km/h |
1 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom |
62 jo. bord A1 RVV 1990 |
||||
VM |
040 |
a |
– met 40 km/h |
1 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom |
62 jo. bord A3 RVV 1990 |
||||
VN |
040 |
a |
– met 40 km/h |
1 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A1 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
||||
VO |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VO |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VO |
030 |
a |
– met 30 km/h |
2 |
|
overschrijding van de maximumsnelheid op autosnelwegen buiten de bebouwde kom bij wegwerkzaamheden |
62 jo. bord A3 RVV 1990, 22 sub a, e en f RVV 1990 (cat 2) |
||||
VP |
028 |
a |
– met 28 km/h |
2 |
|
VP |
029 |
a |
– met 29 km/h |
2 |
|
VP |
030 |
a |
– met 30 km/h |
2 |
|
Nummers R 302 – R 631: Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) |
|||||
Categorie-indeling B: |
|||||
1 – Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en bestuurders van brommobielen voor zover het de bepalingen van het RVV 1990 betreft; |
|||||
2 – Bestuurders van motorvoertuigen op twee wielen; |
|||||
3 – Bromfietsers en snorfietsers; |
|||||
4 – Fietsers en bestuurders van gehandicaptenvoertuigen met of zonder motor; |
|||||
5 – Voetgangers; |
|||||
6 – Overige weggebruikers; |
|||||
7 – Schippers; |
|||||
8 – Een ieder. |
|||||
NB 1 De categorieën 1 tot en met 4 gelden in voorkomend geval mede voor bestuurders van één van de op die categorieën betrekking hebbende voertuigen, indien daarmee een aanhangwagen wordt voortbewogen. Dit geldt eveneens voor geparkeerde aanhangwagens indien deze door een onder één van deze categorieën vallende bestuurders is geparkeerd. |
|||||
NB 2 Op basis van artikel 2a RVV 1990 zijn, tenzij anders bepaald, voor brommobielen en bestuurders en passagiers van brommobielen de regels betreffende motorvoertuigen van toepassing. Voor de feitcodes waar dit op van toepassing is moet in geval van een overtreding met een brommobiel of door een bestuurder van een brommobiel gepleegde overtreding in plaats van motorvoertuig brommobiel worden gelezen. |
|||||
Hoofdstuk 2. Verkeersregels |
|||||
XI. Het plaatsen van fietsen en bromfietsen |
|||||
R |
412 |
a |
een fiets plaatsen anders dan op het trottoir, voetpad, in de berm of door het bevoegde gezag aangewezen plaatsen |
27 RVV 1990 |
4 |
Hoofdstuk 3. Verkeerstekens |
|||||
II. Verkeersborden |
|||||
R |
587 |
a |
een fiets plaatsen in strijd met bord E3 (verbod (brom)fietsen te plaatsen) |
62 jo. bord E3 RVV 1990 |
4 |
Nummers K 805 – K 825: Wet rijonderricht motorrijtuigen 1993 (WRM 1993) |
|||||
K |
810 |
a |
rijonderricht geven terwijl het certificaat niet geldig is voor het rijonderricht dat wordt gegeven |
7 lid 3 onder a WRM 1993 |
8 |
Nummers N 010 – P 602: Besluit voertuigen (BV) en Regeling voertuigen (RV) |
|||||
Categorie-indeling A: (Besluit en Regeling voertuigen) |
|||||
2 – personenauto’s; |
|||||
3 – bedrijfsauto’s; |
|||||
3a – bussen; |
|||||
4 – motorfietsen; |
|||||
5 – driewielige motorrijtuigen; |
|||||
6 – bromfietsen; |
|||||
7 – motorrijtuigen met beperkte snelheid; 07a – mobiele machine; |
|||||
8 – land- of bosbouwtrekkers; |
|||||
9 – fietsen en gehandicaptenvoertuigen zonder motor (o.g.v. art. 5.1.4 RV m.u.v. afmetingen genoemd in 5.9.6 RV); |
|||||
10 – gehandicaptenvoertuigen voorzien van een gesloten carrosserie, gehandicaptenvoertuigen die zijn uitgerust met een verbrandingsmotor, die niet zijn voorzien van een gesloten carrosserie en t.a.v. de afmetingen genoemd in 5.10.6 RV de gehandicaptenvoertuigen zonder motor; |
|||||
11 – gehandicaptenvoertuigen, uitgerust met een elektromotor en niet voorzien van een gesloten carrosserie; |
|||||
12 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg; |
|||||
13 – aanhangwagens van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van niet meer dan 750 kg; |
|||||
14 – landbouw- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken; |
|||||
15 – motorfietsaanhangwagens (15a) of bromfietsaanhangwagens (15b); |
|||||
16 – fietsaanhangwagens; |
|||||
17 – wagens. |
|||||
Noot Regeling voertuigen (RV): |
|||||
– De feiten met betrekking tot de RV zijn in 17 categorieën onderverdeeld en deze categorieën zijn genummerd van 2 t/m 17. Deze categorie-indeling komt overeen met de indeling van de RV. |
|||||
– Bij categorie 15 kan het trekkende voertuig verschillend zijn (motor of bromfiets). Voor deze voertuigen gelden verschillende tarieven. Achter de categorie-aanduiding moet daarom voor de motorfiets een A en voor de bromfiets een B worden vermeld. |
|||||
categorie: 15a – motorfiets |
|||||
categorie: 15b – bromfiets |
|||||
– Bij de in deze afdeling vermelde overtredingen is het niet toegestaan om uitsluitend een kenteken te vermelden op het mini proces-verbaal. De NAW-gegevens van de verdachte moeten eveneens worden vermeld. De verdachte dient daarom staande te worden gehouden. |
|||||
– Op de kennisgeving/aankondiging moet een nadere toelichting op het feit worden vermeld, omdat de bepalingen van de RV in algemene feitomschrijvingen zijn weergegeven. |
|||||
– Voor feiten gebaseerd op de RV geldt dat deze feiten niet op kenteken kunnen worden geconstateerd. (Dit volgt uit de voor de eerste feitcode geplaatste koptekst, geldend voor de gehele Regeling voertuigen: «Als bestuurder rijden (terwijl)...»). |
|||||
– De feiten die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as gelden uitsluitend voor particulieren. Indien sprake is van beroepsmatig vervoer is de Wet op de economische delicten van toepassing. Zie hiervoor de feitcodeserie E 850 t/m E 858. |
|||||
– Een aanhangwagen van de voertuigcategorie O met een toegestane maximummassa van meer dan 750 kg moet voldoen aan de in de in afdeling 12 opgenomen eisen. Dit houdt in dat als dit soort aanhangwagens door land- of bosbouwtrekkers e.d. worden voortbewogen deze toch moeten voldoen aan de voor categorie 12 geldende eisen. Dit geldt eveneens voor categorie 13 en 14 aanhangwagens, die aan de eisen van de respectievelijk categorie 13 en 14 moeten voldoen, maar dit is vanwege het ontbreken van een kenteken lastig dan wel niet vast te stellen en derhalve afhankelijk van de verklaring van de betrokkene. |
|||||
– Een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk valt onder categorie 14 en moet aan de daarvoor geldende eisen voldoen. In afwijking hiervan moet een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig voldoen aan het bepaalde in afdeling 18. |
|||||
Regeling voertuigen |
|||||
Als bestuurder van een voertuig rijden (terwijl): |
|||||
2 – Afmetingen en massa’s |
|||||
Breedte |
|||||
het voertuig breder is dan 3 m (cat 3 rijdend werktuig) |
5.*.6 RV |
||||
N |
060 |
hd |
– van meer dan 0,75 m |
03/07/07a/08/14 |
|
Hoogte |
|||||
het voertuig hoger is dan 4 m (cat 5 in gebruik voor 01-11-1997) een overschrijding |
5.*.6 RV |
||||
N |
062 |
a |
– van 0,01 m t/m 0,10 m |
02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14/17 |
|
N |
062 |
b |
– van meer dan 0,10 m t/m 0,20 m |
02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14/17 |
|
N |
062 |
c |
– van meer dan 0,20 m |
02/03/03a/05/07/ 07a/08/12/13/14/17 |
|
Massa |
|||||
de toegestane asdruk, massa of som van de aslasten (cat 5 ingebruikname na 01-02-1999) wordt overschreden met |
5.*.7 RV |
||||
N |
070 |
b |
– meer dan 25% |
02/03/03a/05/08/12 |
|
N |
070 |
c |
– meer dan 50% |
02/03/03a/05/08/12 |
|
N |
070 |
d |
– meer dan 75% |
02/03/03a/05/08/12 |
|
van het rijdende werktuig de toegestane maximumlast van enig(e) as of asstel wordt overschreden met |
5.3.7 lid 1 RV |
||||
N |
072 |
b |
– 15 tot 20% |
03 |
|
N |
072 |
c |
– 20 tot 25% |
03 |
|
van het rijdende werktuig de toegestane maximummassa of som van de aslasten wordt overschreden met |
5.3.7 lid 2 RV |
||||
N |
073 |
b |
– 10 tot 15% |
03 |
|
N |
073 |
c |
– 15 tot 20% |
03 |
|
3 – Motor |
|||||
Meting geluidsniveau |
|||||
Noot |
|||||
Indien geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld dan moeten onderstaande waarden worden gehanteerd: |
|||||
Bromfiets |
|||||
Constructiesnelheid maximum toegestane waarde |
|||||
Max 25 km/h 90 dB(A) |
|||||
> 25 km/h 97 dB(A) |
|||||
Motorfiets |
|||||
Cilinderinhoud t/m maximum toegestane waarde |
|||||
80 cm3 91 dB(A) |
|||||
125 cm3 92 dB(A) |
|||||
350 cm3 95 dB(A) |
|||||
500 cm3 97 dB(A) |
|||||
750 cm3 100 dB(A) |
|||||
1.000 cm3 103 dB(A) |
|||||
>1.000 cm3 106 dB(A) |
|||||
Personen-/bedrijfsauto/bus/driewielig motorrijtuig |
|||||
benzinemotor max 3.500 kg bij 3.500 toeren max 95 dB(A) |
|||||
dieselmotor max 3.500 kg bij 2000 toeren max 95 dB(A) |
|||||
> 3.500 kg bij 1.500 toeren max 95 dB(A) |
|||||
het (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister vermelde geluidsniveau, vermeerderd met 2 dB(A), wordt overschreden |
5.*.11 RV |
||||
N |
110 |
o |
– vanaf 4 dB(A) |
02/03/03a/04/05/06 |
|
het toegestane geluidsniveau van het voertuig, waarvoor geen waarde (op het kentekenbewijs of) in het kentekenregister is vermeld, wordt overschreden |
5.*.11 en 5.6.80 lid 3 RV |
||||
N |
110 |
q |
– vanaf 4 dB(A) |
02/03/03a/04/05/06 |
|
4 – Krachtoverbrenging |
|||||
N |
150 |
d |
dan wel als eigenaar of houder doen of laten rijden terwijl de snelheidsbegrenzer wegens een defect niet aan de eisen voldoet (bedrijfsauto bestemd voor het vervoer van goederen niet meer dan 90 km/h en een bus maximaal 100 km/h) |
5.*.15 lid 3 en 4 RV |
03/03a |
6 – Ophanging |
|||||
de wielen niet voorzien zijn van luchtbanden |
5.*.27 en 5.6.87 lid 1 RV |
||||
N |
270 |
d |
– 4 banden |
02/03/03a/06 |
|
een band/de banden beschadigd is/zijn, waarbij het karkas zichtbaar is of de band/banden uitstulpingen vertoont/vertonen |
5.*.27 RV |
||||
N |
270 |
h |
– 4 banden |
02/06/07/07a/08/10/11/13/14 |
|
het loopvlak uitstekende metalen elementen bevat, per (band) beschadiging |
5.*.27 en 5.6.87 lid 2 RV |
||||
N |
270 |
l |
– 4 banden |
02/03/03a/06/07/07a/08/10/11/12/13/14 |
|
de band(en) is/zijn beschadigd waarbij het karkas zichtbaar is, de band(en) uitstulpingen vertoont/vertonen of de daarop vermelde load-index kleiner is dan toegestaan |
5.*.27 RV |
||||
N |
270 |
p |
– 4 banden |
03/03a/12 |
|
de profilering van een band/de banden niet voldoet aan de gestelde eisen of is/zijn nageprofileerd (naprofilering geldt niet voor cat 3, 3a en 12 i.g.v. opschrift regroovable; cat 2, 3(a), 5, 8, 12, 13 en 14 min. 1,6 mm; cat 4 min 1,0 mm; cat 6, 10 en 11 profilering moet aanwezig zijn over de gehele omtrek en breedte) |
5.*.27 RV |
||||
N |
270 |
u |
– 4 banden |
02/03/03a/06/08/10/11/12/13/14 |
|
de aanhangwagen is voorzien van banden waarvan het loopvlak bestaat uit metaal of een materiaal dat voor wat betreft hardheid en vervormbaarheid dezelfde eigenschappen heeft |
5.*.27 RV |
||||
N |
271 |
h |
– 4 banden |
12/13/14 |
|
8 – Reminrichting |
|||||
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa minder dan 3.500 kg); de vermindering bedraagt |
5.*.38 RV |
||||
N |
381 |
c |
– 1,01 t/m 1,5 m/s2 |
02/04/05/12 |
|
N |
381 |
d |
– 1,51 t/m 2,0 m/s2 |
02/04/05/12 |
|
N |
381 |
e |
– meer dan 2,0 m/s2 |
02/04/05/12 |
|
niet wordt voldaan aan de vereiste remvertraging (cat. 12 toegestane maximummassa 3.500 kg of meer); de vermindering bedraagt |
5.*.38 RV |
||||
N |
381 |
g |
– 0,51 t/m 1,0 m/s2 |
03/03a/07/07a/08/12 |
|
N |
381 |
h |
– 1,01 t/m 1,5 m/s2 |
03/03a/07/07a/08/12 |
|
N |
381 |
i |
– 1,51 t/m 2,0 m/s2 |
03/03a/07/07a/08/12 |
|
N |
381 |
j |
– meer dan 2,0 m/s2 |
03/03a/07/07a/08/12 |
|
Gebruikseisen voertuigen |
|||||
Als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl): |
|||||
0 – Algemeen |
|||||
P |
010 |
aa |
met de bedrijfsauto meer dan één aanhangwagen wordt voortbewogen (samenstel van dolly met oplegger toegestaan) |
5.18.1 lid 1 RV |
03 |
1 – Afmetingen en massa’s |
|||||
Noot afmetingen: |
|||||
Als bij ondeelbare lading meer dan één afmeting wordt overschreden, dan wordt uitsluitend proces-verbaal opgemaakt terzake de afmeting die het meest wordt overschreden. |
|||||
De overige overschrijdingen worden als bevinding eveneens in het proces-verbaal vermeld. |
|||||
Lengte samenstel (onbeladen), c.q. indien geen sprake is van uitstekende lading |
|||||
Noot: |
|||||
Lengte opleggertrekker met oplegger max. 16,50 m; bedrijfsauto/bus met aanhangwagen max. 18,75 m; personenauto/driewielig motorvoertuig met aanhangwagen max. 18 m; samenstel kermis-/circusvoertuigen max. 24 m; rijdend werktuig met aanhangwagen max. 20 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare getrokken machines max. 18,75 m; land- bosbouwtrekker/motorrijtuig beperkte snelheid met één of meer aanhangwagens en/of verwisselbare gedragen uitrustingsstukken machines max.18,75 m; indien het een verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk betreft dat niet om een verticale as kan draaien ten opzichte van het trekkende voertuig lengte samenstel max. 12 m. |
|||||
de maximum toegestane lengte van het samenstel van voertuigen wordt overschreden, met een overschrijding |
5.18.11 en 5.18.20 RV |
||||
P |
111 |
b |
– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m |
02/03/03a/05/07/07a/08 |
|
P |
111 |
c |
– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m |
02/03/03a/05/07/07a/08 |
|
P |
111 |
d |
– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m |
02/03/03a/05/07/07a/08 |
|
P |
111 |
e |
– van meer dan 1,00 m |
02/03/03a/05/07/07a/08 |
|
Lengte deelbaar; uitstekende lading achterzijde |
|||||
de lading meer dan 1 m achter het voertuig en/of meer dan 5 m achter de achterste as van het voertuig uitsteekt en/of de vereiste stootbalk, voor het na 01-01-1996 in gebruik genomen voertuig, meer dan 0,60 m van de uiterste achterzijde is aangebracht, terwijl de afstand van de lading tot het wegdek meer bedraagt dan 0,55 m (categorie 12 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding |
5.18.12 RV |
||||
P |
121 |
b |
– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m |
03/12 |
|
P |
121 |
c |
– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m |
03/12 |
|
P |
121 |
d |
– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m |
03/12 |
|
P |
121 |
e |
– van meer dan 1,00 m |
03/12 |
|
de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van het voertuig bedraagt en/of meer dan 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de afneembare bovenbouw of gestandaardiseerde laadstructuur achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt |
5.18.12 lid 7 RV |
||||
P |
123 |
b |
– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m |
03/12 |
|
P |
123 |
c |
– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m |
03/12 |
|
P |
123 |
d |
– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m |
03/12 |
|
P |
123 |
e |
– van meer dan 1,00 m |
03/12 |
|
de aan de achterzijde van het voertuig bevestigde meeneemheftruck meer dan 1,20 m achter het voertuig uitsteekt of indien een verklaring is afgegeven dat de aslasten en de last onder de koppeling van het voertuig bij belading met uitsluitend de meeneemheftruck voldoen aan de wettelijke eisen meer dan 1,50 m achter het voertuig uitsteekt |
5.18.12 lid 6 RV |
||||
P |
121 |
m |
– van meer dan 0,25 m |
03/12 |
|
het samenstel van bedrijfsauto en aanhangwagen, niet zijnde een oplegger, met inbegrip van de lading dat is ingericht voor het vervoer van voertuigen, langer is dan 20,75 m, een overschrijding |
5.18.13 lid 2 RV |
||||
P |
130 |
j |
– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m |
03/12 |
|
P |
130 |
k |
– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m |
03/12 |
|
P |
130 |
l |
– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m |
03/12 |
|
P |
130 |
m |
– van meer dan 1,00 m |
03/12 |
|
Lengte; ondeelbare lading |
|||||
de in lengte ondeelbare lading aan de voorzijde van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg, niet zijnde een kermis- of circusvoertuig, meer dan 4,30 m voor het hart van de voorste as uitsteekt, een overschrijding |
5.18.13 RV |
||||
P |
130 |
o |
– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m |
03 |
|
P |
130 |
p |
– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m |
03 |
|
P |
130 |
q |
– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m |
03 |
|
P |
130 |
r |
– van meer dan 1,00 m |
03 |
|
de met in lengte ondeelbare lading beladen opleggertrekker en oplegger, met inbegrip van de lading, langer is dan 22 m, een overschrijding: |
5.18.13 RV |
||||
P |
130 |
eb |
– van meer dan 0,25 m t/m 0,50 m |
03 |
|
P |
130 |
ec |
– van meer dan 0,50 m t/m 0,75 m |
03 |
|
P |
130 |
ed |
– van meer dan 0,75 m t/m 1,00 m |
03 |
|
P |
130 |
ee |
– van meer dan 1,00 m |
03 |
|
de uitsteek van de in lengte ondeelbare lading achter het hart van de achterste as meer dan 0,5 maal de lengte van een bedrijfsauto met een toegestane maximummassa van meer dan 3.500 kg of een aanhangwagen en/of meer dan van 5 m bedraagt of bij een oplegger de uitsteek van de lading achter het hart van de achterste as meer bedraagt dan 0,5 maal de afstand van hart koppeling tot de achterzijde en/of meer dan 5 m bedraagt (categorie 12 en 13 bedrijfsmatig gebruik), een overschrijding |
5.18.13 RV |
||||
P |
131 |
b |
– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m |
03/12/13 |
|
P |
131 |
c |
– van meer dan 0,50 m en t/m 0,75 m |
03/12/13 |
|
P |
131 |
d |
– van meer dan 0,75 m en t/m 1,00 m |
03/12/13 |
|
P |
131 |
e |
– van meer dan 1,00 m |
03/12/13 |
|
Breedte; lading |
|||||
Noot: De feitcodeserie P 141 geldt voor de categorieën 7, 8 en 14 voor alle lading. Bij deze categorieën wordt geen onderscheid gemaakt tussen deelbare en ondeelbare lading. Voor de overige categorieën betreft het uitsluitend deelbare lading. |
|||||
het voertuig met inbegrip van de (deelbare) lading of verwisselbaar gedragen uitrustingsstuk de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding |
5.18.14 lid 1 en 5.18.22 RV |
||||
P |
141 |
b |
– van meer dan 0,20 m en t/m 0,45 m |
02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14 |
|
P |
141 |
c |
– van meer dan 0,45 m en t/m 0,70 m |
02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14 |
|
P |
141 |
d |
– van meer dan 0,70 m |
02/03/03a/05/07/07a/08/12/13/14 |
|
Breedte; ondeelbare lading |
|||||
het voertuig met inbegrip van de ondeelbare lading de maximum toegestane breedte overschrijdt, een overschrijding |
5.18.14 lid 2 RV |
||||
P |
142 |
a |
– t/m 0,25 m |
03/12/13 |
|
P |
142 |
b |
– van meer dan 0,25 m en t/m 0,50 m |
03/12/13 |
|
P |
142 |
c |
– van meer dan 0,50 m |
03/12/13 |
|
Hoogte |
|||||
het voertuig en/of daardoor voortbewogen aanhangwagen(s) met inbegrip van de lading en voor zover het land- of bosbouwtrekkers of motorrijtuigen met beperkte snelheid betreft, tevens met inbegrip van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken, hoger is dan 4 m, een overschrijding |
5.18.15 en 5.18.23 RV |
||||
P |
150 |
a |
– t/m 0,10 m |
02/03/05/07/07a/08/12/13/14 |
|
P |
150 |
b |
– van meer dan 0,10 m en t/m 0,20 m |
02/03/05/07/07a/08/12/13/14 |
|
P |
150 |
c |
– van meer dan 0,20 m |
02/03/05/07/07a/08/12/13/14 |
|
Massa |
|||||
Noot |
|||||
De onderstaande feiten, die betrekking hebben op de massa of de last onder wiel of as zijn niet van toepassing indien sprake is van beroepsmatig vervoer met een vrachtauto, in de zin van de Wet wegvervoer goederen, met een laadvermogen van meer dan 500 kg. Hierop zijn de feitcodeseries E 850 t/m E 858 van toepassing. |
|||||
de op de kentekencard of het kentekenbewijs of in het kentekenregister vermelde toegestane maximummassa (van het samenstel) wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.17a, b en c alle lid 1 RV |
||||
P |
171 |
d |
– meer dan 75% |
03/03a/05/12 |
|
geen toegestane maximummassa op de kentekencard, het kentekenbewijs of in het kentekenregister is vermeld dan wel de bedrijfsauto of bus niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten meer bedraagt dan: a. 50.000 kg of bij een rijdend werktuig 60.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa; c. vijfmaal de toegestane maximumlast onder de aangedreven as(sen); d. de uitkomst van de som: het vermogen van de motor in kW, gedeeld door 0,00368 kW/kg, een overschrijding met |
5.18.17a en b beide lid 2 en 3 RV |
||||
P |
171 |
h |
– meer dan 75% |
03/03a |
|
de som van de aslasten van de middenasaanhangwagen of oplegger in combinatie met een positieve last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met |
5.18.17c lid 1 RV |
||||
P |
171 |
m |
– meer dan 75% |
12 |
|
op de kentekencard of het kentekenbewijs van de middenasaanhangwagen of in het kentekenregister geen toegestane maximummassa is vermeld dan wel de middenasaanhangwagen niet in Nederland is geregistreerd en de massa of de som van de aslasten in combinatie met een positieve last onder de koppeling in beladen toestand meer bedraagt dan 20.000 kg of meer bedraagt dan 24.000 kg bij een middenasaanhangwagen die voorzien is van gasvering of als gelijkwaardig aangemerkte vering en is voorzien van drie assen, een overschrijding met |
5.18.17c lid 2 RV |
||||
P |
171 |
r |
– meer dan 75% |
12 |
|
de massa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de massa meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met |
5.18.17c lid 3 RV |
||||
P |
171 |
w |
– meer dan 75% |
13 |
|
de op het kentekenbewijs of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximumlast van enige as of asstel wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.17d en e beide lid 1 RV |
||||
P |
172 |
d |
– meer dan 75% |
03/03a/12 |
|
geen waarde op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of in het kentekenregister is vermeld dan wel het voertuig niet in Nederland is geregistreerd en de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met |
5.18.17d en e beide lid 2 RV |
||||
P |
172 |
h |
– meer dan 75% |
03/03a/12 |
|
het voertuig zodanig is beladen dat de op de kentekencard, in het Nederlandse kentekenbewijs of de in het kentekenregister van de aanhangwagen vermelde toegestane maximumlast onder de koppeling wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.17f lid 1 RV |
||||
P |
172 |
m |
– meer dan 75% |
12 |
|
de op de kentekencard, het kentekenbewijs van de bedrijfsauto, bus of dolly of de in het kentekenregister vermelde toegestane maximum te trekken massa van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger wordt overschreden of de som van de aslasten meer bedraagt dan de vermelde toegestane maximum te trekken massa, een overschrijding met |
5.18.17g lid 1 RV |
||||
P |
172 |
r |
– meer dan 75% |
03/03a/12 |
|
de getrokken massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen of het samenstel van dolly en oplegger van het niet in Nederland geregistreerde voertuig meer bedraagt dan in één van de in artikel 5.18.17g lid 2 RV voor dat voertuig van toepassing zijnde waarden, een overschrijding met |
5.18.17g lid 2 RV |
||||
P |
173 |
d |
– meer dan 75% |
03/03a/12 |
|
de toegestane maximumlast van enige as, de last onder de koppeling, de toegestane maximummassa of de som van de aslasten meer bedraagt dan de toegestane maximummassa, een overschrijding met |
5.18.17h lid 1 RV |
||||
P |
173 |
h |
– meer dan 75% |
02 |
|
de totale massa of de som van de aslasten van de aanhangwagen meer bedraagt dan de maximummassa die volgt uit het op de koppeling van het trekkend voertuig (toegestane massa max. 3.500 kg) aangebrachte identificatiekenmerk of goedkeuringsmerk, of indien zo’n merk niet aanwezig is, de massa meer bedraagt dan 750 kg en meer dan de ledige massa van het trekkend motorvoertuig en meer dan de massa in rijklare toestand van het trekkend motorrijtuig, een overschrijding met |
5.18.18 RV |
||||
P |
180 |
h |
– meer dan 75% |
12/13 |
|
P |
182 |
een aanhangwagen voortbewegen terwijl in het kentekenregister, op de kentekencard of het kentekenbewijs geen maximum te trekken massa aanhangwagen is vermeld (cat. 12 alleen dolly) |
5.18.18a lid 4 en 5.18.17g lid 3 RV |
02/03/03a/12 |
|
de totale massa van a. de aanhangwagen met een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen met een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen met een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 1 RV vermelde waarden dan wel de massa meer bedraagt dan 3.500 kg, een overschrijding met |
5.18.18a lid 1 RV |
||||
P |
185 |
d |
– meer dan 75% |
12/13 |
|
de totale massa van a. de aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; b. de som van de aslasten van de autonome aanhangwagen zonder een bedrijfsrem of; c. de som van de aslasten of de aslast in combinatie met een positieve koppelingsdruk van de middenasaanhangwagen zonder een bedrijfsrem; achter een personenauto meer bedraagt dan de laagste van in artikel 5.18.18a, lid 2 RV vermelde waarden dan wel meer bedraagt dan 750 kg, een overschrijding met |
5.18.18a lid 2 RV |
||||
P |
186 |
d |
– meer dan 75% |
12/13 |
|
de op de constructieplaat vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig wordt overschreden of de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand meer bedraagt dan de vermelde technisch toegestane maximummassa van het voertuig of het draagvermogen van de gemonteerde banden wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25 lid 1 en 5.18.25b lid 1 en 2 RV |
||||
P |
250 |
ad |
– meer dan 75% |
07/07a/08/14 |
|
de toegestane maximummassa of de som van de aslasten van het voertuig of samenstel in beladen toestand meer bedraagt dan: a. 50.000 kg; b. de technisch toegestane maximummassa van het voertuig of samenstel; c. 18.000 kg voor een twee-assige land- of bosbouwtrekker, of; d. 24.000 kg voor een drie-assige land- of bosbouwtrekker; (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25 lid 2 en 3, 5.18.25a RV |
||||
P |
251 |
ad |
– meer dan 75% |
07/07a/08 |
|
bij de middenasaanhangwagen of oplegger de som van de aslasten van het voertuig in beladen toestand vermeerderd met de last onder de koppeling van het voertuig in beladen toestand, meer bedraagt dan de technisch toegestane maximummassa en/of het draagvermogen van de gemonteerde banden (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25b lid 2 RV |
||||
P |
252 |
ad |
– meer dan 75% |
14 |
|
de toegestane maximummassa niet op de voorgeschreven wijze kan worden vastgesteld en de daardoor voor deze aanhangwagen of verwisselbaar getrokken uitrustingsstuk geldende toegestane maximum wiellast van 5.000 kg wordt overschreden, een overschrijding met |
5.18.25b lid 3 RV |
||||
P |
253 |
ad |
– meer dan 75% |
14 |
|
de (op de constructieplaat vermelde) technische toegestane maximumlast onder de as of het asstel wordt overschreden (of het draagvermogen van de gemonteerde banden) wordt overschreden (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25c lid 1, 5.18.25d lid 1 en 2 RV |
||||
P |
254 |
ad |
– meer dan 75% |
07/07a/08/14 |
|
de toegestane maximumlast onder de as meer bedraagt dan: a. 10.000 kg voor een niet-aangedreven as of 11.500 kg voor een aangedreven as of; b. de toegestane maximumlast onder de as van een motorrijtuig met beperkte snelheid meer bedraagt dan 12.000 kg of; c. de toegestane maximumlast van de landbouw- of bosbouwaanhangwagens of het verwisselbare getrokken uitrustingsstuk onder een pendelas meer bedraagt dan 13.000 kg of de last onder één of beide assen meer bedraagt dan 6.500 kg; (particulier gebruik), een overschrijding met |
5.18.25c lid 2, 3 en 4 RV |
||||
P |
255 |
ad |
– meer dan 75% |
07/07a/08/14 |
|
de som van de aslasten van de aangekoppelde middenasaanhangwagen met een toegestane maximummassa van meer dan 12.000 kg meer bedraagt dan 1,5 maal de som van aslasten van het trekkend motorvoertuig, een overschrijding met |
5.18.31 RV |
||||
P |
310 |
c |
– meer dan 50% t/m 75% |
12 |
|
P |
310 |
d |
– meer dan 75% |
12 |
|
3 – Reminrichting |
|||||
niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt |
5.18.35 lid 1 RV |
||||
P |
350 |
c |
– 1,01 t/m 1,5 m/s2 |
02/04/05 |
|
P |
350 |
d |
– 1,51 t/m 2,0 m/s2 |
02/04/05 |
|
P |
350 |
e |
– meer dan 2,0 m/s2 |
02/04/05 |
|
niet wordt voldaan aan de minimale remvertraging van de bedrijfsrem van het samenstel, de vermindering bedraagt |
5.18.35 lid 1 RV |
||||
P |
350 |
g |
– 0,51 t/m 1,0 m/s2 |
03/03a |
|
P |
350 |
h |
– 1,01 t/m 1,5 m/s2 |
03/03a |
|
P |
350 |
i |
– 1,51 t/m 2,0 m/s2 |
03/03a |
|
P |
350 |
j |
– meer dan 2,0 m/s2 |
03/03a |
|
de remvertraging van het samenstel niet voldoet aan die van het trekkend voertuig, de vermindering bedraagt |
5.18.35 lid 2 RV |
||||
P |
351 |
c |
– 1,01 t/m 1,5 m/s2 |
07/07a/08 |
|
P |
351 |
d |
– 1,51 t/m 2,0 m/s2 |
07/07a/08 |
|
P |
351 |
e |
– meer dan 2,0 m/s2 |
07/07a/08 |
B
Bijlage II, bedoeld in artikel 4.3 van het Besluit OM-afdoening, komt te luiden:
Feit |
Overtreden artikel |
Tarief in categorie(ën) |
|||
---|---|---|---|---|---|
Categorie-indeling F: |
|||||
1- Natuurlijk persoon; |
|||||
2- Rechtspersoon. |
|||||
Bestuurlijke strafbeschikking milieu |
|||||
Nummers BM 001 – BM 010 en BM 612 – BM 613a: Wet Milieubeheer |
|||||
BM |
001 |
a |
zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 1-5 m3 |
10.2 Wm |
2 |
BM |
001 |
b |
zich hebben ontdaan van afvalstoffen, door die afvalstoffen – al dan niet in verpakking – buiten een inrichting te storten en/of anderszins op of in de bodem te brengen en/of te verbranden: 5-10 m3 |
10.2 Wm |
2 |
BM |
003 |
zich door afgifte aan een ander hebben ontdaan van bedrijfsafvalstoffen; max. 10 m3 |
10.37 lid 1 Wm |
1/2 |
|
BM |
004 |
niet registreren van één of meer gegevens als bedoeld in artikel 10.38 lid 1 Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen |
10.38 lid 1 Wm |
1/2 |
|
BM |
005 |
geen melding maken met betrekking tot afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen aan het bevoegd gezag |
10.38 lid 3 Wm |
1/2 |
|
BM |
006 |
niet verstrekken van een begeleidingsbrief, welke ten minste de gegevens bevat die zijn genoemd in art. 10.39 lid 1 onder a en 10.38 lid 1 van de Wet milieubeheer bij afgifte van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke stoffen aan een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a tot en met e Wet milieubeheer |
10.39 lid 2 Wm |
1/2 |
|
BM |
007 |
niet melden van afgifte van bedrijfsafvalstoffen aan het bevoegd gezag door een persoon als bedoeld in art. 10.37 lid 2 onder a of b van de Wet milieubeheer |
10.40 lid 1 Wm |
1/2 |
|
BM |
008 |
in ontvangst nemen van bedrijfsafvalstoffen door een persoon als bedoeld in art. 10.40 lid 1 Wet milieubeheer zonder dat daarbij een omschrijving en een begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 lid 1 onder a en b Wet milieubeheer worden verstrekt |
10.40 lid 2 Wm |
1/2 |
|
BM |
009 |
tijdens het vervoer van bedrijfsafvalstoffen geen begeleidingsbrief als bedoeld in art. 10.39 Wet milieubeheer aanwezig hebben, zolang degene die afvalstoffen onder zich heeft |
10.44 lid 1 Wm |
1/2 |
|
BM |
010 |
bedrijfsafvalstoffen inzamelen zonder vermelding op een lijst van inzamelaars |
10.45 lid 1 onder a Wm |
1/2 |
|
BM |
612 |
zich niet houden aan de voorschriften bij de inzamelvergunning |
18.18 Wm jo 10.49 lid 2 Wm |
1/2 |
|
BM |
613 |
a |
zonder vermelding als vervoerder op de lijst van vervoerders bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen voor anderen tegen vergoeding vervoeren |
10.55 lid 1 onder a Wm |
1/2 |
BM |
613 |
b |
zonder vermelding als handelaar op de lijst van handelaars bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen verhandelen |
10.55 lid 1 onder b Wm |
1/2 |
BM |
613 |
c |
zonder vermelding als bemiddelaar op de lijst van bemiddelaars ten behoeve van anderen bemiddelen bij het beheer van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen |
10.55 lid 1 onder c Wm |
1/2 |
Nummers BM 030, BM 034, BM 036 – BM 037, BM 042, BM 636 – BM 638 en BM 710: Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA) |
|||||
BM |
030 |
overbrengen van afvalstoffen zonder de betrokken bevoegde autoriteiten zo spoedig mogelijk op de hoogte te brengen van een – wegens onvoorziene omstandigheden benodigde – routewijziging bij een algemene kennisgeving |
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 13 lid 2 EVOA |
1/2 |
|
BM |
034 |
overbrengen van afvalstoffen terwijl het vervoersdocument niet volledig of onjuist is ingevuld of niet is ondertekend door de kennisgever |
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder a EVOA |
1/2 |
|
BM |
036 |
overbrengen van afvalstoffen waarbij het transport van afvalstoffen op een andere dan de opgegeven transportdatum plaatsvindt |
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder b EVOA |
1/2 |
|
BM |
037 |
overbrengen van afvalstoffen waarbij het vervoer niet vergezeld gaat van de juiste documenten (vervoersdocument, de afschriften van het kennisgevingsdocument met de schriftelijke toestemmingen en de voorwaarden die door de betrokken bevoegde autoriteiten respectievelijk zijn verleend en gesteld) |
10.60 lid 5 onder a Wm i.v.m. 16 onder c, tweede volzin EVOA |
1/2 |
|
BM |
042 |
niet gedurende ten minste 5 jaar door de kennisgever en/of de ontvanger en/of de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de overbrenging van afvalstoffen |
10.56 Wm i.v.m. 5 Regeling EG-verordening overbrenging van afvalstoffen |
1/2 |
|
BM |
636 |
niet gedurende drie jaar door de kennisgever, de ontvanger, de inrichting die de afvalstoffen heeft ontvangen, bewaren van aan of door de bevoegde autoriteiten verzonden documenten inzake de kennisgeving van een transport |
10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 1 EVOA |
1/2 |
|
BM |
637 |
niet gedurende drie jaar bewaren van de uit hoofde van artikel 18 lid 1 EVOA verstrekte informatie door de opdrachtgever, de ontvanger en de inrichting die de afvalstoffen ontvangt |
10.60 lid 7 onder a Wm ivm art. 20 lid 2 EVOA |
1/2 |
|
BM |
638 |
a |
overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing met onvolledige bijlage VII informatie |
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA |
1/2 |
BM |
638 |
b |
overbrengen van groene lijst afvalstoffen voor nuttige toepassing zonder bijlage VII informatie |
10.60 lid 2 Wm ivm 2 lid 35 sub g onder iii EVOA |
1/2 |
BM |
710 |
het niet voorhanden hebben van een juridisch bindend contract bij aanvang van de overbrenging |
10.60 lid 5 sub a Wm ivm 18 lid 2 EVOA |
1/2 |
|
Nummers BM 025, BM 500 en BM 618 – BM 621: Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
|||||
BM |
025 |
a |
als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een symbool zoals opgenomen is in bijlage IV bij Richtlijn nr. 2002/96/EG (afvalcontainer met kruis) |
15 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
1/2 |
BM |
025 |
c |
als producent van elektrische/elektronische apparatuur de door hem geproduceerde elektrische/elektronische apparatuur niet voorzien van: een aanduiding waaruit blijkt dat het apparaat na 13 augustus 2005 op de markt is gebracht |
16 lid 4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
1/2 |
BM |
500 |
als distributeur bij het ter beschikking stellen van een nieuw product, een soortgelijk na gebruik vrijgekomen product – zijnde afgedankte elektrische en elektronische apparatuur – van particuliere huishoudens, dat hem wordt aangeboden niet ten minste om niet innemen |
4 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
1/2 |
|
BM |
619 |
als producent van elektrische en/of elektronische apparatuur zich niet melden bij het register |
19 lid 1 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
1/2 |
|
BM |
620 |
als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel A van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie verstrekken bij de registratie en/of niet actueel houden van de informatie |
19 lid 2 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
1/2 |
|
BM |
621 |
als producent en/of zijn gemachtigde niet de in deel B van bijlage X bij de Richtlijn nr. 2012/19/EU genoemde informatie voor 1 mei over het voorafgaande kalenderjaar verstrekken aan het register |
19 lid 3 Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur |
1/2 |
|
Nummers BM 043 – BM 044, BM 529, BM 530 en BM 643 – BM 648: Asbestverwijderingsbesluit 2005 (Avb) |
|||||
BM |
043 |
bij het afbreken of uit elkaar nemen van een bouwwerk of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport |
3 lid 4 Avb |
1 |
|
BM |
044 |
bij het verwijderen van een asbesthoudend product uit een bouwwerk of object, niet beschikken over een asbestinventarisatierapport |
3 lid 4 Avb |
1 |
|
BM |
529 |
bij concentratie asbestvezel risicoklasse 2 of 2A handelingen niet laten verrichten door een gecertificeerde asbestverwijderaar |
6 lid 1 Avb |
1/2 |
|
BM |
530 |
als opdrachtgever niet verstrekken van het asbestinventarisatierapport aan degene die het werk uitvoert |
5 Avb |
1/2 |
|
BM |
643 |
het asbest of asbesthoudend product niet verwijderen voordat het bouwwerk of object geheel of gedeeltelijk wordt afgebroken of uit elkaar wordt genomen |
7 sub a Avb |
1 |
|
BM |
644 |
het niet onmiddellijk scheiden en verzamelen van verwijderd asbest of asbesthoudende producten |
7 sub b Avb |
1 |
|
BM |
645 |
niet op de juiste wijze verpakken van asbest of asbesthoudende producten |
7 sub c Avb |
1 |
|
BM |
646 |
niet op de juiste wijze opslaan van verpakt asbesthoudend materiaal |
7 sub d en sub e Avb |
1 |
|
BM |
647 |
niet op de juiste wijze aangeven dat de verpakking asbesthoudend materiaal bevat |
7 sub f Avb |
1 |
|
BM |
648 |
asbesthoudend materiaal is niet binnen 2 weken na het vrijkomen afgevoerd naar een daarvoor erkende inrichting |
7 sub g Avb |
1 |
|
Nummers BM 531 en BM 649: Besluit asbestwegen milieubeheer |
|||||
BM |
531 |
als degene die een asbestbevattende weg voorhanden heeft de aanwezigheid hiervan niet melden |
5 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer |
1/2 |
|
BM |
649 |
het voorhanden hebben van een asbesthoudende weg |
2 lid 1 Besluit asbestwegen milieubeheer |
1/2 |
|
Nummers BM 533 – BM 538, BM 573 – BM 589, BM 650 – BM 656 en BM 730 – BM 735b, BM 768: Bouwbesluit (Bb) |
|||||
BM |
533 |
a |
door degene die sloopt c.q. degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet binnen wettelijke termijnen voorafgaande aan de feitelijke aanvang van de sloop of sanering aan het bevoegd gezag de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de sloop- en/of saneringswerkzaamheden melden |
1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww |
1/2 |
BM |
533 |
b |
door degene die de werkzaamheden heeft uitgevoerd, niet schriftelijk melden van de datum van voltooiing van de sloop c.q. sanering binnen de wettelijke termijnen na beëindiging van de sloop- of saneringswerkzaamheden aan het bevoegd gezag |
1.33 Bb jo 120 lid 2 Ww |
1/2 |
BM |
533 |
d |
als degene die sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd geen opgave van hoeveelheid vrijgekomen afvalstoffen overleggen aan bevoegd gezag |
1.33 lid 5 Bb |
1/2 |
BM |
768 |
degene die de sloopwerkzaamheden heeft uitgevoerd en daarbij asbest heeft verwijderd dat is ingedeeld in risicoklasse 2 of 2A, heeft niet binnen twee weken nadat de eindbeoordeling is verricht, in het LAVS een bewijs van de afvoer van het asbestafval, onder opgave van het gewicht en van de afvoerbestemming van het asbestafval, ingevoerd |
1.33 lid 6 Bb |
1/2 |
|
BM |
534 |
niet onmiddellijk in kennis stellen bevoegd gezag van ontdekken asbest dat niet is opgenomen in asbestinventarisatierapport |
1.26 lid 8 Bb |
1/2 |
|
BM |
535 |
in en/of op en/of aan een bouwwerk en/of op een open terrein voorwerpen en/of stoffen geplaatst en/of handelingen verricht waardoor voor de omgeving hinderlijke en/of schadelijke wijze rook en/of roet en/of walm en/of stof wordt verspreid |
7.22 sub a Bb |
1/2 |
|
BM |
536 |
geen kooldioxidemeter in een verblijfsruimte in een onderwijsfunctie voor basisonderwijs aanwezig hebben |
7.23 lid 1 Bb |
1/2 |
|
BM |
537 |
niet naleven nadere voorwaarden opgelegd door bevoegd gezag bij sloopmelding |
1.29 Bb |
1/2 |
|
BM |
538 |
a |
niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden een sloopmelding indienen bij het bevoegd gezag, de uitzonderingen genoemd onder artikel 1.26 lid 4 onder a en b zijn niet van toepassing |
1.26 lid 4 Bb |
1/2 |
BM |
538 |
b |
niet ten minste vijf werkdagen voor de voorgenomen aanvang van de sloopwerkzaamheden een sloopmelding indienen bij het bevoegd gezag, de uitzonderingen genoemd onder artikel 1.26 lid 4 onder a en b zijn niet van toepassing |
1.26 lid 4 Bb |
1/2 |
BM |
573 |
het onderhoud van de brandmeldinstallatie is niet conform NEN 2654-1 |
6.20 lid 7 Bb |
2 |
|
BM |
574 |
het onderhoud van het ontruimingsalarm is niet conform NEN 2654-2 |
6.23 lid 5 Bb |
2 |
|
BM |
575 |
zonder gebruiksmelding een bouwwerk in gebruik nemen |
1.18 lid 1 onder a Bb |
1/2 |
|
BM |
576 |
niet hebben van noodverlichting in een verblijfsruimte voor meer dan 75 personen en een besloten ruimte waardoor een vluchtroute uit die verblijfsruimte voert |
6.3 lid 1 Bb |
1/2 |
|
BM |
577 |
niet hebben van een brandmeldinstallatie conform NEN 2535 |
6.20 lid 1 Bb |
1/2 |
|
BM |
578 |
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven brandmeldinstallatie |
6.20 lid 1 onder 6 Bb |
1/2 |
|
BM |
579 |
niet hebben van rookmelders conform NEN 2555 |
6.21 jo art. 1.16 Bb |
1/2 |
|
BM |
580 |
niet hebben van een ontruimingsalarminstallatie conform NEN 2575 |
6.23 lid 1 Bb |
1/2 |
|
BM |
581 |
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven ontruimingsalarminstallatie |
6.23 lid 4 Bb |
1/2 |
|
BM |
582 |
niet hebben van een ontruimingsplan |
6.23 lid 6 Bb |
1/2 |
|
niet hebben van vluchtrouteaanduidingen, te weten: |
6.24 Bb |
||||
BM |
583 |
a |
– 1 tot 3 ontbrekende aanduidingen |
1/2 |
|
BM |
583 |
b |
– 4 tot 6 ontbrekende aanduidingen |
1/2 |
|
BM |
583 |
c |
– meer dan 6 ontbrekende aanduidingen |
1/2 |
|
BM |
584 |
in een vluchtroute hebben van deuren die bij het openen tegen de vluchtroute indraaien |
6.25 lid 5 Bb |
1/2 |
|
BM |
585 |
niet hebben van een brandslanghaspel |
6.28 Bb |
1/2 |
|
niet aanwezig hebben van voldoende draagbare of verrijdbare blustoestellen, te weten: |
6.31 Bb |
||||
BM |
586 |
a |
– 1 tot 3 ontbrekende blustoestellen |
1/2 |
|
BM |
586 |
b |
– 4 tot 6 ontbrekende blustoestellen |
1/2 |
|
BM |
586 |
c |
– meer dan 6 ontbrekende blustoestellen |
1/2 |
|
BM |
587 |
a |
een rookbeheersingsinstallatie is niet voorzien van een geldig inspectiecertificaat dat is afgegeven op grond van het CCV-inspectieschema Rookbeheersingsinstallaties |
6.32 lid 2 Bb |
2 |
BM |
587 |
niet hebben van een geldig inspectiecertificaat voor een voorgeschreven automatische brandblusinstallatie |
6.32 lid 1 Bb |
1/2 |
|
BM |
588 |
in geopende stand vastzetten van een zelfsluitend constructieonderdeel (tenzij automatisch losgelaten) |
7.3 Bb |
1/2 |
|
BM |
589 |
opslaan van brandbare goederen in een ruimte met een of meer verbrandingstoestellen (stookruimte) |
7.8 Bb |
1/2 |
|
BM |
650 |
een gebruiksmelding niet ten minste vier weken voor de voorgenomen aanvang van het gebruik schriftelijk hebben ingediend |
1.19 lid 1 Bb |
1/2 |
|
BM |
651 |
het niet hebben van bescheiden tijdens het bouwen |
1.23 Bb |
1/2 |
|
BM |
652 |
het niet hebben van bescheiden tijdens het slopen |
1.32 Bb |
1/2 |
|
BM |
653 |
aankleding in een besloten ruimte levert brandgevaar op |
7.4 Bb |
1/2 |
|
BM |
654 |
het niet nemen van maatregelen tijdens uitvoeren van bouw- of sloopwerkzaamheden |
8.2 lid 1 Bb |
1/2 |
|
BM |
655 |
tijdens bedrijfsmatige bouw- of sloopwerkzaamheden niet houden aan de geluidseisen |
8.3 Bb |
1/2 |
|
BM |
656 |
tijdens bouw- of sloopwerkzaamheden geen maatregelen getroffen tegen visueel waarneembare stofverspreiding |
8.5 Bb |
1/2 |
|
BM |
730 |
een voorgeschreven draagbaar of verrijdbaar blustoestel niet ten minste eenmaal per twee jaar overeenkomstig NEN 2559 op goede werking controleren |
6.31 lid 4 Bb |
2 |
|
BM |
731 |
de technische ruimte waarin één of meer verbrandingstoestellen met een totale nominale belasting van meer dan 160 kW worden opgesteld, is geen afzonderlijk brandcompartiment |
2.89 lid 7 Bb |
2 |
|
BM |
732 |
de WBDBO van een brandcompartiment naar een ander brandcompartiment en een besloten ruimte waardoor een extra beschermde vluchtroute voert, is niet ten minste 20 minuten |
2.90 lid 1 Bb |
2 |
|
BM |
733 |
de WBDBO van een beschermd subbrandcompartiment naar een andere ruimte in het brandcompartiment is niet ten minste 20 minuten |
2.100 lid 2 Bb |
2 |
|
BM |
734 |
een gesloten deur op een vluchtroute kon, bij aanwezigheid van personen in een bouwwerk, niet zonder sleutel geopend worden |
7.12 lid 1 Bb |
2 |
|
BM |
735 |
a |
een vluchtrouteaanduiding wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd |
1.16 lid 1 Bb |
2 |
BM |
735 |
b |
een blusmiddel wordt niet conform voorschriften fabrikant adequaat beheerd, onderhouden en gecontroleerd |
1.16 lid 1 Bb |
2 |
Nummer BM 715: Productenbesluit asbest (PbA) |
|||||
BM |
715 |
a |
het invoeren van asbest of asbesthoudende producten |
4 PbA |
1/2 |
BM |
715 |
b |
het voor handen hebben van asbest of asbesthoudende producten |
4 PbA |
1/2 |
BM |
715 |
c |
het aan een ander beschikbaar stellen van asbest of asbesthoudende producten |
4 PbA |
1/2 |
BM |
715 |
d |
het toepassen van asbest of asbesthoudende producten |
4 PbA |
1/2 |
BM |
715 |
e |
het bewerken van asbest of asbesthoudende producten |
4 PbA |
1/2 |
Nummers BM 045 – BM 066 en BM 750: Besluit gebruik meststoffen (BGM) |
|||||
BM |
045 |
gebruiken van meststoffen |
1a lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
046 |
gebruiken van zuiveringsslib, herwonnen fosfaten en overige organische meststoffen |
1b lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
047 |
gebruiken van zuiveringsslib op weideland gedurende de periode van beweiding |
1d onderdeel a BGM |
1/2 |
|
BM |
048 |
gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor de teelt van voedergewassen, minder dan drie weken voor de oogst |
1d onderdeel b BGM |
1/2 |
|
BM |
049 |
gebruiken van zuiveringsslib op grond die wordt gebruikt voor groente- of fruitaanplant, met uitzondering van fruitbomen, gedurende de groeiperiode van de groente onderscheidenlijk het fruit |
1d onderdeel c BGM |
1/2 |
|
BM |
050 |
gebruiken van zuiveringsslib op grond die is bestemd voor de teelt van groenten of vruchten, die gewoonlijk in rechtstreeks contact met de bodem staan en rauw worden geconsumeerd, minder dan tien maanden voor de oogst alsmede tijdens de oogst |
1d onderdeel d BGM |
1/2 |
|
BM |
051 |
a |
gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische meststoffen op natuurterrein |
2 lid 1 BGM |
1/2 |
BM |
051 |
b |
gebruiken van dierlijke meststoffen, herwonnen fosfaten, compost of overige organische meststoffen op overige grond |
2 lid 1 BGM |
1/2 |
BM |
052 |
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, herwonnen fosfaten of een mengsel met deze meststoffen, indien de bodem geheel of gedeeltelijk is bevroren of geheel of gedeeltelijk is bedekt met sneeuw |
3 lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
053 |
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen, indien de bovenste bodemlaag met water is verzadigd |
3a BGM |
1/2 |
|
BM |
054 |
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, herwonnen fosfaten, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen in de periode van 1 september tot en met 31 januari, indien de bodem tegelijkertijd wordt bevloeid, beregend of geïnfiltreerd |
3b lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
055 |
gebruiken van vaste mest of steekvast zuiveringsslib in de periode van 1 september tot en met 31 januari |
4 lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
056 |
gebruiken van drijfmest of vloeibaar zuiveringsslib in de periode van 1 augustus tot en met 15 februari |
4 lid 3 BGM |
1/2 |
|
BM |
057 |
gebruiken van stikstofkunstmest op bouwland of grasland in de periode van 16 september tot en met 31 januari |
4a lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
058 |
vernietigen van de graszode op grasland |
4b lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
059 |
niet overeenkomstig bij ministeriële regeling aangewezen methoden die de ammoniakemissie beperken, gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib of een mengsel met deze meststoffen op bouwland of grasland of niet beteelde grond |
5 BGM |
1/2 |
|
BM |
060 |
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen anders dan door een zo gelijkmatig mogelijke verspreiding over het perceel waarop de meststoffen worden gebruikt |
6 BGM |
1/2 |
|
BM |
061 |
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op grond met een hellingspercentage van 7 of meer indien de desbetreffende grond is aangetast door geulenerosie |
6a lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
062 |
gebruiken van dierlijke meststoffen, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer |
6b lid 1 BGM |
1/2 |
|
BM |
063 |
gebruiken van stikstofkunstmest op niet-beteelde grond met een hellingspercentage van 7 of meer |
6c BGM |
1/2 |
|
BM |
064 |
gebruiken van dierlijke meststoffen, stikstofkunstmest, zuiveringsslib, compost, overige organische meststoffen of een mengsel met deze meststoffen op bouwland met een hellingspercentage van 18 of meer |
6d BGM |
1/2 |
|
BM |
065 |
a |
niet direct aansluitend en uiterlijk op 1 oktober van het desbetreffende jaar na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriële regeling aangewezen gewas |
8a lid 1 onder a BGM |
1/2 |
BM |
065 |
b |
niet uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs op zand- en lössgronden telen van een bij ministeriele regeling aangewezen gewas als hoofdteelt voor het volgende jaar |
8a lid 1 onder b BGM |
1/2 |
BM |
065 |
c |
niet direct aansluiten en uiterlijk op 31 oktober na de teelt van maïs overeenkomstig de biologische productiemethode en maïs, niet zijnde snijmais op zand – en lössgronden telen van een bij ministeriele regeling aangewezen gewas |
8a lid 2 BGM |
1/2 |
BM |
066 |
vernietigen van gewassen die na maïs worden geteeld, bedoeld in het eerste lid onderdelen a en b, en tweede lid, voor 1 februari van het volgende jaar |
8a lid 3 BGM |
1/2 |
|
BM |
750 |
niet voor 1 oktober melden van de teelt van een aangewezen gewas als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, aan Onze Minister met gebruikmaking van een door die minister beschikbaar gesteld middel |
8a lid 4 BGM |
1/2 |
|
Nummers BM 067 – BM 078 en BM 668 – BM 671: Besluit hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden (Bhvbz) |
|||||
BM |
067 |
door de houder van een badinrichting geen zorg dragen dat voorafgaand aan de ingebruikneming van de badinrichting een analyse wordt uitgevoerd met betrekking tot het risico dat niet wordt voldaan aan het eerste lid van artikel 2a Bhvbz |
2a lid 2 Bhvbz jo 2a lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
068 |
door de houder van een badinrichting niet binnen drie maanden na het gereedkomen van de risicoanalyse bedoeld in artikel 2a Bhvbz een beheersplan opstellen voor het zwem- of badwatersysteem van de badinrichting of niet binnen drie maanden een bestaand beheersplan herzien, terwijl uit risicoanalyse blijkt dat sprake is van het in artikel 2a, tweede lid, Bhvbz bedoelde risico |
2b lid 1 Bhvbz jo 2a Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
069 |
door de houder van een badinrichting de in het beheersplan, bedoeld in artikel 2b, eerste lid, Bhvbz, vermelde risicopunten niet ten minste halfjaarlijks op de aanwezigheid van Legionella laten onderzoeken door een laboratorium als bedoeld in artikel 10 Bhvbz |
2c lid 1 jo 10 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
070 |
door de houder van een badinrichting niet onmiddellijk na de vaststelling van een concentratie van legionellabacteriën van 100 of meer kolonievormende eenheden per liter op de in artikel 2a, vierde lid, onder d, Bhvbz bedoelde risicopunten, Gedeputeerde Staten hiervan in kennis stellen |
2d lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
071 |
ontbreken in de toevoer naar of afvoer van de filters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie van een badinrichting, van een voorziening waarmee de hoeveelheid water kan worden bepaald, die in een bepaalde tijdseenheid wordt toegevoerd, onderscheidenlijk afgevoerd |
6 lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
072 |
ontbreken bij gesloten zandfilters, die deel uitmaken van de waterzuiveringsinstallatie van een badinrichting, waarbij het filtermateriaal in fluïdisatie geraakt, van een voorziening waardoor dit in fluïdisatie geraken waargenomen kan worden |
7 lid 2 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
073 |
door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in bijlage I van Bhvbz, niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, onderzoeken |
9 lid 1 Bhvbz jo bijlage I Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
074 |
door de houder van een badinrichting de parameters die zijn aangegeven in de bij dit besluit behorende bijlage I van Bhvbz niet ten minste zo vaak als in die bijlage is aangegeven, op de in de bijlage IV van Bhvbz aangegeven wijze, laten onderzoeken door een laboratorium dat voldoet aan de in artikel 10, eerste lid, Bhvbz gestelde eisen |
10 lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
075 |
door de houder van een badinrichting de uitkomsten van een onderzoek als bedoeld in artikel 10 lid 1 Bhvbz, niet laten noteren in een aan hem uit te brengen rapport |
10 lid 2 Bhvbz jo 10 lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
076 |
vloeren van badinrichtingen die bestemd zijn om met blote voeten te worden betreden, zijn niet zodanig aangelegd dat het afvloeien van schrobwater of regenwater in het bassin niet mogelijk is |
15 lid 1 onder c Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
077 |
diepte van het zwem- en badwater van een badinrichting is voor de zwemmers en baders niet duidelijk zichtbaar aangegeven op alle punten waar dit met het oog op hun veiligheid van belang is |
21 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
078 |
in de badinrichting wordt gedurende de openstelling niet in voldoende mate toezicht uitgeoefend |
25 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
668 |
het niet hebben van een volledig legionellabeheersplan |
2b lid 4 jo 2b lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
669 |
het niet hebben van een volledige legionellarisicoanalyse |
2a lid 4 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
670 |
niet in kennis stellen van Gedeputeerde Staten van voornemen om een badinrichting op te richten en/of te wijzigen en/of uit te breiden |
10 lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
BM |
671 |
het zwem- en badwater voldoet niet aan de normen die in de bij Bhvbz behorende bijlage I zijn aangegeven |
3 lid 1 Bhvbz |
1/2 |
|
Nummers BM 079 – BM 080 en BM 707: Ontgrondingenwet (Ogw) |
|||||
BM |
079 |
a |
ontgronden zonder vergunning: als degene die ontgrondt |
3 Ogw |
1/2 |
BM |
079 |
b |
ontgronden zonder vergunning: als zakelijk gerechtigde of als gebruiker van enig onroerende zaak |
3 Ogw |
1/2 |
BM |
080 |
niet melden van een van de vergunningplicht vrijgestelde ontgronding |
7 Ogw |
1/2 |
|
BM |
707 |
b |
het dieper ontgronden dan volgens een geldende vergunning is toegestaan |
3a Ogw |
1/2 |
Nummers BM 084, BM 087, BM 088, BM 590, BM592, BM 593: Wet bodembescherming (WBB) |
|||||
BM |
084 |
a |
door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 0 t/m 5 m3 |
13 WBB |
1/2 |
BM |
084 |
b |
door degene die op en/of in de bodem handelingen verricht met betrekking tot niet gevaarlijk afval, terwijl hij of zij wist of redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat door die handelingen de bodem kan worden verontreinigd en/of aangetast, niet nemen van alle maatregelen die redelijkerwijs van hem/haar kunnen worden gevergd, teneinde die verontreiniging en/of aantasting te voorkomen, dan wel te beperken en/of verminderen: 6 t/m 10 m3 |
13 WBB |
1/2 |
BM |
087 |
a |
door degene die bouw- en sloopafval bewerkt met een mobiele puinbreker niet (tijdig) melden van dat bewerken aan burgemeester en wethouders |
4 lid 1 Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval |
1/2 |
BM |
088 |
door degene die de bodem heeft gesaneerd, dan wel een fase van de sanering heeft uitgevoerd, daarvan niet zo spoedig mogelijk een verslag indienen bij Gedeputeerde Staten of in dat verslag niet de vereiste gegevens verstrekken |
39c WBB |
1/2 |
|
BM |
590 |
niet melden van (voorschriften opgenomen in de beschikking, provinciale of gemeentelijke verordening): wijzigingen op het saneringsplan |
39a WBB/PMV |
1/2 |
|
BM |
592 |
zonder milieukundige begeleiding uitvoeren van de sanering |
39a WBB/PMV |
1/2 |
|
BM |
593 |
niet melden bij het bevoegd gezag van het voornemen de bodem te saneren, dan wel handelingen te verrichten ten gevolge waarvan de verontreiniging van de bodem wordt verminderd of verplaatst |
28 lid 1 WBB |
1/2 |
|
Nummers BM 090, BM 092, BM 100, BM 103 – BM 104 en BM 594 – BM 595: Besluit uniforme saneringen (BUS) en Regeling uniforme saneringen (RUS) |
|||||
BM |
090 |
door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet afdoende afsluiten en/of omgeven van de saneringslocatie en/of depots met een hekwerk |
2 lid 2 BUS (jo 2.2 lid 3 RUS) |
1/2 |
|
BM |
092 |
door degene die de bodem saneert of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet (tijdig) melden van wijzigingen o.b.v. het Besluit uniforme saneringen en de daarbij behorende Regeling uniforme saneringen |
10 lid 1 en 2 bus en art. 1.4 lid 1 en 2 RUS |
1/2 |
|
BM |
100 |
door degene die de bodem saneert, of degene die de sanering feitelijk uitvoert, niet melden van de datum waarop de einddiepte van de ontgraving zal worden bereikt uiterlijk één werkdag voorafgaande aan het bereiken van dat punt aan het bevoegd gezag gemeld m.b.t. kleinschalige mobiele verontreinigingen |
2 lid 2 BUS (jo 3.2.6 RUS) |
1/2 |
|
BM |
103 |
door degene die de landbodem of waterbodem heeft gesaneerd, niet na de uitvoering van de sanering daarvan binnen acht weken na beëindiging van de saneringswerkzaamheden schriftelijk verslag doen aan het bevoegd gezag of niet de juiste gegevens verstrekken in het verslag |
13 BUS |
1/2 |
|
BM |
104 |
door degene die saneert, niet uiterlijk vijf werkdagen voorafgaande aan de aanvang van de sanering aan het bevoegd gezag schriftelijk de datum of het tijdstip van de feitelijke aanvang van de saneringswerkzaamheden melden |
39b lid 3 Wbb, 2, lid 2 BUS jo 2.1 RUS |
1/2 |
|
BM |
594 |
het laten uitvoeren van de sanering door een persoon of instelling zonder erkenning op grond van het Besluit bodemkwaliteit |
2 lid 2 BUS jo 2.2 lid 1 RUS |
1/2 |
|
BM |
595 |
het laten uitvoeren van de werkzaamheden, zonder milieukundige begeleiding |
2 lid 2 BUS jo 2.3 lid 1 RUS |
1/2 |
|
Nummers BM 105, BM 107 – BM 110, BM 112, BM 541, BM 764 en BM765: Besluit bodemkwaliteit (Bbk) |
|||||
BM |
105 |
a |
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: de samenstellings- en emissiewaarden van de bouwstof zijn bepaald overeenkomstig de bij ministeriele regeling gestelde methoden door of onder toezicht van een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning |
28 lid 1 onder a Bbk |
1/2 |
BM |
105 |
c |
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: uit een milieuhygiënische verklaring blijkt dat wordt voldaan aan het bepaalde in onderdeel a en b |
28 lid 1 onder c Bbk |
1/2 |
BM |
105 |
d |
vervaardigen en/of invoeren en/of voor toepassing in Nederland en/of voor handelsdoeleinden voor de Nederlandse markt voorhanden hebben en/of vervoeren en/of aan een ander ter beschikking stellen en/of toepassen van bouwstoffen terwijl niet: een afleveringsbon bij de desbetreffende partij aanwezig is die de bij ministeriële regeling vastgestelde gegevens bevat |
28 lid 1 onder d Bbk |
1/2 |
BM |
107 |
door degene die voornemens is een IBC-bouwstof toe te passen als bedoeld in artikel 30, dat voornemen niet ten minste vier weken voor het toepassen aan Onze Minister melden |
32 lid 2 Bbk |
1/2 |
|
BM |
108 |
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, niet overeenkomstig de bij ministeriele regeling bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning, de kwaliteit van de grond of baggerspecie laten vaststellen |
38 lid 1 Bbk |
1/2 |
|
BM |
109 |
geen milieuhygiënische verklaring aanwezig hebben bij een partij grond en/of baggerspecie |
38 lid 2 Bbk |
1/2 |
|
BM |
110 |
de kwaliteit van de bodem waarop of waarin de grond en/of baggerspecie wordt toegepast, niet laten vaststellen overeenkomstig de bij regeling van onze ministers bepaalde methoden door een persoon of instelling die daartoe beschikt over een erkenning |
40 lid 1 jo 9 lid 1 Bbk |
1/2 |
|
BM |
112 |
a |
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden tot en met 250 m3 |
42 jo 35 Bbk |
1/2 |
BM |
112 |
b |
door degene die voornemens is grond en/of baggerspecie toe te passen, dat voornemen niet ten minste vijf werkdagen van tevoren aan Onze Minister melden meer dan 250 m3 |
42 jo 35 Bbk |
1/2 |
BM |
541 |
een werkzaamheid uitvoeren in strijd met het daarvoor geldende normdocument |
18 lid 1 Bbk |
1/2 |
|
BM |
764 |
uitvoeren van een werkzaamheid zonder daartoe verleende erkenning |
15 lid 1 Bbk |
1/2 |
|
BM |
765 |
gebruiken of aan een ander ter beschikking stellen van een resultaat van een werkzaamheid wetend of vermoedend dat dit resultaat, gelet op het doel waarvoor dit wordt gebruikt, geen betrouwbaar beeld verschaft van de eigenschappen, aard, hoedanigheid of samenstelling van de bodem, grond, baggerspecie of bouwstof |
16 Bbk |
1/2 |
|
Nummers BM 119 – BM 123: Besluit detectie radioactief besmet schroot |
|||||
BM |
119 |
a |
een inrichting drijven en niet onverwijld de ioniserende straling van het schroot dat binnen de inrichting wordt gebracht meten: meetapparatuur wel aanwezig |
3 Besluit detectie radioactief besmet schroot |
1/2 |
BM |
120 |
een inrichting drijven zonder een register van de metingen, bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot, bij te houden |
5 Besluit detectie radioactief besmet schroot jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot |
1/2 |
|
BM |
121 |
metingen als bedoeld in artikel 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten |
6 jo 3 Besluit detectie radioactief besmet schroot |
2 |
|
BM |
122 |
de registratie van de gegevens als bedoeld in artikel 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot niet door deskundige laten verrichten |
6 jo 5 Besluit detectie radioactief besmet schroot |
2 |
|
BM |
123 |
het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit verwijderen van radioactief besmet schroot |
7/8/9 Besluit detectie radioactief besmet schroot |
2 |
|
Nummers BM 124 – BM 126 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming |
|||||
BM |
124 |
het niet stellen van financiële zekerheid ter dekking van de kosten die voortvloeien uit het afvoeren van afgedankte hoogactieve bron |
20d Besluit stralingsbescherming |
2 |
|
BM |
125 |
a |
voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: informatie over volume van de bron en bronhouder en vaste afscherming |
4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming |
1/2 |
BM |
125 |
b |
voor het verwerven van een hoogactieve bron niet aan de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming verstrekken van: schriftelijk bewijs dat financiële zekerheid is gesteld |
4.17 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming |
1/2 |
BM |
126 |
als ondernemer die handelingen als bedoeld in artikel 4.2 van het Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming verricht geen administratie bij houden van die handelingen |
4.2 Besluit basisveiligheidsnormen stralingsbescherming |
1/2 |
|
Nummers BM 127 – BM 135 en BM 515 – BM 526: Scheepsafvalstoffenbesluit (SAB) |
|||||
BM |
127 |
als schipper er geen zorg voor dragen dat bilgewater en overige olie- en vethoudende scheepsafvalstoffen aan boord in de bilge van de machinekamer, onderscheidenlijk gescheiden in de daarvoor bestemde verzamelreservoirs, worden verzameld en bewaard |
11 SAB |
1/2 |
|
BM |
128 |
als schipper voor de opslag van afgewerkte olie los aan dek staande verzamelreservoirs gebruiken |
12 lid 2 SAB |
1/2 |
|
BM |
129 |
als schipper er niet zorg voor dragen dat een geldig olie-afgifteboekje aan boord aanwezig is |
14 lid 1 SAB |
1/2 |
|
BM |
130 |
als schipper, na verkrijging van een nieuw olie-afgifteboekje, niet het voorgaande olie-afgifteboekje ten minste zes maanden na de datum van de laatste daarin opgenomen vermelding van een afgifte aan boord bewaren |
14 lid 4 SAB |
1/2 |
|
BM |
131 |
a |
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het schip bij het laden vrij van overslagresten of het verwijderen van overslagresten na het laden |
33 jo 41 SAB |
2 |
BM |
131 |
b |
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van droge lading van of uit het laadruim van een schip de in het laadruim achtergebleven restlading en/of verpakkings-en stuwingsmateriaal verwijderen en zoveel mogelijk toevoegen aan geloste lading |
33 jo 42 SAB |
2 |
BM |
131 |
c |
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: aansluitend aan het lossen van vloeibare lading uit een ladingtank van een schip met behulp van een leiding, aangesloten op het nalenssysteem van het schip, de restlading uit de ladingtank verwijderen, zodanig dat de losstandaard nagelensde ladingtank wordt bereikt |
33 jo 43 SAB |
2 |
BM |
131 |
d |
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: bij het lossen uit een laadruim of een ladingtank van een schip het laadruim of die ladingtank wassen en het afvalwater met ladingrestanten innemen |
33 jo 45 SAB |
2 |
BM |
131 |
g |
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: voorleggen van de losverklaring in drievoud aan de schipper dan wel, als het schip niet onder gezag van de schipper staat, aan de exploitant van het schip |
33 jo 53, vierde lid SAB |
2 |
BM |
131 |
h |
als drijver van een overslaginrichting met betrekking tot het laden en lossen van een schip, niet voldoen aan de bepalingen ten aanzien van: het bewaren van het ingevolge artikel 54 SAB ontvangen exemplaar van de losverklaring in de bedrijfsadministratie |
33 SAB |
2 |
BM |
132 |
de schipper draagt er geen zorg voor dat de losverklaringen, ontvangen overeenkomstig artikel 53 SAB, het transport begeleiden |
56 SAB |
1/2 |
|
BM |
133 |
als schipper met het schip na het laden de laadplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat de overslagresten zijn verwijderd |
55 lid 1 SAB |
1/2 |
|
BM |
134 |
a |
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: de overslagresten zijn verwijderd |
55, lid 2, onderdeel a SAB |
1/2 |
BM |
134 |
b |
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: alle geloste laadruimen zijn nagelost en/of ladingtanks nagelensd |
55, lid 2, onderdeel a SAB |
1/2 |
BM |
134 |
c |
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: voldaan is aan de wasverplichting indien die van toepassing is dan wel hem daartoe volgens de bepalingen uit artikel 47 SAB een voorziening is toegewezen |
55, lid 2, onderdeel a SAB |
1/2 |
BM |
134 |
d |
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder zich ervan te vergewissen dat: het afvalwater dat ladingresten bevat, is ingenomen, dan wel hem daartoe een ontvangstvoorziening is toegewezen, in een geval als bedoeld in artikel 45 SAB |
55, lid 2, onderdeel a SAB |
1/2 |
BM |
135 |
als schipper met het schip na het lossen de losplaats verlaten zonder te voldoen aan de bepalingen ten aanzien van de losverklaring uit artikel 54 SAB |
55, lid 2, onderdeel b SAB |
1/2 |
|
BM |
515 |
door de schipper niet onverwijld waarschuwen van de dichtstbijzijnde bevoegde autoriteit, terwijl vanaf een schip scheepsafvalstoffen dan wel delen van de lading in een oppervlaktewaterlichaam zijn geraakt of dreigen te geraken |
6 SAB |
1/2 |
|
BM |
516 |
aan boord van een schip verbranden van scheepsafvalstoffen |
7 SAB |
1/2 |
|
BM |
517 |
reinigingsmiddelen die olie of vet oplossen dan wel emulgerend zijn in de bilge van de machinekamer dan wel in het bilgewater doen geraken |
13 lid 1 SAB |
1/2 |
|
BM |
518 |
door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje |
17 SAB |
2 |
|
BM |
519 |
door de schipper niet of niet juist invullen of ondertekenen van het olie-afgifteboekje |
18 SAB |
1/2 |
|
BM |
520 |
als degene die feitelijk lost, met betrekking tot het lossen van een schip, niet bewaren in de bedrijfsadministratie van het ingevolge artikel 54, tweede lid, terug ontvangen exemplaar van de losverklaring |
57 SAB |
2 |
|
BM |
521 |
als schipper, bij het afgeven van afvalwater dat ladingrestanten bevat aan een ontvangstvoorziening, niet in tweevoud de door hem ondertekende losverklaring voorleggen aan degene die de ontvangstvoorziening drijft of een door deze aangewezen persoon |
66 SAB |
1/2 |
|
BM |
522 |
door degene die een inrichting voor het inzamelen van scheepsafvalstoffen drijft, na ondertekening niet terugbezorgen van een exemplaar van de ondertekende losverklaring aan de schipper |
68 lid 1 SAB |
1/2 |
|
BM |
523 |
als schipper niet gedurende zes maanden aan boord bewaren van de terugontvangen ondertekende losverklaring |
68, lid 3, SAB |
1/2 |
|
BM |
524 |
als exploitant van het schip niet bewaren in de bedrijfsadministratie van de terugontvangen ondertekende losverklaring |
68, lid 4, SAB |
1/2 |
|
BM |
525 |
als schipper er geen zorg voor dragen dat huisvuil, slops, zuiveringsslib en klein gevaarlijk afval aan boord naar categorie gescheiden worden gehouden en gescheiden worden aangeboden bij een ontvangstvoorziening |
73, lid 1 SAB |
1/2 |
|
BM |
526 |
als exploitant van een passagiersschip, dat is uitgerust met een boordzuiveringsinstallatie voor afvalwater, niet aanbieden van het zuiveringsslib van die installatie bij een ontvangstvoorziening |
74 SAB |
1/2 |
|
Nummers BM 137 – BM 140, BM 142, BM 146, BM 148, BM 150, BM 152, BM 156, BM 157, BM 160, BM 503 – BM 505, BM 563, BM 567, BM 568, BM 720a en BM 720b Vuurwerkbesluit (Vwb) |
|||||
BM |
137 |
a |
andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2 |
1/2 |
BM |
137 |
b |
andere werkzaamheden in de bufferbewaarplaats verrichten dan volgens vs. 3.2 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit is toegestaan: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.2 |
2 |
BM |
138 |
a |
in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3 |
1/2 |
BM |
138 |
b |
in de bewaarplaats andere werkzaamheden verrichten dan het inbrengen/uitnemen van verpakt vuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.3 |
2 |
BM |
139 |
a |
de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4 |
1/2 |
BM |
139 |
b |
de deur van de (buffer)bewaarplaats niet gesloten houden anders dan ten tijde van het inbrengen of uitnemen van consumentenvuurwerk: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.4 |
2 |
BM |
140 |
a |
niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6 |
1/2 |
BM |
140 |
b |
niet voldoen aan inrichting (buffer)bewaarplaats volgens voorschrift 3.6 van Bijlage 1 Vuurwerkbesluit: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 3.6 |
2 |
BM |
142 |
a |
buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk of buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk, ander consumentenvuurwerk dan fop- en schertsvuurwerk aanwezig hebben en in totaal daarvan niet meer dan 200 kg: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1 |
1/2 |
BM |
142 |
b |
buiten de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk of buiten de openingstijden van de winkel tijdens de toegestane verkoopdagen voor de verkoop van consumentenvuurwerk, ander consumentenvuurwerk dan fop- en schertsvuurwerk aanwezig hebben en in totaal daarvan niet meer dan 200 kg: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.1 |
2 |
BM |
146 |
a |
het niet voldoen aan de constructie-eisen terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 2 |
1/2 |
BM |
148 |
a |
het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5 |
1/2 |
BM |
148 |
b |
het niet voldoen aan de voorschriften m.b.t. brandveiligheidsinstallatie terwijl vuurwerk aanwezig is: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb paragraaf 5 |
2 |
BM |
150 |
het niet registreren van hetgeen onder artikel 1.4.2 lid 1 onder a en b Vuurwerkbesluit staat genoemd, indien men vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik vervaardigt, binnen het grondgebied van Nederland brengt of voor handelsdoeleinden voorhanden heeft |
1.4.2 lid 1 Vwb |
2 |
|
BM |
152 |
het niet ten minste 48 uur voorafgaand aan het binnen of buiten Nederland brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik, een elektronische melding indienen bij Onze Minister, in de periode 15 december tot 1 januari wordt deze melding 24 uur voorafgaand aan het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van de artikelen gedaan |
1.3.2 lid 1 en 2 Vwb |
1/2 |
|
BM |
156 |
vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik in de handel brengen, voorhanden hebben, aan een ander ter beschikking stellen of gebruiken anders dan met inachtneming van de voorschriften gesteld bij of krachtens de artikelen 1A.4.1, 2.1.3, 3.1.1 en 3A.1.1 met betrekking tot de aanduiding en het bezigen van vermeldingen |
1A.2.1 lid 3 Vwb |
2 |
|
BM |
157 |
in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit niet ononderbroken een vervoermiddel met vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik beladen en/of daaruit lossen |
1.2.5 lid 1 onder b Vwb |
1/2 |
|
BM |
160 |
zonder daartoe verleende vergunning consumentenvuurwerk, professioneel vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik tot ontbranding brengen, ten behoeve daarvan opbouwen, installeren, bewerken, dan wel na ontbranding verwijderen |
3B.1 lid 1 Vwb |
1/2 |
|
BM |
503 |
a |
gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb |
1/2 |
BM |
503 |
b |
gelijktijdig andere goederen en consumentenvuurwerk in de (buffer)bewaarplaats: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 jo bijlage 1 vs 3.1 Vwb |
2 |
BM |
504 |
als degene die vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik opslaat er niet zorg voor dragen dat op de artikelen die verpakt worden en worden opgeslagen de aanduiding van de klasse waarin de artikelen volgens de bijlage A van het ADR zijn ingedeeld als vuurwerk aanwezig is en blijft |
1.3.1 lid 2 Vwb |
2 |
|
BM |
505 |
het in de handel brengen van vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik zonder dat hier overeenkomstig artikel 1A.4.2 een EU-conformiteitsverklaring is opgesteld |
1A.2.1 lid 4 Vwb |
2 |
|
BM |
560 |
in strijd met artikel 1.2.5 Vuurwerkbesluit het laten staan en het laten liggen van een vervoermiddel waarin of waarop zich vuurwerk of pyrotechnische artikelen voor theatergebruik bevinden |
1.2.5 lid 1 onder a. Vwb |
1/2 |
|
BM |
563 |
per levering meer dan 25 kg consumentenvuurwerk aan een particulier ter beschikking stellen binnen de vastgestelde data genoemd in artikel 2.3.2 lid 2 van het Vuurwerkbesluit |
2.3.3 Vwb |
1/2 |
|
BM |
567 |
a |
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2 |
1/2 |
BM |
567 |
b |
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen buiten het bereik van de sprinklerinstallatie: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2 |
2 |
BM |
568 |
a |
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2 |
1/2 |
BM |
568 |
b |
het in de verkoopruimte aanwezige vuurwerk hebben opgeslagen binnen het bereik van de sprinklerinstallatie, maar niet buiten het bereik van het publiek: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs. 4.2 |
2 |
BM |
720 |
a |
consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats en verkoopruimte: inrichtingen t/m 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3 |
1/2 |
BM |
720 |
b |
consumentenvuurwerk is niet alleen aanwezig in de daarvoor bestemde (buffer)bewaarplaats en verkoopruimte: inrichtingen vanaf 10.000 kg |
2.2.1 Vwb jo bijlage 1 Vwb vs 1.3 |
2 |
Nummers BM 166 – BM 168: Wet explosieven voor civiel gebruik (Wecg) |
|||||
BM |
166 |
als houder van een vergunning of een bewijs van toestemming voor de overbrenging van explosieven, niet deze explosieven tot aan de plaats waar de overbrenging eindigt en/of bij het verlaten van het grondgebied van Nederland, doen vergezellen van deze vergunning of dit bewijs van toestemming |
14 Wecg |
1/2 |
|
BM |
167 |
als degene voor wie de explosieven bestemd zijn en/of als onderneming uit de sector explosieven niet op verzoek van de autoriteit, die daarom verzoekt als bedoeld in artikel 16 Wet explosieven civiel gebruik, de gegevens die hem ter beschikking staan, zenden aan deze bevoegde autoriteit |
16 Wecg |
1/2 |
|
BM |
168 |
geen registratie bijhouden die voldoet aan hetgeen in artikel 21 Wet explosieven voor civiel gebruik is gesteld |
21 Wecg |
1/2 |
|
Nummers BM 332 en BM 700 – BM 703: Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) |
|||||
BM |
332 |
zonder een omgevingsvergunning oprichten, veranderen of veranderen van de werking, of in werking hebben van een inrichting |
2.1 lid 1 onder e Wabo |
1/2 |
|
BM |
700 |
a |
het kappen van 1-5 bomen voorzover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is |
2.2 lid 1 onder g Wabo |
1/2 |
BM |
700 |
b |
het kappen van bomen voorzover daarvoor ingevolge een bepaling in een provinciale of gemeentelijke verordening een vergunning of ontheffing vereist is (meer dan 5) |
2.2 lid 1 onder g Wabo |
1/2 |
BM |
701 |
zonder omgevingsvergunning bouwen van een bouwwerk |
2.1 lid 1 onder a Wabo |
1/2 |
|
BM |
702 |
a |
zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening een monument slopen, verstoren, verplaatsen of herstellen |
2.2 lid 1 onder b Wabo |
1 |
BM |
702 |
b |
zonder de vereiste vergunning of ontheffing volgens een provinciale of gemeentelijke verordening een bouwwerk slopen in een krachtens een zodanige verordening aangewezen stads-of dorpsgezicht |
2.2 lid 1 onder c Wabo |
2 |
BM |
703 |
zonder een omgevingsvergunning een rijksmonument verstoren, verplaatsen of in enig opzicht wijzigen, of het herstellen, gebruiken of laten gebruiken van een rijksmonument op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar wordt gebracht |
2.1 lid 1 onder f Wabo |
1/2 |
|
Nummers BM 170 – BM 171: Wet milieubeheer (Wm) |
|||||
BM |
170 |
niet zo spoedig mogelijk melden van een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting |
17.2, 1e lid Wm |
1/2 |
|
BM |
171 |
niet (tijdig) verstrekken van voorgeschreven gegevens met betrekking tot een ongewoon voorval in een inrichting, niet zijnde een BRZO-inrichting |
17.2, 2e lid jo 1e lid Wm |
1/2 |
|
Nummers BM 174, BM 176, BM 183, BM 186, BM 188, BM 198, BM 204, BM 206, BM 329a – BM 329d, BM 596 – BM 611, BM 657 – BM 666, BM 690 – BM 696, BM 740a – BM 740b, BM 761a – BM 761b, BM 762 en BM 763a – BM 763b: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) |
|||||
BM |
174 |
a |
verbranden van afvalstoffen in een inrichting: < 5 m3 |
2.14a lid 1 Abm |
1/2 |
BM |
174 |
b |
verbranden van afvalstoffen in een inrichting: 5 – 10 m3 |
2.14a lid 1 Abm |
1/2 |
BM |
176 |
niet aanwezig hebben van een actuele beschrijving van de procedures van acceptatie en controle van ontvangen afvalstoffen, i.v.m. doelmatig beheer van de op- en/of overgeslagen en/of te verwerken afvalstoffen binnen de inrichting |
2.14b 1e lid Abm |
1/2 |
|
BM |
183 |
niet onverwijld opheffen van afwijkingen geconstateerd tijdens de uitvoering van de in artikel 3.20, vijfde lid, bedoelde controle van een systeem voor dampretour Stage-II |
3.20 lid 7 Abm |
1/2 |
|
BM |
186 |
niet ten minste eenmaal per kalenderjaar keuren van een koelinstallatie met een natuurlijk koudemiddel op veilig functioneren |
3.16d lid 2 Abm |
1/2 |
|
BM |
198 |
binnen een inrichting in de buitenlucht steen mechanisch bewerken |
4.74aa 1e lid Abm |
1/2 |
|
BM |
596 |
het niet indienen van een akoestisch rapport bij een melding als bedoeld in artikel 1.10 van het Abm |
1.11 Abm |
1/2 |
|
BM |
597 |
de binnen de inrichting aanwezige als bodembeschermende voorziening toegepaste vloeistofdichte vloer of verharding of geomembraanbaksysteem niet (tijdig) laten beoordelen door een instelling die beschikt over een erkenning |
2.9 Abm jo 2.1 Arm |
1/2 |
|
BM |
598 |
het verrichten van bodembedreigende activiteiten zonder dat sprake is van afdoende bodembeschermende voorzieningen |
2.9 Abm jo 2.4 Arm |
1/2 |
|
BM |
599 |
niet tenminste eenmaal per jaar bemonsteren grondwaterpeilbuizen |
2.10 lid 1 Abm jo 2.2 lid 4 Arm |
1/2 |
|
BM |
600 |
ten behoeve van een verwaarloosbaar bodemrisico de kathodische bescherming niet ten minste eens per jaar op goede werking controleren |
2.10 lid 2 jo 3.36 lid 1 Arm |
1/2 |
|
BM |
601 |
het niet binnen 3 maanden na oprichting van de inrichting indienen van een bodemonderzoek |
2.11 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
602 |
het niet eenmaal per twee jaar op goede werking controleren van het temperatuurgevoelige element van een vaste afleverinstallatie van vloeibare brandstoffen |
3.19 Abm jo 3.21 lid 2 Arm |
1/2 |
|
BM |
604 |
de binnen de inrichting aanwezige ondergrondse tank niet tijdig keuren/herkeuren |
3.30 Abm jo 3.35 lid 2 Arm |
1/2 |
|
BM |
605 |
het binnen de inrichting meer dan 1 keer per week wassen van motorvoertuigen, werktuigen of spoorvoertuigen boven een niet vloeistofdichte vloer of verharding |
3.23b Abm jo 3.27 lid 1 Arm |
1/2 |
|
BM |
606 |
de stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages bestemd voor de opslag van halfzware olie, polyesterhars of stoffen van klasse 8 van het ADR, verpakkingsgroep II en III zonder bijkomend gevaar niet installeren, repareren, onderhouden, beoordelen en goedkeuren overeenkomstig de aangewezen BRL of door een persoon of instelling dat op grond van die BRL is gecertificeerd |
4.6 Abm jo art. 4.15 lid 1 Arm |
1/2 |
|
BM |
607 |
niet ten minste eenmaal per jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor dampretour stage II |
3.20 lid 5 Abm |
1/2 |
|
BM |
608 |
niet ten minste eenmaal per drie jaar op goede werking controleren van een EU-systeem voor dampretour stage II bij aanwezigheid automatisch bewakingssysteem |
3.20 lid 13 Abm |
1/2 |
|
BM |
609 |
een ondergrondse opslagtank van staal waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen niet jaarlijks controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel |
3.30 Abm jo 3.36 lid 5 Arm |
1/2 |
|
BM |
610 |
een ondergrondse opslagtank waarin vloeibare brandstof wordt opgeslagen en die is voorzien van een inwendige coating overeenkomstig de aangewezen BRL en is aangebracht door een gecertificeerd bedrijf niet ten minste eenmaal per drie jaar controleren op de aanwezigheid van water en bezinksel |
3.30 Abm jo 3.36 lid 7 Arm |
1/2 |
|
BM |
611 |
niet zo vaak als nodig, binnen een straal van 25 meter van de inrichting, etenswaren, verpakkingen, sport- of spelmaterialen, of andere materialen die uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd verwijderen |
2.13 Abm |
1/2 |
|
BM |
657 |
bovengrondse tank is niet voorzien van een geldig normdocument (tank-installatiecertificaat KIWA) |
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm |
1/2 |
|
BM |
659 |
kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte |
3.56 Abm |
1/2 |
|
BM |
660 |
kas waarin assimilatiebelichting wordt toegepast, is aan de bovenzijde niet voorzien van een lichtscherminstallatie waarmee ten minste 98% van de lichtuitstraling kan worden gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte |
3.56 Abm |
1/2 |
|
BM |
661 |
bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000 lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlakte |
3.57 Abm |
2 |
|
BM |
662 |
bij toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van ten minste 15.000 lux vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang bovenzijde van de kas niet zodanig afschermen dat ten minste 98% van de lichtuitstraling wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlakte |
3.57 Abm |
2 |
|
BM |
663 |
b |
tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: 17.500 vierkante meter of minder teeltoppervlak |
3.58 lid 1 Abm |
1/2 |
BM |
664 |
a |
tijdens donkerteperiode toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlak |
3.58 lid 1 Abm |
1/2 |
BM |
664 |
b |
tijdens de nacht toepassen assimilatiebelichting met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 98% wordt gereduceerd: meer dan 17.500 vierkante meter teeltoppervlak |
3.58 lid 1 Abm |
1/2 |
BM |
665 |
bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: 50 meter of minder gevel niet in orde |
3.59 Abm |
1/2 |
|
BM |
666 |
bij toepassen assimilatiebelichting vanaf het tijdstip van zonsondergang tot het tijdstip van zonsopgang gevel niet zodanig afschermen dat de lichtuitstraling op een afstand van ten hoogste 10 meter van die gevel met ten minste 95% wordt gereduceerd en de gebruikte lampen buiten de inrichting niet zichtbaar zijn: meer dan 50 meter gevel niet in orde |
3.59 Abm |
1/2 |
|
BM |
204 |
aanwezig hebben van meer dan 4 autowrakken in een inrichting voor onderhoud en/of reparatie van motorvoertuigen, niet zijnde een autodemontagebedrijf of een inrichting voor het opslaan van autowrakken in het kader van hulpverlening aan kentekenhouders door een daartoe aangewezen instantie of in het kader van onderzoek door politie of justitie |
4.84 1e lid Abm |
1/2 |
|
BM |
206 |
in een inrichting in de buitenlucht proefdraaien van verbrandingsmotoren |
4.84 lid 4 Abm |
1/2 |
|
bij het drijven van een inrichting het maximaal toegestane geluidsniveau niet in acht nemen, met een overschrijding van: |
2.17 Abm |
||||
BM |
329 |
a |
min. 10 dB(A), max. 15 dB(A) |
1/2 |
|
BM |
329 |
b |
min. 16 dB(A), max. 21 dB(A) |
1/2 |
|
BM |
329 |
c |
min 22 dB(A), max 29 dB(A) |
1/2 |
|
BM |
329 |
d |
min 30 dB(A) of meer |
1/2 |
|
tijdens de nacht assimilatiebelichting toepassen met een verlichtingssterkte van minder dan 15.000 lux, terwijl de bovenzijde niet zodanig is afgeschermd dat de lichtuitstraling met ten minste 74% wordt gereduceerd: |
3.58 lid 1 Abm |
||||
BM |
740 |
a |
17.500 m2 of minder teeltoppervlak |
1/2 |
|
BM |
740 |
b |
meer dan 17.500 m2 teeltoppervlak |
1/2 |
|
BM |
690 |
de in de maatwerkvoorschriften vastgestelde technische voorzieningen niet hebben aangebracht en/of vastgestelde gedragsregels niet in acht hebben genomen teneinde aan geldende geluidsnormen te voldoen |
2.20 lid 5 Abm |
1/2 |
|
BM |
691 |
geen saneringsbewijs afvoer bovengrondse tank |
3.54d Abm jo 3.71d lid 6 Arm jo vs 3.6.1 PGS30 |
1/2 |
|
BM |
692 |
geen schoonmaakbewijs bovengrondse tank |
3.54d Abm jo 3.71d lid 6 Arm jo vs 3.6.4 PGS30 |
1/2 |
|
een stationaire bovengrondse opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages voor het opslaan van gasolie: |
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm |
||||
BM |
693 |
b |
is niet geïnstalleerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling |
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm |
1/2 |
BM |
693 |
c |
wordt niet gerepareerd door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling |
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm |
1/2 |
BM |
693 |
d |
wordt niet onderhouden door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling |
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm |
1/2 |
BM |
693 |
e |
wordt niet beoordeeld door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling |
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm |
1/2 |
BM |
693 |
f |
wordt niet goedgekeurd overeenkomstig BRL K903 door een gecertificeerd persoon en/of gecertificeerde instelling |
3.54d Abm jo 3.71d lid 1 Arm |
1/2 |
bij bovengrondse opslagtank niet jaarlijks laten controleren: |
3.54d Abm jo 3.71d lid 10 Arm |
||||
BM |
694 |
a |
van de kathodische bescherming van ondergrondse leidingen |
1/2 |
|
BM |
694 |
d |
op aanwezigheid van water in stalen bovengrondse opslagtank |
1/2 |
|
BM |
695 |
de gasgestookte stookinstallatie is niet ten minste eenmaal per vier jaar gekeurd op goed en veilig functioneren, optimale verbranding en energiezuinigheid |
3.7 lid 5 jo 3.10p Abm jo 3.6 lid 4 en 3.7m Arm |
1/2 |
|
BM |
696 |
niet kunnen aantonen door middel van een meting wat de concentratie aan stikstofoxiden (NOx) is in het rookgas dat wordt uitgeworpen door de gasgestookte stookinstallatie |
3.7 lid 2 jo 3.10j Abm jo 3.7p Arm |
1/2 |
|
ondergrondse leiding inclusief appendages: |
3.54d Abm jo. 3.71d lid 2 Arm |
||||
BM |
761 |
a |
niet beoordeeld overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling |
1/2 |
|
BM |
761 |
b |
niet goedgekeurd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling |
1/2 |
|
BM |
762 |
de opslagtank met de daarbij behorende leidingen en appendages zijn niet gecontroleerd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling |
3.54d Abm jo. 3.71 lid 3 Arm |
1/2 |
|
ondergrondse leiding inclusief appendages |
4.6 Abm jo. 4.15 lid 3 Arm |
||||
BM |
763 |
a |
Niet beoordeeld overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling |
1/2 |
|
BM |
763 |
b |
Niet goedgekeurd overeenkomstig AS 6800 door een erkende persoon of instelling |
1/2 |
|
Nummers BM 224 – BM 229 en BM 760a – BM760d: Waterwet (Wtw) |
|||||
BM |
224 |
zonder vergunning stoffen in een oppervlaktewaterlichaam brengen |
6.2 Wtw |
1/2 |
|
BM |
225 |
zonder vergunning van Gedeputeerde Staten grondwater onttrekken of water infiltreren zonder vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet (max. 50 m3/u) |
6.4 Wtw |
1/2 |
|
BM |
226 |
door degene die handelingen verricht als bedoeld in artikel 6.8 Waterwet, een daardoor veroorzaakte verontreiniging of aantasting van de bodem of oever van een oppervlaktewaterlichaam niet zo spoedig mogelijk melden aan de beheerder |
6.9, lid 1 Wtw |
1/2 |
|
BM |
227 |
a |
met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: met motorvoertuig |
6.10 Wtw |
1/2 |
BM |
227 |
b |
met een voertuig betreden van een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, in strijd met een toegangsverbod: zonder motorvoertuig |
6.10 Wtw |
1/2 |
BM |
227 |
c |
het zich als persoon bevinden op een waterstaatswerk in beheer bij het Rijk, terwijl op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is |
6.10 Wtw |
1 |
BM |
228 |
a |
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 1 t/m 10% overschrijding |
6.20, lid 3 Wtw |
1/2 |
BM |
228 |
b |
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 11 t/m 20% overschrijding |
6.20, lid 3 Wtw |
1/2 |
BM |
228 |
c |
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 21 t/m 30% overschrijding |
6.20, lid 3 Wtw |
1/2 |
BM |
228 |
d |
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: 31 t/m 40% overschrijding |
6.20, lid 3 Wtw |
1/2 |
BM |
228 |
e |
brengen van stoffen, niet zijnde een gevaarlijke (afval)stof, in een oppervlaktewaterlichaam in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften 41 t/m 50% overschrijding |
6.20, lid 3 Wtw |
1/2 |
BM |
229 |
a |
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het oppervlaktewaterlichaam |
6.20 lid 3 Wtw |
1/2 |
BM |
229 |
b |
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: niet voldoen aan administratieve verplichtingen |
6.20 lid 3 Wtw |
1/2 |
BM |
229 |
c |
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningsvoorschriften: niet treffen van voorgeschreven voorzieningen |
6.20 lid 3 Wtw |
1/2 |
handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.2 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: |
6.20 lid 3 Wtw |
||||
BM |
229 |
aa |
het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding |
1/2 |
|
BM |
229 |
ab |
het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding |
1/2 |
|
BM |
229 |
ac |
het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding |
1/2 |
|
handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: |
6.20 lid 3 Wtw |
||||
BM |
229 |
ba |
niet melden van een calamiteit met relatief beperkte gevolgen voor het watersysteem |
1/2 |
|
BM |
229 |
bb |
niet voldoen aan administratieve verplichtingen |
1/2 |
|
BM |
229 |
bc |
niet treffen van voorgeschreven voorzieningen |
1/2 |
|
BM |
229 |
bd |
het overschrijden van het toegestane debiet: 1 – 25% overschrijding |
1/2 |
|
BM |
229 |
be |
het overschrijden van het toegestane debiet: 26 – 50% overschrijding |
1/2 |
|
BM |
229 |
bf |
het overschrijden van het toegestane debiet: 51 – 100% overschrijding |
1/2 |
|
handelen in strijd met de aan een vergunning als bedoeld in artikel 6.4 Waterwet verboden vergunningsvoorschriften |
6.20 lid 3 Wtw |
||||
BM |
760 |
a |
– niet voldoen aan de administratieve verplichtingen |
1/2 |
|
BM |
760 |
b |
– meer grondwater onttrekken als in de vergunning is opgenomen |
1/2 |
|
BM |
760 |
c |
– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden voorschriften: niet nemen van maatregelen wanneer de trend statisch significant stijgend is |
1/2 |
|
BM |
760 |
d |
– met betrekking tot onttrekkingen van grondwater voor menselijke consumptie verbonden voorschriften: niet melden van afwijkingen in de kwaliteit van het grondwater waarbij 75% van de in Bijlage A van het Drinkwaterbesluit opgenomen maximum waarde wordt overschreden |
1/2 |
|
Nummers BM 230 – BM 233 en BM 540: Waterbesluit (Wtb) |
|||||
BM |
230 |
niet melden bij het bevoegd gezag van een grondwateronttrekking of infiltratie van water, waarvoor geen vergunning is vereist krachtens artikel 6.4 Waterwet of een verordening van het waterschap |
6.11, lid 1 Wtb |
1/2 |
|
BM |
231 |
niet voldoen aan de meetplicht ten aanzien van de in elk kwartaal onttrokken hoeveelheid grondwater of geïnfiltreerd water |
6.11, lid 2 Wtb |
1/2 |
|
BM |
232 |
niet voldoen aan de verplichting tot het meten van de kwaliteit van geïnfiltreerd water overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde regels |
6.11, lid 3 Wtb |
1/2 |
|
BM |
233 |
niet binnen de hiervoor gestelde termijn opgave doen aan het bevoegd gezag over de in het voorgaande kalenderjaar gemeten hoeveelheden onttrokken grondwater, geïnfiltreerd water of de kwaliteit van het geïnfiltreerde water |
6.11, lid 4 Wtb |
1/2 |
|
zonder daartoe strekkende vergunning van Onze Minister als bedoeld in artikel 6.5 van de Waterwet gebruikmaken van een oppervlaktewaterlichaam of een bijbehorend kunstwerk in beheer bij het Rijk, niet zijnde de Noordzee, door, anders dan in overeenstemming met de functie, daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: |
6.12 Wtb jo 6.5 Wtw |
||||
BM |
540 |
a |
– werken te maken of te behouden |
1/2 |
|
BM |
540 |
b |
– vaste substanties of voorwerpen te storten, te plaatsen of neer te leggen, of deze te laten staan of liggen |
1/2 |
|
Nummers BM 234 – BM 235: Waterregeling (Wtr) |
|||||
BM |
234 |
niet ten minste vier weken voor de uitvoering van een werk of een activiteit waarvoor krachtens artikel 6.12 of 6.13 Waterbesluit geen vergunning is vereist, dit schriftelijk melden aan Onze Minister |
6.14 lid 1 Wtr |
1/2 |
|
BM |
235 |
a |
niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: in goede staat verkeren |
7.6 Wtr |
1/2 |
BM |
235 |
b |
niet voldoen aan de verplichting dat de debietmeet- en/of bemonsteringsvoorzieningen: overeenkomstig de voorschriften van de leverancier zijn geïnstalleerd en/of onderhouden |
7.6 Wtr |
1/2 |
Nummers BM 236, BM 238 en BM 239: Besluit lozing afvalwater huishoudens (Blah) |
|||||
BM |
236 |
lozen van huishoudelijk afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, terwijl de afstand tot het dichtstbijzijnde vuilwaterriool of een zuiveringstechnisch werk waarop aansluiting kan plaatsvinden, 40 meter of minder bedraagt |
10 Blah |
1/2 |
|
BM |
238 |
huishoudelijk afvalwater niet voorafgaand aan het lozen in een oppervlaktewaterlichaam door een zuiveringsvoorziening geleiden |
11 Blah |
1/2 |
|
BM |
239 |
degene die voornemens is huishoudelijk afvalwater vanuit een particulier huishouden op en/of in de bodem en/of in een oppervlaktewaterlichaam te lozen, heeft dit voornemen niet ten minste zes weken voorafgaand aan het plaatsen van een zuiveringsvoorziening gemeld aan het bevoegd gezag |
13 Blah |
1/2 |
|
Nummers BM 240 – BM 255: Drinkwaterbesluit (Dwb) |
|||||
BM |
240 |
niet uitvoeren van een meetprogramma dat voldoet aan de in bijlage 3 van de Drinkwaterregeling opgenomen tabellen |
14 (via 31) Dwb jo. 10 Dwr |
1/2 |
|
BM |
241 |
niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen toezichthouder dat drinkwater niet voldoet aan artikel 21 lid 1 Drinkwaterwet of aan een in tabel I of II van bijlage A van het Drinkwaterbesluit gestelde eis, alsmede over het onderzoek en de te nemen herstelmaatregelen, bedoeld in artikel 22 Drinkwaterbesluit |
23 jo 31 lid 1 Dwb |
1/2 |
|
BM |
242 |
eigenaar van een collectieve watervoorziening heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, eerste lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels |
37 lid 1 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie |
1/2 |
|
BM |
243 |
eigenaar van een collectief leidingnet heeft niet of onvoldoende een legionella-risicoanalyse bedoeld in artikel 37, tweede lid, van het Drinkwaterbesluit laten uitvoeren overeenkomstig de hiervoor gestelde regels |
37 lid 2 Dwb jo 5 Regeling legionellapreventie |
1/2 |
|
BM |
244 |
legionella-risicoanalyse, bedoeld in het eerste of tweede lid van artikel 37 Drinkwaterbesluit, laten uitvoeren door een niet daarvoor op basis van BRL 6010 gecertificeerd bedrijf, indien opgesteld na 1 juli 2011 |
37 lid 3 Dwb |
1/2 |
|
BM |
245 |
niet binnen drie maanden na iedere voor het in artikel 37, eerste of tweede lid, Drinkwaterbesluit bedoelde risico relevante wijziging van een collectieve watervoorziening of collectief leidingnet, of het gebruik daarvan, dan wel een wijziging van factoren die invloed kunnen hebben op dat risico, opnieuw uitvoeren van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37 eerste lid of tweede lid Drinkwaterbesluit |
37 lid 4 Dwb |
1/2 |
|
BM |
246 |
niet door een daarvoor overeenkomstig BRL 6010 gecertificeerd bedrijf op basis van de legionella-risicoanalyse laten opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan met betrekking tot de inrichting en het beheer van een collectieve watervoorziening, of collectief leidingnet, indien uit een legionella-risicoanalyse als bedoeld in artikel 37, eerste, tweede of vierde lid, Drinkwaterbesluit is gebleken dat er een risico is dat niet wordt voldaan aan artikel 27 of artikel 36, eerste lid, Drinkwaterbesluit |
38 lid 1 Dwb |
1/2 |
|
BM |
247 |
niet binnen drie maanden na het tijdstip van gereedkomen van de in artikel 37, vierde lid, Drinkwaterbesluit bedoelde legionella-risicoanalyse opstellen van een legionella-beheersplan, dan wel herzien van een bestaand legionella-beheersplan, indien de legionella-risicoanalyse daartoe aanleiding geeft |
38 lid 2 Dwb |
1/2 |
|
BM |
248 |
niet uitvoeren van maatregelen en controles overeenkomstig het legionellabeheersplan |
40 lid 1 Dwb |
1/2 |
|
BM |
249 |
niet in een logboek aantekening houden van de krachtens hoofdstuk 4 Drinkwaterbesluit uitgevoerde maatregelen, controles en onderzoeken, alsmede van de resultaten daarvan, of gedurende drie jaar bewaren van deze gegevens |
40 lid 2 Dwb |
1/2 |
|
BM |
250 |
niet terstond en volledig informeren van de door onze minister als zodanig aangewezen inspecteur dat het drinkwater, bedoeld in artikel 36 lid 1 Dwb meer dan 1.000 kolonievormende eenheden legionellabacteriën per liter bevat |
41 lid 3 Dwb |
1/2 |
|
BM |
251 |
niet op de voorgeschreven wijze het drinkwater onderzoeken, ter uitvoering van hoofdstuk 4 van het Drinkwaterbesluit en de daarop berustende bepalingen, op de aanwezigheid van legionellabacteriën |
42 Dwb jo 6 en 7 van de Regeling legionellapreventie |
1/2 |
|
BM |
252 |
a |
bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater niet onderzoeken op de aanwezigheid van legionellabacteriën of bij de uitvoering van het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten |
43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie |
1/2 |
BM |
252 |
b |
bij de uitvoering van de legionella-risicoanalyse, bedoeld in artikel 37, eerste of tweede lid, van het Drinkwaterbesluit bij de tappunten, bedoeld in artikel 35 vierde lid Drinkwaterbesluit, van een collectieve watervoorziening, dan wel een collectief leidingnet: het drinkwater daarna niet ten minste om de zes maanden onderzoeken (van toepassing op alle collectieve installaties behoudens situatie c) of bij de uitvoering van het onderzoek het niet in acht nemen van het vereiste aantal meetpunten |
43 lid 1 Dwb of 43 lid 3 jo. 8 Regeling legionellapreventie |
1/2 |
BM |
253 |
het drinkwater niet ten minste eenmaal per jaar onderzoeken indien de collectieve watervoorziening of het collectieve leidingnet maximaal zeven maanden per jaar in gebruik is |
43 lid 2 Dwb |
1/2 |
|
BM |
254 |
het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-1 bij de toepassing van fysisch of fotochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet |
44 lid 4 Dwb |
1/2 |
|
BM |
255 |
het niet in acht nemen van de voorwaarden en voorschriften opgenomen in BRL K 14010-2 bij de toepassing van elektrochemisch beheer door de eigenaar van de collectieve watervoorziening of het collectief leidingnet |
44 lid 5 Dwb |
1/2 |
|
Nummers BM 256 – BM 259, BM 767, BM 322, BM 334 – BM 336, BM 544, BM 547 – BM 5505: Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi) |
|||||
BM |
256 |
door degene die voornemens is te lozen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag |
1.10 lid 1 Blbi |
1/2 |
|
BM |
256 |
a |
door degene die voornemens is een lozing te veranderen niet ten minste vier weken voordat met het lozen wordt aangevangen hiervan melding maken bij het bevoegd gezag |
1.10 lid 2 Blbi |
1/2 |
BM |
257 |
door degene die voornemens is te lozen vanuit een bodemsanering dit lozen niet ten minste vijf werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag (in geval BUS-sanering) |
1.11 Blbi |
1/2 |
|
BM |
258 |
bij het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van werkzaamheden aan vaste objecten niet of onvoldoende treffen van bij ministeriële regeling aangegeven maatregelen om het in dat oppervlaktewaterlichaam lozen van stoffen te voorkomen dan wel zoveel mogelijk te beperken |
3.10 lid 2 jo lid 1 Blbi |
1/2 |
|
BM |
259 |
niet in een werkplan beschrijven van de maatregelen die worden getroffen om het lozen in een oppervlaktelichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen, dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, zoveel mogelijk te beperken |
3.11 lid 1 jo lid 3 Blbi |
1/2 |
|
BM |
767 |
het niet werken conform het werkplan waarin de maatregelen worden omschreven om het lozen in een oppervlaktewaterlichaam ten gevolge van sloop-, renovatie-, of nieuwbouwwerkzaamheden aan vaste objecten te voorkomen danwel zoveel mogelijk te beperken |
3.11 Blbi |
1/2 |
|
BM |
322 |
lozen van grondwater in een vuilwaterriool vanuit een proefbronnering in het kader van een saneringsonderzoek in de zin van de Wet bodembescherming of vanuit een bodemsanering in de zin van de Wet bodembescherming |
3.1, lid 1 jo lid 5 Blbi |
1/2 |
|
BM |
334 |
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van toiletwater vanaf een pleziervaartuig, terwijl dit toiletwater niet voorafgaand aan het lozen door een zuiveringsvoorziening is geleid die voldoet aan bij ministeriële regeling gestelde eisen |
3.9 lid 1 Blbi |
1/2 |
|
BM |
335 |
bij ontgravingen of baggerwerkzaamheden in een oppervlaktewaterlichaam waarbij de kwaliteit van de te baggeren of ontgraven waterbodem een bij ministeriële regeling te bepalen interventiewaarde overschrijdt, de werkzaamheden niet uitvoeren overeenkomstig een werkplan, waarin maatregelen zijn beschreven waarmee het lozen zo veel als redelijkerwijs mogelijk wordt beperkt |
3.17 lid 2 Blbi |
1/2 |
|
BM |
336 |
lozen in zoet oppervlaktewater vanaf een niet varend vaartuig van afvalwater dat vrijkomt bij het spoelen van door dat vaartuig vervoerd zeezand |
3.20 lid 3 Blbi |
1/2 |
|
BM |
544 |
door degene die voornemens is langer dan 48 uur doch ten hoogste 8 weken grondwater te lozen bij ontwatering, dit lozen niet ten minste 5 werkdagen voor de aanvang melden aan het bevoegd gezag |
1.12 lid 2 Blbi |
1/2 |
|
BM |
547 |
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt |
3.1 lid 2 Blbi |
1/2 |
|
BM |
548 |
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt |
3.1 lid 3 Blbi |
1/2 |
|
BM |
549 |
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt |
3.2 lid 3 Blbi |
1/2 |
|
BM |
550 |
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag, wordt overschreden |
3.2 lid 4 Blbi |
1/2 |
|
Nummers BM 570 en BM 571: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming soorten |
|||||
BM |
570 |
c |
niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien die niet tijdig geleegd worden (max. 3 dieren) |
3.24 lid 1 Wnb |
1/2 |
BM |
570 |
d |
niet voorkomen dat een of meer dieren, zijnde muizen en/of ratten, onnodig lijden door deze dieren te vangen en/of doden met lijm en/of te vangen met vangkooien die niet tijdig geleegd worden (meer dan 3 dieren) |
3.24 lid 1 Wnb |
1/2 |
Nummers BM 285a, BM286a, BM290a – BM 291a: Wet Natuurbescherming (Wnb) bescherming soorten/CITES |
|||||
BM |
285 |
b |
CITES bijlage A product van plant of dier, Medicijn, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk |
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb |
1 |
BM |
286 |
b |
CITES bijlage A, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk |
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb |
1 |
BM |
290 |
b |
CITES bijlage B/C product van plant of dier, Medicijn, geringe hoeveelheid, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk |
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb |
1 |
BM |
291 |
b |
CITES bijlage B/C, product van plant of dier, souvenir/gebruiksvoorwerp, maximaal 3 stuks, binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben: opzettelijk |
3.37 Wnb jo 3.14 Rnb |
1 |
Nummers BM 292 – BM 294: Wet natuurbescherming (Wnb) bescherming houtopstanden |
|||||
BM |
292 |
vellen of te doen vellen van een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, zonder voorafgaande melding (max. 1 hectare) |
4.2 lid 1 Wnb |
1/2 |
|
BM |
293 |
als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgegaan, niet voldoen aan verplichting binnen een tijdvak van drie jaren na de velling of het tenietgaan van de houtopstand te herbeplanten op bosbouwkundig verantwoorde wijze (max. 1 hectare) |
4.3 lid 1 Wnb |
1/2 |
|
BM |
294 |
als rechthebbende van grond, waarop een houtopstand, met uitzondering van periodiek vellen van griend en/of hakhout, is geveld of op andere wijze tenietgedaan, niet voldoen aan verplichting beplanting die niet is aangeslagen binnen drie jaren te vervangen (max. 1 hectare) |
4.3 lid 2 Wnb |
1/2 |
|
Nummer BM 297: Wet op de economische delicten (Wed) |
|||||
BM |
297 |
opzettelijk niet hebben voldaan aan een vordering, krachtens enig voorschrift van de Wet op de economische delicten, gedaan door een opsporingsambtenaar |
26 Wed |
1/2 |
|
Nummers BM 510 – BM 512: Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen |
|||||
BM |
511 |
c |
het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitendienststelling van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd |
10 lid 6 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, respectievelijk 22 lid 1 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen |
1/2 |
BM |
511 |
d |
het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie, buitendienststelling, lekkagecontrole of terugwinning van of aan apparatuur die gefluoreerde broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd |
8 lid 3, 10 lid 1 en lid 2 Verordening (EU) nr. 517/2014 jo. 6 lid 1 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, respectievelijk 22 lid 1 en lid 5, 23 lid 2 Verordening (EG) 1005/2009 jo. 9 lid 1 en lid 2 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen |
|
BM |
512 |
het met betrekking tot apparatuur die broeikasgassen of ozonlaagafbrekende stoffen bevat niet voorhanden hebben van een register waarin de in artikel 6 lid 1 van Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen en/of artikel 23 van de Verordening (EU) 1005/2009 jo. 8 lid 3 Besluit gefluoreerde Broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen, genoemde informatie is opgenomen |
6 lid 1 Verordening (EU) 517/2014 jo. 4 lid 4 en 8 Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen |
1/2 |
|
Nummers BM 450, BM 451, BM 456 – BM 461, BM 465 – BM 492 en BM 543: Activiteitenbesluit milieubeheer (Abm) |
|||||
BM |
450 |
niet ten minste vier weken voor de oprichting van een nieuwe inrichting dit melden aan het bevoegd gezag |
1.10 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
451 |
niet ten minste vier weken voor de verandering van een inrichting of het veranderen van de werking daarvan dit melden aan het bevoegd gezag |
1.10 lid 2 Abm |
1/2 |
|
BM |
456 |
vanuit een inrichting lozen op en/of in de bodem en/of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool |
1.4 jo 2.2 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
457 |
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam of in een voorziening voor de inzameling en het transport van afvalwater, niet zijnde een vuilwaterriool, terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt |
1.4 jo 3.1 lid 2 Abm |
1/2 |
|
BM |
458 |
bij een bodemsanering of proefbronnering lozen in een niet aangewezen oppervlaktewaterlichaam terwijl: visuele verontreiniging plaatsvindt |
1.4 jo 3.1 lid 3 Abm |
1/2 |
|
BM |
459 |
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer dan 50 milligram per liter bedraagt of als gevolg van het lozen visuele verontreiniging optreedt |
3.2 lid 3 Abm |
1/2 |
|
BM |
460 |
lozen in een oppervlaktewaterlichaam van grondwater bij ontwatering terwijl het gehalte onopgeloste stoffen, zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag, wordt overschreden |
3.2 lid 4 Abm |
1/2 |
|
BM |
461 |
bij het lozen van huishoudelijk afvalwater op of in de bodem of in een oppervlaktewaterlichaam niet voldoen aan de grenswaarden |
3.5 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
465 |
op- of overslaan van goederen in de buitenlucht zonder dat maatregelen zijn genomen om zoveel mogelijk te voorkomen dat deze goederen in een oppervlaktewaterlichaam geraken |
3.32 lid 1 sub c Abm jo 3.40/3.41 Arm |
1/2 |
|
BM |
466 |
a |
lozen van afvalwater in het oppervlaktewater dat in contact is geweest met inerte goederen waarbij visuele verontreiniging ontstaat |
3.33 lid 2 Abm |
1/2 |
BM |
467 |
lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde als genoemd in artikel 3.34 lid 3 Abm wordt overschreden |
3.34 lid 3 Abm |
1/2 |
|
BM |
468 |
lozen in een aangewezen oppervlaktewaterlichaam van afvalwater dat in contact is geweest met goederen, niet zijnde inerte goederen, waaruit geen vloeibare bodembedreigende stoffen kunnen lekken, terwijl een emissiegrenswaarde zoals vastgesteld in een maatwerkvoorschrift van het bevoegd gezag wordt overschreden (bij hogere emissiewaarden) |
3.34 lid 4 Abm |
1/2 |
|
BM |
470 |
a |
opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak op een afstand minder dan 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam |
3.49 onder a Abm |
1/2 |
BM |
470 |
b |
opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op onverhard oppervlak zodanig dat het te lozen hemelwater in contact kan komen met de opgeslagen agrarische bedrijfsstoffen |
3.49 onder b Abm |
1/2 |
BM |
471 |
lozen anders dan in een vuilwaterriool van condenswater, afkomstig van condensvorming aan de binnenzijde van een kas dat via condensgootjes is verzameld, waarin gewasbeschermingsmiddelen of biociden zijn toegepast |
3.61 lid 3 Abm |
1/2 |
|
BM |
474 |
niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 3.68 Abm |
3.68 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
477 |
niet overleggen van de rapportage van het voorgaande kalenderjaar zoals bedoeld in artikel 3.73 Abm |
3.73 lid 1 Abm |
1/2 |
|
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het telen of kweken van gewassen in een gebouw, anders dan in een kas: |
3.76 lid 2 Abm |
||||
BM |
478 |
a |
– terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt |
1/2 |
|
BM |
478 |
b |
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
478 |
c |
– terwijl het gehalte aan chemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 300 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
478 |
d |
– terwijl het gehalte aan biochemisch zuurstof verbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
479 |
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam als gevolg van het circuleren van water door trekbakken waarin witlofpenen staan voor de groei van witlofstronken of als gevolg van het broeien van bolgewassen, terwijl gewasbeschermingsmiddelen of biociden worden gebruikt of het gehalte aan onopgeloste stoffen meer bedraagt dan 100 milligram per liter |
3.77 lid 3 Abm |
1/2 |
|
BM |
480 |
binnen een teeltvrije zone gewasbeschermingsmiddelen gebruiken met apparatuur voor het druppelsgewijs gebruiken van gewasbeschermingsmiddelen |
3.79 lid 5 Abm |
1/2 |
|
BM |
543 |
niet in acht nemen van een teeltvrije zone langs een oppervlaktewaterlichaam |
3.79 lid 2 Abm |
1/2 |
|
BM |
481 |
op braakliggend terrein gewasbeschermingsmiddelen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam |
3.82 Abm |
1/2 |
|
BM |
482 |
gebruiken van veldspuitapparatuur waarbij niet wordt voldaan aan het gestelde in artikel 3.83 lid 1 Abm (onjuiste spuitdoppen, geen kantdop of onjuiste spuithoogte) |
3.83 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
483 |
binnen een teeltvrije zone meststoffen gebruiken |
3.85 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
484 |
geen gebruik maken van een kantstrooivoorziening bij het gebruik van korrelvormige of poedervormige meststoffen op de strook gelegen naast de teeltvrije zone |
3.85 lid 4 Abm |
1/2 |
|
BM |
485 |
op braakliggend terrein meststoffen gebruiken binnen een afstand van 50 centimeter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam |
3.85 lid 8 Abm |
1/2 |
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het voor de waterbehandeling voor agrarische activiteiten zuiveren van water door omgekeerde osmose of ionenwisselaars, in een oppervlaktewaterlichaam: |
3.90 lid 4 Abm |
||||
BM |
486 |
a |
– terwijl het gehalte chloride meer bedraagt dan 200 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
486 |
b |
– terwijl het gehalte ijzer meer bedraagt dan 2 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
487 |
lozen van afvalwater in een oppervlaktewaterlichaam, als gevolg van het voor agrarische activiteiten zuiveren van water door het ontijzeren van grondwater, terwijl het gehalte aan ijzer in het afvalwater meer bedraagt dan 5 milligram per liter |
3.91 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
488 |
bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, niet treffen van een voorziening die terugstroming van het mengsel van gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen en water voorkomt |
3.93 lid 1 Abm |
1/2 |
|
BM |
489 |
bij het uit een oppervlaktewaterlichaam vullen van apparatuur waarin gewasbeschermingsmiddelen, biociden of bladmeststoffen worden aangemaakt, die niet is opgesteld boven een bodembeschermende voorziening, de apparatuur niet op een afstand van ten minste twee meter van de insteek van het oppervlaktewaterlichaam hebben |
3.93 lid 2 Abm |
1/2 |
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het spoelen van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam: |
3.102 lid 6 Abm |
||||
BM |
490 |
a |
– terwijl het perceel waar het afvalwater vrijkomt is aangesloten op een vuilwaterriool waarop geloosd kan worden |
1/2 |
|
BM |
490 |
b |
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in enig steekmonster meer bedraagt dan 100 milligram per liter |
1/2 |
|
lozen van afvalwater, afkomstig van het sorteren van gewassen, in een oppervlaktewaterlichaam: |
3.105 lid 2 Abm |
||||
BM |
491 |
a |
– terwijl het afvalwater niet afkomstig is van het sorteren van uitsluitend biologisch geteelde gewassen |
1/2 |
|
BM |
491 |
b |
– terwijl het gehalte aan onopgeloste stoffen in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan 100 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
491 |
c |
– terwijl het chemisch zuurstofverbruik in het te lozen afvalwater meer bedraagt dan 300 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
491 |
d |
– terwijl het biologisch zuurstofverbruik meer bedraagt dan 60 milligram per liter |
1/2 |
|
BM |
492 |
binnen een afstand van 5 meter vanaf de insteek van een oppervlaktewaterlichaam een composteringshoop hebben |
3.110 Abm |
1/2 |
|
Nummers BM 495 – BM 496: Activiteitenregeling milieubeheer (Arm) |
|||||
BM |
495 |
bij het opslaan van agrarische bedrijfsstoffen op een vloeistofkerende of vloeistofdichte voorziening niet opvangen van vloeistoffen in ten minste een mestdichte opslagvoorziening of is de vloeistofkerende of vloeistofdichte opslagvoorziening niet zodanig aangelegd dat de vloeistof naar deze opslagvoorziening stroomt (geldt tot 1-1-2027 niet voor kuilvoer indien voorziening voor opslag van kuilvoer in gebruik was voor 1-1-2013) |
3.48 Abm jo. 3.65 lid 5 Arm |
1/2 |
|
BM |
496 |
opstellen van een op de wal geplaatste vaste installatie voor het afleveren van vloeibare brandstoffen aan vaartuigen anders dan boven een lekbak of een vloeistofdichte vloer of verharding |
1.4 jo 4.79 Abm jo 4.87 Arm |
1/2 |
|
Nummers BM 400 – BM 445: Model Keur |
|||||
Beheer en onderhoud waterstaatswerken |
|||||
BM |
400 |
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (gewoon onderhoud) |
2.2 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
401 |
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de onderhoudsplicht ten aanzien van de waterkering (buitengewoon onderhoud) |
2.3 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
402 |
buitengewoon onderhoud uitvoeren in het gesloten seizoen |
2.3 lid 2 Model Keur |
||
BM |
403 |
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting om een ondersteunend kunstwerk of werk dat in, op, aan of boven waterkeringen of de beschermingszone zijn aangebracht en mede een waterkerende functie hebben, waterkerend te houden |
2.4 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
404 |
als onderhoudsplichtige de middelen bestemd tot afsluiting van kunstwerken niet in goede staat onderhouden, dan wel de goede werking ervan te tonen |
2.4 lid 2 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
405 |
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verwijderplicht uit oppervlaktewaterlichamen van voor het functioneren van het oppervlaktewaterlichaam schadelijke begroeiingen en van afval |
2.5 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
406 |
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het herstellen van beschadigingen aan oevers en tot het onderhouden van begroeiingen, dienstig aan de waterhuishoudkundige functies van het oppervlaktewaterlichaam |
2.5 lid 2 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
407 |
als onderhoudsplichtige niet voldoen aan de verplichting tot het instandhouden van een oppervlaktewaterlichaam overeenkomstig het in de legger bepaalde omtrent ligging, vorm, afmeting en constructie (buitengewoon onderhoud) |
2.6 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
408 |
als eigenaar of gebruiker van grond, die gebruikt wordt voor het houden van dieren en dat is gelegen op of nabij een waterstaatswerk niet voldoen aan de verplichting om, na eerste aanschrijving hiertoe door het bestuur, voor eigen rekening op of langs deze grond een voldoende kerende afrastering aan te brengen |
2.8 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
409 |
als onderhoudsplichtige van een in een waterkering voorkomende coupure of sluis er geen zorg voor dragen dat deze, na eerste aanzegging door of namens het bestuur, terstond wordt gesloten |
2.9 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
410 |
als eigenaar of onderhoudsplichtige van een stuw niet voldoen aan de verplichting deze op een bepaald stuwpeil te stellen en in stand te houden |
2.10 Model Keur |
1/2 |
|
Handelingen in watersystemen |
|||||
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder: |
3.2 lid 1 Model Keur |
||||
BM |
411 |
a |
– handelingen te verrichten |
1/2 |
|
BM |
411 |
b |
– werken te behouden |
1/2 |
|
BM |
411 |
c |
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen |
1/2 |
|
BM |
411 |
d |
– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden |
1/2 |
|
BM |
411 |
e |
– een hond niet aangelijnd te laten verblijven of te laten lopen, terwijl op een voor het publiek duidelijke wijze is aangegeven dat dit verboden is |
1 |
|
BM |
411 |
f |
– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden |
1/2 |
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een waterstaatswerk niet zijnde een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarop, daarin, daarboven, daarover of daaronder: |
3.2 lid 1 Model Keur |
||||
BM |
412 |
a |
– handelingen te verrichten |
1/2 |
|
BM |
412 |
b |
– werken te behouden |
1/2 |
|
BM |
412 |
c |
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen |
1/2 |
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een waterkering door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: |
3.2 lid 1 Model Keur |
||||
BM |
413 |
a |
– handelingen te verrichten |
1/2 |
|
BM |
413 |
b |
– werken te behouden |
1/2 |
|
BM |
413 |
c |
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen |
1/2 |
|
BM |
413 |
d |
– met een voertuig zich buiten verharde wegen of paden te bevinden |
1/2 |
|
zonder watervergunning van het bestuur gebruik maken van een beschermingszone behorende bij een oppervlaktewaterlichaam door, anders dan in overeenstemming met de waterhuishoudkundige functie(s) daarin, daarop, daarboven, daarover of daaronder: |
3.2 lid 1 Model Keur |
||||
BM |
414 |
a |
– handelingen te verrichten |
1/2 |
|
BM |
414 |
b |
– werken te behouden |
1/2 |
|
BM |
414 |
c |
– vaste substanties of voorwerpen te laten staan of liggen |
1/2 |
|
BM |
414 |
d |
– een brandplaats aan te leggen of stoffen te verbranden |
1/2 |
|
BM |
415 |
zonder watervergunning van het bestuur in het profiel van vrije ruimte werken te plaatsen, te wijzigen of te behouden |
3.2 lid 2 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
416 |
zonder watervergunning van het bestuur binnen 400 meter van een windwatermolen werken en opgaande beplanting aan te brengen of te hebben |
3.2 lid 3 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
417 |
a |
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bouwwerken te plaatsen, te hebben of te wijzigen |
3.2 lid 6 sub a Model Keur |
1/2 |
BM |
417 |
b |
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: leidingen of kabels te leggen, te hebben, te herstellen, te wijzigen, te vernieuwen of op te ruimen |
3.2 lid 6 sub b Model Keur |
|
BM |
417 |
c |
zonder watervergunning van het bestuur in meanderzones: bovengrondse infrastructuur aan te leggen, te hebben, te wijzigen of te vernieuwen |
3.2 lid 6 sub c Model Keur |
1/2 |
BM |
418 |
a |
zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: ophogingen te maken of te verwijderen |
3.2 lid 7 sub a Model Keur |
1/2 |
BM |
418 |
b |
zonder watervergunning van het bestuur in inundatiegebieden: werken of beplantingen aan te brengen die waterstuwing of stroomgeleiding teweeg brengen |
3.2 lid 7 sub b Model Keur |
1/2 |
BM |
419 |
zonder watervergunning van het bestuur neerslag door nieuw verhard oppervlak versneld tot afvoer laten komen |
3.3 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
420 |
a |
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water afvoeren naar of aanvoeren uit oppervlaktewaterlichamen |
3.7 lid 1 sub a Model Keur |
1/2 |
BM |
420 |
b |
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: water brengen in of onttrekken aan oppervlaktewaterlichamen |
3.7 lid 1 sub b Model Keur |
1/2 |
BM |
420 |
c |
in geval van grote schaarste of overvloed aan water, aanmerkelijke verslechtering van de kwaliteit daarvan of bij het in ongerede raken van een waterstaatswerk, dan wel indien zodanige omstandigheid dreigt te ontstaan, zonodig in afwijking van verleende watervergunningen of geldende peilbesluiten, wanneer dit door het bestuur verboden is: grondwater onttrekken of water infiltreren |
3.7 lid 1 sub c Model Keur |
1/2 |
BM |
421 |
zonder watervergunning van het bestuur water brengen in of onttrekken aan een oppervlaktewaterlichaam |
3.4 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
422 |
zonder watervergunning van het bestuur gronden ontwateren met drainagemiddelen |
3.5 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
423 |
zonder watervergunning van het bestuur grondwater onttrekken of water in de bodem infiltreren |
3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
424 |
door degene die handelingen verricht en inbreuk maakt op door het waterschap in het kader van zijn beheer uitgevoerde maatregelen in het watersysteem, niet zo spoedig mogelijk melding maken van die inbreuk en de maatregelen die hij voornemens is te treffen of reeds heeft getroffen |
3.8 lid 2 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
425 |
zonder watervergunning van het bestuur: in een oppervlaktewatersysteem vis uitzetten |
3.11 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
426 |
zonder watervergunning van het bestuur: vaste vistuigen plaatsen |
3.11 Model Keur |
1/2 |
|
handelen in strijd met een vergunning als bedoeld in artikel 6.13 Waterwet verbonden vergunningvoorschriften: |
3.6 lid 1 Model Keur |
||||
BM |
445 |
a |
het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 april tot 1 juni |
1/2 |
|
BM |
445 |
b |
het niet mogen beregenen van grasland in de periode van 1 juni tot 1 augustus tussen 11.00 uur en 17.00 uur |
1/2 |
|
Algemene regels |
|||||
BM |
430 |
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van de werkzaamheden als genoemd in de algemene regels |
3 lid 1 algemene regels jo. 3.9 lid 2 Model Keur |
1/2 |
|
Algemene regels – waterkeringen |
|||||
BM |
431 |
a |
het niet hebben van een voldoende veekerende afrastering conform de voorschriften zoals genoemd in artikel 2 van de algemene regels voor waterkeringen, onderdeel beweiden |
2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur |
1/2 |
BM |
431 |
b |
beweiden van de waterkering anders dan in de aangegeven periode |
2 algemene regels beweiden jo. 3.2 lid 1 Model Keur |
1/2 |
Algemene regels – waterkwantiteit |
|||||
BM |
432 |
bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, de afmetingen van het oppervlaktewaterlichaam, zoals vastgelegd in de legger, wijzigen |
2 sub a algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
433 |
bij het aanleggen of verwijderen van een steiger, vlonder of overhangend bouwwerk, niet gebruiken van deugdelijk en niet uitlogend materiaal |
2 sub e algemene regels steigers, vlonders en overhangende bouwwerken jo. 3.2 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
434 |
niet voorafgaand aan of gelijktijdig met het dempen van het bestaande oppervlaktewaterlichaam een nieuw oppervlaktewaterlichaam met eenzelfde oppervlakte als het gedempte oppervlaktewaterlichaam in hetzelfde peilgebied graven en aansluiten op het watersysteem |
2 algemene regels dempen jo. 3.2 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
435 |
a |
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam tot 50 m2 |
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur |
1/2 |
BM |
435 |
b |
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam 50 – 150 m2 |
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur |
1/2 |
BM |
435 |
c |
terwijl dit bij of krachtens de Keur door het bestuur verplicht is gesteld: niet (tijdig) melden van het dempen van een oppervlaktewaterlichaam meer dan 150 m2 |
3 lid 1 algemene regels dempen jo. 3.9 lid 2 Model Keur |
1/2 |
Algemene regels – grondwater |
|||||
BM |
436 |
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet plaatsen van een peilbuis of meetput om de stijghoogte te bepalen indien spanningsbemaling wordt toegepast |
2 lid 2 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
437 |
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt |
2 lid 4 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
438 |
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen |
2 lid 9 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
439 |
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen |
2 lid 10 algemene regels bouwputbemaling, sleufbemaling, proefbronnering of grondsanering jo. 3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
440 |
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet verwijderen of dichten van voorzieningen voor grondwateronttrekking na definitieve beëindiging van de onttrekking zodat geen uitwisseling van grondwater tussen de verschillende watervoerende pakketten plaatsvindt |
2 lid 3 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
441 |
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur voor aanvang van de onttrekking een startmelding doen |
2 lid 7 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
|
BM |
442 |
bij het onttrekken van grondwater in het kader van een grondwaterverontreiniging niet uiterlijk 24 uur na beëindiging van de onttrekking een afmelding doen |
2 lid 8 algemene regels grondwaterverontreiniging jo. 3.6 lid 1 Model Keur |
1/2 |
Artikel I heeft geen gevolgen voor gedragingen die hebben plaatsgevonden voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit besluit.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 maart 2022.
Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 22 december 2021
Willem-Alexander
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
De Minister van Infrastructuur en Waterstaat, M.G.J. Harbers
Uitgegeven de vijfentwintigste januari 2022
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Dit besluit wijzigt de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening. De bijlage bij de Wahv bevat de gedragingen waarvoor op grond van die wet een administratieve sanctie kan worden opgelegd. De bijlage bepaalt voor iedere gedraging de te betalen geldsom. De bijlagen bij het Besluit OM-afdoening noemen de feiten waarvoor opsporingsambtenaren (bijlage I) dan wel lichamen of personen met een publieke taak belast (bijlage II) een strafbeschikking kunnen uitvaardigen op grond van de artikelen 257b en 257ba van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De tarieven die horen bij de in het Besluit OM-afdoening genoemde feiten zijn opgenomen in beleidsregels van het openbaar ministerie.
De wijzigingen van onderhavig besluit zijn drieledig. Allereerst is voorzien in de jaarlijkse indexering van de tarieven in de bijlage bij de Wahv. Het indexeringspercentage bedraagt 2,0%. Dit percentage is gebaseerd op een vergelijking van de consumentenprijsindex (CPI) van juni 2020 en juni 2021 (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, prijsindex «Alle bestedingen»). De indexering corrigeert de geldontwaarding als gevolg van de ontwikkeling van de CPI in die periode. Voor de strafbeschikkingen heeft dezelfde indexering plaatsgevonden in de beleidsregels van het openbaar ministerie.
Daarnaast zijn enkele technische wijzigingen doorgevoerd in de bijlage bij de Wahv en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening. Deze wijzigingen vloeien met name voort uit gewijzigde wet- en regelgeving en hebben geleid tot enkele nieuwe en gewijzigde feitcodes. Omwille van de leesbaarheid zijn de bijlagen in zijn geheel opnieuw vastgesteld.
Tot slot zijn enkele inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd in de bijlage bij de Wahv, ter uitvoering van de afspraak in het regeerakkoord om de boetes voor overtredingen met veel gevaarzetting of herhaalde overtredingen te verhogen en de boetes voor kleine overtredingen te verlagen (Kamerstukken II 2017/18, 34 700, bijlage bij nr. 34). In het kader van die afspraak is de Commissie Feiten en Tarieven (CFT) van het openbaar ministerie gevraagd te adviseren naar de mogelijkheden binnen het huidige boetestelsel. Het advies is tot stand gekomen met input van de deelnemende ketenpartners in de CFT, waaronder het openbaar ministerie, de politie en het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). Het advies is op 31 maart 2020 uitgebracht en nadien aan een impactanalyse onderworpen. Bij brief van 5 februari 2021 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de inhoud van het advies, de resultaten van de impactanalyse en de inhoudelijke wijzigingen die naar aanleiding daarvan worden doorgevoerd (Kamerstukken II 2020/21, 29 398, nr. 897). De kern van die wijzigingen is dat een aantal zwaardere overtredingen hoger wordt beboet en dat de extra boeteontvangsten die hieruit voortvloeien rechtstreeks worden ingezet om de boetes voor enkele lichtere overtredingen te verlagen.
Mede namens de Minister van Infrastructuur en Waterstaat wordt in deze nota van toelichting achtereenvolgens ingegaan op de jaarlijkse indexering (paragraaf 2), de implementatie van het CFT-advies (paragraaf 3) en de financiële aspecten van die implementatie (paragraaf 4). De technische wijzigingen worden afzonderlijk toegelicht in het artikelsgewijze deel van deze nota van toelichting.
Om de geldontwaarding te corrigeren, worden ieder jaar de tarieven in de bijlage bij de Wahv aangepast aan de ontwikkeling van de CPI. Op basis van de consumentenprijsindex van de maanden juni 2020 en juni 2021 bedraagt dit jaar de indexering 2,0% (bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, prijsindex «Alle bestedingen»). Deze periodieke aanpassing bewerkstelligt dat de strafmaat in relatieve zin ongewijzigd blijft.
De procentuele indexering van de Wahv-boetes is toegepast op de niet-afgeronde bedragen die de voorgaande aanpassingen van de tarieven hebben opgeleverd. Dit betekent bijvoorbeeld dat de onderhavige verhoging kan zijn toegepast op een bedrag van € 103,20 (willekeurig gekozen) en niet op het afgeronde bedrag dat in de laatst gepubliceerde bijlage is opgenomen (in het voorbeeld € 103). Specifiek voor de gedragingen die zien op overschrijding van de maximumsnelheid wordt het tarief naar beneden afgerond op een veelvoud van € 1 vanwege de uitvoering die is gegeven aan de motie Oplaat c.s. om de boetes progressief te laten stijgen per te snel gereden kilometer per uur (Stb. 2005, 555).
Alle overige sancties van de onder de Wahv vallende verkeersovertredingen berusten op een uniform beoordelingskader van het openbaar ministerie. Dit zogeheten tarievenhuis vormt een beoordelingskader voor alle tarieven van feiten die zijn opgenomen in de bijlage bij de Wahv en in bijlage I bij het Besluit OM-afdoening. Dit zorgt ervoor dat vaste verhoudingen bestaan tussen de sancties voor de verschillende strafbare gedragingen. De hoogte van deze sancties wordt afgerond op een veelvoud van € 5 bij bedragen tot € 100 en op een veelvoud van € 10 bij bedragen vanaf € 100. Ook de tarieven voor de feiten uit de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening worden aangepast aan de ontwikkeling van de CPI. Deze tarieven zijn echter niet in het Besluit OM-afdoening zelf vastgelegd, maar opgenomen in beleidsregels van het openbaar ministerie. De indexering van die tarieven is dan ook niet opgenomen in dit besluit.
Zoals aangegeven in de inleiding heeft de CFT geadviseerd over de mogelijkheden om binnen het huidige boetestelsel de boetes voor overtredingen met veel gevaarzetting of herhaalde overtredingen te verhogen en de boetes voor kleine overtredingen te verlagen (Kamerstukken II 2020/21, 29 398, nr. 897). Onderhavig besluit voorziet in de opvolging van de overgenomen aanbevelingen die raken aan de bijlage bij de Wahv.
Enkele overgenomen aanbevelingen behoeven geen aanpassing van regelgeving en vallen derhalve buiten het bereik van dit besluit. Het gaat om het verder differentiëren in de te vorderen ontzegging van de rijbevoegdheid (OBM) bij hoge snelheidsovertredingen in het strafrecht, en om het invoeren van een bekeuringsvrije voet voor de eerste drie kilometer snelheidsoverschrijding op 130 km/u-wegen. Voor een toelichting op deze wijzigingen zij verwezen naar de eerdergenoemde brief aan de Tweede Kamer. Opvolging van de aanbeveling over de OBM vindt plaats middels een wijziging van het vorderingsbeleid van het openbaar ministerie. De bekeuringsvrije voet wordt gerealiseerd middels een aanpassing bij de bron, dus bij het flitsen door een (vast of mobiel) digitaal handhavingsmiddel waarmee de verkeerovertreding wordt geconstateerd. Deze processen zijn uiteraard wel afgestemd op de inwerkingtreding van dit besluit, zodat het gehele pakket aan maatregelen gelijktijdig in werking treedt.
Hieronder worden de wijzigingen toegelicht die in navolging van het CFT-advies zijn doorgevoerd in de bijlage bij de Wahv.
Er is een nieuwe boetecategorie «Potentieel gevaarzettende gedraging» geïntroduceerd tussen de huidige categorieën 3 en 4 van het tarievenhuis. De categorieën 4 en 5 zijn vernummerd tot categorieën 5 en 6. Het tarievenhuis ziet er daardoor als volgt uit:
1. Standaard ordenend en regelend;
2. Mogelijke of in lichte mate hinder, gevaar, schade of nadeel tot gevolg hebbend;
3. Asociale, ergerlijke, hinderlijke of onveilige gedraging;
4. Potentieel gevaarzettende gedraging;
5. Zeer gevaarlijke of schadelijke gedraging;
6. Specifiek maatwerk (kan niet worden ondergebracht bij categorie 1-5).
In de nieuwe categorie 4 worden feiten ingeschaald die kunnen worden aangemerkt als potentieel gevaarzettend, maar niet als zeer gevaarzettend. In het kader van een eventuele verhoging van het boetebedrag is per feit beoordeeld of deze zou kunnen worden overgeheveld naar de nieuwe categorie. Voor twee van de hierna te bespreken feiten is dat het geval: het vasthouden van een mobiel elektronisch apparaat (zoals een smartphone) en het niet verlenen van voorrang aan een voorrangsvoertuig. Bij de beoordeling zijn steeds zowel de relatie met de verkeersveiligheid als de verhouding tot andere strafbare feiten betrokken. Met de extra categorie kan voortaan gerichter advies worden gegeven over de passende boete voor verkeersovertredingen in het «hogere» segment. Ook worden hiermee meer mogelijkheden gecreëerd om (potentieel) gevaarzettende overtredingen hoger te bestraffen.
De boete voor enkele specifieke feiten is verhoogd. Het gaat om de volgende feiten en bedragen (na indexering):
• Vasthouden van mobiele (communicatie)apparatuur, van € 250 naar € 350.
Smartphonegebruik in het verkeer heeft ernstige gevolgen voor de verkeersveiligheid. Door het onderzoeksinstituut SWOV wordt geschat dat het in Nederland bij auto-ongevallen jaarlijks om tenminste enige tientallen verkeersdoden gaat waarbij de bestuurder was afgeleid. De CFT heeft geconstateerd dat het in de politiepraktijk met regelmaat voorkomt dat bestuurders meermalen kort na elkaar worden geverbaliseerd voor dit feit. Daaruit kan worden afgeleid dat de huidige boete niet altijd leidt tot de preventieve prikkel die ermee wordt beoogd. Het verhogen van de boete door het overbrengen van deze gedraging van categorie 3 naar de nieuwe categorie 4 van het tarievenhuis (potentieel gevaarlijke of schadelijke gedraging) doet meer recht aan de aard van de gedraging, gelet op de potentieel ernstige gevolgen van deze vorm van afleiding in het verkeer.
• Niet zo veel mogelijk rechts rijden (onnodig links rijden) op een auto(snel)weg, van € 150 naar € 220.
De CFT geeft aan dat deze overtreding in de top tien van ergernissen in het verkeer staat. De hinder die hieraan ondervonden wordt kan daarnaast ook weer andere overtredingen uitlokken, zoals het rechts inhalen. De gedraging is ingedeeld in categorie 2 van het tarievenhuis (mogelijke of in lichte mate hinder, gevaar, schade of nadeel tot gevolg hebbend). Bij de beoordeling van de hoogte van de boete is gekeken naar dezelfde gedraging, maar dan op een andere weg dan de auto(snel)weg. Deze valt onder categorie 3 van het tarievenhuis met een boetebedrag van € 250. Deze gedraging is voor wat betreft het gevaarzettende karakter ernstiger dan dezelfde gedraging op de auto(snel)weg. Vanwege dat verschil in ernst is het advies van de CFT om de gedraging op de auto(snel)weg te laten in de huidige categorie 2 van het tarievenhuis te laten en als wijziging een weegfactor van 50% toe te voegen, waardoor het boetebedrag wordt verhoogd naar € 220.
• Niet verlenen van voorrang aan een voorrangsvoertuig, van € 250 naar € 350.
Deze gedraging is momenteel ondergebracht in categorie 3 van het tarievenhuis en wordt afgedaan via de Wahv. Twee aspecten waren voor de CFT van belang voor het bepalen of deze kwalificatie (nog) juist is. Het betreft het potentiële gevaarzettende karakter bij deze gedraging en het feit dat er sprake is van een voorrangsvoertuig dat gehinderd wordt in de taakuitoefening. Op grond daarvan oordeelt de CFT dat deze gedraging beoordeeld moet worden als potentieel hinderlijk en gevaarzettend. Daarom adviseert de CFT deze gedraging over te hevelen naar de voorgestelde nieuwe categorie 4 van het tarievenhuis.
• Signalen geven in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan, van € 100 naar € 150;
De CFT heeft deze gedraging gewogen in relatie tot het verbod op het veroorzaken van onnodig geluid onder artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De sanctiebedragen van deze twee vergelijkbare gedragingen lopen sterk uiteen. Om deze gedragen meer tot elkaar in verhouding te brengen, en gelet op de aard en de mate van hinderlijkheid, is het bedrag verhoogd naar € 150, binnen categorie 2 van het tarievenhuis.
• Het vervoeren van minderjarigen zonder gordel, van € 150 naar € 220.
Het niet dragen van de autogordel kan voor de bestuurder en inzittenden van een auto ernstige gevolgen hebben. Niet alleen het niet-dragen, maar ook het onjuist dragen van de autogordel komt geregeld voor. Als een ongeval plaatsvindt is de afloop vaak ernstiger dan wanneer wel een gordel zou zijn gedragen. De impact van het ongeval bij het niet of onjuist dragen van een autogordel is in voorkomende gevallen dus ook groter. Deze gedraging is thans ondergebracht in categorie 2 van het tarievenhuis. Omdat het potentieel gevaarzettende karakter van deze gedraging voornamelijk ziet op de persoon die ervoor kiest zijn of haar gordel niet te dragen en niet op de verkeersveiligheid van andere verkeersdeelnemers, concludeert de commissie dat deze indeling correct is. Echter, in de situatie waar het minderjarige bijrijders betreft is dit anders. Immers, hier geldt dat de bestuurder een verantwoordelijkheid heeft voor een ander. Een dergelijke situatie is ernstiger dan het niet dragen van de eigen gordel. Het niet voldoen aan de verplichting om als bestuurder zorg te dragen dat minderjarige passagiers een autogordel dragen blijft om die reden in categorie 2 van het tarievenhuis, maar het bijbehorende bedrag is wel met een weegfactor van 50% verhoogd.
De boete voor een aantal specifieke, meer ordenende dan gevaarzettende feiten is verlaagd. Het gaat om de volgende feiten en bedragen (na indexering):
• Veroorzaken van onnodig geluid met een motorrijtuig, van € 400 naar € 250.
Deze gedraging raakt niet zozeer de verkeersveiligheid, maar zorgt wel vaak voor hinder en ergernis bij bewoners of schrikreacties bij andere weggebruikers. De CFT oordeelt dat de hoogte van de sanctie gezien de mate van hinder omlaag kan. Een aanpassing in de sanctie voor deze gedraging zal tevens zorgen voor een betere verhouding tot de eerder besproken gedraging van het geven van signalen in andere gevallen of op andere wijze dan is toegestaan. Op basis hiervan is deze gedraging ondergebracht in categorie 3 van het tarievenhuis, met een boetebedrag van € 250.
• In- en uitstappende passagiers voorbijrijden zonder de gelegenheid te geven tot in- of uitstappen, van € 400 naar € 250.
De CFT stelt vast dat het om een overtreding gaat die weinig voorkomt en dat het op zich weliswaar tot een onveilige situatie kan leiden, maar dat er niet gesproken kan worden van een zeer gevaarlijke of schadelijke gedraging als bedoeld in (de huidige) categorie 4 van het tarievenhuis. Deze gedraging is daarom ondergebracht in de passender categorie 3 van het tarievenhuis, met een boetebedrag van € 250.
• Parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats, van € 400 naar € 310.
Het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats is ondergebracht in categorie 5 van het tarievenhuis. Daarvoor is gekozen omdat het gaat om een gedraging die als zeer hinderlijk en ergerlijk wordt ervaren. Die hinder ziet niet op verkeersdeelnemers in het algemeen, maar wel op personen die recht hebben op het gebruik van een gehandicaptenparkeerplaats. Het gaat hierbij dus niet om een gedraging met een (potentieel) gevaarzettend karakter, maar wel om een zeer hinderlijke gedraging. De CFT heeft beoordeeld of het huidige boetebedrag voldoende in verhouding staat tot de ernst van de gedraging en de verhouding tot soortgelijke gedragingen. In dat kader dienen de «algemene» parkeerverboden in ogenschouw te worden genomen. Deze overtredingen zijn ondergebracht in categorie 1 van het tarievenhuis. Het verschil tussen een algemene parkeerovertreding en het parkeren op een gehandicaptenparkeerplaats is daarmee zeer groot. Omdat deze gedraging niet de verkeersveiligheid raakt en past bij de beschrijving van hinder als bedoeld in categorie 3 van het tarievenhuis, is een verlaging van het tarief op zijn plaats. Daarom is deze gedraging ondergebracht in categorie 3 met een verhoging van 25% vanwege het hinderlijke karakter, waarmee het boetebedrag uitkomt op € 310.
Het niet verlenen van voorrang aan een voorrangsvoertuig, zoals een ambulance, wordt voortaan strafrechtelijk afgedaan. Gelet op de potentiele gevaarzetting en het feit dat een voorrangsvoertuig in zijn werk wordt gehinderd, is het van belang dat van dit feit een aantekening wordt gemaakt in de justitiële documentatie. Zodoende kan dit feit worden meegenomen in de beoordeling van andere verkeersdelicten (en omgekeerd). Gezien het beperkte aantal overtredingen dat jaarlijks wordt geconstateerd voor dit feit, zal deze wijziging geen onevenredige druk leggen op het strafrecht.
Uit onderzoek blijkt dat een overschrijding van de snelheidslimiet een negatief effect heeft op de verkeersveiligheid. Een te hoge snelheid leidt niet alleen tot een grotere kans op een ongeval, maar heeft ook invloed op de ernst van dat ongeval. Dit geldt zowel voor lage als hoge snelheidsoverschrijdingen. Het is daarom van belang dat een verlaging van de boetes voor kleine snelheidsoverschrijdingen geen negatieve impact heeft op de verkeersveiligheid. Deze impact is mede afhankelijk van het soort weg waar de snelheidsoverschrijding plaatsvindt. De CFT heeft om die reden geadviseerd de boetebedragen van kleine snelheidsoverschrijdingen binnen de bebouwde kom, op provinciale wegen, op de autoweg en bij wegwerkzaamheden niet te verlagen. Dit wordt onderschreven, mede tegen de achtergrond dat een kleine snelheidsovertreding bij een hogere snelheidslimiet relatief gezien kleiner is dan bij een lagere snelheidslimiet. De CFT heeft twee aanbevelingen gedaan om te komen tot een verlaging van de boetes voor snelheidsovertredingen op de snelweg, en deze zijn overgenomen. Allereerst wordt er een bekeuringsvrije voet ingevoerd voor de eerste drie kilometer snelheidsoverschrijding op 130 km/u-wegen. Dit gebeurt niet via onderhavig besluit, maar middels een aanpassing bij de bron, dus bij het flitsen door een (vast of mobiel) digitaal handhavingsmiddel waarmee de verkeerovertreding wordt geconstateerd. Bij wegen met andere maximumsnelheden geldt die bekeuringsvrije voet al. Daarnaast is in de bijlage bij de Wahv het boetebedrag voor overschrijding van de snelheid tot 10 km/u op de autosnelweg verlaagd met 15%. Dit leidt naar verwachting tot een hogere maatschappelijke acceptatie van deze boetes, terwijl het negatief effect op de verkeersveiligheid beperkt zal zijn.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de financiële gevolgen van de in paragraaf 3 besproken wijzigingen. Alvorens is besloten tot opvolging van de verschillende onderdelen van het CFT-advies, is een impactanalyse uitgevoerd. Deze impactanalyse is meegezonden met de eerdergenoemde Kamerbrief (Kamerstukken II 2020/21, 29 398, nr. 897). Uit de impactanalyse bleek dat het integraal uitvoeren van het advies gepaard zou gaan met aanzienlijke kosten in de vorm van dalende boeteontvangsten en toenemende uitvoeringskosten. Afhankelijk van de gemaakte keuzes zou het gaan om een bedrag van € 20 miljoen tot € 90 miljoen. Bij het regeerakkoord zijn echter geen middelen ter beschikking gesteld. Anders dan bij autonome schommelingen moeten verminderde boeteontvangsten ten gevolge van beleidswijzigingen worden gedekt door het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Naar aanleiding van de uitkomsten van de impactanalyse en een beleidsappreciatie van de verschillende aanbevelingen in het CFT-advies is gekozen voor een scenario waarbij de budgettaire gevolgen, de risicomarges mede in acht genomen, neutraal zijn. Er hoeft dus niet te worden voorzien in extra dekking om bovenstaande wijzigingen te kunnen doorvoeren.
Uit de impactanalyse bleken de volgende financiële effecten, waarbij er zowel geringe extra boeteontvangsten als geringe verwachte lagere uitvoeringskosten zijn. Daarbij zij opgemerkt dat is gerekend met de tarieven die golden ten tijde van het uitbrengen van het CFT-advies. Gelet op de kleine mutaties en de onzekerheden is de raming hierop niet aangepast.
Maatregel |
Effect boeteontvangsten |
Effect werklast |
---|---|---|
Verlagen boete aantal feiten |
– € 1,5 miljoen |
€ 0 miljoen |
Verhogen boete aantal feiten |
+ € 13 miljoen |
€ 0 miljoen |
Overhevelen «geen voorrang verlenen» naar strafrecht |
€ 0 miljoen |
€ 0 miljoen |
Invoeren bekeuringsvrije voet 130 km/u wegen |
– € 1,8 miljoen |
+ € 0,8 miljoen |
Verlagen boetes kleine snelheidsovertredingen met 15 procent |
– € 9 miljoen |
€ 0 miljoen |
Totaal |
€ 0,7 miljoen extra boeteontvangsten |
€ 0,8 miljoen lagere uitvoeringskosten |
In paragraaf 2 is de indexering van de tarieven in de bijlage bij de Wahv toegelicht. Daarnaast zijn in deze bijlage enkele technische wijzigingen doorgevoerd. In onderstaande tabel wordt per nieuwe of inhoudelijk gewijzigde feitcode een korte toelichting gegeven.
Feitcode |
Toelichting |
---|---|
R611 |
De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetsbepaling. |
R611a |
Deze nieuwe feitcode is opengesteld en ziet op het onterechte gebruik van een rijstrook bestemd voor de «LIJNBUS». |
N420a |
Op verzoek van de handhavende instantie(s) is categorie 6 (vierwielige bromfiets) opengesteld. |
R475a |
Deze nieuwe feitcode is opengesteld op grond van art. 45 RVV 1990 en ziet op het als bestuurder van een fiets overschrijden van de maximumsnelheid binnen een erf (t/m 10 km/u). |
R475b |
Deze nieuwe feitcode is opengesteld op grond van art. 45 RVV 1990 en ziet op het als bestuurder van een fiets overschrijden van de maximumsnelheid binnen een erf (meer dan 10 km/u). |
R544a |
Deze nieuwe feitcode is opengesteld en ziet op het overschrijden van de maximumsnelheid op de fiets (bord A1, t/m 10 km/u). |
R544b |
Deze nieuwe feitcode is opengesteld en ziet op het overschrijden van de maximumsnelheid op de fiets (bord A1, meer dan 10 km/u). |
P010c |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 2 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P010d |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 2 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P010e |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 4 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P010f |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.1 lid 3 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P052 |
De feitcode wordt afgesloten nu de wettelijke grondslag is komen te vervallen (Stb. 2020, 505). |
P070a-i |
Naar aanleiding van een wijziging van de onderliggende wetgeving is de aanhef van de feitomschrijvingen bij feitcodes P070a t/m P070i aangepast (Stb. 2020, 505). |
P070j-m |
Naar aanleiding van een wijziging van de onderliggende wetgeving is de aanhef van de feitomschrijvingen bij feitcodes P070j t/m P070m aangepast (Stb. 2020, 505). |
P100b |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.10 lid 4 en lid 5 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P100d |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.10 lid 4 en lid 5 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P340d |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.34 lid 4 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P340e |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.34 lid 5 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P540 |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.54 lid 1 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P541 |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.54 lid 1 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P570 |
De feitomschrijving is aangepast naar aanleiding van een wijziging van de onderliggende wetsbepaling (Stb. 2020, 505). |
P600 |
De verwijzing naar het wetsartikel is aangepast naar art. 5.18.60 lid 1 RV naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen (Stb. 2020, 505). |
P124g |
Er wordt een nieuwe feitcode opengesteld op basis van art. 5.18.12a RV voor het «als bestuurder van een (motor)voertuig of samenstel van (motor)voertuigen rijden (terwijl) bij het voertuig dat is voorzien van één of meer verwisselbare gedragen uitrustingsstukken het verwisselbare gedragen uitrustingsstuk dat voor of achter het voertuig meer dan 1 m uitsteekt, aan de zijkant niet is voorzien van een zijmarkeringslicht of een ambergele retroreflector of ambergele opvallende markering, die is aangebracht op een afstand van niet meer dan 1 m van de uiterste voor- of achterzijde». |
N270r, -s en -t |
Categorie 14 is opengesteld (land- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken). |
VA004-VA101 |
De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VF004-VF101 |
De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VI004-VI101 |
De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VK004-VK101 |
De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VL004-VL101 |
De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VO004-VO101 |
De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VP004-VP101 |
De artikelverwijzing wordt aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
N 010 – P 602 |
Naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen is een nieuwe voertuigcategorie 7a (mobiele machine) opengesteld (Stb. 2020, 505). |
VI027a |
Bij dit feit is categorie 2 overgeheveld uit bijlage II bij het Besluit OM-afdoening omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022. |
VK027a |
Bij dit feit is categorie 2 overgeheveld uit bijlage II bij het Besluit OM-afdoening omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022. |
In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode uit bijlage I bij het Besluit OM-afdoening.
Feitcode |
Toelichting |
---|---|
K160b |
Naar aanleiding van een wetswijziging is de verwijzing naar het wetsartikel gewijzigd naar art. 160 lid 6 WVW 1994 (Stb. 2021, 197). |
N270u |
Categorie 14 is opengesteld (land- en/of bosbouwaanhangwagens en verwisselbare getrokken uitrustingsstukken). |
W300b |
Deze feitcode is afgesloten nu het feit in drie feitcodes is gesplitst. |
W300c |
Er is een feitcode opengesteld op grond van art. 25 lid 4 BVW die ziet op het «als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs I». |
W300d |
Er is een feitcode opengesteld op grond van art. 25 lid 4 BVW die ziet op het «als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van het benodigde vaarbewijs II, terwijl deze wel in het bezit is van een klein vaarbewijs I». |
W300e |
Er is een feitcode opengesteld op grond van art. 25 lid 4 BVW die ziet op het «als schipper van een schip op binnenwateren varen zonder in het bezit te zijn van een geldig klein vaarbewijs II». |
W156 |
De feitomschrijving is tekstueel aangepast zodat de normadressaat van de bepaling wordt verduidelijkt. |
D515 |
De modaliteit van de feitcode is gewijzigd van politiestrafbeschikkingsfeit naar OM-strafbeschikkingsfeit en om die reden uit bijlage I geschrapt. |
E100a e.v. |
De koptekst is aangevuld met de zinsnede «en middelen van openbaar vervoer». |
E211 |
Feitcodes E211a en E211b zijn samengevoegd tot feitcode E211. Deze feitcode ziet op de situatie dat een persoon jonger dan 18 jaar alcohol bij zich heeft op plaatsen waar dit niet is toegestaan (art. 45 Alcoholwet). |
E211a |
Feitcodes E211a en E211b zijn samengevoegd tot feitcode E211. Feitcode E211a is daarom afgesloten. |
E211b |
Feitcodes E211a en E211b zijn samengevoegd tot feitcode E211. Feitcode E211b is daarom afgesloten. |
E320a |
De feitomschrijving is aangevuld zodat duidelijk is dat het niet gaat om een vordering tot het ter inzage aanbieden van een identiteitsbewijs. |
E817a |
De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving. |
E817b |
De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving. |
E832 |
De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving. |
E129ff |
Deze feitcode is opengesteld en ziet op het wildplassen op of bij een gebouw van openbaar vervoer. |
E836b |
De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving. |
E836a |
De feitomschrijving is aangepast zodat deze beter aansluit bij de onderliggende wetgeving. |
VA004-VA101 |
De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VF004-VF101 |
De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VI004-VI101 |
De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VK004-VK101 |
De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VL004-VL101 |
De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VO004-VO101 |
De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VP004-VP101 |
De artikelverwijzing is aangepast in verband met een vernummering van de onderliggende wetsartikelen (Stb. 2020, 505). |
VI027a |
Dit feit is overgeheveld naar de bijlage bij de Wahv omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022. |
VK027a |
Dit feit is overgeheveld naar de bijlage bij de Wahv omdat het sanctiebedrag inmiddels valt binnen het maximum voor administratieve sancties (artikel 2, derde lid, Wahv). Dit houdt verband met de indexering van de eerste geldboetecategorie (artikel 23 Sr) per 1 januari 2022. |
N 010 – P 602 |
Naar aanleiding van een wijziging van de Regeling voertuigen is een nieuwe voertuigcategorie 7a (mobiele machine) opengesteld (Stb. 2020, 505). |
In onderstaande tabel wordt een toelichting gegeven per nieuwe of gewijzigde feitcode uit bijlage II bij het Besluit OM-afdoening.
Feitcode |
Toelichting |
---|---|
BM532 |
Deze feitcode is afgesloten nu is gebleken dat handhaving op dit feit zich niet leent voor feitgecodeerde afdoening. |
BM618a |
Deze feitcode is afgesloten nu de onderliggende wetgeving is komen te vervallen (Stcrt. 2020, 63014). |
BM618b |
Deze feitcode is afgesloten nu de onderliggende wetgeving is komen te vervallen (Stcrt. 2020, 63014). |
BM570c |
Deze feitcode is opengesteld op grond van art. 3.24 lid 1 Wnb. |
BM570d |
Deze feitcode is opengesteld op grond van art. 3.24 lid 1 Wnb. |
BM510 |
Deze feitcode is op verzoek van de handhavende instantie afgesloten. |
BM511a |
Deze feitcode is op verzoek van de handhavende instantie afgesloten. |
BM511b |
Deze feitcode is op verzoek van de handhavende instantie afgesloten. |
BM511c |
Op verzoek van de handhavende instantie(s) is een nieuwe feitcode opengesteld voor het verrichten van installatie, onderhoud of service, reparatie of buitendienststelling door een onderneming die daarvoor niet is gecertificeerd. |
BM511d |
Op verzoek van de handhavende instantie(s) is een nieuwe feitcode opengesteld voor installatie, onderhoud of service, reparatie, buitendienststelling, lekkagecontrole of terugwinning door een natuurlijk persoon die daarvoor niet is gecertificeerd. |
BM512 |
De feitomschrijving en de artikelverwijzing zijn aangevuld zodat de feitcode ook van toepassing is op ozonlaagafbrekende stoffen. Tevens is categorie 1 (natuurlijk persoon) opengesteld. |
BM613c |
De feitomschrijving is tekstueel gecorrigeerd. |
BM082a, BM085, BM086, BM089, BM091, BM 093, BM094, BM095, BM096, BM097, BM099, BM111, BM136, BM141a, BM141b, BM149a, BM149b, BM163, BM164, BM172, BM184, BM185, BM188a, BM205, BM213, BM220, BM323, BM333, BM473, BM475, BM476, BM502, BM542, BM545, BM546, BM551, BM552, BM553, BM554, BM555, BM556, BM557, BM558, BM561, BM562, BM564, BM565, BM566, BM569, BM591. |
Na afstemming met de handhavende instantie(s) zijn deze feitcodes afgesloten vanwege het beperkte gebruik ervan. |
De wijzigingen in de bijlage bij de Wahv gelden enkel voor gedragingen die plaatsvinden na inwerkingtreding van dit besluit. Voor de strafrechtelijke bepalingen van dit besluit geldt het legaliteitsbeginsel van artikel 1 van het Wetboek van Strafrecht. Inwerkingtreding van dit besluit is voorzien per 1 maart 2022.
De Minister van Justitie en Veiligheid, D. Yeşilgöz-Zegerius
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2022-30.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.