Wet van 8 juni 2016 tot wijziging van de Wet langdurige zorg, de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, de Jeugdwet en de Zorgverzekeringswet

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo, Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een aantal wijzigingen op het terrein van de hervorming van de langdurige zorg aan te brengen;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet langdurige zorg wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 3.1.1, eerste lid, onder g, komt « in een instelling» te vervallen.

B

Artikel 3.3.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onder d, wordt «de zorg» vervangen door: zorg.

2. In het achtste lid, onder e, wordt «het eerste lid» vervangen door: het vierde lid.

C

Aan hoofdstuk 3, paragraaf 3, worden na artikel 3.3.5 twee artikelen toegevoegd, luidende:

Artikel 3.3.6

  • 1. Indien de verzekerde zijn recht op zorg met verblijf in een instelling tot gelding wil brengen en die zorg tijdelijk niet geboden kan worden, kan de verzekerde ervoor kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling te stellen termijn van ten hoogste dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met een modulair pakket thuis of een volledig pakket thuis, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.3.2, derde tot en met vijfde alsmede zevende lid.

  • 2. Indien de verzekerde, bedoeld in het eerste lid, onmiddellijk voorafgaand aan het verkrijgen van een indicatiebesluit op grond van deze wet een persoonsgebonden budget ontving op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, Jeugdwet of een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, kan hij onverminderd het eerste lid ervoor kiezen om gedurende een bij ministeriële regeling te stellen termijn van ten hoogste dertien weken zijn recht tot gelding te brengen met een persoonsgebonden budget, zonder dat wordt voldaan aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 3.3.3, tweede tot en met vierde lid.

  • 3. Indien de termijn, bedoeld in het eerste en tweede lid, is verstreken en er zicht op is dat binnen afzienbare tijd na het aflopen van die termijn zorg geboden kan worden in de instelling van de voorkeur van de verzekerde, kan de Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor na overleg met de verzekerde de termijn verlengen tot het moment dat de verzekerde zijn recht op zorg met verblijf in die instelling tot gelding kan brengen.

  • 4. De Wlz-uitvoerder of het zorgkantoor verleent ambtshalve een volledig pakket thuis of modulair pakket thuis als bedoeld in het eerste lid respectievelijk een persoonsgebonden budget als bedoeld in het tweede lid.

  • 5. Bij ministeriële regeling worden regels gesteld over de wijze waarop en de voorwaarden waaronder toepassing kan worden gegeven aan dit artikel.

Artikel 3.3.6a

  • 1. De Wlz-uitvoerder kan op verzoek van de verzekerde, bedoeld in artikel 3.3.6, eerste lid, die onmiddellijk voorafgaand aan het indicatiebesluit aanspraak had op zorg op grond van een zorgverzekering of een maatwerkvoorziening als bedoeld in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 ontving, voor de duur van de termijn, bedoeld in artikel 3.3.6, eerste lid, en zolang die zorg of de in de maatwerkvoorziening besloten liggende zorg noodzakelijk en verantwoord is, in geval daar nog niet in is voorzien een schriftelijke overeenkomst sluiten met de aanbieder die deze zorg verleende of deze maatwerkvoorziening bood.

  • 2. Gedurende de tijdelijke voortzetting van de zorg dan wel maatwerkvoorziening, bedoeld in het eerste lid, gelden tussen de Wlz-uitvoerder en de desbetreffende aanbieder de voorwaarden van de overeenkomst waaronder de zorg dan wel maatwerkvoorziening aan de in het eerste lid bedoelde verzekerde is aangevangen, behoudens voor zover bij ministeriële regeling anders wordt bepaald.

  • 3. De verzekerde behoudt onverminderd het eerste lid jegens de Wlz-uitvoerder recht op zorg waarop hij naar aard, inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen.

D

In artikel 5.1.1 wordt onder vernummering van het tweede lid tot derde lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Het Zorginstituut bevordert de eenduidige uitleg van de aard, inhoud en omvang van het verzekerde pakket.

E

Artikel 10.2.4, tweede lid, komt te luiden:

  • 2. De Wlz-uitvoerder kan het bedrag, bedoeld in het eerste lid, invorderen bij dwangbevel.

F

In artikel 10.4.1, derde lid, wordt «verplichting die voor hem uit het bepaalde bij of krachtens deze wet voortvloeit» vervangen door: verplichting die voor hem uit het bepaalde bij of krachtens hoofdstuk 8 voortvloeit.

G

In artikel 11.1.1, vierde lid, wordt «een kleinschalig wooninitiatief,» vervangen door: een bij algemene maatregel van bestuur omschreven kleinschalig wooninitiatief,.

H

Artikel 11.1.2. wordt als volgt gewijzigd:

1. In het vierde lid, onder c, wordt «een kleinschalig wooninitiatief» vervangen door: een bij algemene maatregel van bestuur omschreven kleinschalig wooninitiatief.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 8. In afwijking van het eerste lid kan de verzekerde, bedoeld in artikel 11.1.1, derde lid, die op 31 december 2015 een volledig pakket thuis als bedoeld in artikel 3.3.2, eerste lid, onderdeel a, ontving, kiezen voor voortzetting van zorgverlening door middel van een volledig pakket thuis. In afwijking van artikel 3.3.1, eerste lid, heeft de verzekerde die kiest voor voortzetting van deze zorgverlening vanaf 1 januari 2016 slechts recht op zorgverlening door middel van een volledig pakket thuis dan wel verblijf in een instelling. De vorige volzin geldt niet voor een verzekerde van wie het CIZ na de inwerkingtreding van deze wet op aanvraag heeft vastgesteld dat hij voldoet aan artikel 3.2.1, eerste lid.

Ha

In artikel 11.1.6, tweede en derde lid, wordt «In 2015» gewijzigd in: Tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

Hb

Na artikel 11.1.8 wordt aan Hoofdstuk 11, paragraaf 1, een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 11.1.9

  • 1. Tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip heeft de verzekerde die zijn recht op zorg tot gelding brengt met een modulair pakket thuis geen recht op het schoonhouden van de woonruimte, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdeel a, onder 2°.

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op een verzekerde als bedoeld in artikel 11.1.1, zesde lid.

I

Aan hoofdstuk 11 wordt na paragraaf 4 een paragraaf toegevoegd, luidende:

§ 5. Tijdelijke subsidie orthocommunicatieve behandeling

Artikel 11.5.1

Bij ministeriële regeling wordt bepaald op welke wijze en onder welke voorwaarden het Zorginstituut tijdelijk subsidies kan verstrekken voor het verlenen van orthocommunicatieve behandeling van autisme aan organisaties die onmiddellijk voorafgaand aan de intrekking van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten een behandeling verleenden voor deze zorg en voor deze zorg werden bekostigd krachtens die wet.

ARTIKEL II

De Jeugdwet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 7.3.1, derde lid, komt te luiden:

  • 3. Voor zover sprake is van een geneeskundige behandeling als bedoeld in artikel 446 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is deze paragraaf niet van toepassing, behoudens de artikelen 7.3.11, vierde en vijfde lid, en 7.3.17.

B

Artikel 7.3.11, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

  • b. degene wiens toestemming ter zake van de verlening van jeugdhulp op grond van de artikelen 7.3.4 en 7.3.15 is vereist, alsmede, indien de toestemming van de personen bedoeld in artikel 7.3.4 niet is vereist, de personen bedoeld in artikel 7.3.4, tweede lid.

C

Na artikel 7.3.16 wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 7.3.17

Een beslissing van een jeugdhulpverlener genomen op grond van deze paragraaf, een beslissing op een verzoek als bedoeld in de artikelen 30, derde lid, 35, 36 of 38, tweede lid, van de Wet bescherming persoonsgegevens, alsmede een beslissing naar aanleiding van de aantekening van verzet als bedoeld in de artikel 40 of 41 van die wet gelden, ook voor zover de jeugdhulpverlener, de beslissing heeft genomen als of namens een bestuursorgaan, voor de toepassing van hoofdstuk 8 van die wet, als een beslissing genomen door een ander dan een bestuursorgaan.

D

Aan artikel 8.1.8 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt sluit met de derde van wie hij jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort, ontvangt en die daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.

E

In artikel 8.2.1, eerste lid, wordt «die met toepassing van artikel 265b, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar is geplaatst» vervangen door: die met toepassing van artikel 6.1.2, eerste lid, of artikel 6.1.3, eerste lid, aldaar is geplaatst.

ARTIKEL III

De Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 wordt als volgt gewijzigd:

A

Aan artikel 2.6.2 wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de overeenkomst die de cliënt sluit met de derde van wie hij diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen of andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren betrekt en die daarvoor betaling ontvangt uit het persoonsgebonden budget.

B

Artikel 8.6a wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef wordt «in 2015» gewijzigd in: tot een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip.

2. Onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel b door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • c. die hun recht op zorg tot gelding brengen met een modulair pakket thuis en een maatwerkvoorziening inhoudende het schoonhouden van hun woonruimte hebben aangevraagd.

ARTIKEL IV

De aanhef van artikel 122a, vierde lid, van de Zorgverzekeringswet komt te luiden:

Indien zorg is verleend die aan verzekerden doorgaans zonder verwijzing of recept wordt verleend, bedraagt de bijdrage:

ARTIKEL V

In artikel 31, onder b, van de Wet marktordening gezondheidszorg wordt de zinsnede «die tevens zorgkantoor als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg is,» geschrapt.

ARTIKEL Va

Indien voor een verzekerde in de zin van de Wet langdurige zorg een indicatiebesluit is afgegeven waarin is vastgesteld dat hij aanspraken, rechten en verplichtingen als bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdelen a, onder 2, en e, van de Wet langdurige zorg heeft, heeft hij met ingang van het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I, onderdelen Ha en Hb, en III, onderdeel B, van deze wet jegens het college van de gemeente waarvan hij ingezetene is, de aanspraken, rechten en verplichtingen met betrekking tot het tot gelding brengen van de aanspraak op zorg bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, onderdelen a, onder 2, en e, van de Wet langdurige zorg die aan het indicatiebesluit waren verbonden.

ARTIKEL Vb

In artikel 1, zevende lid, van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg wordt «artikel 1 van de Wet langdurige zorg» vervangen door: artikel 1.1.1 van de Wet langdurige zorg.

ARTIKEL VI

De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld, waarbij de artikelen I, onderdelen A, C, E, G, H en I, en II, onderdelen A en C, kunnen terugwerken tot en met een in dat besluit te bepalen tijdstip. In dat besluit wordt zo nodig toepassing gegeven aan artikel 12, eerste lid, van de Wet raadgevend referendum.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Wassenaar, 8 juni 2016

Willem-Alexander

De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M.J. van Rijn

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

De Minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok

Uitgegeven de dertiende juli 2016

De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 34 279

Naar boven