Wet van 23 december 2014, houdende aanpassing van de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector in verband met de verlaging van het wettelijke bezoldigingsmaximum van 130% naar 100% van de bezoldiging van een Minister (Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT)

Wij, Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is het wettelijke bezoldigingsmaximum voor topfunctionarissen in de publieke en semipublieke sector, zoals neergelegd in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, te verlagen van 130% naar 100% van de bezoldiging van een Minister;

Zo is het, dat Wij, de Afdeling advisering van de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1.9 wordt gewijzigd als volgt:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1» geplaatst.

2. Er wordt een nieuw lid ingevoegd, luidende:

  • 2. Onverminderd de artikelen 2.11 en 3.8, kunnen bij algemene maatregel van bestuur inkomensbestanddelen worden aangewezen die geen onderdeel van de bezoldiging vormen, indien sprake is van incidentele inkomensbestanddelen die voortvloeien uit reguliere arbeidsvoorwaarden en die redelijkerwijs niet als bezoldiging aangemerkt behoren te worden.

B

Artikel 2.1, vierde lid, komt te luiden:

  • 4. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen met ingang van de eerste dag van de dertiende maand in de periode van achttien maanden geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3. Het tweede en derde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de maximale bezoldiging voor het geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor maximaal twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.

C

In artikel 2.2, eerste lid, wordt «vijf, onderscheidenlijk 7,5 procent» vervangen door: tien, onderscheidenlijk vijftien procent.

D

Artikel 2.3 komt te luiden:

Artikel 2.3

  • 1. De bezoldiging van een topfunctionaris bedraagt per kalenderjaar ten hoogste € 178.000,–.

  • 2. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt telkens per 1 januari van elk jaar bij ministeriële regeling aangepast aan de ontwikkeling van de contractuele loonkosten voor de overheid zoals deze in het jaar van vaststellen van de ministeriële regeling voor het daaraan voorafgaande jaar door het Centraal Bureau voor de Statistiek is vastgesteld, en wordt afgerond op een duizendvoud in euro’s.

  • 3. Het bedrag, genoemd in het eerste lid, wordt niet op grond van het tweede lid gewijzigd, indien de toepassing van het tweede lid niet leidt tot een verhoging van het bedrag.

  • 4. De ministeriële regeling, bedoeld in het tweede lid, wordt bekend gemaakt vóór 1 november voorafgaand aan het jaar waarop de wijziging betrekking heeft.

Da

Artikel 2.5 komt te luiden:

Artikel 2.5

Onze Minister wie het aangaat en Onze Minister kunnen gezamenlijk bij ministeriële regeling, in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad, voor een of meer functies van topfunctionarissen bij een rechtspersoon of instelling een maximum vaststellen dat hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, indien de bijzondere arbeidsmarktomstandigheden een hoger bedrag rechtvaardigen, doch niet hoger dan de maximumbezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT.

E

Artikel 3.1, vijfde lid, komt te luiden:

  • 5. In geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking, komen partijen met ingang van de eerste dag van de dertiende maand in de periode van achttien maanden geen bezoldiging overeen die per kalenderjaar meer bedraagt dan het door Onze Minister wie het aangaat voor dat jaar vastgestelde bedrag. Het derde en vierde lid zijn van overeenkomstige toepassing. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld over de maximale bezoldiging voor het geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor maximaal twaalf maanden wordt vervuld anders dan op grond van een dienstbetrekking.

F

In artikel 3.2, eerste lid, wordt «vijf, onderscheidenlijk 7,5 procent» vervangen door: tien, onderscheidenlijk vijftien procent.

Fa

In artikel 7.2 wordt «vijf jaar» vervangen door: drie jaar.

G

Artikel 7.3 wordt gewijzigd als volgt:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 2.3» ingevoegd: , zoals dit artikel luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT.

2. In het vierde lid wordt «Indien» vervangen door «Indien de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT in werking treedt of», wordt «de ministeriële regeling» telkens vervangen door «die wet of de ministeriële regeling» en wordt aan het eind van de eerste volzin onder vervanging van de punt door een komma de volgende zinsnede toegevoegd: tenzij op grond van het eerste tot en met vijfde lid reeds eerder een periode van ten hoogste vier jaar is aangevangen.

3. In het elfde lid wordt onder vervanging van de punt door een komma de volgende zinsnede toegevoegd: tenzij de wijziging betrekking heeft op een bezoldiging die niet hoger is dan de maximale bezoldiging, bedoeld in artikel 2.3, onderscheidenlijk het bedrag, bedoeld in artikel 3.3, dan wel het krachtens artikel 2.6 van toepassing zijnde bedrag, zoals deze golden met ingang van 1 januari 2013.

H

Na artikel 7.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.3a

  • 1. Indien op grond van artikel 7.3, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT een hogere bezoldiging was toegestaan dan de maximale bezoldiging van artikel 2.3 dan wel het op grond van een ministeriële regeling als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, artikel 2.7, tweede lid of artikel 2.8, geldend bedrag, en dat bedrag gelijktijdig met de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT of overeenkomstig artikel 7.4, tweede lid, wordt verlaagd, wordt in artikel 7.3, negende lid, voor «het voor de rechtspersoon of instelling geldende maximum» of «het geldende maximum» telkens gelezen: het op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT voor de rechtspersoon of instelling geldende maximum.

  • 2. In het geval, bedoeld in het eerste lid, wordt na het verstrijken van de periode van drie jaar, bedoeld in artikel 7.3, negende lid, de bezoldiging in een periode van twee jaar teruggebracht naar het voor de rechtspersoon of instelling geldende maximum. Met ingang van het eerste jaar wordt de bezoldiging verlaagd naar het op de dag voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT voor de rechtspersoon of instelling geldende maximum. In het tweede jaar bedraagt de verlaging de helft van het verschil tussen het op de dag voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT geldende maximum en het geldende maximum.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing ten aanzien van de in artikel 2.2 bedoelde leden, onderscheidenlijk voorzitters van de hoogste toezichthoudende organen.

I

Artikel 7.4 komt te luiden:

Artikel 7.4

  • 1. Indien de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT met ingang van 1 januari 2015 in werking treedt, kan, in afwijking van artikel 2.6, eerste lid, of artikel 2.7, tweede lid, Onze Minister wie het aangaat de ministeriële regeling tot vaststelling van de bedragen, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, met betrekking tot het kalenderjaar 2015, uiterlijk in december 2014 vaststellen.

  • 2. Indien Onze Minister wie het aangaat niet voor 1 januari 2015 de bedragen, bedoeld in het eerste lid, voor het kalenderjaar 2015 heeft vastgesteld, dan blijven, in afwijking van artikel 2.6, eerste lid, en artikel 2.7, tweede lid, de bedragen die Onze Minister wie het aangaat krachtens die artikelen heeft vastgesteld voor het kalenderjaar 2014, van kracht voor het kalenderjaar 2015, ook indien deze bedragen hoger zijn dan het wettelijke bezoldigingsmaximum, bedoeld in artikel 2.3.

J

Na artikel 7.4 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7.4a

  • 1. Zolang de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in de artikelen 2.1, vierde lid, en 3.1, vijfde lid, nog niet in werking is getreden, blijven deze wet en de daarop rustende bepalingen, zoals deze luidden op de dag voor de inwerkingtreding van de Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT, van toepassing ten aanzien van topfunctionarissen die hun functie vervullen anders dan op grond van een dienstbetrekking.

  • 2. Bij de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, worden regels gesteld over het overgangsrecht ten aanzien van voorafgaande aan de inwerkingtreding van de algemene maatregel van bestuur tussen partijen overeengekomen bezoldigingen.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Bij dat besluit kunnen de in artikel I, onderdeel D, genoemde bedragen overeenkomstig dat onderdeel worden gewijzigd.

ARTIKEL III

Deze wet wordt aangehaald als: Wet verlaging bezoldigingsmaximum WNT.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren die zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot

Gegeven te Pilcaniyeu, 23 december 2014

Willem-Alexander

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk

Uitgegeven de dertigste december 2014

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Kamerstuk 33 978

Naar boven