Besluit van 22 februari 2012, houdende wijziging van het Besluit justitiële gegevens in verband met de verstrekking van justitiële gegevens ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 2 januari 2012, nr. 5720760/11/6;

Gelet op artikel 15, artikel 17 en artikel 39g van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 2 februari 2012, nr. W03.12.0010/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 15 februari 2012, nr. 5724571/12/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Besluit justitiële gegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

Na paragraaf 3 van afdeling 2 van Hoofdstuk 3 wordt voor paragraaf 4 een paragraaf ingevoegd, luidende:

Paragraaf 3a. Verstrekking ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek

Artikel 30bis
  • 1. Justitiële of strafvorderlijke gegevens kunnen slechts worden verstrekt ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek nadat aan de betrokken onderzoeker daartoe schriftelijk toestemming is verleend door Onze Minister van Veiligheid en Justitie onderscheidenlijk het College van procureurs-generaal.

  • 2. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt slechts gegeven indien:

    • a. de beleidsinformatie of het onderzoek het algemeen belang dient;

    • b. de organisatie die de gegevens verstrekt niet onnodig wordt belast;

    • c. de beleidsinformatie zonder de betrokken gegevens onvolledig is of het onderzoek zonder de betrokken gegevens niet kan worden uitgevoerd, en

    • d. de persoonlijke levenssfeer van de betreffende personen niet onevenredig wordt geschaad.

  • 3. Aan de toestemming, bedoeld in het eerste lid, kunnen voorwaarden worden verbonden.

  • 4. De toestemming, bedoeld in het eerste lid, wordt ter kennis gebracht van de betreffende verantwoordelijke en geldt als machtiging tot het verstrekken van de omschreven gegevens.

  • 5. Benadering van personen over wie justitiële of strafvorderlijke gegevens worden verwerkt door de onderzoeker vindt niet plaats, tenzij dit uitdrukkelijk is toegestaan bij de toestemming ingevolge het eerste lid. Deze toestemming kan slechts worden verleend indien rechtstreekse benadering voor het doel van het onderzoek onvermijdelijk is.

B

Aan artikel 36 wordt een derde lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Voor het verstrekken van justitiële gegevens, als bedoeld in artikel 30bis, is een bij ministeriële regeling vastgestelde vergoeding verschuldigd.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin het wordt geplaatst.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

Lech, 22 februari 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de zesde maart 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

I. Algemeen deel

1. Inleiding

Met de Wet van 6 oktober 2011 tot wijziging van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens in verband met de elektronische aanvraag van een verklaring omtrent het gedrag voor natuurlijke personen en enkele verbeteringen (Stb. 2011, 456) is de regeling gewijzigd voor de verstrekking van justitiële en strafvorderlijke gegevens ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek. Dit besluit stelt op grond van het (nieuwe) artikel 15 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (verder: Wjsg) de nadere regels over deze verstrekking.

2. Verstrekking voor beleidsinformatie, onderzoek en statistiek

In artikel 15 Wjsg is de regeling neergelegd voor de verstrekking van justitiële gegevens ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek. Op grond van artikel 39g Wjsg is artikel 15 Wjsg van overeenkomstige toepassing voor de verstrekking van strafvorderlijke gegevens door het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie. In de regeling van artikel 15 Wjsg is nauw aangesloten bij die van de Wet politiegegevens (artikel 22 Wet politiegegevens). In dit besluit tot wijziging van het Besluit justitiële gegevens (verder: Bjg) wordt nauw aangesloten bij het Besluit politiegegevens (artikel 4:7 Besluit politiegegevens). Naar aanleiding van het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State is artikel 30bis Bjg gewijzigd zodat deze bepaling op een aantal punten afwijkt van het tot voorbeeld genomen artikel 4:7 Besluit politiegegevens. In de toepassing is echter geen verschil beoogd en bij een eerstvolgende wijziging van het Besluit politiegegevens zullen de regelingen dan ook weer zoveel mogelijk gelijkluidend worden geformuleerd. Door deze analogie gelden bij de verstrekking van justitiële gegevens, strafvorderlijke gegevens of politiegegevens voor beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek dezelfde voorwaarden. Dit betekent – kort gezegd – dat voor onderzoek dat het algemeen belang dient en dat zonder de verzochte gegevens niet kan worden uitgevoerd, niet-geanonimiseerde gegevens kunnen worden verstrekt onder de wettelijke voorwaarde dat de resultaten van het onderzoek geen persoonsgegevens bevatten. Door de herleidbaarheid van de resultaten tot individuele personen uit te sluiten, worden de persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen beschermd.

De Justitiële Informatiedienst verzorgt de verstrekking van justitiële gegevens, namens en na toestemming van de Minister van Veiligheid en Justitie. Strafvorderlijke gegevens worden na toestemming van het College van procureurs-generaal verstrekt door het onderdeel van het openbaar ministerie waar de gegevens zich bevinden. Tot nu is de regeling voor de verstrekking van justitiële en strafvorderlijke gegevens voor wetenschappelijk onderzoek en statistiek gebaseerd op het uitgangspunt dat slechts geanonimiseerde gegevens worden verstrekt. Dit wil zeggen dat verstrekking in zodanige vorm plaatsheeft dat herleiding tot individuele natuurlijke personen redelijkerwijs wordt voorkomen. Verstrekking van niet-geanonimiseerde gegevens vereist thans een ontheffing van de Minister van Veiligheid en Justitie. Met dit besluit wordt uitvoering gegeven aan de behoefte uit de praktijk dat het College zelf over de bevoegdheid tot verstrekking van niet-geanonimiseerde strafvorderlijke gegevens beschikt. Deze zelfstandige bevoegdheid van het College past beter bij de wettelijke verantwoordelijkheid van het openbaar ministerie voor het verwerken en beheren van de strafvorderlijke gegevens (artikel 39a Wjsg). Daarnaast is vanuit deze verantwoordelijkheid het College goed in staat te beoordelen in hoeverre een verzoek tot verstrekking van strafvorderlijke gegevens kan worden ingewilligd (Kamerstukken II 2010/11, 32 763, nr. 3, blz. 7, 8).

3. Adviezen

Over dit ontwerpbesluit is advies gevraagd aan het College bescherming persoonsgegevens en het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie. Het College bescherming persoonsgegevens noch het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie zagen aanleiding tot het maken van inhoudelijke opmerkingen over het ontwerpbesluit.

4. Financiële paragraaf

De Justitiële Informatiedienst brengt de kosten van de personele inspanning die is gerelateerd aan het aantal bevraagde personen in rekening bij de onderzoeker die om de gegevens verzoekt, aangezien deze verstrekking niet tot de reguliere taken van deze uitvoeringsdienst wordt gerekend. De hoogte van de vergoeding zal worden bepaald bij ministeriële regeling. Deze kostendekkende kostenvergoeding kan worden verlangd op grond van artikel 17 Wjsg jo. artikel 36, derde lid, Bjg.

II. Artikelsgewijs deel

Artikel I – A

Dit besluit voegt een nieuwe paragraaf toe aan Hoofdstuk 3, afdeling 2 van het Besluit justitiële gegevens. Deze paragraaf 3a ziet op de verstrekking ten behoeve van beleidsinformatie, wetenschappelijk onderzoek en statistiek en kent één bepaling, artikel 30bis. Op grond van dit artikel kunnen de Minister van Veiligheid en Justitie of het College van procureurs-generaal van het openbaar ministerie toestemming geven voor deze verstrekking van respectievelijk justitiële gegevens (artikel 1, onder a, Wjsg jo. de artikelen 6 en 7 Bjg) en strafvorderlijke gegevens (artikel 1, onder b, Wjsg). Deze toestemming geldt voor de duur van het onderzoek en wordt slechts verstrekt als aan de cumulatieve voorwaarden van artikel 30bis, tweede lid, Bjg wordt voldaan. Dit betekent dat de betreffende verstrekking het algemeen belang moet dienen, de verstrekkende organisatie hierdoor niet onevenredig wordt belast, de beleidsinformatie zonder de betrokken gegevens onvolledig is of het onderzoek zonder de betreffende gegevens niet kan worden uitgevoerd en – tot slot – de persoonlijke levenssfeer van de betreffende personen niet onevenredig wordt geschaad. Voordat toestemming wordt verleend, wordt dus het belang van verstrekking van de gegevens ten behoeve van het onderzoek afgewogen tegen het belang van de personen van wie de gegevens kunnen worden betrokken in het onderzoek. Deze belangenafweging kan aanleiding zijn voor de verstrekkende organisatie, te weten de Justitiële informatiedienst voor de justitiële gegevens of het openbaar ministerie voor de strafvorderlijke gegevens, om bij de verstrekking van de gegevens nadere voorwaarden stellen aan de ontvanger (derde lid). Een beleidsmaker, onderzoeker of statisticus die de gegevens ontvangt, mag de personen over wie de gegevens zijn verstrekt, niet rechtstreeks benaderen. Dit leidt alleen uitzondering als de Minister of het College hiervoor expliciet toestemming verleent (vijfde lid). Dit gebeurt alleen als het voor het doel van het onderzoek onvermijdelijk is, bijvoorbeeld omdat het noodzakelijk is aanvullende vragen te stellen over de huidige leefomstandigheden van de onderzochte personen. In de brief waarin de toestemming wordt verleend, wordt tot uitdrukking gebracht dat is getoetst dat de genoemde voorwaarden worden nagekomen.

Artikel I – B

Met deze aanvulling van artikel 36 Bjg kan de Justitiële Informatiedienst kosten in rekening brengen voor de verstrekking voor beleidsinformatie, onderzoek en statistiek. De hoogte van de kostenvergoeding zal worden bepaald bij ministeriële regeling.

Artikel II

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Staatsblad. Hierdoor wordt afgeweken van de zogeheten vaste verandermomenten (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Deze afwijking is in dit geval mogelijk omdat zowel de ontvangende onderzoekers als de verstrekkende organisaties gebaat zijn met spoedige inwerkingtreding en de wijziging geen directe gevolgen heeft voor burgers en bedrijven.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven