Besluit van 24 oktober 2012, houdende wijziging van het Besluit algemene rechtspositie politie, Besluit bezoldiging politie en het Besluit rangen politie in verband met de rechten van politieambtenaren bij de invoering van het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 22 mei 2012, nr. 262117;

Gelet op artikel 50, eerste lid, en 51 van de Politiewet 1993;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van 13 juni 2012, nr. W03.12.0177/II);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van 18 oktober 2012, nr. 313317;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Artikel 99i van het Besluit algemene rechtspositie politie te luiden:

Artikel 99i

  • 1. Individuele of persoonsgebonden rechten, toegekend bij besluit van het bevoegd gezag, blijven bij overgang naar een functie naar aanleiding van de invoering van het LFNP in stand.

  • 2. De ambtenaar die is aangesteld voor de uitvoering van de politietaak behoudt zijn aanstelling als ambtenaar voor de uitvoering van de politietaak indien hij naar aanleiding van de invoering van het LFNP, overgaat naar een administratief technische functie.

ARTIKEL II

In het Besluit bezoldiging politie wordt na artikel 49e een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 49f

  • 1. Door het LFNP ontstaat voor de ambtenaar aanspraak op de salarisschaal behorende bij de hem toegekende functie.

  • 2. Indien de salarisschaal behorende bij de functie die aan de ambtenaar is toegekend hoger is dan de salarisschaal die de ambtenaar ontving op basis van zijn uitgangspositie, ontstaat voor de ambtenaar een aanspraak op die hogere salarisschaal vanaf de aanvangsdatum van de desbetreffende uitgangspositie. In afwijking van artikel 10 blijft bij indeling in die hogere salarisschaal het salaris gelijk tenzij dit door afwijkende bedragen tussen de schalen niet mogelijk is. In dat geval geldt dat de ambtenaar wordt ingedeeld in het eerste salaris gelegen boven het oude salaris in de nieuwe salarisschaal.

  • 3. Indien de bij de aan de ambtenaar toegekende functie behorende salarisschaal lager is dan die de ambtenaar ontving op basis van zijn uitgangspositie, behoudt de ambtenaar de salarisschaal inclusief de vooruitzichten in de desbetreffende schaal die verbonden was aan zijn uitgangspositie.

  • 4. Indien de aan de ambtenaar toegekende functie aanspraak geeft op bij die functie behorende toelagen, ontstaat voor de ambtenaar een aanspraak op die toelagen vanaf de aanvangsdatum van de desbetreffende uitgangspositie. Bij ministeriele regeling worden over de aanspraak nadere regels gesteld.

  • 5. Indien de aan de ambtenaar toegekende functie geen aanspraak geeft op toelagen die hij wel heeft ontvangen, vindt voor de ambtenaar geen terugvordering van die toelagen plaats. De aanspraak op deze toelagen vervalt op de dag van de inwerkingtreding van dit artikel.

  • 6. Onder uitgangspositie wordt in dit artikel verstaan de functie en in samenhang daarmee de functiebeschrijving en de overige opgedragen werkzaamheden of bijzondere situaties van een ambtenaar op enig moment vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011.

ARTIKEL III

Artikel 5 van het Besluit rangen politie komt te luiden:

Artikel 5

  • 1. De ambtenaar die ten gevolge van het LFNP, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel vv. van het Besluit bezoldiging politie, overgaat naar een functie waaraan een lagere salarisschaal is verbonden, behoudt, indien hij daartoe de wens te kennen heeft gegeven, de rang die is verbonden aan de functie die voor hem gold direct voorafgaand aan het tijdstip waarop de overgang naar een functie plaatsvond.

  • 2. De ambtenaar die op grond van een uitgangspositie, zijnde de functie en in samenhang daarmee de functiebeschrijving en de overige opgedragen werkzaamheden of bijzondere situaties op enig moment vanaf 31 december 2009 tot en met 31 december 2011, dan wel een toegekende functie op grond van die functie recht had op een rang, behoudt deze rang, indien hij daartoe de wens te kennen heeft gegeven.

ARTIKEL IV

Indien het bij Koninklijke boodschap van 21 november 2006 ingediende voorstel van wet tot vaststelling van een nieuwe Politiewet (Politiewet 200.) (Kamerstukken 30 880) tot wet wordt verheven en de artikelen 47, eerste lid, en 48, van die wet in werking treden, berust dit besluit op de artikelen 47, eerste lid, en 48, van die wet.

ARTIKEL V

Dit besluit treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 24 oktober 2012

Beatrix

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Uitgegeven de eenendertigste oktober 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

In het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2008–2010 is vastgelegd dat voor politie Nederland één functiegebouw, genaamd Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP) zal worden ingevoerd. Daarnaast is afgesproken en eveneens in dit Arbeidsvoorwaardenakkoord vastgelegd, dat een nieuw functiewaarderingssysteem wordt ontwikkeld waarmee de functies uit het LFNP worden gewaardeerd. Momenteel is sprake van ruim 7000 functies met daarbij behorende functiebenamingen binnen de politie die gewaardeerd zijn op basis van een waarderingssystematiek met parameters die niet geschikt zijn voor het LFNP. Inmiddels is een stelsel van ongeveer 90 functies met daarbij behorende functiebenamingen ontwikkeld, voorzien van een waardering per functie. Dit geheel wordt aangeduid als het Landelijk Functiegebouw Nederlandse Politie (LFNP).

Dit Landelijk Functiegebouw is een stelsel van functies. Het bevoegd gezag is verplicht uitsluitend deze functies te gebruiken bij de inrichting van zijn organisatie. Hij bepaalt welke functies hij uit dit functiegebouw gebruikt.

Daarmee komt een einde aan de mogelijkheid voor de organisaties om zelf functies te beschrijven en aan de hand van de huidige systematiek met referentiefuncties een zelf ontwikkelde functie te waarderen en te koppelen aan een salarisschaal. De achtergrond voor deze wijzigingen is gelegen in de wens om landelijke mobiliteit en loopbaanbeleid mogelijk te maken.

Deze omzetting leidt tot wijzigingen in het Besluit bezoldiging politie, het Besluit algemene rechtspositie politie en het Besluit rangen politie.

Het LFNP had in 2009 gereed moeten zijn zodat per 1 januari 2010 politieambtenaren een LFNP functie hadden gekregen. Dit is niet gelukt.

Sindsdien is tussen de minister en de politievakorganisaties een implementatietraject afgesproken om invoering alsnog te doen plaatsvinden. De implementatie vindt plaats van april 2011 tot en met de dag voor inwerkingtreding van dit besluit. In april 2011 ontving elke politieambtenaar een overzicht (uitgangspositie genaamd) van de functies die hij heeft bekleed vanaf 31 december 2009 (een dag voordat het LFNP had moeten worden ingevoerd) tot en met 31 maart 2011. Iedere wijziging na 31 maart 2011 en tot en met 31 december 2011 vastgelegd bij besluit wordt gezien als gewijzigde uitgangspositie. Vervolgens is op de peildatum 31 december 2011 voor iedere ambtenaar vastgesteld in hoeverre sprake is van specifieke werkzaamheden door middel van een aanvullend besluit uitgangsposities.

De politieambtenaar heeft de mogelijkheid gekregen om onder voorwaarden functieonderhoud te vragen voor één functie uit dit overzicht. In het najaar van 2011 ontving de politieambtenaar een besluit ter vaststelling van deze uitgangspositie(s). Vervolgens is in januari 2012 het proces van matching begonnen waarbij de functie(s) die als uitgangspositie(s) waren vastgesteld worden gematcht met de functies uit het LFNP. Na de matching ontvangt de ambtenaar een besluit toekenning en een besluit overgang naar een LFNP functie.

Over de inhoud van deze algemene maatregel van bestuur is overeenstemming bereikt met de vakorganisaties.

Artikelsgewijs

Artikel I

In de artikelen wordt gesproken over functie maar er kan sprake zijn van meerdere functies.

Om de gevolgen van de overgang van een ambtenaar die is aangesteld voor de politietaak en nu wordt aangesteld in een administratief technische functie, te verzachten, is bepaald dat dit gebeurt met behoud van de zogenoemde executieve status.

Er wordt in deze artikelen gesproken over overgang. Dit is een nieuw begrip in de politierechtspositie om aan te geven dat de invoering van het LFNP een bijzondere situatie is.

Het LFNP is geen reorganisatie in het kader van hoofdstuk VII.b. van het Besluit algemene rechtspositie politie. De invoering van het LFNP betekent dat de bestaande regionale functiebeschrijving wordt vervangen door een nieuwe landelijke functiebeschrijving. Hiervoor wordt de term «overgang» gebruikt. Dit geeft weer dat de politie vanaf een bepaald moment overgaat naar een nieuw systeem.

Artikel II

In het artikel wordt gesproken over uitgangspositie maar er kan ook sprake zijn van meerdere uitgangsposities. Door de invoering van het LFNP worden functies en salarisschalen aan elkaar gekoppeld. Artikel 49f Bbp regelt dat in de gevallen waarin de ambtenaar volgens zijn uitgangspositie een functie behoorde te hebben waarvoor een hogere salarisschaal en bij de functie behorende toelagen gold, hij daar alsnog recht op heeft.

Bij de voorbereiding van de implementatie van het LFNP is als uitgangspunt bepaald dat de medewerker «houdt wat hij heeft»; met andere woorden, de medewerker wordt van de omzetting naar het LFNP op zichzelf niet slechter. Dat heeft onder andere betrekking op het salarisniveau van de schaal waarin de medewerker voor omzetting formeel is geplaatst, inclusief het perspectief in die schaal. Daarbij is de datum van 31 december 2009 cruciaal, omdat per 1 januari 2010 de omzetting naar het LFNP had moeten plaatsvinden volgens het Arbeidsvoorwaardenakkoord 2008–2010.

Indien een ambtenaar door het LFNP naar een hogere salarisschaal gaat, wordt bij indeling in die hogere salarisschaal niet de zogenaamde bevorderingsperiodiek uit artikel 10 toegekend. In het geval dat de gewone periodiekdatum en het moment van inschaling op dezelfde datum vallen, wordt de gewone periodiek wel toegekend, zoals bedoeld in artikel 9.

De bedoeling is dat de ambtenaar qua salaris horizontaal overgaat. Omdat dat niet in alle gevallen mogelijk is, doordat het huidige salarisbedrag niet voorkomt in de nieuwe schaal, is aangegeven dat in dat geval het eerstvolgende hogere salaris in die schaal van toepassing is. De ambtenaar mag er in dit geval dus niet in salaris op achteruit gaan door een lager salarisbedrag dan het oorspronkelijke salarisbedrag te krijgen.

Toelagen die verbonden zijn aan een functie welke niet ontvangen hadden mogen worden omdat de ambtenaar die functie niet meer had op grond van het LFNP, hoeven door de ambtenaar niet te worden terugbetaald. Voor de ambtenaar die op grond van zijn toegekende LFNP functie wel toelagen had moeten ontvangen, ontstaat dat recht vanaf de aanvangsdatum van de desbetreffende uitgangspositie. Dat kan op zijn vroegst 1 januari 2010 zijn.

Artikel III

Tussen de minister en de vakorganisaties is afgesproken dat bij het LFNP ambtenaren hun rang kunnen behouden. Dit geldt ook voor rangen die niet door de ambtenaar zijn gedragen maar die wel op grond van een uitgangspositie bij die functie hoorde. In dit kader kunnen zich, door het LFNP, meerdere situaties voordoen. Deze worden hieronder, door middel van verschillende indicatieve voorbeelden, weergegeven.

De medewerker heeft in de uitgangspositie een korpsfunctie staan (rechercheur A, schaal 6, rang agent) en vraagt hier functieonderhoud op aan. De nieuwe korpsfunctie wordt hoger gewaardeerd (rechercheur A+, schaal 7, rang hoofdagent). Deze uitgangspositie is echter voor 31-12-2011 gewijzigd en de nieuwe functie is weer op het lagere schaalniveau (projectmedewerker basispolitiezorg, schaal 6, rang agent). Dan heeft deze medewerker aanspraak op het alsnog krijgen en behouden van de rang van hoofdagent.

De medewerker heeft in de uitgangspositie een korpsfunctie staan (rechercheur A, schaal 6, rang agent) en deze functie wordt gematcht naar een LFNP-functie die hoger gewaardeerd is (generalist tactische opsporing, schaal 7, rang hoofdagent).  Deze uitgangspositie is echter voor 31-12-2011 gewijzigd en de nieuwe functie is weer op het lagere schaalniveau (projectmedewerker basispolitiezorg, schaal 6, rang agent). Dan heeft deze medewerker aanspraak op het alsnog krijgen en behouden van de rang van hoofdagent.

De medewerker heeft in de uitgangspositie een korpsfunctie staan (rechercheur A, schaal 6, rang agent) en deze functie wordt gematcht naar een LFNP-functie die lager gewaardeerd is (assistent forensische opsporing, schaal 5, rang surveillant). Deze uitgangspositie is niet gewijzigd en is ook de uitgangspositie op 31-12-2011. Dan heeft deze medewerker aanspraak op het behoud van de rang agent.

Artikel IV

Dit artikel is opgenomen om te voorkomen dat, indien de Politiewet 200. eerder in werking treedt dan de artikelen van dit besluit die bij koninklijk besluit in werking treden, die artikelen niet in werking kunnen treden door een onjuiste grondslag. Dit artikel regelt dat de grondslag van dit besluit dan wordt aangepast.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt op grond van artikel 26, zesde lid j° vijfde lid van de Wet op de Raad van State, omdat het uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat.

Naar boven