Besluit van 27 maart 2012 tot wijziging van het Interimbesluit forensische zorg

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie mede namens de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 2 januari 2012, 5720743/11/6;

Gelet op artikelen 77 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en 2 van de Wet marktordening gezondheidszorg;

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord advies van 13 januari 2012, No. W03.12.0002/II;

Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, mede namens Onze Minister van Volksgezondheid Welzijn en Sport van 14 maart 2012, 5726711/12/6;

Hebben goedgevonden en verstaan:

ARTIKEL I

Het Interimbesluit forensische zorg wordt gewijzigd als volgt:

A

Aan artikel 4, eerste lid, wordt een nieuwe volzin toegevoegd, luidende:

Voor wat betreft de inkoop van forensische zorg wordt Onze Minister aangemerkt als een zorgverzekeraar die zich overeenkomstig artikel 33 van de wet heeft aangemeld voor de uitvoering van de wet.

B

Na artikel 7 wordt een nieuw artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 7a

  • 1. Indien Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, een aanwijzing als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg geeft over de beveiligingsaspecten van forensische zorg, wordt deze gegeven in overeenstemming met Onze Minister.

  • 2. Toepassing van artikel 22 van de Wet marktordening gezondheidszorg door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vindt plaats in overeenstemming met Onze Minister, indien dit betrekking heeft op de forensische zorg. Bij de toepassing van het artikel als bedoeld in de eerste volzin worden geen gegevens en inlichtingen verstrekt die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van zorgaanbieders die forensische zorg leveren of kunnen leveren en die een onevenredige inbreuk maken op hun onderhandelingspositie bij het overeenkomen van de levering van die zorg.

  • 3. De zorgautoriteit bedoeld in artikel 1, onder l, van de Wet marktordening gezondheidszorg volgt het oordeel van de Inspectie voor de sanctietoepassing over de beveiligingsaspecten van de forensische zorg.

ARTIKEL II

Artikel 6 van het Besluit uitbreiding en beperking werkingssfeer Wmg komt te luiden:

Artikel 6

Artikel 3, vierde lid, 34, 38, eerste en derde tot en met zevende lid, 40 tot en met 43 en paragraaf 6.2 tot en met 6.5 zijn niet van toepassing op forensische zorg als bedoeld in artikel 2 van het Interimbesluit forensische zorg.

ARTIKEL III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2012.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst.histnoot

’s-Gravenhage, 27 maart 2012

Beatrix

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E. I. Schippers

Uitgegeven de dertigste maart 2012

De Minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

NOTA VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit besluit voorziet in een wijziging van het Interimbesluit forensische zorg (Stb. 2010, 875) teneinde de Nederlandse Zorgautoriteit (hierna: NZa) te belasten met de prestatie- en tariefvaststelling in de forensische zorg en het toezicht op de inkooprol van de Minister van Veiligheid en Justitie. Het College bescherming persoonsgegevens (CBP), de Vereniging Gehandicaptenzorg Nederland (VGN), de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ), Reclassering Nederland, de Nederlandse Zorgautoriteit en de Federatie Opvang zijn in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven op een conceptversie van dit besluit. Van de NZa hebben wij een reactie ontvangen, met enkele technische opmerkingen welke merendeels zijn verwerkt in het besluit. Verder is een reactie ontvangen van GGz-Nederland, waarin het belang van een onafhankelijke toezichthouder wordt onderschreven.

Aanleiding wijziging Interimbesluit

Bij de vormgeving van het stelsel, zoals neergelegd in het wetsvoorstel Wet forensische zorg, heeft de NZa een adviserende rol gekregen. Dit houdt in dat de NZa adviseert bij de prestatie- en tariefregulering en dat de prestaties en tarieven vastgesteld worden door de Minister van Veiligheid en Justitie. Deze keuze was mede gebaseerd op het standpunt van de NZa.

De NZa heeft dit standpunt heroverwogen en adviseert thans in het marktordeningsadvies d.d. 13 augustus 2010 de aanstelling van een onafhankelijke regulator die de prestaties en tarieven in de forensische zorg vaststelt. Wij zijn eveneens voorstander van een onafhankelijke toezichthouder en regulator ten aanzien van forensische zorg in plaats van de adviserende rol die de NZa op dit moment heeft in het wetsvoorstel. Dit draagt bij aan een meer zuivere rollenscheiding binnen de forensische zorg en komt tegemoet aan de opmerkingen van de Raad van State bij het wetsvoorstel Forensische Zorg. De Raad van State heeft in zijn advies over het wetsvoorstel Wet forensische zorg (Kamerstukken II 2009–2010, 32 398 nr. 4) namelijk gesteld dat er sprake is van een clustering van bevoegdheden bij de Minister van Veiligheid en Justitie. Daarnaast wordt een extra garantie ingevoerd dat ook in de toekomst de forensische zorg goed blijft aansluiten bij de reguliere zorg, bekostigd vanuit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Zorgverzekeringswet. Dit biedt garanties voor de continuïteit van zorg na einde van de strafrechtelijke titel en voor de zorg die wordt gefinancierd door verzekeraars. De regering zal bij het wetsvoorstel Forensische zorg een nota van wijziging indienen, waarin de nieuwe beoogde rol van de NZa in het wetsvoorstel wordt verwerkt.

Bij de nieuwe rol van de NZa ten aanzien van de forensische zorg gaat het, naast de rol als regulator, ook om de rol als onafhankelijke toezichthouder en dan met name het toezicht op de inkooprol van de Minister van Veiligheid en Justitie. De NZa heeft de wens geuit om toezicht en handhaving aan elkaar te koppelen. Als voor de NZa als regulator en toezichthouder wordt gekozen, dan wil de NZa ook ten behoeve van de markt voor forensische zorg gebruik maken van de haar ten dienste staande toezichthoudende en handhavende bevoegdheden uit de Wmg. Het betreft bestuurlijke toezichts- en handhavingsmogelijkheden (toezicht op de naleving, aanwijzingsbevoegdheid, bestuursdwang, last onder dwangsom, bestuurlijke boete) en toezien op aanmerkelijke marktmacht (AMM-bevoegheid). Wij delen de wensen van de NZa. Deze worden overgenomen door – zoals hiervoor aangegeven – een aanpassing in de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet forensische zorg.

Wel zien wij aanleiding om de NZa gedurende de interimperiode en vooruitlopend op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel, met ingang van 1 januari 2012 te belasten met de tarief- en prestatievaststelling voor de forensische zorg. Aanleiding hiervoor is het Advies Forensische Zorg 2012; Productstructuur DBBC FZ 2012 van de NZa van juli 2011. In dit advies geeft de NZa aan dat het voor alle betrokken partijen een slechte zaak zou zijn, indien de huidige werkwijze met «niet gereguleerde prijzen» ook volgend jaar bij de vaststelling van de prestaties en tarieven voor forensische zorg voor 2013 gevolgd zou worden. Temeer nu de door de NZa gehanteerde tarieven inmiddels betrouwbaar worden geacht. Wij onderschrijven dit en nemen het advies over en verlenen de NZa de bevoegdheid om de prestatie en tarieven met ingang van volgend jaar voor de forensische zorg vast te stellen. De onderhavige wijziging van het Interimbesluit strekt daartoe.

De wijziging

Bij de prestatie- en tariefvaststelling en markttoezicht is de inkooprol van de Minister van Veiligheid en Justitie aan de orde. De Minister van Veiligheid en Justitie treedt namelijk als marktpartij op de zorginkoopmarkt op. In de Wmg zijn de ziektekostenverzekeraars verantwoordelijk voor de inkoop van zorg. Bij de inkoop van forensische zorg in strafrechtelijk kader is de positie van de Minister van Veiligheid en Justitie vergelijkbaar met de positie van ziektekostenverzekeraars (AWBZ-verzekeraar) in de Wmg. Op grond van artikel 4 van het Interimbesluit forensische zorg voorziet de Minister van Veiligheid en Justitie in «het doen tenuitvoerleggen van forensische zorg». Daartoe koopt het ministerie forensische zorg in. Forensische zorg is vooralsnog AWBZ-zorg, als zodanig valt forensische zorg formeel onder de werkingssfeer van de Wmg (artikel 1, onder b, onderdeel 1). Hoewel de Minister van Veiligheid en Justitie feitelijk optreedt als ziektekostenverzekeraar (AWBZ-verzekeraar) bij de inkoop van forensische zorg, maar de Wmg de minister niet schaart onder de ziektekostenverzekeraars voor wat betreft de inkooprol (dat gebeurt pas in de Wet forensische zorg), ontstaat de situatie dat de minister als inkoper feitelijk niet onder de werkingssfeer van de Wmg valt. Door in de onderhavige wijziging van artikel 4 van het Interimbesluit de Minister van Veiligheid en Justitie aan te merken als een ziektekostenverzekeraar als bedoeld in 33 van de AWBZ komt aan deze situatie een einde. De NZa kan als gevolg van deze wijziging met betrekking tot forensische zorg prestatiebeschrijvingen en tarieven vaststellen en ook toezicht houden op de inkoper van forensische zorg.

In artikel 7 van de Wmg is bepaald dat de Minister van VWS een algemene aanwijzing kan geven met betrekking tot de onderwerpen waaromtrent de zorgautoriteit ingevolge deze wet bevoegd is regels vast te stellen en de onderwerpen waaromtrent de zorgautoriteit ingevolge deze wet bevoegd is beleidsregels vast te stellen. Voor zover deze aanwijzing betrekking heeft op de beveiligingsaspecten van de forensische zorg, wordt deze aanwijzing gegeven in overeenstemming met de Minister van Veiligheid en Justitie.

In de Wmg is bepaald dat de NZa het oordeel volgt van het staatstoezicht op de volksgezondheid met betrekking tot de kwaliteit van handelen van zorgaanbieders. Parallel hieraan wordt in de onderhavige wijziging van het Interimbesluit voorgesteld dat de zorgautoriteit het oordeel volgt van de Inspectie voor de Sanctietoepassing over de beveiligingsaspecten van forensische zorg.

Vanwege de aanwijzing die kan worden gegeven ten aanzien van de beveiliging van de instellingen, is uitdrukkelijk bepaald dat de minister van Veiligheid en Justitie geen gegevens en inlichtingen krijgt die betrekking hebben op de bedrijfsvoering van zorgaanbieders die forensische zorg leveren of kunnen leveren.

Artikelsgewijs

Artikel I

Voor een toelichting op dit artikel wordt verwezen naar het algemene deel van deze toelichting.

Artikel II

De wijzigingen van het Interimbesluit beogen te bewerkstellen dat de reguleringsbevoegdheden van de NZa ten aanzien van de vaststelling van tarieven en prestaties, het toezicht op de inkooprol, de informatie-uitwisseling in dat verband kan plaatsvinden als een eerste fase in de invoering van een ruimere rol van de NZa bij de forensische zorg. De verdergaande bevoegdheden van de NZa ten aanzien van de handhaving worden in de nota van wijziging bij het wetsvoorstel Wet forensische zorg geregeld. Als gevolg daarvan worden de artikelen die daarop betrekking hebben buiten toepassing verklaard. GGz-Nederland heeft in haar advies de vraag opgeworpen waarom het niet alle thans aan de NZa ter beschikking staande bevoegdheden, in het onderhavige besluit worden opgenomen. Wij achten een stapsgewijze aanpak het meest wenselijk. Verdergaande toezichtsbevoegdheden dan hier geregeld, lenen zich meer voor een wettelijk fundament, hetgeen het wetsvoorstel Wet forensische zorg kan bieden.

Artikel III

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2012. De beoogde datum van inwerkingtreding van de Wet forensische zorg is 1 januari 2013. Indien het wetsvoorstel door de Staten-Generaal wordt verworpen, vervalt het Interimbesluit op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


XHistnoot
histnoot

Het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State wordt met de daarbijbehorende stukken openbaar gemaakt door publicatie in de Staatscourant.

Naar boven