Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 95 | Wet |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatsblad 2011, 95 | Wet |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is te voorzien in een wettelijke regeling van een fusietoets in het onderwijs, teneinde voldoende keuzevrijheid binnen het onderwijsstelsel te kunnen blijven garanderen en de zorgvuldigheid bij de totstandkoming van fusies te waarborgen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
De Wet op het primair onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
Na het opschrift van Titel III van Hoofdstuk 1 wordt ingevoegd:
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
een bestuurlijke of institutionele fusie,
een fusie waarbij een school ontstaat door samenvoeging van twee of meer scholen,
een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op de expertisecentra dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs overdragen.
2. Het eerste lid, onderdeel c, is niet van toepassing op het instellen van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 47, eerste lid, eerste volzin, of de instandhouding van een of meer openbare scholen door een stichting als bedoeld in artikel 48, eerste lid.
1. Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze minister.
2. De goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, is niet vereist voor:
a. een institutionele fusie waarbij het totaal aantal leerlingen van de betrokken scholen minder dan 500 bedraagt, of
b. een bestuurlijke fusie, met uitzondering van de bestuurlijke fusie bedoeld in artikel 17, waarbij het aantal betrokken scholen minder dan 10 bedraagt.
3. De rechtspersoon dan wel de betrokken rechtspersonen stellen een fusie-effectrapportage op voor iedere institutionele of bestuurlijke fusie.
1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze minister voor het verkrijgen van de goedkeuring, bedoeld in artikel 64a, eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en
b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden, dan wel
c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.
2. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:
a. de motieven voor de fusie,
b. de alternatieven voor de fusie,
c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,
d. de te bereiken doelen,
e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en scholen in het voedingsgebied en de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in het voedingsgebied,
f. de kosten en baten van de fusie,
g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en leerlingen, waaronder begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,
h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd,
i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd, en
j. een advies van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie.
3. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.
1. Onze minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van richting en pedagogisch-didactische aanpak binnen het voedingsgebied van de te fuseren scholen of rechtspersonen, op significante wijze wordt belemmerd.
2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 17, indien een of meer bij de fusie betrokken scholen onder de opheffingsnorm van artikel 153 raakt.
3. Onze minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste en tweede lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.
4. Onze minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Onze minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 64b.
2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.
3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
De Wet op de expertisecentra wordt als volgt gewijzigd:
Na het opschrift van Titel III wordt ingevoegd:
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
een bestuurlijke of institutionele fusie,
een fusie waarbij een school ontstaat door samenvoeging van twee of meer scholen,
een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel de Wet op het voortgezet onderwijs overdragen.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het instellen van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 50, eerste lid, eerste volzin of de instandhouding van een of meer openbare scholen door een stichting als bedoeld in artikel 51, eerste lid.
Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze minister.
1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze minister voor het verkrijgen van de goedkeuring, bedoeld in artikel 66a. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en
b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden, dan wel
c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.
2. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:
a. de motieven voor de fusie,
b. de alternatieven voor de fusie,
c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,
d. de te bereiken doelen,
e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en scholen in het voedingsgebied, de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in het voedingsgebied,
f. de kosten en baten van de fusie,
g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en leerlingen, waaronder begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,
h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd,
i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd, en
j. een advies van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie.
3. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.
1. Onze minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, in het bijzonder ten aanzien van de evenwichtige spreiding van de onderwijsvoorzieningen binnen het voedingsgebied, op significante wijze wordt belemmerd.
2. Onze minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 28 indien een of meer bij de fusie betrokken scholen onder de opheffingsnorm van de artikelen 147 en 148 raakt.
3. Onze minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste en tweede lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.
4. Onze minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Onze minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 66b.
2. De termijn, bedoeld in het eerste lid, kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.
3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
De Wet op het voortgezet onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
Na artikel 53c wordt ingevoegd:
1. In deze afdeling wordt verstaan onder:
een bestuurlijke of institutionele fusie,
een fusie als bedoeld in artikel 71, tweede en derde lid, waarbij een school ontstaat door samenvoeging van twee of meer scholen dan wel instellingen als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs,
een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een school, een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs dan wel de Wet op de expertisecentra, een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs of een instelling als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek overdragen.
2. Het eerste lid, onderdeel b, is niet van toepassing op het instellen van een openbare rechtspersoon als bedoeld in artikel 42a, eerste lid, eerste volzin of de instandhouding van een of meer openbare scholen door een stichting als bedoeld in artikel 42b, eerste lid.
Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze Minister.
1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de goedkeuring, bedoeld in artikel 53e. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en
b. een schriftelijke verklaring van instemming met de fusie door de medezeggenschapsraden dan wel de gemeenschappelijke medezeggenschapsraden, dan wel
c. de bindende uitspraak van de geschillencommissie, bedoeld in artikel 32, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen, dan wel de bindende uitspraak van de ondernemingskamer, bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet medezeggenschap op scholen.
2. Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid geldt eveneens als een aanvraag om voor bekostiging in aanmerking te komen als bedoeld in artikel 71.
3. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:
a. de motieven voor de fusie,
b. de alternatieven voor de fusie,
c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,
d. de te bereiken doelen,
e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de rechtspersonen en vestigingen van scholen in de gemeenten waarin de huidige leerlingen van die scholen woonachtig zijn, de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in de betreffende gemeenten,
f. de financiële en personele gevolgen en de gevolgen voor leerlingen van de fusie, waaronder begrepen de gevolgen voor de voorzieningen,
g. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd,
h. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd, en
i. een advies van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten over de wenselijkheid van de voorgestelde fusie.
4. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.
1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de institutionele of bestuurlijke fusie:
a. de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van richting als van pedagogisch-didactische aanpak en schoolsoort binnen de gemeenten waarin de huidige leerlingen van die scholen of rechtspersonen woonachtig zijn, op significante wijze wordt belemmerd, of
b. het aandeel per schoolsoort van de bij de fusie betrokken scholen in het aantal leerlingen in de gemeenten waarin de huidige leerlingen van die scholen woonachtig zijn een nader bij ministeriële regeling vast te stellen percentage overschrijdt.
2. Onze Minister kan bovendien goedkeuring onthouden aan een institutionele fusie indien de percentages leerlingen betrokken bij de fusie minder zijn dan de percentages bedoeld in artikel 71, tweede lid, onder a of b.
3. Onze Minister verleent slechts goedkeuring aan een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 53c indien één of meer bij de bestuurlijke fusie betrokken scholen onder de opheffingsnorm van artikel 107 raakt.
4. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste, tweede en derde lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.
5. Onze Minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 53e.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.
3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
B
In artikel 71, zesde lid, vervalt de tweede volzin.
C
Artikel 107 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt, onder verlettering van onderdelen b tot en met d tot onderdelen c tot en met e, na onderdeel a ingevoegd:
b. voor een school voor voorbereidend beroepsonderwijs met één sector als bedoeld in artikel 10b, derde lid: 195 leerlingen,.
2. In het tweede lid wordt de slotpunt vervangen door:, met dien verstande dat het voor scholen voor voorbereidend beroepsonderwijs binnen een scholengemeenschap gaat om:
a. voor een school met één sector als bedoeld in 10b, derde lid: 130 leerlingen,
b. voor een school met twee of drie sectoren als bedoeld in 10b, derde lid: 160 leerlingen, en
c. voor een school met vier sectoren als bedoeld in artikel 10b, derde lid, wordt gerekend: 240 leerlingen.
De Wet educatie en beroepsonderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1.1.3, tweede lid, wordt na «1.7.1,» ingevoegd: 2.1.9,.
B
Artikel 2.1.3, vierde lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In de eerste volzin wordt «10 maanden» vervangen door: 26 weken.
2. De tweede volzin komt te luiden: Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
C
In hoofdstuk 2 wordt een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
In deze afdeling wordt verstaan onder:
een bestuurlijke of institutionele fusie,
een fusie waarbij een instelling ontstaat door samenvoeging van twee of meer instellingen,
een fusie waarbij een of meer rechtspersonen de instandhouding van een instelling, een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs, dan wel een instelling als bedoeld in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek overdragen.
Fusies worden niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze Minister.
1. De rechtspersoon dient dan wel de rechtspersonen gezamenlijk dienen een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de goedkeuring bedoeld in artikel 2.1.9. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een door de rechtspersoon dan wel rechtspersonen opgestelde fusie-effectrapportage, en
b. een schriftelijk advies over, of voor zover van toepassing de schriftelijke instemming met de fusie door de betrokken medezeggenschapsraden die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden.
2. De aanvraag, bedoeld in het eerste lid, is eveneens een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.3, vierde lid.
3. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:
a. de motieven van de fusie,
b. de alternatieven voor de fusie,
c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,
d. de te bereiken doelen,
e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding en omvang van de betrokken rechtspersonen in de regio, de onderwijskundige en bestuurlijke diversiteit van het onderwijsaanbod in de regio,
f. de kosten en baten van de fusie,
g. de personele en financiële gevolgen van de fusie, waaronder begrepen de gevolgen voor de dienstverlening aan deelnemers en de eventuele gevolgen voor andere belanghebbende partijen,
h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en
i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.
4. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.
1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, in het opzicht van de diversiteit van onderwijsaanbieders in het middelbaar beroepsonderwijs, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het onderwijs op significante wijze wordt belemmerd.
2. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, adviseren door een onafhankelijke adviescommissie, tenzij de noodzaak daartoe ontbreekt. Bij ministeriële regeling wordt bepaald wanneer er geen sprake is van de noodzaak bedoeld in de eerste volzin.
3. Onze Minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 2.1.9.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt, binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.
3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
D
In artikel 8a.1.5 worden na het tweede lid drie leden toegevoegd, luidende:
3. In geval van een voornemen tot een fusie als bedoeld in artikel 2.1.8 komen het bevoegd gezag, de deelnemersraad, de ondernemingsraad en, in voorkomende gevallen, de ouderraad bijeen om dat voornemen te bespreken. De bespreking is gericht op het bereiken van overeenstemming. Indien overeenstemming wordt bereikt, wordt dit aangemerkt als instemming met het voornemen tot fusie. Bij het ontbreken van overeenstemming wordt dit aangemerkt als het onthouden van instemming. In het laatste geval kan elk van de deelnemers aan de bespreking het geschil voorleggen aan de geschillencommissie, bedoeld in artikel 8a.4.1, eerste lid.
4. Indien geen overeenstemming wordt bereikt, hebben de deelnemersraad, de ondernemingsraad en, in voorkomende gevallen, de ouderraad elk afzonderlijk adviesrecht ten aanzien van het voornemen tot fusie, onverminderd het recht het geschil voor te leggen aan de in het vorige lid bedoelde geschillencommissie.
5. Het bevoegd gezag stelt de deelnemersraad, de ondernemingsraad en, in voorkomende gevallen, de ouderraad in de gelegenheid om tijdig voorafgaand aan de gezamenlijke bijeenkomst, bedoeld in het derde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid.
De Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek wordt als volgt gewijzigd:
0A
Aan artikel 9.51 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Onverminderd het in dit artikel bepaalde behoeft een besluit tot fusie, als bedoeld in artikel 16.16, van in het eerste lid bedoelde besturen, voorafgaande instemming van de universiteitsraad.
7. Het bestuur, bedoeld in het eerste lid, stelt de universiteitsraad in de gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het zesde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
A
In artikel 1.10, tweede lid, onderdeel i, wordt na «16.15,» ingevoegd: 16.16,.
Aa
Artikel 10.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
2. Het instellingsbestuur behoeft eveneens voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16.
3. Het instellingsbestuur stelt de medezeggenschapsraad in de gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het tweede lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
B
In artikel 10.22, onder b, wordt na «betreffen» ingevoegd: waaronder begrepen een institutionele fusie als bedoeld in artikel 16.16, eerste lid, en een bestuurlijke fusie als bedoeld in artikel 16.16, tweede lid, en inzake.
C
In artikel 16.1 vervalt onder vervanging van de komma achter «16.8» door «en»: en 16.15 tot en met 16.19.
D
In het opschrift van Hoofdstuk 16, paragraaf 5 wordt onder vervanging van «Omzetting» in omzetting, voor omzetting het woord «Fusies» opgenomen.
E
Artikel 16.16 wordt vervangen door:
1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel 10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als bestuurlijke fusie.
2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt als institutionele fusie.
3. Op het eerste en tweede lid is artikel 16.15, tweede en derde lid van overeenkomstige toepassing.
4. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel 16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.
1. Een institutionele dan wel bestuurlijke fusie wordt niet tot stand gebracht dan nadat daarvoor goedkeuring is verleend door Onze Minister. De eerste volzin geldt eveneens indien daarbij is betrokken een bestuursoverdracht van rechtspersonen die een instelling als bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs in stand houden, of een school als bedoeld in de Wet op het voortgezet onderwijs aan een rechtspersoon die een instelling in stand houdt.
2. De rechtspersoon dan wel de rechtspersonen dan wel de instellingen dienen gezamenlijk een aanvraag in bij Onze Minister voor het verkrijgen van de goedkeuring bedoeld in het eerste lid. De aanvraag gaat vergezeld van:
a. een fusie-effectrapportage opgesteld door de betrokken rechtspersoon dan wel rechtspersonen dan wel door de betrokken instellingen, en
b. een schriftelijke verklaring van instemming van de medezeggenschapsraden, dan wel voor zover het betreft een bijzondere universiteit de universiteitsraden, over de voorgenomen fusie die is voorafgegaan door de kennisname van de fusie-effectrapportage door de medezeggenschapsraden respectievelijk de universiteitsraden.
3. De schriftelijke verklaring van instemming, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b, maakt onderdeel uit van de mededeling, bedoeld in artikel 1.8, derde lid.
4. De fusie-effectrapportage bevat ten minste een weergave van:
a. de motieven voor de fusie,
b. de alternatieven voor de fusie,
c. het tijdsbestek waarbinnen de fusie zal worden gerealiseerd,
d. de te bereiken doelen,
e. de effecten van de fusie op de keuzevrijheid, in het bijzonder de effecten van de fusie op de spreiding van voorzieningen en de diversiteit van het onderwijsaanbod in het hoger beroepsonderwijs,
f. de kosten en baten van de fusie,
g. de gevolgen van de fusie voor het personeel en de studenten, waaronder begrepen de gevolgen voor de dienstverlening en de voorzieningen en de eventuele gevolgen voor andere belanghebbende partijen,
h. de wijze waarop over de fusie wordt gecommuniceerd, en
i. de wijze waarop de fusie wordt geëvalueerd.
5. Bij ministeriële regeling wordt een modelformulier voor de fusie-effectrapportage vastgesteld.
1. Onze Minister kan goedkeuring onthouden indien als gevolg van de fusie, de daadwerkelijke variatie van het onderwijsaanbod, zowel in het opzicht van de spreiding van voorzieningen als de diversiteit van het opleidingenaanbod in het hoger onderwijs, gelet op het geheel van de voorzieningen op het gebied van het onderwijs op significante wijze wordt belemmerd.
2. Onze Minister verleent zijn goedkeuring aan een institutionele fusie indien dit noodzakelijk is voor de voortzetting van de uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van een of meer betrokken hogescholen.
3. Onze Minister laat zich ten aanzien van de goedkeuring, bedoeld in het eerste lid, adviseren door de adviescommissie, bedoeld in artikel 6.2, tweede lid.
4. Onze Minister stelt beleidsregels vast omtrent de uitoefening van de bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid.
1. Onze Minister besluit binnen 13 weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 16.16b.
2. De termijn bedoeld in het eerste lid kan ten hoogste met 13 weken worden verlengd. Van deze verlenging wordt binnen de 13 weken bedoeld in het eerste lid, mededeling gedaan aan de aanvrager.
3. Op het besluit bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
F
In artikel 16.19, eerste lid, wordt «bestuursoverdracht» telkens vervangen door «fusie, bedoeld in artikel 16.16» en «hogeschool» vervangen door: instelling.
In artikel 10, onderdeel h, wordt voor de slotpunt ingevoegd: , waaronder begrepen de fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 64b van de Wet op het primair onderwijs, artikel 66b van de Wet op de expertisecentra en artikel 53f van de Wet op het voortgezet onderwijs.
Na artikel 7 van de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Voorafgaand aan de advisering ten aanzien van de fusie bedoeld in artikel 7, onderdeel e, wordt de medezeggenschapsraad door het bevoegd gezag in de gelegenheid gesteld kennis te nemen van de fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs.
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 november 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs; Kamerstukken II 2007/08, 31 266, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt voor deze wet, wordt in de Wet educatie en beroepsonderwijs na artikel 8a.2.2 ingevoegd:
De deelnemersraad neemt voorafgaand aan de uitoefening van de adviesbevoegdheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, vierde lid, onder a, voor zover het betreft fusie en overdracht van de instelling, kennis van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 8 november 2007 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs (medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs; Kamerstukken II 2007/08, 31 266, nr. 2) tot wet wordt verheven en in werking treedt na deze wet, wordt in die wet artikel I, onderdeel D, na artikel 8a.2.2 ingevoegd:
De deelnemersraad neemt voorafgaand aan de uitoefening van de adviesbevoegdheid, bedoeld in artikel 8a.2.2, vierde lid, onder a, voor zover het betreft fusie en overdracht van de instelling, kennis van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 2.1.10, derde lid.
A
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing; Kamerstukken I, 2008/09, 31 821, A) tot wet is of wordt verheven, en eerder in werking is getreden of treedt dan deze wet, wordt artikel V van deze wet als volgt gewijzigd:
1. Onderdeel 0A komt te luiden:
0A
Aan artikel 9.51 worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Onverminderd het in dit artikel bepaalde behoeft een besluit tot fusie, als bedoeld in artikel 16.16, van het college van bestuur, voorafgaande instemming van de universiteitsraad.
7. Het college van bestuur stelt de universiteitsraad in de gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het zesde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
2. Onderdeel Aa wordt vervangen door:
Aa
Aan artikel 10.16b worden twee leden toegevoegd, luidende:
4. Het college van bestuur behoeft eveneens voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering voor een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16.
5. Het college van bestuur stelt de gezamenlijke vergadering in de gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het vierde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
Ab
Artikel 10.20 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.
2. Het eerste lid wordt als volgt gewijzigd:
a. in onderdeel g, vervalt: en
b. in onderdeel h, wordt de eindpunt vervangen door: , en
c. er wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
i. een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16.
3. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
2. Het college van bestuur stelt de medezeggenschapsraad in de gelegenheid tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming met een besluit tot fusie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
Ac
In artikel 10.20a, eerste lid, wordt «Het college van bestuur vraagt voorafgaand advies van de medezeggenschapsraad» vervangen door: Het college van bestuur vraagt, onverminderd het bepaalde in artikel 10.20, voorafgaand advies aan de medezeggenschapsraad.
3. In onderdeel E komt artikel 16.16 te luiden:
1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel 10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als bestuurlijke fusie.
2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt als institutionele fusie.
3. De overdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij notariële akte. Bij die akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van de gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Die akte geldt tevens als akte van levering bedoeld in boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. In de akte wordt tevens bepaald dat het lichaam waaraan of de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen aan de instelling aanstelt met ingang van de datum van overdracht.
4. Door overdracht met inachtneming van het eerste en derde lid treedt het verkrijgende lichaam op of de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.
5. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel 16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.
B
Indien het bij koninklijke boodschap van 18 december 2008 ingediende voorstel van wet tot wijziging van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek en enige andere wetten onder meer in verband met de verbetering van het bestuur bij de instellingen voor hoger onderwijs, de collegegeldsystematiek en de rechtspositie van studenten (versterking besturing; Kamerstukken I, 2008/09, 31 821, A) tot wet is of wordt verheven, en later in werking treedt dan, onderscheidenlijk op dezelfde datum in werking treedt als deze wet, wordt artikel I van die wet als volgt gewijzigd:
1. Aan onderdeel DE wordt een lid toegevoegd, luidende:
6. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:
6. Onverminderd het in dit artikel bepaalde behoeft een besluit tot fusie, als bedoeld in artikel 16.16, van het college van bestuur, voorafgaande instemming van de universiteitsraad.
7. Het college van bestuur stelt de universiteitsraad in de gelegenheid om tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het zesde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
2. In onderdeel DU worden aan artikel 10.16b twee leden toegevoegd, luidende:
4. Het college van bestuur behoeft eveneens voorafgaande instemming van de gezamenlijke vergadering voor een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16.
5. Het college van bestuur stelt de gezamenlijke vergadering in de gelegenheid tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming, bedoeld in het vierde lid, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
3. Onderdeel DX komt te luiden:
DX
Artikel 10.20 komt te luiden:
1. Het college van bestuur behoeft de voorafgaande instemming van de medezeggenschapsraad voor elke door het instellingsbestuur college van bestuur te nemen beslissing met betrekking tot ten minste de vaststelling of wijziging van:
a. het instellingsplan,
b. de vormgeving van het systeem van kwaliteitszorg overeenkomstig artikel 1.18, eerste lid, alsmede het voorgenomen beleid in het licht van de uitkomsten van de kwaliteitsbeoordeling, bedoeld in artikel 2.9, tweede lid, tweede volzin,
c. het studentenstatuut,
d. het bestuursreglement, alsmede indien artikel 10.8a van toepassing is, het desbetreffende deel van de statuten,
e. de onderwijs- en examenregeling, bedoeld in artikel 7.13, met uitzondering van de onderwerpen genoemd in het tweede lid, onder a tot en met g,
f. regels op het gebied van de arbeidsomstandigheden, en
g. de keuze uit medezeggenschapsstelsels, bedoeld in artikel 10.16a, eerste lid,
h. het beleid van het instellingsbestuur bij de toepassing van artikel 7.51, en de regels, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, en
i. een besluit tot fusie als bedoeld in artikel 16.16.
2. Het college van bestuur stelt de medezeggenschapsraad in de gelegenheid tijdig voorafgaand aan het verzoek om instemming met een besluit tot fusie als bedoeld in het eerste lid, onderdeel i, kennis te nemen van de opgestelde fusie-effectrapportage, bedoeld in artikel 16.16a, vierde lid.
4. In onderdeel DY wordt in artikel 10.20a, eerste lid, «Het college van bestuur vraagt voorafgaand advies van de medezeggenschapsraad» vervangen door: Het college van bestuur vraagt, onverminderd het bepaalde in artikel 10.20, voorafgaand advies aan de medezeggenschapsraad.
5. Onderdeel EW komt te luiden:
EW
Artikel 16.16 komt te luiden:
1. De rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt, kan de instandhouding daarvan overdragen aan een andere rechtspersoon die een bijzondere hogeschool in stand houdt en die voldoet aan artikel 10.8, eerste lid of kan fuseren met een rechtspersoon die een andere bijzondere hogeschool in stand houdt. De overdracht van de instandhouding alsmede de fusie bedoeld in de eerste volzin wordt aangemerkt als bestuurlijke fusie.
2. Een rechtspersoon die twee of meer hogescholen in stand houdt, kan deze samenvoegen tot een hogeschool. Deze samenvoeging wordt aangemerkt als institutionele fusie.
3. De overdracht, bedoeld in het eerste lid, geschiedt bij notariële akte. Bij die akte verbindt de overdragende rechtspersoon zich tevens de rechten ten aanzien van de gebouwen, terreinen en roerende zaken over te dragen. Die akte geldt tevens als akte van levering bedoeld in boek 3 van het Burgerlijk Wetboek. In de akte wordt tevens bepaald dat het lichaam waaraan of de rechtspersoon aan wie wordt overgedragen, het personeel in gelijke betrekkingen aan de instelling aanstelt met ingang van de datum van overdracht.
4. Door overdracht met inachtneming van het eerste en derde lid treedt het verkrijgende lichaam op of de verkrijgende rechtspersoon in alle uit de wet voortvloeiende rechten en verplichtingen van zijn rechtsvoorganger, onverminderd hetgeen verder voor de overgang daarvan naar burgerlijk recht is vereist.
5. De artikelen 16.16 tot en met 16.16c, met uitzondering van artikel 16.16, tweede lid, zijn van overeenkomstige toepassing op de rechtspersonen die bijzondere universiteiten in stand houden.
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap zendt in overeenstemming met Onze Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze wet aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze wet in de praktijk.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.histnoot
Gegeven te ’s-Gravenhage, 27 januari 2011
Beatrix
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
H. Zijlstra
De Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,
M. J. M. Verhagen
Uitgegeven de eerste maart 2011
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stb-2011-95.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.