Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35572 nr. 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2020-2021 | 35572 nr. 5 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 15 september 2020
Vandaag is het pakket Belastingplan 2021 (pakket BP 2021) door de Koning ingediend bij uw Kamer. In deze brief wordt ingegaan op de inhoud van dit pakket, worden fiscale maatregelen aangekondigd en wordt aangegeven welke fiscale maatregelen – anders dan eerder naar u gecommuniceerd – niet zijn opgenomen in het voorliggende pakket BP 2021.
Het pakket bestaat dit jaar uit de volgende acht wetsvoorstellen:
a. het wetsvoorstel Belastingplan 2021 (Kamerstuk 35 572);
b. het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2021 (Kamerstuk 35 573);
c. het wetsvoorstel Wet aanpassing box 3 (Kamerstuk 35 577);
d. het wetsvoorstel Wet differentiatie overdrachtsbelasting (Kamerstuk 35 576);
e. het wetsvoorstel Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen (Kamerstuk 35 574);
f. het wetsvoorstel Wet CO2-heffing industrie (Kamerstuk 35 575);
g. het wetsvoorstel ODE-tarieven 2021 en 2022 (Kamerstuk 35 579); en
h. het wetsvoorstel eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen (Kamerstuk 35 578).
Het wetsvoorstel Belastingplan 2021 bevat het inkomensbeleid voor het komende jaar en de fiscale maatregelen die daarmee (budgettair) samenhangen.
Inkomensbeleid en omvangrijke steun- en herstelpakketten vanwege COVID-19
Het inkomensbeleid kan niet los worden gezien van de coronacrisis die zoals bekend heeft geleid tot een ongekend grote economische neergang. In het koopkrachtbeeld wordt verondersteld dat er niets verandert in de persoonlijke omstandigheden van huishoudens. Ontwikkelingen in iemands persoonlijke situatie, zoals verlies van werk of het krijgen van een kind, hebben vaak een grotere invloed op het feitelijke niveau van de koopkracht dan de loonontwikkeling of het beleid van het kabinet. Dat maakt het statische koopkrachtbeeld ongeschikt voor conclusies over het effect van de coronacrisis op het inkomen van huishoudens.
Via het omvangrijke steun- en herstelpakket probeert het kabinet zo veel mogelijk te voorkomen dat mensen hun inkomen verliezen. Voor een aantal belangrijke fiscale maatregelen, die vanwege de urgentie in eerste instantie via een beleidsbesluit zijn geregeld, wordt een wettelijke basis gecreëerd. Voorbeelden daarvan zijn de fiscale vrijstellingen voor de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren COVID-19 (TOGS), de zogenoemde «zorgbonus» voor zorgpersoneel en de Tijdelijke overbruggingsregeling voor flexibele arbeidskrachten (TOFA) en de mogelijkheid voor ondernemers om een fiscale coronareserve te vormen.
Het kabinet zorgt daarnaast met verschillende maatregelen voor een meer gelijkmatigere verdeling van de koopkrachtontwikkeling. Zo wordt de ouderenkorting verhoogd om ervoor te zorgen dat meer ouderen er komend jaar op vooruit gaan. Ook wordt er geschoven tussen de algemene heffingskorting en de arbeidskorting om in het koopkrachtbeeld een betere balans te vinden tussen werkenden en (alleenstaande) uitkeringsgerechtigden.
Hervorming Commissie Borstlap
Het kabinet stelt in het wetsvoorstel voor om – in overeenstemming met de conclusies van de Commissie Borstlap (Kamerstuk 29 544, nr. 970) – het verschil in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen verder te verkleinen. Vorig jaar is besloten om de zelfstandigenaftrek in stappen te verlagen en de arbeidskorting te verhogen. Hiermee werden zelfstandigen gecompenseerd voor de verlaging van de zelfstandigenaftrek. Het voorstel is om nu een nieuwe stap te zetten. Hierbij wordt de zelfstandigenaftrek additioneel met € 110 per jaar afgebouwd. Om zelfstandigen op korte termijn tegemoet te komen zijn compenserende maatregelen opgenomen, zoals het naar voren halen van de verhoging van de arbeidskorting uit 2022. Daarnaast daalt het tarief van de eerste schijf van de inkomstenbelasting ten opzichte van 2020 met 0,25 procent, conform basispad. Niet alleen zelfstandigen, maar ook werknemers profiteren van deze maatregelen.
Andere maatregelen
Ten slotte bevat het wetsvoorstel een aantal kleinere, maar wel maatschappelijk belangrijke maatregelen. Enkele maatregelen dragen bij aan verdere vergroening van het belastingstelsel, zoals het verlengen van het verlaagd tarief voor openbare laadpalen. Een andere maatregel richt zich bijvoorbeeld op scholing van (ex-)werknemers. De gerichte vrijstelling voor scholingskosten wordt verruimd zodat ook een vrijstelling geldt voor vergoedingen en verstrekkingen voor scholing uit vroegere arbeid. Het kabinet verwacht dat de maatregel voor werkgevers en werknemers een stimulans is om ook bij beëindiging van een dienstverband in te zetten op het volgen van scholing. Ook dit is belangrijk in het aanpassingsproces van Corona.
In het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2021 zijn maatregelen opgenomen die geen budgettaire gevolgen hebben. Er worden verduidelijkingen voorgesteld op het terrein van de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek, de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk (WBSO) en de samenloop tussen de hybridemismatchmaatregelen en de earningstrippingmaatregel. Verder vinden er technische aanpassingen plaats van het overgangsrecht voor de levensloopregeling en van de Natuurschoonwet. Tot slot wordt een uitzondering voorgesteld voor het leggen van elektronisch derdenbeslag door de Belastingdienst.
Al geruime tijd leeft de wens om de vermogensrendementsheffing beter aan te laten sluiten bij het werkelijke rendement. Veel belastingplichtigen ervaren de vermogensrendementsheffing nog altijd als te hoog. Het belasten van het werkelijke rendement is voor het huidige kabinet het uiteindelijke doel. Dit doel is echter niet op de korte termijn te realiseren.
Daarom neemt het kabinet met dit wetsvoorstel een extra stap om op korte termijn tegemoet te komen aan de wensen van veel spaarders en mensen met kleinere vermogens. Hiertoe wordt het heffingvrije vermogen met ingang van 1 januari 2021 verhoogd van momenteel € 30.846 naar € 50.000. Voor partners wordt het heffingvrije vermogen met ingang van genoemde datum verhoogd van € 61.692 naar € 100.000. De schijfgrenzen worden voor een belastingplichtige aangepast waardoor de eerste schijf loopt vanaf het heffingvrije vermogen tot € 100.000 en de tweede schijf tot een box 3 vermogen van € 1.000.000.
Per saldo gaan belastingplichtigen met vermogens tot € 220.000 erop vooruit en gaan belastingplichtigen met vermogens van meer dan € 220.000 meer belasting betalen. Voor paren geldt dus dat zij met vermogens tot € 440.000 erop vooruitgaan, vermogens boven € 440.000 gaan meer belasting betalen. Een hele grote groep zal in door dit voorstel helemaal geen box 3 meer betalen; naar verwachting neemt het aantal belastingplichtigen af met bijna 1 miljoen, van 3 miljoen naar circa 2,1 miljoen
Voor diverse inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen is de grondslag sparen en beleggen in box 3 van belang voor het bepalen van het recht op of de hoogte van bijvoorbeeld een toeslag of een eigen bijdrage aan een zorginstelling. Zonder nadere maatregelen werkt een aanpassing van de hoogte van het heffingvrije vermogen, en daarmee de omvang van de grondslag sparen en beleggen, door in deze regelingen. Deze effecten zijn niet beoogd. Daarom bevat het wetsvoorstel maatregelen om doorwerking van de verhoging van het heffingvrije vermogen in box 3 naar de vermogenstoetsen voor inkomens- en vermogensafhankelijke regelingen en naar eigen bijdragen in het zorgdomein op basis van het vermogen te voorkomen.
Het kabinet wil de positie van koopstarters verstevigen ten opzichte van andere kopers, zoals beleggers, zodat zij meer kans maken op een koopwoning. Om dit te bereiken wordt een differentiatie van de overdrachtsbelasting voorgesteld. Deze differentiatie moet ertoe leiden dat er een verschuiving van de vraag plaatsvindt binnen het bestaande aanbod, waarmee een groep kopers (starters) ten koste van een andere groep kopers (beleggers) wordt geholpen. De vrijstelling van overdrachtsbelasting bereikt dat koopstarters onder een bepaalde leeftijd en die de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken minder lang hoeven te sparen voor het kunnen betalen van hun kosten koper. Om deze maatregel te financieren wordt de reikwijdte van het verlaagde tarief van twee procent beperkt tot alleen burgers die de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken. Beleggers zullen hiervoor niet langer in aanmerking zullen komen voor dit verlaagde tarief, waardoor hun positie op de woningmarkt verzwakt. Dit versterkt de positie van alle kopers die de woning als hoofdverblijf gaan gebruiken (ook doorstromers) ten opzichte van beleggers. Daarbovenop wordt het algemene tarief verder verhoogd naar acht procent. Dit algemene tarief gaat gelden voor de aankoop van niet-woningen, zoals bedrijfspanden, en woningen die voor andere doeleinden dan voor gebruik als hoofdverblijf
De afgelopen jaren is pijnlijk duidelijk geworden dat veel mensen onevenredig hard zijn benadeeld en soms in ernstige problemen zijn gebracht door de vormgeving en uitvoering van het toeslagenstelsel. Met de al aangenomen hardheidsregeling en het starten van de hersteloperatie wil het kabinet zo veel mogelijk herstel bieden aan de getroffen ouders. Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd dat het aan de slag gaat met het uitwerken van alternatieven voor het huidige toeslagenstelsel.1 Het kabinet heeft daarbij nadrukkelijk aangegeven dat hervorming van het bestaande toeslagenstelsel een langere periode zal beslaan. Doel van het kabinet is om concrete beleidsopties te schetsen waarmee het volgende kabinet aan de slag kan.
Het kabinet beseft tegelijkertijd dat een wenkend perspectief onvoldoende is voor de huidige problemen. Vanwege de urgentie acht het kabinet het noodzakelijk om in het huidige stelsel nog maatregelen te treffen. Het voorliggende wetsvoorstel voorziet in maatregelen voor de korte termijn op weg naar een beter en menselijker systeem, conform de motie Lodders c.s.2 Het kabinet zet met dit wetsvoorstel in op het versterken van de menselijke maat in het toeslagenstelsel, het verbeteren van de praktische rechtsbescherming van burgers en het voorkomen van schrijnende situaties door het verlies van toeslagen als gevolg van partnerschap.
Voor het verbeteren van de praktische rechtsbescherming en versterken van de menselijke maat wordt een aantal maatregelen genomen. Zo wordt geregeld dat het op termijn mogelijk wordt om schulden bij inkomensafhankelijke regelingen kwijt te schelden. Hoewel het kabinet van de urgentie en noodzaak van deze maatregel doordrongen is, heeft deze grote en complexe gevolgen voor de uitvoering. Om kwijtschelding van schulden wel zo snel maar ook zorgvuldig mogelijk in te voeren, is besloten de inwerkingtredingsdatum per koninklijk besluit te laten plaatsvinden.
Door de nieuwe mogelijkheid van kwijtschelding kan er rekening worden gehouden met vervelende situaties waarin het niet eerlijk zou zijn om de schuld te innen. Daarnaast worden eerdere uitspraken van de Raad van State over het proportioneel vaststellen van de toeslag en het kunnen matigen van de terugvordering van een toeslag gecodificeerd. Met deze drie instrumenten zijn medewerkers van Belastingdienst/Toeslagen veel beter dan vroeger in staat om maatwerk te leveren.
Het kabinet stelt ook voor om mensen op een veel eerder moment dan nu – nog voor het toekennen van de definitieve beschikking – hun zienswijze naar voren te kunnen laten brengen. Hiermee wordt hopelijk voorkomen dat grote bedragen moeten worden terugbetaald of dat het recht pas bij de rechter wordt gehaald. Ook worden er aanvullende waarborgen geïntroduceerd als bescherming van de burger. Medewerkers van Belastingdienst/Toeslagen moeten meer stappen doorlopen met meer controles voordat een toeslag gestopt of een boete opgelegd kan worden.
Ten slotte voorkomt het kabinet schrijnende situaties door het verlies van de aanspraak op toeslagen als het gevolg van de vormgeving van het huidige partnerbegrip. Het partnerbegrip is een factor bij het bepalen van de hoogte van de aansprak op toeslagen. Op dit moment blijven gehuwde partners, waarbij een van beiden wordt opgenomen in een verzorgings- of verpleeghuis, toeslagpartner. Dit kan nadelige financiële gevolgen hebben, omdat de achterblijvende partner dan niet meer in aanmerking komt voor bijvoorbeeld kinderopvangtoeslag. Verder wordt een eventuele partner straks niet meer meegerekend voor het hele toeslagjaar, maar vanaf de eerste maand nadat het partnerschap is aangegaan. Zo worden situaties opgelost waarbij mensen een deel van hun toeslag moesten terugbetalen. Bijvoorbeeld omdat ze tijdens het toeslagjaar een kind kregen of trouwden. Met deze maatregelen wordt een aantal schrijnende situaties ondervangen.
Voor de huidige en vooral toekomstige generaties is het van groot belang dat we actie ondernemen om de opwarming van de aarde te beperken. Om die reden heeft het kabinet zich met het Klimaatakkoord ten doel gesteld om de uitstoot van broeikasgassen in Nederland met 49% terug te dringen ten opzichte van 1990. Het kabinet wil met het wetsvoorstel Wet CO2-heffing industrie zeker stellen dat de ambitieuze klimaatdoelstellingen uit het Klimaatakkoord ook daadwerkelijk behaald worden. De vormgeving van de heffing is erop gericht te borgen dat deze reductiedoelstelling voor de industrie zoals afgesproken in het Klimaatakkoord wordt gerealiseerd, terwijl het gelijke speelveld met omringende landen zo min mogelijk wordt aangetast. De kans op weglek van werkgelegenheid en CO2-uitstoot naar het buitenland wordt zo geminimaliseerd. De heffing is onderdeel van een breed maatregelenpakket, dat industriële bedrijven stimuleert op een verstandige manier te verduurzamen.
In het wetsvoorstel Wet aanpassing opslag voor duurzame energie- en klimaattransitie (ODE) worden de tarieven conform Regeerakkoord en Klimaatakkoord aangepast. De ODE is een heffing op het gebruik van elektriciteit en aardgas die dient ter financiering van de met de subsidieregeling Stimulering Duurzame energietransitie (SDE++) samenhangende kasuitgaven. De SDE++ stimuleert naast duurzame energieproductie ook CO2-reductie.
Voor veel huurders geldt dat zij door de coronacrisis in een lastige financiële situatie zijn beland. Het kabinet wil deze huurders een steuntje in de rug geven. Daarom wordt in dit wetsvoorstel voorgesteld zittende huurders met een gereguleerd huurcontract en met een inkomen tot aan de voorheen maximale inkomensgrens, eenmalig het recht te geven op een huurverlaging tot de aftoppingsgrens. Om woningcorporaties tegemoet te komen wordt het tarief van de verhuurderheffing met 0,036 procentpunt verlaagd.
De uitvoerbaarheid van de voorgestelde maatregelen
Alle maatregelen in het pakket Belastingplan 2021 zijn getoetst op uitvoerbaarheid. De CO2-heffing industrie zal worden uitgevoerd door de Nederlandse Emissie-autoriteit (NEa). De overige maatregelen door de Belastingdienst. De uitvoerders achten de maatregelen uitvoerbaar per de voorgestelde data van inwerkingtreding. De risico’s die de Belastingdienst heeft benoemd met betrekking tot de maatregelen van het wetsvoorstel Wet aanpassing box 3 acht ik beheersbaar.
Budgettair overzicht
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de budgettaire aspecten van de acht wetsvoorstellen in het pakket Belastingplan 2021.
Pakket belastingplan 2021 |
2020 |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
structureel |
---|---|---|---|---|---|---|
Belastingplan 2021 |
– 50 |
2.597 |
2.207 |
2.215 |
2.175 |
2.580 |
Overige fiscale maatregelen 2021 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Wetsvoorstel aanpassen box 3 |
0 |
– 107 |
– 116 |
– 124 |
– 124 |
– 124 |
Wetsvoorstel differentiatie overdrachtsbelasting |
0 |
460 |
475 |
490 |
504 |
628 |
Wetsvoorstel verbetering uitvoerbaarheid toeslagen1 |
0 |
– 41 |
– 41 |
– 41 |
– 41 |
– 41 |
Wetsvoorstel CO2-heffing industrie |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Wetsvoorstel ODE-tarieven 2021 en 2022 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
0 |
Wetsvoorstel eenmalige huurverlaging huurders met lager inkomen |
– 138 |
– 138 |
– 138 |
– 138 |
– 138 |
Dit heeft betrekking op kinderopvangtoeslag, kindgebonden budget, huurtoeslag en zorgtoeslag.
Het kabinet stelt naar aanleiding van de augustusbesluitvorming bij nota van wijziging op het Belastingplan 2021 twee maatregelen voor.
• Een maatregel stimuleert ondernemers om te investeren (zie a).
• De andere maatregel houdt een beperking van de verliesverrekening in en volgt uit een van de aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals (zie b).
• De uitvoerbaarheid van deze twee maatregelen wordt nog getoetst.
Verder heeft het kabinet nog een aantal belangrijke voornemens.
• Ten eerste wil het kabinet in het voorjaar van 2021 een wetsvoorstel bij uw Kamer aanbieden om het arm’s-lengthbeginsel aan te passen (c).
• Ten tweede gaat het kabinet onderzoek doen naar de invoering van een vermogensaftrek (d).
• Ook wordt de verrekening van voorheffingen met vennootschapsbelasting aangepast naar aanleiding van het Sofina-arrest (e).
• Tot slot is het kabinet voornemens om bij nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen een drietal maatregelen voor te stellen (f).
Bij nota van wijziging op het Belastingplan 2021 zal het kabinet per 1 januari 2021 een Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) voorstellen. De BIK laat ondernemers een percentage van de gedane investeringen in mindering brengen op de loonheffing. De maatregel heeft een budgettair belang van circa € 2 miljard. Het kabinet wil deze korting tijdelijk invoeren per 2021 als crisismaatregel. Na afloop van de BIK zal deze budgettaire ruimte worden gebruikt voor een nader te bepalen maatregel met hetzelfde doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).
Bij nota van wijziging op het Belastingplan 2021 zal het kabinet per 1 januari 2022 een in de tijd onbeperkte voorwaartse verliesverrekening voorstellen (terwijl dat nu zes jaar voorwaarts is). Daarbij zijn de verliezen (zowel voorwaarts als achterwaarts) echter slechts tot een bedrag van € 1 miljoen aan belastbare winst volledig verrekenbaar. Bij een hogere winst zijn de verliezen slechts tot 50% van die hogere belastbare winst in een jaar verrekenbaar. Deze maatregel volgt uit een van de aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals.
In het voorjaar van 2021 komt het kabinet met een afzonderlijk wetsvoorstel om het arm’s-lengthbeginsel aan te passen. Het arm’s-lengthbeginsel houdt in dat afzonderlijke vennootschappen die binnen een concern met elkaar handelen, daar ook marktconforme prijzen voor betalen. Dit is met name relevant in internationale situaties. De ene concernvennootschap die een bepaalde dienst of product koopt kan de marktconforme kosten aftrekken, terwijl bij de andere concernvennootschap (die een bepaalde dienst levert of product verkoopt) de corresponderende bate in aanmerking wordt genomen. Concernvennootschappen behalen op die manier een marktconforme winst, die in het land waar die vennootschappen gevestigd zijn in de belastingheffing wordt betrokken.
Het wetsvoorstel beperkt een neerwaartse aanpassing van de Nederlandse fiscale winst op grond van het arm’s-lengthbeginsel indien de vergoeding in een ander land bij een gelieerde partij niet of voor een lager bedrag als opbrengst in de heffing wordt betrokken. De maatregel beoogt belastingontwijking tegen te gaan die door middel van zogenoemde informeel-kapitaalstructuren kan plaatsvinden. Met deze maatregel loopt Nederland internationaal meer in de pas. Ook deze maatregel volgt uit een van de aanbevelingen van de Adviescommissie belastingheffing van multinationals.
Om de fiscale behandeling van eigen en vreemd vermogen meer evenwichtig te maken zal dit kabinet onderzoek doen naar een budgettair neutrale invoering van een vermogensaftrek, waarbij het verder beperken van de earningsstrippingmaategel zal worden meegenomen. Aangezien dit een ingrijpende wijziging betreft, moet de wenselijkheid en vormgeving van deze optie verder worden onderzocht.
Om mogelijke strijdigheid met het EU-recht weg te nemen is het kabinet voornemens om per 1 januari 2022 de verrekening van dividendbelasting en naar prijzen van kansspelen geheven kansspelbelasting (hierna: voorheffingen) met de vennootschapsbelasting te beperken.
Op 22 november 2018 heeft het Hof van Justitie van de EU (HvJ EU) arrest gewezen in de Franse zaak Sofina (C-575/17). Hierin heeft het HvJ EU geoordeeld dat de Franse dividendbelastingwetgeving in strijd is met het EU-recht, omdat wel (Franse) dividendbelasting wordt geheven over dividenden ontvangen door een niet-ingezeten vennootschap, terwijl dividenden ontvangen door een ingezeten vennootschap aan het einde van het boekjaar waarin zij zijn ontvangen enkel worden belast op voorwaarde dat de ingezeten vennootschap in dat boekjaar winstgevend is geweest. Het betrof in deze zaak verlieslatende aandeelhouders die in België zijn gevestigd en dividenden vanuit Frankrijk ontvingen. Hoewel de Nederlandse belastingwetgeving qua systematiek afwijkt van de Franse belastingwetgeving, is het niet denkbeeldig dat het HvJ EU tot een vergelijkbaar oordeel zou komen als in de Franse zaak.
In Nederland gevestigde lichamen die belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting (hierna: Vpb-plichtige lichamen) kunnen voorheffingen volledig verrekenen met het bedrag aan verschuldigde vennootschapsbelasting. Dit heeft tot gevolg dat Vpb-plichtige lichamen die zich in een jaar in een verliessituatie bevinden en dus geen vennootschapsbelasting verschuldigd zijn, eventueel ingehouden dividendbelasting en/of kansspelbelasting in dat jaar volledig kunnen terugkrijgen. In het buitenland gevestigde lichamen die niet belastingplichtig zijn voor de vennootschapsbelasting, maar die zich overigens in een vergelijkbare (verlies)positie bevinden als Vpb-plichtige lichamen, hebben deze mogelijkheid daarentegen niet. Dit verschil in behandeling tussen Vpb-plichtige lichamen en buitenlandse lichamen die niet belastingplichtig zijn voor de Nederlandse vennootschapsbelasting is mogelijk niet gerechtvaardigd gelet op het oordeel van het HvJ EU in de zaak Sofina.
Op basis van de beoogde maatregel zal de verrekening van voorheffingen beperkt worden tot de in een jaar verschuldigde vennootschapsbelasting, waarbij de niet verrekende voorheffingen zullen worden doorgeschoven naar een later jaar.
Vooruitlopend op en in afwijking van deze maatregel zal binnenkort een beleidsbesluit worden gepubliceerd, waarin wordt goedgekeurd dat de inspecteur in lijn met het arrest in de zaak Sofina in bepaalde situaties – onder voorwaarden – teruggaaf van dividendbelasting en kansspelbelasting kan verlenen aan lichamen die buiten Nederland zijn gevestigd. Op die manier wordt in de tussenliggende periode de mogelijke Europeesrechtelijke strijdigheid weggenomen.
Door middel van een nota van wijziging op het wetsvoorstel Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen zal een oplossing geboden worden voor schrijnende situaties die kunnen ontstaan als een van de partners in een penitentiaire inrichting verblijft. Voor de partner die voor langere tijd is gedetineerd is (en dus niet thuis woont) is het namelijk niet mogelijk om bij te dragen aan het huishouden of de zorg voor kinderen. Het probleem is dat deze persoon blijft meetellen als partner voor de toeslagen. Dit heeft een negatief effect op de gerechtigdheid tot en de hoogte van de tegemoetkoming, zoals de kinderopvangtoeslag. Het kabinet heeft deze situatie op het netvlies en wil hiervoor een maatregel treffen. Dit vergt nog nadere uitwerking en wordt zoals gezegd door een nota van wijziging aan het wetsvoorstel toegevoegd. Daarnaast bevat de nota van wijziging een tweetal maatregelen ten aanzien van zaken die naar boven zijn gekomen bij de uitvoering van de hersteloperatie Toeslagen. De eerste maatregel betreft een uitbreiding van de hardheidsregeling en vergoeding van onverschuldigde kosten van invordering. De tweede maatregel ziet op de mogelijkheid om betaalde of verrekende rente wegens te late betaling te herzien en te vergoeden in het kader van de hersteloperatie.
Budgettaire effecten van de aangekondigde maatregelen (a-f)
De maatregelen hebben naar verwachting de volgende budgettaire effecten. Deze bedragen zullen bij indiening van het voorstel eenmalig herijkt worden.
Maatregel |
2021 |
2022 |
2023 |
2024 |
Struc |
---|---|---|---|---|---|
a. BIK1 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
2.000 |
b. Verliesverrekening2 |
117 |
995 |
889 |
555 |
|
c. Arms length/info cap |
0 |
173 |
173 |
173 |
|
d. Onderzoek earningsstripping i.c.m. vermogensaftrek |
0 |
0 |
0 |
0 |
|
e. zaak Sofina |
– 910 |
– 160 |
– 160 |
– 160 |
– 160 |
Maatregel wv voorkomen derving dividendbelasting wv meeropbrengst Vpb |
400 160 240 |
350 160 190 |
320 160 160 |
180 160 20 |
|
f. Detentiemaatregel toeslagen |
– 1 |
– 1 |
– 1 |
– 1 |
– 1 |
* CPB (2020), Kansrijk belastingbeleid.
Het kabinet wil deze korting tijdelijk invoeren per 2021 als crisismaatregel. Na afloop van de BIK zal deze budgettaire ruimte worden gebruikt voor een nader te bepalen maatregel met hetzelfde doelbereik (het verlagen van werkgeverskosten).
Voor het ramen van deze en andere maatregelen binnen de vennootschapsbelasting is gebruik gemaakt van een gewijzigd basispad dat is gebaseerd op een vernieuwd simulatiemodel. Dit simulatiemodel houdt beter rekening met het dynamische karakter van winsten en verliezen en sluit daardoor beter aan bij de werkelijkheid. Ook in het eerder dit jaar uitgebrachte rapport Kansrijk belastingbeleid is door het CPB gebruik gemaakt van de uitkomsten van dit model.*
In onze brief van 19 mei 20203 hebben wij u inzicht gegeven in de maatregelen die naar verwachting zouden worden opgenomen in het pakket Belastingplan 2021. We hebben hierbij aangegeven dat de inhoud van het pakket Belastingplan 2021 pas kort voor Prinsjesdag stilstaat en nog kan wijzigen. Ten opzichte van de lijst die u medio mei heeft ontvangen zijn er uiteindelijk enkele maatregelen niet of slechts deels in dit pakket opgenomen. Het betreft de volgende maatregelen (nummer en titel is gelijk aan nummer en titel in de bijlage destijds):
• Technisch: aanpassen begrip «inrichting» in afvalstoffenbelasting;
• 5. Aanpassen heffingsmoment aandelenoptierecht voor startups;
• 15. Schijfgrenzen en tarieven bpm voor 2021 tot en met 2025 aanscherpen (deels niet opgenomen);
• 16. Aanpassen aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten naar aanleiding arrest Hoge Raad.
Ad 1. Technisch: aanpassen begrip «inrichting» in afvalstoffenbelasting
In de afvalstoffenbelasting wordt verwezen naar het begrip inrichting als bedoeld in de Wet milieubeheer. Bij inwerkingtreding van een bepaling in de Invoeringswet Omgevingswet vervalt de definitie van het begrip inrichting in de Wet milieubeheer. Deze wijziging moet worden verwerkt in de afvalstoffenbelasting. De maatregel is uit het pakket Belastingplan 2021 gehaald en verplaatst naar de Fiscale verzamelwet 2022. Dit is mogelijk omdat de voorgenomen inwerkingtreding van de Omgevingswet is uitgesteld tot 1 januari 2022.
Ad 5. Aanpassen heffingsmoment aandelenoptierecht voor startups
Eerder is uw Kamer geïnformeerd over een voorgenomen maatregel om tegemoet te komen aan een wens van startups en scale-ups die vaak gebruikmaken van aandelenoptierechten om ondernemend, technisch en ICT-personeel aan te trekken en te betalen.4 Deze maatregel heeft tot doel om het heffingsmoment voor de belastingen over de aandelenoptierechten te verleggen van het moment van uitoefenen van de opties naar het moment waarop de uit die uitoefening verkregen aandelen kunnen worden verhandeld. Hiermee zou een oplossing worden geboden voor een knellend probleem waar zowel startups als scale-ups tegenaan lopen, namelijk dat op het moment van uitoefening van een aandelenoptierecht er niet altijd (voldoende) liquide middelen beschikbaar zijn om de dan verschuldigde belasting te voldoen. Deze maatregel zou in dit Belastingplan worden meegenomen.
Deze maatregel is besproken met Techleap.nl en diverse andere experts op het gebied van aandelenoptierechten. Uit dat overleg is gebleken dat de startup- en scale-upsector te gediversifieerd is om een dergelijke algemene regel in te voeren waarbij het heffingsmoment wordt bepaald op het moment van verhandelbaarheid. Het is voor sommige bedrijven juist prettig dat het heffingsmoment ligt op het moment dat het aandelenoptierecht wordt uitgeoefend, terwijl het nieuwe voorgestelde heffingsmoment bij andere bedrijven nog steeds te weinig soelaas zou bieden. Een andere reden waarom de sector problemen heeft met de maatregel is dat niet in alle gevallen eenduidig kenbaar is op welk moment de aandelen verhandelbaar worden en wanneer er dus sprake zou zijn van belastingheffing. In dit licht voorzien zij problemen in de toepassing van de nieuwe maatregel. Tot slot geeft de sector aan dat een andere regeling waarbij er ruimte is voor optionaliteit en wordt aangesloten bij het moment van verkoop van de aandelen een sterker instrument kan zijn in de zogenoemde «war on talent», waarmee de Nederlandse startup- en scale-up sector beter in staat is om op internationaal niveau talent aan te trekken.
In overleg met de sector heeft het kabinet besloten de komende maanden te benutten om de maatregel verder uit te werken en, in overleg met de sector, ook de aandachtspunten van de sector nader te onderzoeken. Het onderzoek dat het Ministerie van Economische Zaken & Klimaat in samenwerking met het Ministerie van Financiën laat uitvoeren naar aanleiding van de motie van de leden Amhaouch en Van Eijs is daarbij behulpzaam.5 Dat onderzoek strekt tot een internationale vergelijking van maatregelen op dit terrein inclusief best practices uit andere landen, best practices die bij de uitwerking van een maatregel kunnen bijdragen aan een maatregel waarmee de Nederlandse startup- en scale-up sector beter bewapend is om op internationaal niveau talent aan te trekken. Het kabinet heeft ook geld beschikbaar gesteld voor een alternatieve uitwerking van de regeling, te weten € 5 miljoen per jaar structureel vanaf 2022. Het streven is om het concept van de nieuwe maatregel in februari 2021 voor internetconsultatie aan te bieden. Vervolgens kan de nieuwe regeling worden opgenomen in een wetsvoorstel zodat het met ingang van 1 januari 2022 in werking kan treden.
Ad 15. Schijfgrenzen en tarieven bpm voor 2021 tot en met 2025 aanscherpen (deels niet opgenomen)
In het Belastingplan 2021 wordt voorgesteld de schijfgrenzen en tarieven bpm alleen voor het jaar 2021 aan te scherpen. Aanpassingen voor de periode 2022 tot en met 2025 worden meegenomen in een later voorstel van wet, omdat daar nog verder onderzoek voor nodig is.
Ad 16. Aanpassen aftrek van uitgaven voor specifieke zorgkosten naar aanleiding arrest Hoge Raad.
De systematiek van de Wet maatschappelijke ondersteuning is recent gewijzigd, waardoor reparatie van het arrest minder urgent is geworden. Het streven is nu om in later voorstel van wet alsnog reparatiewetgeving voor te stellen.
U vindt hieronder een geactualiseerd overzicht van de fiscale wetsvoorstellen die op dit moment in beeld zijn en ik het komende jaar bij uw Kamer wil indienen. Zoals uit het overzicht blijkt, wordt hiermee rekening gehouden met de breed gedeelde wens om fiscale wetsvoorstellen zo veel mogelijk gespreid aan uw Kamer aan te bieden.6
Wetsvoorstel |
Moment van indiening |
Inwerkingtreding per |
---|---|---|
Fiscale verzamelwet 2022 |
Voorjaar 2021 |
|
Wetsvoorstel om het arm’s-lengthbeginsel aan te passen |
Voorjaar 2021 |
1-1-2022 |
Wetsvoorstel Wet invoering conditionele bronbelasting op dividenden |
Voorjaar 2021 |
1-1-2024 |
Wet waarborgen gegevensverwerking Belastingdienst |
1-1-2022 |
|
Implementatie wijzigingen horizontale accijnsrichtlijn |
31-12-2021 |
Verder maak ik van deze gelegenheid gebruik om twee uitgevoerde onderzoeken als bijlage bij deze brief aan uw Kamer te sturen. Dit betreft een onderzoek naar de stimulering van walstroom (elektriciteit van het land geleverd aan schepen die zijn afgemeerd) en een onderzoek van TNO naar de verwachte autonome vergroening voor het jaar 20217.
Conform een toezegging aan de Eerste Kamer vindt u dit jaar wederom de tabellen inzake de marginale druk8 bijgevoegd.9 De tabellen tonen de marginale druk van een eenverdienershuishouden met twee kinderen in een huurhuis, voor 2020 en 2021. Hieruit blijkt dat de extreme pieken in de marginale druk van meer dan 100% sinds dit jaar niet meer voorkomen. De verschillen tussen 2020 en 2021 zijn relatief beperkt.
Ten slotte vindt u bijgevoegd de Fiscale sleuteltabel 2021 en de parameterbrief Belastingdienst 202010. De sleuteltabel geeft de budgettaire opbrengsten of dervingen weer van wijzigingen in bepaalde tarieven of normbedragen van de diverse belastingmiddelen in 2021. De parameterbrief biedt inzicht in de doorlooptijden van wijzigingen van parameters en andere wijzigingen in het systeemlandschap van de Belastingdienst.
De Staatssecretaris van Financiën, J.A. Vijlbrief
De Staatssecretaris van Financiën, A.C. van Huffelen
IBO toeslagen deelonderzoek 2, Eenvoud of maatwerk: Alternatieven voor het bestaande toeslagenstelsel, 10 januari 2020 (bijlage bij Kamerstuk 31 066, nr. 624).
Kamerstuk 32 140, nr. 51, pag. 14, Kamerstuk 32 637, nr. 343, pag. 5 en Kamerstuk 32 637, nr. 374, pag. 5 en 6.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-35572-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.