Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 februari 2022
Zoals aangekondigd in de brief1 van 14 december jl. aan uw Kamer met als onderwerp «Steunpakket in het eerste kwartaal
van 2022», wordt de tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor behoud van Werkgelegenheid
verlengd voor een periode van drie maanden, namelijk januari tot en met maart 2022.
In de bovengenoemde brief en middels de brief2 die ik uw Kamer op 26 januari jl. heb gestuurd (met als onderwerp «NOW-6 en stand
van zaken vaststellings- en terugvorderingsproces NOW») heb ik uw Kamer geïnformeerd
over de opzet, voorwaarden en verplichtingen van deze regeling, die veelal gelijk
zijn aan de eerdere NOW-regelingen. Hierbij bied ik u ter informatie de regeling aan
waarin deze verlenging is geregeld: de Zesde tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging
voor behoud van Werkgelegenheid (NOW-6).
In aanvulling op de brief van 26 januari jl. wil ik uw Kamer op de hoogte brengen
van een eerder niet voorzien effect van de verlaging van de forfaitaire opslag. Eerder
heb ik aangegeven dat door een verandering in de polisadministratie van UWV de definitie
van de loonsom verandert die wordt gebruikt voor de bepaling van de hoogte van de
NOW-subsidie. Indien de forfaitaire opslag 40% zou blijven, zou de NOW-subsidie hoger
uitvallen. Om dit effect te neutraliseren, is de forfaitaire opslag verlaagd. Deze
informatie klopt nog steeds, voor de meeste werkgevers zal het verschil tussen de
twee verschillende berekeningen tussen de – 1% en 1% liggen. Voor een heel klein aantal
werkgevers zal dit echter niet zo zijn. Het gaat dan om werkgevers die voornamelijk
werknemers in dienst hebben die boven het maximaal te vergoeden bedrag verdienen,
namelijk meer dan 2 keer het maximaal Wfsv-dagloon. Dit bedrag ligt sinds 1 januari
2022 op € 9.952 per maand. Het SV-loon waarmee de hoogte van de NOW-subsidie wordt
berekend, was in de NOW-1 tot en met NOW-5 geschoond van de vakantiebijslag en het
extra periodieke salaris. Als dit SV-loon hoger was dan 2 keer het maximale dagloon,
werd het gemaximeerd en vervolgens vermenigvuldigd met 1,4 voor de bijkomende werkgeverslasten.
In de NOW-6 wordt de vakantiebijslag en het extra periodieke salaris niet uit het
SV-loon geschoond, maar er juist in meegenomen. Daarmee ligt het SV-loon circa 8%
hoger dan in de oude situatie. Vervolgens wordt ook dit SV-loon (dat in de nieuwe
systematiek sneller de grens van 2 keer max. dagloon bereikt) afgezet tegenover 2
keer het maximale dagloon. Als het SV-loon hierboven zit, wordt het gemaximeerd. Het
wordt niet vermenigvuldigd met 1,4 maar met 1,3. In tegenstelling tot wat er eerder
aan uw Kamer is medegedeeld, kunnen er dus wel situaties ontstaan waarbij de NOW-subsidie
van een bepaalde werkgever minder hoog is ten opzichte van de vorige situatie, waarbij
het verschil kan oplopen tot 7%3 in het geval alle werknemers boven de grens verdienen.
Op basis van de NOW-5 aanvragen4 is er een inschatting gemaakt van de omvang van dit nadelige effect. Bij de 33.000
aanvragen die zijn toegekend zijn zo’n 600.000 werknemers betrokken. Van deze aanvragen
hebben 843 werkgevers 4.690 werknemers in dienst waarbij de lonen zijn gemaximeerd
op tweemaal het maximale dagloon. In totaal is dit dus minder dan 1% van het totaal
aantal werknemers, waarbij deze groep van 843 werkgevers er niet allemaal per definitie
op achteruit gaan. Zoals gezegd, hangt het af van de samenstelling van het personeelsbestand.
Doordat deze groep en de daarmee gemoeide bedragen zo beperkt zijn, ben ik van mening
dat het verlagen van de forfaitaire opslag nog steeds de beste manier is om de NOW-subsidie
op ongeveer dezelfde hoogte te houden.
Het aanvraagloket gaat op 14 februari 2022 open. Vanaf die datum kunnen werkgevers
tot en met 13 april 2022 een aanvraag indienen via het daarvoor ontworpen formulier
dat via www.uwv.nl beschikbaar wordt gesteld. Er geldt een beslistermijn van dertien weken na ontvangst
van de volledige aanvraag. In de praktijk wordt ernaar gestreefd om de betaling van
het voorschot binnen twee à vier weken na ontvangst van de volledige aanvraag te realiseren.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
C.E.G. van Gennip