Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 mei 2020
Met deze brief informeer ik u over de besluiten die in de Rijksministerraad van 1 mei
jl. zijn genomen over financiële ondersteuning van Aruba en Sint Maarten in het kader
van de gevolgen van de coronapandemie. Deze financiële ondersteuning is aanvullend
op de eerder in dit kader verstrekte leningen, waarover ik u heb geïnformeerd in mijn
brief van 16 april jl. (Kamerstuk 35 420, nr. 18).
Aruba
Aruba heeft in de Rijksministerraad een voorstel ingediend voor loonsubsidie in combinatie
met baanbehoud. Hierdoor kunnen de gevolgen van de pandemie voor het bedrijfsleven
en de werkgelegenheid beperkt worden. Het College Aruba financieel toezicht (CAft)
heeft dit voorstel getoetst en vervolgens advies uitgebracht aan de Rijksministerraad.
De Rijksministerraad heeft, conform het advies van het CAft, besloten om Aruba direct
een renteloze lening te verstrekken van AWG 49,4 miljoen (€ 25 miljoen) voor het invoeren
van een loonsubsidie ten behoeve van baanbehoud voor de maand mei. Daarnaast is Aruba
verzocht om voor 6 mei 2020 (richting het Caft) aan te geven hoe zij invulling denkt
te geven aan een bijdrage door werknemers in dit plan.
Sint Maarten
De Rijksministerraad heeft besloten om Sint Maarten direct een renteloze lening te
verstrekken van ANG 20 miljoen (€ 10 miljoen) voor een halve maand van mei, conform
het advies van het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft). Het
betreft liquiditeitssteun voor de uitvoering van noodmaatregelen uit het door Sint
Maarten opgestelde steunpakket, waaronder een tegemoetkoming in de loonkosten. Sint
Maarten is daarnaast verzocht om voor het deel van het steunpakket waarvoor nog geen
dekking is, per omgaande financiële ruimte te creëren in de eigen begroting.
Op grond van artikel 25 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten
(Rft) kan indien dat nodig is in verband met het herstel van schade door buitengewone
gebeurtenissen, het bestuur van Sint Maarten in overeenstemming met een beslissing
daarover van de raad van ministers van het Koninkrijk, besluiten af te wijken van
de financiële normen voor begrotingen, genoemd in artikel 15 van de Rft. Op 27 maart
jl. heeft de raad van ministers van het Koninkrijk voor Sint Maarten ingestemd met
een afwijking van de centrale begrotingsnorm (artikel 15, eerste lid, van de Rft).
Hierover bent u reeds geïnformeerd.
Op 1 mei jl. heeft de Rijksministerraad besloten in te stemmen met het wijzigen van
de beslissing van de Rijksministerraad van 27 maart jl. over de toepassing van artikel
25 Rft. Deze beslissing wordt aangevuld met de instemming voor Sint Maarten om op
grond van artikel 25 Rft voor de begroting 2020 af te wijken van de centrale begrotingsnorm
vanwege het herstel van de schade veroorzaakt door de orkanen Irma en Maria. Als aanvullende
voorwaarde stelt de Rijksministerraad hierbij dat het tekort op de begroting 2020
zonder de financiële effecten van de coronapandemie het bedrag van maximaal ANG 31
miljoen niet mag overschrijden.
Leenvoorwaarden
De hiervoor genoemde leningen zijn verstrekt via het Agentschap van het Ministerie
van Financiën en kennen voor Aruba en Sint Maarten dezelfde leenvoorwaarden. Het rentepercentage
is voor elk van de leningen gesteld op 0%. De leningen hebben de vorm van bulletleningen
voor een periode van twee jaar. Dit betekent dat er gedurende deze periode geen sprake
is van rente en aflossingsverplichtingen. Het Cft heeft geadviseerd deze leningen
na deze periode van twee jaar te herfinancieren en dan om te zetten in een sinking
bond. Zo kan over twee jaar de totaal gegeven liquiditeitssteun geherfinancierd worden
waarbij op dat moment de passende aflossingstermijnen en overige voorwaarden kunnen
worden bepaald. Vanzelfsprekend zal te zijner tijd hierover het C(A)ft om advies worden
gevraagd.
De budgettaire gevolgen van deze maatregelen worden in een suppletoire begrotingswet
aan u voorgelegd. Normaliter wordt nieuw beleid in uitvoering genomen nadat de Staten-Generaal
de begrotingswet heeft geautoriseerd. Aangezien uitstel van uitvoering van deze spoedeisende
maatregel die in het belang van het Rijk is niet kan wachten tot formele autorisatie
van beide Kamers der Staten-Generaal, zal het kabinet de uitvoering van de maatregel
starten. Hiermee wordt gehandeld conform lid 2 van artikel 2.27 van de Comptabiliteitswet
2016.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
R.W. Knops