Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 april 2019
In de plenaire behandeling van het Wetsvoorstel centraliseren tolkvoorzieningen auditief
beperkten leef- en werkdomein, luisterlijnen en vertrouwenswerk jeugd op 7 maart jongstleden
(Handelingen II 2018/19, nr. 60, items 5 en 12) heb ik toegezegd uw Kamer te informeren over de wijze waarop de zogenaamde prikbordfunctie
van Tolknet betrokken kan worden bij de centralisering van de tolkvoorzieningen voor
auditief beperkten. Dit naar aanleiding van vragen hierover van Kamerlid Bergkamp
(D66) tijdens deze behandeling.
Met deze brief kom ik deze toezegging na.
Bij de centralisering van genoemde voorzieningen staat voor mij de keuzevrijheid van
de gebruiker om een tolk te kiezen die bij haar of zijn situatie past voorop. Van
belang is dat de gebruiker zelf zoveel mogelijk de regie hierover kan voeren.
Bij het kiezen van een tolk zijn er drie mogelijkheden. Ten eerste kan het zijn dat
een gebruiker zelf een tolk uitkiest. Ten tweede kan het nodig zijn om te bemiddelen.
Dan wordt onder andere gekeken naar de situatie (wat is er nodig) en de methode (wat
voor soort tolk). Vervolgens wordt gezocht naar een passende tolk, waarbij ook wordt
gelet op de reisafstand. Ten slotte heeft Tolknet (de huidige opdrachtnemer van het
UWV voor het werk- en onderwijsdomein) een werkwijze ontwikkeld, waardoor gebruikers
een opdracht kunnen plaatsen op een virtueel prikbord. Tolken kunnen hierop reageren.
Bij de centralisering van het leef-, werk- en onderwijsdomein naar één centraal loket
worden in elk geval de eerste twee mogelijkheden aangeboden.
Op 27 maart jongstleden heeft er een overleg plaatsgevonden tussen het UWV, de Klankbordgroep
centralisatie tolkvoorziening (bestaand uit gebruikers en tolken), Berengroep/Tolkcontact
(de huidige uitvoerder van het leefdomein en per 1 juli de opdrachtnemer van het UWV
voor de bemiddeling en facturatie) en mijn ministerie. In dit overleg is de prikbordfunctie
aan de orde geweest. Naar voren kwam nogmaals het belang dat gebruikers aan deze functie
hechten.
Daarom heb ik het UWV en Berengroep gevraagd uit te werken hoe binnen de bestaande
(financiële) kaders en reeds bestaande mogelijkheden deze functie kan worden gerealiseerd
en mij hierover voor 1 juli 2019 te berichten. Uiteraard worden daarbij de gebruikers
betrokken.
Ik zal uw Kamer over de uitkomsten informeren in de toegezegde brief na 1 juli 2019
over de centralisatie van de voorzieningen.
Tot slot is tijdens de behandeling van het Wetsvoorstel de motie van het lid Kerstens
(PvdA) aangenomen.1 Hierin wordt de regering verzocht, samen met belangenorganisaties en het UWV de knelpunten
in de huidige regeling in het werkdomein te inventariseren, respectievelijk te bezien
of en hoe deze kunnen worden geadresseerd op een wijze waarmee bedoelde participatie
optimaal is gebaat. Over de uitvoering van de motie zal ik u in de eerdergenoemde
brief, na 1 juli aanstaande, informeren.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
H.M. de Jonge