Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 20 februari 2019
In de brief van uw Kamer van 17 december jl. over het krantenartikel «Drentse Defensiefotograaf
legt misdragingen van Nederlandse mariniers in Tsjaad vast op video» vroeg u mij o.a.
of ik bereid ben onderzoek in te stellen naar hoe de melding van de ex-Defensie fotograaf
bij de IGK, CDS en SG uiteindelijk bij de eenheid terecht is gekomen. In mijn antwoordbrief
van 19 december jl. (Kamerstuk 35 000 X, nr. 80) heb ik aangegeven dat ik zal nagaan op welke wijze Defensie is omgegaan met de melding.
Bij brief van 24 januari jl. verzocht u mij om de Kamer op de hoogte te stellen van
de resultaten van het nadere onderzoek dat ik hiernaar verricht.
Zoals u weet, ben ik van mening dat alle medewerkers van Defensie zich onder en bij
elkaar en bij de organisatie veilig moeten kunnen voelen. Dat is voor mij de reden
om het proces rond het melden door de ex-Defensiefotograaf na te laten gaan.
Gelet op de aard van het onderzoek heb ik er voor gekozen dit onderzoek door externe
onderzoekers te laten verrichten. Inmiddels heb ik hiertoe bereid gevonden de bestuurskundige,
de heer drs. L. Geut en de jurist, mr. J.W. Weck.
Aan de onderzoekers heb ik de opdracht gegeven feitelijk onderzoek te verrichten naar
de wijze waarop Defensie is omgegaan met de melding van de ex-Defensiefotograaf. Daarnaast
heb ik de onderzoekers opdracht gegeven aanbevelingen te doen voor de toekomst.
In mijn brief van 19 december jl. (Kamerstuk 35 000 X, nr. 80) heb ik aangegeven dat ik voornemens ben om te onderzoeken of er sprake is geweest
van misdragingen door Mariniers tijdens de EUFOR missie in 2008 en 2009 in Tsjaad.
Om dit goed te kunnen doen, is het belangrijk om de concrete feiten en omstandigheden
te kennen, zoals bijvoorbeeld de beelden waarover de ex-Defensiefotograaf spreekt.
In eerste instantie wordt het proces van het omgaan met de melding onderzocht. Daarnaast
zal het vervolgonderzoek naar de gedragingen in Tsjaad aanvangen, zodra Defensie hiervoor
over voldoende concrete feiten beschikt.
De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser