34 934 Wijziging van de Pensioenwet, de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Wet op het financieel toezicht in verband met de implementatie van Richtlijn 2016/2341/EU van het Europees parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV’s) (PbEU 2016, L 354)

Nr. 11 TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 26 september 2018

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1

In artikel I, onderdeel M, wordt artikel 90a als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door «, waarbij de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tevens worden geïnformeerd over het goedkeuringsrecht, bedoeld in onderdeel b, onder 1°; en».

b. Onderdeel b komt te luiden:

b. is vereist dat:

1°. een tweederdemeerderheid van de deelnemers en gewezen deelnemers en een tweederdemeerderheid van de pensioengerechtigden die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht hebben goedgekeurd; en

2°. indien van toepassing, de werkgever het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht heeft goedgekeurd.

c. Onderdeel c vervalt.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

2

In artikel I, onderdeel N, wordt aan artikel 92a een lid toegevoegd, luidende:

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

3

Artikel I, onderdelen P en Q, vervallen.

4

In artikel II, onderdeel N, wordt artikel 98a als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid wordt als volgt gewijzigd:

a. In onderdeel a wordt de puntkomma vervangen door «, waarbij de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tevens worden geïnformeerd over het goedkeuringsrecht, bedoeld in onderdeel b; en».

b. Onderdeel b komt te luiden:

b. is vereist dat een tweederdemeerderheid van de deelnemers en gewezen deelnemers en een tweederdemeerderheid van de pensioengerechtigden die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek het voorgenomen besluit met betrekking tot de collectieve waardeoverdracht hebben goedgekeurd.

c. Onderdeel c vervalt.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

8. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

5

In artikel II, onderdeel O, wordt aan artikel 100a een lid toegevoegd, luidende:

10. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.

6

Artikel II, onderdeel Q, vervalt.

Toelichting

Onderdelen 1 en 4

Met deze onderdelen worden enkele wijzigingen voorgesteld in de artikelen die betrekking hebben op een collectieve waardeoverdracht van een pensioenfonds of premiepensioeninstelling naar een pensioeninstelling uit een andere lidstaat.

Voorgesteld wordt het goedkeuringsrecht van het verantwoordingsorgaan c.q. het belanghebbendenorgaan van een pensioenfonds voor een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht te vervangen door de eis dat goedkeuring vereist is van een tweederdemeerderheid van de deelnemers en gewezen deelnemers en een tweederdemeerderheid van de pensioengerechtigden die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek. Op deze manier wordt nadrukkelijker geborgd dat er vanuit de verschillende geledingen voldoende steun is voor de grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht. In lijn hiermee wordt voorgesteld ook voor premiepensioeninstellingen voor te schrijven dat altijd goedkeuring nodig is van een tweederdemeerderheid van de deelnemers en gewezen deelnemers en, indien een premiepensioeninstelling pensioengerechtigden heeft, een tweederdemeerderheid van de pensioengerechtigden die hebben gereageerd op een daartoe strekkend schriftelijk verzoek.

Verder wordt geregeld dat deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden tijdig worden geïnformeerd over het goedkeuringsrecht. Hierbij moet in ieder geval duidelijk naar voren komen hoe de goedkeuring kan worden verleend of worden geweigerd, de termijn waarbinnen de reactie moet zijn ontvangen, de wijze waarop wordt vastgesteld of is voldaan aan de vereiste goedkeuring door de deelnemers en gewezen deelnemers enerzijds en pensioengerechtigden anderzijds (tweederdemeerderheid van de beide geledingen) en de verdere procedure. Opgemerkt zij dat de mogelijkheid om goedkeuring te verlenen of weigeren niet mag worden belemmerd door daaraan extra eisen te stellen, zoals het verzoeken om een motivering van de gemaakte keuze.

Onderdelen 1, 2, 4 en 5

Voorgesteld wordt om in de artikelen betreffende een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht een delegatiegrondslag op te nemen. Op grond hiervan is het mogelijk om bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels vast te stellen over een collectieve waardeoverdracht van een pensioenfonds of premiepensioeninstelling naar een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of, omgekeerd, een collectieve waardeoverdracht van een pensioeninstelling uit een andere lidstaat naar een pensioenfonds of premiepensioeninstelling. Dit maakt het mogelijk om – indien toekomstige ontwikkelingen daar aanleiding toe geven – nadere regels te stellen over dergelijke waardeoverdrachten. Hierbij valt te denken aan een nadere invulling van de vereisten waar de toezichthouder op toetst bij een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht.

Onderdelen 3 en 6

Voorgesteld wordt de onderdelen in het wetsvoorstel die betrekking hebben op de introductie van een goedkeuringsrecht van het verantwoordingsorgaan voor een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht en de aanpassing van het goedkeuringsrecht van het belanghebbendenorgaan voor een dergelijke waardeoverdracht te laten vervallen. Zie in dit kader ook de toelichting bij de onderdelen 1 en 4 van deze nota van wijziging.

Voor de volledigheid wordt benadrukt dat het adviesrecht dat het verantwoordingsorgaan naar huidig recht heeft bij een collectieve waardeoverdracht (artikel 115, derde lid, onderdeel f, van de Pensioenwet en artikel 110e, derde lid, onderdeel f, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling), alsmede het goedkeuringsrecht van het belanghebbendenorgaan (artikel 115, negende lid, onderdeel a, van de Pensioenwet), gehandhaafd blijft. Deze bevoegdheden gelden ook bij een grensoverschrijdende collectieve waardeoverdracht.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, W. Koolmees

Naar boven