34 919 Defensienota

Nr. 26 BRIEF VAN DE MINISTER EN STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2018

De Kamer wordt twee keer per jaar, bij de begroting en het jaarverslag, met een rapportage geïnformeerd over de inzetbaarheid en gereedheid van de krijgsmacht. Hierbij ontvangt u de rapportage over de eerste helft van 2018.

In de vorige inzetbaarheidsrapportage is al gemeld dat Defensie de aanbevelingen van het Interdepartementaal Beleidsonderzoek «Zicht op gereedheid» (Kamerstuk 33 763, nr. 130) verder uitwerkt (Kamerstuk 33 763, nr. 133). De uitwerking heeft onder andere een effect op de sturing en verantwoording van het gereedstellingsproces. De inzetbaarheidsdoelstellingen en doelstellingenmatrices zoals die in de vorige rapportages zijn gehanteerd, zijn – in lijn met de Defensienota 2018 (Kamerstuk 34 919, nr. 1) – vervangen door inzetbaarheidsdoelen, die een concrete invulling zijn van de Grondwettelijke taken van Defensie. De inzetbaarheidsdoelen zijn voor elk defensieonderdeel vertaald in een gereedstellingsopdracht. De inzetbaarheidsrapportage laat zien in hoeverre het defensieonderdeel in staat is om de gereedstellingsopdracht op dit moment uit te voeren. Met deze nieuwe systematiek is het voor de Kamer beter mogelijk om te beoordelen wat Defensie kan leveren. Bovendien worden de effecten van daadwerkelijke inzet op de gereedstellingsprocessen inzichtelijker.

De rapportage bestaat uit een openbaar deel en een vertrouwelijke bijlage waarin specifiek op de verschillende eenheden wordt ingegaan1. Allereerst wordt de systematiek van Grondwet, hoofdtaken en inzetbaarheidsdoelen toegelicht. Ook wordt ingegaan op de relatie tussen inzetbaarheidsdoelen, capaciteiten en inzetbare eenheden.

Hoofdtaken

De Nederlandse defensie-inspanning is een afgeleide van de Grondwet, het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden en onze internationale verdragsverplichtingen, waaronder het Handvest van de Verenigde Naties, het Noord-Atlantische Verdrag en het EU-Verdrag van Lissabon.

De drie hoofdtaken van Defensie die hieruit voortvloeien zijn:

  • 1. bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief het Caribisch deel van het Koninkrijk;

  • 2. bescherming en bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;

  • 3. ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

Inzetbaarheidsdoelen

De inzetbaarheidsdoelen op basis van de Defensienota zijn hieronder weergegeven. Daadwerkelijke inzetmogelijkheden zijn mede afhankelijk van de mate van operationele gereedheid van een capaciteit, de geografische spreiding van Nederlandse inzet en de ondersteuningsmogelijkheden van partnerlanden.

Samenhang inzetbaarheidsdoelen, capaciteiten en inzetbare eenheden

De inzetbaarheidsdoelen geven weer met welke capaciteiten Defensie – gegeven de huidige samenstelling en toerusting van de krijgsmacht – invulling kan geven aan deze hoofdtaken. Een capaciteit is opgebouwd uit verschillende inzetbare eenheden. Een capaciteit is bijvoorbeeld de inzet van een maritieme taakgroep van 5 schepen. De inzetbare eenheden die gezamenlijk de capaciteit vormen zijn dan bijvoorbeeld een hoofdkwartier, een maritieme taakeenheid van schepen en een amfibische taakeenheid, waar onder andere mariniers deel van uitmaken. Inzetbare eenheden kunnen afzonderlijk of in samengesteld verband, afhankelijk van de aard en de omvang van een missie, worden ingezet in het kader van de 2e of 3e hoofdtaak. Een inzetbare eenheid omvat daarmee ook de componenten die het nodig heeft van andere krijgsmachtonderdelen. Bijvoorbeeld: een fregat heeft een boordhelicopter nodig, die wordt geleverd door het Defensie helicoptercommando dat onder het commando Luchtstrijdkrachten valt. In de oude systematiek werd afzonderlijk gerapporteerd over de operationele gereedheid van een fregat en de operationele gereedheid van een helicopter, maar niet over een gecombineerde inzetbare eenheid of capaciteit.

Inzet en gereedstelling

De consequenties voor gereedstelling worden met behulp van de nieuwe inzetbaarheidsdoelen beter inzichtelijk. De inzetbaarheidsdoelen zijn zodanig vastgesteld zodat deze met de huidige middelen – na het herstel van de gereedheid – kunnen worden waargemaakt. In een normale cyclus doorloopt een eenheid een gereedsstellingproces waardoor deze, voor alle organiek toegewezen (hoofd)taken, tot op het hoogste geweldsspectrum inzetbaar is. Wanneer een eenheid daadwerkelijk wordt ingezet voor een van haar taken in het missiegebied, volgt een specifiek gereedstellingsproces dat is gericht op de aard en omvang van die specifieke missie. De eenheid wordt dan Inzetgereed (IG) gemaakt. Na inzet volgt een periode waarin de eenheid recupereert, om zich vervolgens weer gereed te maken voor een opwerktraject. In die tijd wordt ook groot onderhoud aan materieel uitgevoerd. Alle inzet heeft gevolgen voor de krijgsmacht, de omvang van deze gevolgen is afhankelijk van het uit voeren takenpakket, de duur en de omvang van de missie (referte IBO »Zicht op gereedheid»). In de vertrouwelijke bijlage wordt hier per inzetbare eenheid nader op ingegaan.

De vertaling van de inzetbaarheidsdoelen per krijgsmachtonderdeel naar concrete gereedstellingsopdrachten is opgenomen in de opdrachtenmatrix per krijgsmachtonderdeel. Deze opdrachtenmatrices vormen de basis voor de sturing en verantwoording van het gereedstellingsproces. De opdrachten aan de krijgsmachtonderdelen houden rekening met het ingezette plan voor het herstel van de gereedheid. Daarmee zijn er drie typen opdracht die kunnen worden gegeven: 1) de opdracht om operationeel gereed te zijn, 2) een opdracht tot inzet (of stand-by voor inzet zoals VJTF en EUBG) en 3) voor die eenheden die zich nog in het herstelproces bevinden, een opdracht om een mijlpaal in de roadmap voor het herstel van de gereedheid te realiseren.

De krijgsmacht heeft de beschikking over een «single set of forces». Alle capaciteiten zijn in beginsel inzetbaar voor alle hoofdtaken. Capaciteiten/inzetbare eenheden van deze capaciteiten, kunnen echter maar voor één taak tegelijk worden ingezet en de inzet van een capaciteit/inzetbare eenheid voor de ene taak heeft effect op de gereedheid en inzetmogelijkheden voor de andere taken. Dat vraagt keuzes. Een schip dat bijvoorbeeld kortdurend is ingezet in een anti-piraterijmissie kan niet gelijktijdig worden toegewezen aan een operatie waarbij een maritieme taakgroep wordt verwacht. Wanneer een beroep wordt gedaan op artikel V van het verdrag van de NAVO is hoofdtaak 1, bescherming van het eigen en bondgenootschappelijk grondgebied, aan de orde. In dat geval worden – indien nodig – alle middelen daarvoor vrijgemaakt. Ook moet in het kader van de veranderde dreigingsomgeving, vaker een keuze worden gemaakt om de balans te bewaken tussen daadwerkelijke inzet en het verbeteren van de gereedheid. Waar dat aan de orde is, wordt u daar in de vertrouwelijke bijlage over geinformeerd.

Realisatie inzetbaarheidsdoelen op hoofdlijnen

Het aanhoudende beroep op de krijgsmacht heeft, in combinatie met knelpunten in de materiële gereedheid, schaarse (gevechts-)ondersteuning en een dalend aantal militaire medewerkers, geleid tot beperkingen in de inzetbaarheid die vooral het vermogen hebben aangetast om eenheden langdurig, gelijktijdig en in hogere dreigingsscenario’s in te zetten. Nationaal en internationaal heeft Defensie grotendeels aan de inzetbaarheidsdoelen kunnen voldoen. Op het terrein van crisisbeheersingsoperaties heeft Defensie een grotere inspanning geleverd dan op basis van de inzetbaarheidsdoelen kan worden verwacht.

Tot slot

Omdat het herstel van de gereedheid van veel variabelen afhankelijk is – in het bijzonder van de personele vulling en daarmee van de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, beschikbaarheid van ondersteunende eenheden en missiedruk – laat het herstel van de gereedheid zich lastig planmatig vastleggen op een jaartal. Duidelijk is in ieder geval dat het eerder gehanteerde jaartal 2021, mede om de bovenstaande redenen, niet door alle eenheden volledig wordt gerealiseerd. In de Inzetbaarheidsrapportages sinds 2017 bent u geïnformeerd voor welke eenheden dit geldt. Dit laat onverlet dat Defensie de komende jaren alles in het werk zal blijven stellen om de basisgereedheid duurzaam te verhogen. Dit blijft overigens altijd een voortschrijdend proces. Defensie zal blijven rapporteren over de daarbij geboekte voortgang.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten

De Staatssecretaris van Defensie, B. Visser


X Noot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven