Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 december 2016
Op 19 september heeft de eerste termijn van de behandeling van de initiatiefnota van
het lid Klein «Zeker Flexibel: over anders denken over werk en sociale zekerheid met
een onvoorwaardelijk basisinkomen» 1 plaatsgevonden (Kamerstuk 34 393, nr. 5). Het lid Klein heeft tijdens de vergadering een uitgebreide berekening ter financiering
van het basisinkomen uitgereikt. De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid
heeft mij verzocht om een reactie op deze berekening «Financiering van de invoering
van het basisinkomen» afkomstig uit het Verkiezingsprogramma 2017–2021 van de Vrijzinnige
Partij.
In de kabinetsreactie op de initiatiefnota van het lid Klein is al eerder aangegeven
hoe het kabinet aankijkt tegen een onvoorwaardelijk basisinkomen.2 Het invoeren van een onvoorwaardelijk basisinkomen is geen realistische en economisch
haalbare optie. Los van de kosten, neemt bij een hoog basisinkomen het arbeidsaanbod
af en is bij een laag basisinkomen aanvullende inkomensondersteuning nodig. In het
huidige sociale zekerheidsstelsel staat activering centraal en wordt inkomensondersteuning
geboden aan specifieke groepen zodat zij kunnen voorzien in hun noodzakelijke kosten
van bestaan. Een basisinkomen past niet bij de breed gedeelde politieke ambitie om
de arbeidsparticipatie en werkgelegenheid te verhogen.
Het kabinet wijst het idee van een onvoorwaardelijk basisinkomen af. Het past het
huidige kabinet niet om inhoudelijk te reageren op de afzonderlijke beleidskeuzes
van de Vrijzinnige Partij, omdat deze bedoeld zijn voor na de Tweede Kamerverkiezingen
en dus voor een volgend kabinet. Wel wil ik ingaan op twee meer algemene punten uit
de berekening. In de berekening van het lid Klein zijn een aantal elementen terug
te vinden die bevestigen dat naar verwachting het arbeidsaanbod zal afnemen. De Vrijzinnige
Partij wil in totaal 12 miljard ophalen door de belastingschijven in de inkomstenbelasting
te verhogen. Dit maakt het minder aantrekkelijk om te werken. Het arbeidsaanbod en
de werkgelegenheid nemen structureel af. Ook het afschaffen van de inkomensafhankelijke
combinatiekorting zal leiden tot een relatief groot negatief effect op de werkgelegenheid.3
Daarnaast stelt de Vrijzinnige Partij voor om alle middelen voor re-integratie af
te schaffen. Het CPB heeft vrij recent Kansrijk Arbeidsmarktbeleid deel 2 gepubliceerd, waarin onder andere de effecten van beleidsopties op het terrein van
actief arbeidsmarktbeleid worden beschreven4. In de kabinetsreactie op deze publicatie is onderschreven dat gerichte inzet van
re-integratie middelen voor specifieke groepen kosteffectief kan zijn. Ook voor mensen
met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt zet het kabinet zich in voor participatie.
Een baan biedt mensen een sociaal netwerk, zelfvertrouwen en de mogelijkheden tot
ontplooiing. Dit is juist voor mensen met enige afstand tot de arbeidsmarkt erg belangrijk.
Een gerichte inzet van re-integratie instrumenten bevordert participatie en kan zelfs
leiden tot een kleine toename in werkgelegenheid.5
Veel van de maatregelen die het lid Klein voorstelt zijn één op één overgenomen van
de in mei gepubliceerde ombuigingslijst van het Ministerie van Financiën.6 Bij deze lijst is expliciet vermeld dat de opbrengsten van de maatregelen niet zonder
meer kunnen worden opgeteld. Daarnaast is bij de opbrengst van de afzonderlijke maatregelen
geen rekening gehouden met de in- en uitverdieneffecten (de macro-economische effecten
van lagere overheidsuitgaven en hogere inkomsten).
Om de kiezers en Kamerleden beter inzicht te geven in de macro-economische effecten
van het voorgestelde pakket aan maatregelen, kan de Vrijzinnige Partij deelnemen aan
het programma Keuzes in Kaart van het CPB. Elk verkiezingsprogramma kan worden doorgerekend op budgettaire, macro-economische
en koopkrachteffecten in de periode 2018–2021, structurele werkgelegenheid, houdbaarheid
van de overheidsfinanciën en inkomensgelijkheid op lange termijn.7
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher