Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 september 2015
Tijdens het debat in uw Kamer over de hervorming van de langdurige zorg op 30 april
jl. (Handelingen II 2014/15, nr. 83, item 13) is door het Kamerlid Voortman een motie ingediend (Kamerstuk 34 104, nr. 47). De motie vraagt de regering om de inkomenspositie van mensen die zorg ontvangen
op basis van de Wlz en de Wmo te onderzoeken en de Kamer daar bij de begroting van
2016 over te informeren. In het debat op 3 september jl. heeft het lid Keijzer van
het CDA een vergelijkbare motie ingediend (Kamerstuk 34 000 XVI, nr. 123).
De vraag van de Kamer heb ik voorgelegd aan het CBS. Dit omdat het CBS (privacygevoelige)
informatie over gebruik van zorg, inkomen, vermogen, huishoudsituatie en woonplaats
mag verzamelen. De gegevens over mensen die zorg ontvangen zijn ondermeer weergegeven
in de Stapelingsmonitor die in de begroting van SZW is gepubliceerd. In de Stapelingsmonitor
zijn gegevens verzameld over het jaar 2012. Waar mogelijk zijn door het CBS gegevens
over het jaar 2013 toegevoegd. Aan het CBS is gevraagd of het mogelijk is om gegevens
vóór en na de stelselwijziging aan de dataset toe te voegen. Dit betekent dat gegevens
van vóór en na 1 januari 2015 door het CBS verzameld moeten worden.
Het CBS wil, voordat begonnen wordt met een onderzoek, bezien of het mogelijk is om
over 2015 voldoende gegevens te verzamelen. Het jaar 2015 is immers nog niet afgerond,
voordat het onderzoek gestart gaat worden. Het CBS heeft daarom voorgesteld om het
onderzoek in de volgende twee fasen uit te voeren:
Fase 1: Inventarisatie van de mogelijkheden.
Om de vraag van de Kamer goed te kunnen beantwoorden zijn ook gegevens nodig die nog
niet door het CBS zijn verzameld. Het gaat dan om de benodigde registraties over zorg
en inkomen over het jaar 2015. De gegevens over dit jaar zijn nog niet volledig beschikbaar.
Daarnaast zijn voor het onderzoek extra gegevens nodig die opgevraagd moeten worden
bij het CAK, Vektis, de Sociale Verzekeringsbank (SVB), de Belastingdienst en/of gemeenten.
Het CBS is van oordeel dat eerst bezien moet worden welke mogelijkheden en opties
er zijn om deze gegevens in beeld te brengen. In de eerste fase wordt dus onderzocht
wat de mogelijkheden zijn om de vraag van VWS te beantwoorden.
Fase 2: Onderzoek naar mensen die zorg ontvangen uit Wlz en de Wmo.
Nadat in fase 1 voldoende gegevens verzameld zijn gaat het CBS kijken naar de vraag
van de Kamer. Daarbij wordt gekeken naar de situatie vóór en na 1 januari 2015. Op
dit moment is het voor het CBS niet mogelijk om de haalbaarheid van een onderzoek
in te schatten. Dit betekent ook dat zowel over de looptijd van het onderzoek nog
geen volledige zekerheid gegeven kan worden als over de mogelijke uiteindelijke uitkomsten.
Ik acht deze argumentatie adequaat en ben met de voorstellen van het CBS akkoord gegaan.
Ook omdat het CBS dit soort onderzoeken al heeft gedaan en als enige in Nederland
over alle gegevens die voor dit onderzoek noodzakelijk zijn mag beschikken. Zodra
het CBS fase 1 heeft afgerond zal ik de Kamer hierover informeren alsmede over de
start van fase 2 en de datum waarop het onderzoek gereed zal zijn.
Als bijlage bij deze brief treft u de offerte van het CBS aan, voor het onderzoek
dat noodzakelijk is om de vraag van de Kamer goed te beantwoorden1.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M.J. van Rijn