Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 13 oktober 2014
In het kader van het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT)
heb ik op 18 juni 2014 (AO) (Kamerstuk 33 750 A, nr. 94) en 3 juli 2014 (VAO) (Handelingen II 2013/14, nr. 102, item 27) met uw Kamer gesproken over de locatie van de nieuwe sluiskolk van sluis Eefde.
Ik heb toen, op uw verzoek, toegezegd met de regio te zullen overleggen over de locatie
Midden-Noord als alternatief voor de huidige voorkeurslocatie Noord bij een gelijkblijvende
rijksbijdrage. Ik heb aangegeven de regio de gelegenheid te geven voor 1 september
2014 met een voorstel te komen het verschil van € 13 miljoen te overbruggen tussen
voorkeurslocatie Noord en de alternatieve locatie Midden-Noord. Ook heb ik aangegeven
dat er naast het kostenverschil tevens drie jaar vertraging bij wijziging van de locatiekeuze
ontstaat en dat dit zou moeten worden meegewogen.
In een bestuurlijk overleg op 18 augustus jl. is vanuit IenM aan de bestuurders van
betreffende provincies en de gemeente uitgebreide toelichting gegeven op de kostenverschillen
tussen beide locaties. Om locatie Midden-Noord mogelijk te kunnen maken is het namelijk
nodig om één van de twee pompgebouwen, inclusief gemalen, te slopen en opnieuw te
bouwen. Het verschil in kosten is voornamelijk (maar niet uitsluitend) hieraan toe
te schrijven. Rijkswaterstaat heeft dit toegelicht aan de deelnemers van het bestuurlijk
overleg. Bestuurlijk was daar opnieuw brede steun voor de eerder genomen voorkeurslocatie.
Op 28 augustus jl. is de situatie vervolgens besproken in de gemeenteraad van Lochem.
Op basis daarvan heeft het college van B&W per brief (d.d. 1 september 2014) bevestigd
dat de regio er niet in is geslaagd het verschil van € 13 miljoen te overbruggen.
In diezelfde brief heeft het college van B&W mij, op verzoek van de gemeenteraad,
wel gevraagd of ik bereid was voor 22 september 2014 een kort haalbaarheidsonderzoek
uit te voeren naar de technische en financiële mogelijkheden tot plaatsing van de
totale pompcapaciteit in het monumentale gebouw uit 1933. Met mijn bijgevoegde brief
van 15 september 2014 heb ik het college geïnformeerd dat dit niet haalbaar is, maar
dat ik daartoe ook niet bereid ben, aangezien daar mijn inziens redelijkerwijs geen
nieuwe inzichten en standpunten uit zullen volgen en dit slechts tot ongewenste vertraging
zal leiden1.
Inmiddels heeft de gemeenteraad van Lochem op 22 september 2014 ingestemd met het
bestemmingsplan waardoor de bouw van voorkeurslocatie Noord ruimtelijk mogelijk wordt
gemaakt. Met steun van de regio vervolg ik nu het proces om de tweede sluiskolk te
kunnen realiseren. Met de extra capaciteit van de sluis en de opwaardering van de
Twentekanalen naar klasse Va verwacht ik een aanzienlijke bijdrage te kunnen geven
aan de verbetering van de bereikbaarheid van Twente.
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus