Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:
1
In artikel II wordt na onderdeel 0A een onderdeel ingevoegd, luidende:
0Aa
In artikel 4, eerste lid, onderdeel b, aanhef, vervalt: of aan een of meer van zijn
kinderen.
2
In artikel II wordt na onderdeel B een onderdeel ingevoegd, luidende:
Ba
In artikel 17, vierde lid, vervalt: of een of meer van zijn kinderen.
3
In artikel IX wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:
H0a
Artikel 36a wordt als volgt gewijzigd:
1. In het derde lid wordt «35, 36» vervangen door: 34 tot en met 36.
2. In het vierde lid wordt «31 tot en met 34» vervangen door: 31 tot en met 33.
4
In artikel XVI, onderdeel Aa, subonderdeel 2, wordt in het derde lid «onderdeel a
of b is» telkens vervangen door: onderdeel a of b, is.
5
In artikel XXXVI, onderdeel F, wordt in het eerste en tweede lid na «artikel 130z,
tweede lid» een komma ingevoegd.
TOELICHTING
Onderdelen 1 (artikel II, onderdeel 0Aa) en 2 (artikel II, onderdeel Ba)
Bij de Wet vereenvoudiging regelingen SVB is onder meer de Algemene nabestaandenwet
(Anw) gewijzigd, waarbij de halfwezenuitkering is geïntegreerd in een (hoge) nabestaandenuitkering
voor nabestaanden met kinderen jonger dan 18 jaar en de halfwezenuitkering als zelfstandige
uitkering is opgehouden te bestaan. In dat kader zijn de artikelen 4, eerste lid,
en 17, vijfde lid, van de Anw zodanig gewijzigd dat bij de vaststelling van het recht
op en de maximale hoogte van de nabestaandenuitkering voor de in artikel 4, eerste
lid, van de Anw bedoelde gewezen echtgenoot van een overleden verzekerde (ook wel
pseudoweduwe genoemd) rekening moet worden gehouden met de verplichting levensonderhoud
te verschaffen aan de kinderen (kinderalimentatie) respectievelijk de kinderalimentatie
mee te laten tellen bij de vaststelling van de hoogte van de nabestaandenuitkering.
Omdat de Wet hervorming kindregelingen voorziet in afschaffing van de bedoelde (hoge)
nabestaandenuitkering voor nabestaanden met minderjarige kinderen en de norm voor
de nabestaande met een minderjarige kind wordt gelijkgesteld met die van de nabestaande
zonder kinderen, behoeft ook bij de vaststelling van het recht op en de maximale hoogte
van de nabestaandenuitkering voor de pseudoweduwe geen rekening meer te worden gehouden
met de kinderalimentatie. Omdat verzuimd is dit in de Wet hervorming kindregelingen
mee te nemen, wordt dit thans alsnog geregeld. Na de inwerkingtreding van deze wijzigingen
luiden de twee artikelleden weer hetzelfde als voor de Wet vereenvoudiging regelingen
SVB. De voorgestelde wijzigingen zullen in werking treden op het zelfde tijdstip als
waarop het desbetreffende onderdeel van de Wet hervorming kindregelingen in werking
zal treden, te weten 1 januari 2015 (zie enig artikel, eerste lid, onderdeel b, van
het inwerkingtredingsbesluit van 4 juli 2014, Stb. 271).
Onderdeel 3 (artikel IX, onderdeel H0a)
In dit onderdeel wordt een technische omissie hersteld. Ten onrechte is in artikel
36a artikel 34 van de Wet werk en bijstand niet buiten toepassing verklaard. Uit de
parlementaire geschiedenis en de tekst van de memorie van toelichting bij de Wet koopkrachttegemoetkoming
lage inkomens (Kamerstukken II 2013/14, 33 932, nr. 3) valt af te leiden dat de regering heeft beoogd om bij de toekenning van een koopkrachttegemoetkoming
vanwege uitvoeringstechnische redenen af te zien van een vermogenstoets. Ook opbrengsten
uit vermogen worden buiten beschouwing gelaten. Door de onderhavige wijziging wordt
dit wettelijk mogelijk. Deze begunstigende wijzing zal terugwerken tot en met de datum
van inwerkingtreding van de Wet koopkrachttegemoetkoming lage inkomens.
Onderdelen 4 (artikel XVI, onderdeel Aa) en 5 (artikel XXXVI, onderdeel F)
Dit betreft het herstel van redactionele fouten.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher