33 962 Regels over het beschermen en benutten van de fysieke leefomgeving (Omgevingswet)

Nr. 29 AMENDEMENT VAN HET LID VAN TONGEREN C.S.

Ontvangen 28 mei 2015

De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:

In artikel 17.5 wordt na het eerste lid een lid ingevoegd, luidende:

  • 1a. De taak, bedoeld in het eerste lid, wordt uitsluitend uitgeoefend door personen die niet rechtstreeks betrokken zijn, zullen zijn, of zijn geweest bij:

    • a. een plan of programma als bedoeld in artikel 16.32, bij de voorbereiding waarvan het milieueffectrapport wordt of zou moeten worden gemaakt,

    • b. een besluit voor een project als bedoeld in artikel 16.41, bij de voorbereiding waarvan het milieueffectrapport wordt of zou moeten worden gemaakt, of

    • c. een voorgenomen activiteit, alsmede van de in beschouwing te nemen redelijke alternatieven daarvoor, bij de voorbereiding waarvan het milieueffectrapport wordt of zou moeten worden gemaakt.

Toelichting

Het is van belang dat de Commissie voor de milieueffectrapportage onafhankelijk kan opereren. Deze onafhankelijke positie maakt dat haar adviezen voor zowel bevoegd gezag en initiatiefnemer als belangengroepen en burgers meerwaarde hebben. Artikel 2.21 van de Wet milieubeheer biedt hiervoor nu op wetsniveau een concrete waarborg. Met dit amendement wordt deze onafhankelijkheid ook verankerd in de Omgevingswet.

Dit amendement is in lijn met het advies van de Raad van State; basale normen die niet snel aan verandering onderhevig zijn, dienen op wetsniveau geregeld te worden. Dit amendement geeft tevens invulling aan de Europese vereisten die vragen om het zeker stellen van een deskundige en onafhankelijke beoordeling van de kwaliteit van milieueffectrapportages.

Voor plan-m.e.r. vereist de Europese richtlijn voor Strategische milieubeoordeling (Smb-richtlijn) expliciet een systeem van onafhankelijke kwaliteitsborging. Voor project-m.e.r. zijn de vereisten in april dit jaar verder aangescherpt in de gewijzigde M.e.r.-richtlijn. Deze voorziet namelijk in een verdergaande kwaliteitsborging en vereisten aan onafhankelijkheid op projectniveau. Het MER moet door bekwame deskundigen worden opgesteld en de bevoegde instantie moet beschikken over «voldoende expertise om het MER te onderzoeken».

Dit amendement is een aanvulling op de bepaling ingevolge artikel 17.2 van de Omgevingswet jo. artikel 12 van de Kaderwet adviescolleges dat regelt dat de ambtenaren die werkzaam zijn bij een ministerie niet mogen worden benoemd als lid van de commissie. Het amendement gaat niet alleen over de benoeming, maar ook over de feitelijke betrokkenheid bij plannen, programma’s, projectbesluiten of activiteiten in het verleden of in de toekomst en gaat niet alleen over leden van de commissie, maar ook over de externe adviseurs waar de commissie veelvuldig gebruik van maakt. In dit verband wordt in dit amendement gesproken over personen die de taken uitvoeren in plaats van leden. Er is bewust niet gekozen voor het begrip adviseur omdat dit verwarring kan geven met andere adviseurs die worden genoemd in de Omgevingswet (bijvoorbeeld artikel 16.14, derde lid). Door te spreken van «personen» vallen alle relevante spelers bij de Commissie onder de werking van het amendement, zonder dat er terminologische verwarring ontstaat

Van Tongeren Dik-Faber Van Veldhoven

Naar boven