De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in de Nederlandse samenleving veel weerstand bestaat tegen het
plaatsen van windmolens op land vanwege landschapsvervuiling, slagschaduw, geluidoverlast
en mogelijke effecten op de volksgezondheid;
overwegende dat bezwaarprocedures, die ontstaan uit dergelijke weerstand, er mogelijk
toe leiden dat de gefixeerde doelstelling van 6.000 megawatt uit windenergie op land
niet gehaald wordt;
constaterende dat dit niet (kosten)efficiënt is en het te verwachten rendement, aldus
het CPB, op korte termijn laag is;
constaterende dat er een breed draagvlak bestaat voor duurzame energie uit zonne-energie
en andere duurzame energieopwekkingstechnieken;
overwegende dat in het belang van generaties na ons, het behalen van de doelstelling
van 16% duurzame energieopwekking in 2020 van belang is en dat Nederland daaraan vast
dient te houden;
overwegende dat het eveneens van belang is om voldoende draagvlak te creëren voor
het behalen van deze duurzaamheidsdoelstelling;
verzoekt de regering, rekening te houden met enerzijds een zorgvuldige, flexibeler
mix van duurzame energieopwekking zoals windenergie op land, windenergie op zee, biomassa,
zonne-energie, waterkrachtenergie en geothermie, en anderzijds een forse energiebesparing
om de 16%-doelstelling te halen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Klein