Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 augustus 2015
Het lid Smaling (SP) heeft in het ordedebat van 1 juli 2015 verzocht om een brief
over uitspraken van een ambtenaar van het Ministerie van Economische Zaken over de
rijkscoördinatieregeling (RCR) bij de realisatie van windparken op land (Handelingen
II 2014/15, nr. 103, Regeling van werkzaamheden). Hierbij geef ik invulling aan dit
verzoek.
In het kader van het RCR-project windpark N33 in Groningen hebben medewerkers van
mijn ministerie op 21 april 2015 een gesprek gehad met een aantal vertegenwoordigers
van twee actiegroepen in Meeden (Tegenwind N33 en Storm Meeden), die zich tegen de
komst van het voorgenomen windpark N33 verzetten. In dat gesprek is door uitspraken
van een van de aanwezige ambtenaren de suggestie gewekt dat de RCR-procedure bedoeld
zou zijn om projecten ondanks lokale weerstand te realiseren.
Om te beginnen wil ik duidelijk maken dat ik niet gelukkig ben met de uitspraken van
de betreffende ambtenaar. De uitspraken doen onrecht aan de manier waarop mijn ministerie
overal in Nederland – en dus ook in Groningen – energieprojecten van nationaal belang
tot stand wil brengen. De rijkscoördinatieregeling is daarbij een belangrijk instrument.
Het gaat bij de RCR om het stroomlijnen en bundelen van procedures om tijdwinst te
realiseren, met behoud van reële inspraakmogelijkheden. Het gaat hierbij om grote
en vaak complexe energieprojecten, zoals de ruimtelijke inpassing van windmolenparken
of de aanleg van hoogspanningsleidingen. Een zorgvuldige en eenduidige besluitvormingsprocedure
is van belang voor initiatiefnemers van grote energieprojecten en voor omwonenden.
Door de RCR-procedure weten alle partijen – en dus ook omwonenden – in het besluitvormingsproces
precies waar ze aan toen zijn en wanneer ze bijvoorbeeld hun zienswijzen kunnen indienen.
De RCR-procedure beschouw ik als juridisch sluitstuk van een zorgvuldig proces dat
met alle betrokken partijen moet worden doorlopen. De praktijk wijst uit dat omwonenden
vaak moeite hebben met grote energieprojecten in hun directe omgeving, of het nu gaat
om aardgaswinning, schaliegaswinning, hoogspanningsleidingen of windmolens. Daarom
is het belangrijk om naast de formele RCR-procedure samen met de omgeving te werken
aan acceptatie van grootschalige energieprojecten. Dit kan onder andere door financiële
participatie van omwonenden, bijvoorbeeld in windparken. Ik blijf daar de komende
jaren dan ook samen met alle betrokken partijen op inzetten.
Terug naar de ongelukkige uitspraken van één van mijn ambtenaren. Mijn ambtenaren
waren naar Meeden afgereisd om in de voorbereiding op de terinzagelegging van de Notitie
Reikwijdte in Detailniveau van het windpark N33 in gesprek te gaan met omwonenden,
waaronder de meest felle tegenstanders van het voorgenomen windpark. De uitspraken
zijn gedaan in een van beide kanten emotioneel gesprek van meer dan anderhalf uur
met een aantal vertegenwoordigers van twee actiegroepen in Meeden (Tegenwind N33 en
Storm Meeden), die zich tegen de voorgenomen realisatie van het windpark in de buurt
verzetten.
Ik vind het belangrijk om de standpunten van de tegenstanders goed te kennen en mee
te nemen in de besluitvorming. In de toekomst zal ik het gesprek met omwonenden en
andere betrokkenen bij energieprojecten blijven opzoeken, omdat dit naar mijn idee
de enige manier is om grote energieprojecten in Nederland op een goede en zorgvuldige
manier te realiseren. Binnen mijn ministerie wordt het belang hiervan onderkend, wat
onder meer heeft geleid tot de oprichting per 1 juli 2015 van een directie Energie
en Omgeving. Binnen deze directie staat het betrekken van de omgeving bij het realiseren
van grote energieprojecten centraal. Ook zal ik uw Kamer, zoals ik heb toegezegd,
na de zomer informeren hoe we in de toekomst bij grote energieprojecten met omgevingsmanagement
willen omgaan.
De RCR-procedure van het windpark N33 bevindt zich momenteel in de fase van het kiezen
van een voorkeursalternatief. Ik heb aan de provincie Groningen en de betrokken gemeenten
gevraagd om aan te geven welk alternatief hun voorkeur heeft. In het najaar van 2015
stel ik samen met de Minister van Infrastructuur en Milieu het voorkeursalternatief
vast en zal ik op basis daarvan een ontwerpinpassingsplan opstellen. Hier kunnen dan
alle belanghebbenden hun zienswijzen op indienen. Er worden dus vooralsnog geen onomkeerbare
stappen gezet.
De Minister van Economische Zaken,
H.G.J. Kamp