33 576 Natuurbeleid

Nr. 6 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2013

Hierbij bied ik u het Natuurpact aan dat ik met de provincies overeengekomen ben. Dit pact is in nauw overleg met maatschappelijke organisaties tot stand gekomen1.

In het Natuurpact zijn de ambities met betrekking tot ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland vastgelegd voor de periode tot en met 2027. De realisatie van deze ambities is gedecentraliseerd naar de provincies. Het kabinet maakt deze plannen mede mogelijk door gemiddeld € 200 mln te investeren in natuur. Het pact zal leiden tot een aantrekkelijke en maatschappelijk waardevolle natuur in Nederland en tot groei van de werkgelegenheid.

Het Natuurpact is doorgerekend door het Planbureau voor de Leefomgeving. Deze doorrekening treft u als bijlage aan2.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Natuurpact ontwikkeling en beheer van natuur in Nederland

1. Inleiding

Een rijke, aantrekkelijke en maatschappelijk waardevolle natuur in Nederland, dat is waar het kabinet samen met de provincies en een groot aantal maatschappelijke partijen aan werkt. In deze notitie beschrijf ik de ambities met de natuur in Nederland en de weg waarlangs die gerealiseerd worden.

De realisatie van de ontwikkeling en het beheer van de natuur in Nederland is gedecentraliseerd naar de provincies. Rijk en provincies werken vanuit verschillende rollen aan hetzelfde doel. Deze notitie is daarom opgesteld samen met de provincies. Een cruciale rol bij het werken aan een sterke natuur die verankerd is in de maatschappij, is weggelegd voor maatschappelijke organisaties. Ook zij hebben belangrijke inbreng geleverd aan de totstandkoming van deze notitie.

Deze notitie geeft de ambities op hoofdlijnen voor de ontwikkeling en het beheer van de natuur in Nederland. Op hoofdlijnen, omdat de invulling en concretisering van de ambities gezien de taakverdeling tussen rijk en provincies een taak van de provincies is. Provincies hebben keuzevrijheid in de wijze waarop ze de ambities willen realiseren, maar ze zorgen daarbij wel voor onderlinge samenhang. De notitie beperkt zich ook tot hoofdlijnen, omdat de ambities niet door de overheden alleen kunnen worden gerealiseerd en de ontwikkeling van de natuur zich niet centraal laat sturen. Alleen met steun van de bewoners en gebruikers van gebieden en met ruimte voor maatwerk kan de natuurkwaliteit worden verhoogd en kunnen ontwikkeling en beheer adequaat worden georganiseerd. Juist regionaal kan synergie tussen natuurontwikkeling en andere (economische) functies tot ontwikkeling worden gebracht en kunnen ondernemers, burgers en maatschappelijke organisaties investeren in natuur. Zij worden dan ook van harte uitgenodigd om samen met rijk en provincies de ambities nader in te vullen en te realiseren.

In de formulering van de ambities in deze notitie is het Bestuursakkoord Natuur3 voor rijk en provincies het startpunt. De afgesproken resultaten uit dat akkoord staan. Het Regeerakkoord geeft kaders voor de extra ambitie die we nastreven. Deze notitie bouwt daarop voort en geeft een invulling aan het Regeerakkoord «Bruggen slaan». De ambities vormen een «plus» bovenop de afspraken uit het Bestuursakkoord Natuur:

  • minimaal een verdubbeling van de opgave voor verwerving en inrichting, realisatie van natuurlijke verbindingen;

  • een verhoging van de kwaliteit van de natuur door extra inspanningen in (herstel)beheer en water- en milieucondities;

  • een impuls aan de natuur buiten de EHS;

  • aandacht voor soortenbescherming;

  • een effectiever agrarisch natuurbeheer

Het pact biedt nieuwe ruimte voor ondernemers om te kunnen ondernemen, wat goed is voor de werkgelegenheid in ons land. Het gaat jaarlijks om 1000 tot 1500 extra banen in de marktsector. Dit zijn banen direct gerelateerd aan de ontwikkeling van de extra natuur zoals vastgelegd in het pact. Daarnaast worden door de invoering van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) in bestaande natuurgebieden maatregelen genomen waardoor bedrijven weer ontwikkelruimte krijgen. Ecorys heeft berekend dat de PAS-maatregelen direct en indirect ook nog eens 40.000 extra banen opleveren.

Voor de realisatie van de ambities hanteren rijk en provincies 2027 als tijdshorizon. In deze periode willen we een forse extra stap zetten op weg naar de doelen van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water. De periode tot en met 2027 is ook gekozen omdat deze periode aansluit op de einddatum van de Kaderrichtlijn Water. Dit vergroot de mogelijkheden om maximale synergie te bereiken tussen natuur- en watermaatregelen.

De vastgestelde richting en afspraken zijn niet vrijblijvend. Ik heb met de provincies afgesproken om deze samen te bewaken, iedere drie jaar te evalueren en zo nodig bij te stellen. Om het proces van evalueren en bijstellen goed in te richten, zal het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) worden gevraagd om de voortgang regelmatig (ex durante) te evalueren op basis van onze monitoringgegevens. Daarbij gaat het primair om de bereikte kwalitatieve doelen.

Deze notitie gaat over de ontwikkeling en het beheer van de natuur in Nederland: de EHS met daarbinnen de Natura 2000-gebieden, het agrarisch natuurbeheer, de leefgebieden binnen en buiten de EHS en ecologische maatregelen in het kader van de Kaderrichtlijn Water. Het Europese en Nederlandse natuurbeleid heeft daarnaast andere ambities en instrumenten: bewustwording bij burgers (in het bijzonder de jeugd) en bedrijven; synergie zoeken tussen natuur en andere maatschappelijke opgaven als waterveiligheid, waterberging, gezondheidszorg, recreatie en energievoorziening; verduurzaming van productie- en consumptieketens; het natuurlijk kapitaal in Nederland in beeld brengen; internationale afspraken maken. Een samenhangende visie op al deze onderwerpen wordt ontwikkeld en zal begin 2014 worden gepubliceerd, zoals ik in mijn brief «Vooruit met natuurbeleid» (Kamerstuk 33 576, nr. 1) heb aangekondigd.

Tegen de achtergrond van de ontwikkeling van die visie zet deze notitie voor de komende jaren de koers uit voor de ontwikkeling en het beheer van natuur in Nederland. Niet als blauwdruk, maar als richting die met inzichten en inzet van velen verbeterd en daadwerkelijk gerealiseerd kan worden.

De ambities worden hieronder beschreven in hoofdstuk 2, voorafgegaan door en gerelateerd aan het bredere perspectief dat mij voor de ontwikkeling en beheer van natuur voor ogen staat. Vervolgens besteedt de notitie aandacht aan de samenwerking tussen rijk en provincies en de rol van maatschappelijke partijen en andere overheden. Tenslotte geef ik aan hoe de ambities financieel gedekt worden. Een belangrijk onderdeel van de financiële dekking is de inzet van de gemiddeld € 200 mln. intensivering voor natuur uit het Regeerakkoord.

2. Ambities

2.1 Perspectief

Natuur die waarde in zichzelf heeft en van blijvende betekenis is voor ons maatschappelijk welzijn; een natuur die er mag zijn, die burgers hoog waarderen, waar we graag in investeren en die we koesteren. Dat is het lange termijn perspectief dat ik heb geschetst in mijn brief «Vooruit met natuurbeleid».

Dit perspectief gaat uit van kansen die de natuur mensen te bieden heeft, de maatschappelijke winst die natuur ons oplevert en van natuur die andere maatschappelijke ontwikkelingen stimuleert. Bovendien sluit het aan bij fundamentele ontwikkelingen die de toekomst van het natuurbeleid sterk beïnvloeden:

  • burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties die in toenemende mate een eigen verantwoordelijkheid nemen rond natuurbelangen,

  • de gevolgen van klimaatverandering voor de «houdbaarheid» van de natuur in Nederland en

  • het groeiend inzicht dat we nog meer baat kunnen hebben bij natuur als we die slim combineren met andere maatschappelijke belangen.

Biodiversiteit is van levensbelang en legitimeert wereldwijde aandacht voor dit onderwerp. Ook de Nederlandse natuur vormt hierbij een belangrijke schakel en heeft daarom een internationale verantwoordelijkheid voor behoud, herstel en ontwikkeling van natuur en landschap die kenmerkend zijn voor ons land. Het beschermen van de natuur is een verantwoordelijkheid die ons allemaal aangaat. Nederland heeft zich daarom verbonden aan verschillende internationale verdragen die bijdragen aan biodiversiteit.

Het is mijn ambitie om gezamenlijk met provincies en maatschappelijke partijen de natuur in Nederland blijvend te versterken. Centraal onderdeel in deze ambitie is de realisatie en het beheer van het Natuurnetwerk Nederland. Met de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is het natuurbeleid op de kaart gezet. Met de benaming Natuurnetwerk Nederland gaan we de komende periode in, waarin het gaat om een robuust netwerk van natuur in heel Nederland en voor alle mensen. De inzet voor het Natuurnetwerk Nederland richt zich op meer kwaliteit, op grotere natuurgebieden en op het realiseren van natuurlijke verbindingen met omliggende gebieden.

Het Natuurnetwerk Nederland is geen doel op zichzelf maar een waardevol instrument voor het versterken van de natuur in Nederland. Ik streef naar een robuust Natuurnetwerk Nederland met grotere aaneengesloten oppervlakten die verbonden zijn met de grote ecosystemen. Het robuuste Natuurnetwerk Nederland is een concept dat niet statisch is, maar zich verder ontwikkelen kan, en waarbij de basis en de inzet vanuit de streek komt. Waar mogelijk wordt de combinatie gezocht met andere sectoren die bijdragen aan ons welzijn, zoals landbouw, water, recreatie en gezondheid.

Natuur moet toegankelijk en beleefbaar zijn. Hoe meer en hoe directer mensen natuur kunnen beleven, hoe groter hun verbinding met de natuur wordt. Beleving van de natuur gaat vaak hand in hand met recreatief (mede)gebruik van de natuur. Het is van belang om de mogelijkheden om de natuur beleefbaar te maken te vergroten.

Veel burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties hebben al heel goed in de gaten hoe waardevol natuur is. Ik wil mij verbinden met hen die de «groene afslag» nemen en ik zoek graag de samenwerking met nieuwe partners om de ambities te verwezenlijken.

Hieronder ga ik nader in op de ambities van Rijk en provincies om het geschetste lange termijn perspectief te realiseren.

2.2 Robuust Natuurnetwerk Nederland

Het Natuurnetwerk Nederland is de ruggengraat van de natuur in Nederland. Die ruggengraat moet robuust zijn, tegen een stootje kunnen. Dat gaat gebeuren door hem te vergroten, te verbeteren en verbindingen te realiseren tussen natuurgebieden onderling en tussen natuurgebieden en hun omgeving. Het Natuurnetwerk Nederland wordt groter en beter dan de EHS waar in het Bestuursakkoord Natuur afspraken over zijn gemaakt. De keuzes die daarbij gemaakt worden, zijn:

  • Zorgen voor extra hectares natuur, waarmee de natuurgebieden robuuster worden gemaakt. Naast extra verwerving worden in deze periode vooral ook de al eerder verworven, maar nog niet ingerichte gronden, wel ingericht. Het is de ambitie om tot en met 2027 in ieder geval het dubbele van de ontwikkelopgave uit het Bestuursakkoord Natuur te realiseren. Concreet betekent het dat in de periode 2011 tot met 2027 er minimaal 80.000 ha natuur wordt ingericht.

  • Belangrijke natuurlijke verbindingen tot stand brengen, die zorgen voor een veerkrachtig netwerk. Het gaat hier om natuurlijke verbindingen tussen natuurgebieden in Nederland, en natuurgebieden over de grens en de verbinding met de grote watersystemen (grote rivieren, Zuidwestelijke Delta, Waddengebied en de Noordzeekustzone).

  • De watercondities voor de Natura 2000-gebieden worden samen met de waterschappen zodanig verbeterd dat de gewenste kwaliteit van de natuur gewaarborgd wordt.

  • In de Natura 2000-gebieden wordt het herstelbeheer uitgevoerd dat noodzakelijk is om te voldoen aan de internationale afspraken en om in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof ontwikkelingsruimte voor bedrijven en infrastructuur veilig te stellen.

  • Particuliere beheerders en natuurorganisaties worden in staat gesteld om de vastgestelde doelen voor het beheer van het bestaande en ontwikkelde Natuurnetwerk Nederland efficiënt te bereiken. Aan beheerders en grondeigenaren wordt een substantiële eigen bijdrage gevraagd in verwerving en inrichting. De hoogte is mede afhankelijk van de verdienmogelijkheden die samengaan met de natuur die wordt nagestreefd. Gelijkberechtiging van private partijen is het uitgangspunt bij het beheer en de verwerving van bestaande en nieuwe natuur. Deze wordt in nader overleg tussen provincies en alle betrokken partijen nader uitgewerkt.

  • Bij de vormgeving van het Natuurnetwerk Nederland wordt gezocht naar een goede balans tussen planologische duidelijkheid en voldoende flexibiliteit voor aanpassing aan mogelijkheden, beperkingen en ruimtelijke ontwikkelingen. Gebieden waarvan voorzien is dat de realisatie de komende jaren met voorrang plaatsvindt, worden effectief beschermd. In gebieden daarbuiten met mogelijkheden voor natuurontwikkeling mogen gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden voor de bestaande functies niet vanwege het Natuurnetwerk Nederland worden beperkt. De concrete invulling van dergelijke gebieden zal afhankelijk zijn van het planologische beleid van de betreffende provincie. De provincies spannen zich in om planologische begrenzing van het robuuste Natuurnetwerk Nederland op 31 december 2013 afgerond te hebben.

  • Met maatschappelijke partijen zal nader uitgewerkt worden hoe het begrip kwaliteit in deze context wordt ingevuld. Bij die uitwerking wordt rekening gehouden met de internationale verplichtingen, de ontwikkeling van leefgebieden en soorten en de waardering door de samenleving. Uitgangspunt is dat de uitwerking geen extra monitoringsinspanningen met zich brengt, maar dat gebruik wordt gemaakt van bestaande monitoringgegevens.

2.3 Soortenbescherming

Bescherming van afzonderlijke plant- en diersoorten is nodig vanwege Europese verplichtingen en afspraken waaraan Nederland zich in internationaal verband heeft gecommitteerd. Soortenbescherming vindt plaats binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland en kan de vorm hebben van juridische maatregelen, maar ook van fysieke maatregelen die vestiging of uitbreiding van een soortenpopulatie stimuleren.

  • De verplichtingen, ook buiten het Natuurnetwerk Nederland, vanuit de Vogel- en Habitatrichtlijnen worden nagekomen. Deze verplichtingen, de overige internationaal afgesproken biodiversiteitsdoelen en de Rode Lijsten, zijn leidend in de inspanningen op het gebied van soortenbescherming.

  • De natuurwetgeving is een belangrijk kader waarbinnen de actieve soortenbescherming vorm krijgt. Met actieve soortenbescherming bedoel ik maatregelen ter bescherming of stimulering van meerdere soorten (leefgebiedenbenadering) met als doel natuurkwaliteit in bepaalde gebieden gericht te verbeteren (en daarmee tevens ruimte te creëren om activiteiten in andere gebieden te kunnen toestaan) dan wel maatregelen ter bescherming van één soort.

  • Soortenbescherming kan worden verbeterd door fysieke maatregelen ten behoeve van soorten zoveel mogelijk «mee te laten liften» met de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland, het agrarisch natuurbeheer door collectieven en de opgaven in het kader van Natura2000, KRW en PAS. Zo nodig moet aanvullend met gerichte initiatieven de soortenbescherming worden ondersteund.

  • Soortenbescherming is niet alleen een zaak van de overheid. Ook groepen burgers, organisaties en bedrijven kunnen hun betrokkenheid bij hun directe leefomgeving laten blijken door initiatieven waar één of meer soorten baat bij hebben. In de praktijk zie ik al mooie voorbeelden ontstaan. Lokale betrokkenen (zowel bewoners, gebruikers, grondeigenaren als soortenorganisaties en terreinbeherende organisaties) vormen samenwerkingscoalities en werken samen met overheden; ze brengen proactief de kansen en problemen in hun gebied in kaart met als doel (aansprekende en voor hun gebied typerende) kwetsbare plant- en diersoorten te beschermen en de soortenrijkdom te versterken. Ik wil ruimte geven aan dit zelforganiserend vermogen van de samenleving en de betrokkenheid van mensen bij hun directe leefomgeving. Soortenorganisaties kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.

2.4 Natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland

De natuur is overal en kent vele verschijningsvormen. De waardering in de samenleving richt zich ook op deze diversiteit. Er is veel energie in de samenleving om de natuur te beheren en te versterken. Dat juich ik toe. Ik zie het als rol van de overheid (zowel rijk als provincie) om het mogelijk te maken dat de natuur zich kan ontwikkelen en om burgers en bedrijven in staat te stellen zich te verbinden met de natuur.

  • Het is belangrijk dat er meer samenhang komt tussen de natuur in het Natuurnetwerk Nederland en daarbuiten. Ook het gebied buiten het Natuurnetwerk Nederland is van belang voor het functioneren van het stelsel van natuurgebieden. Vanwege de relaties op het gebied van bijvoorbeeld water- en milieucondities, maar ook vanwege de buiten het netwerk aanwezige natuurwaarden. Vaak zijn deze natuurwaarden sterk bepalend voor de beleving van het agrarische gebied door de burger. Het is de gezamenlijke ambitie van Rijk en provincies dat ook die waarden, die onderdeel uitmaken van een veerkrachtig systeem, behouden blijven. Ook buiten het Natuurnetwerk Nederland is een goed beheer van bestaande natuur dus belangrijk, voor de natuur zelf en voor het welbevinden van bewoners en gebruikers van het landelijk gebied.

  • Ten opzichte van het Bestuursakkoord Natuur wordt daarom ook een extra impuls gegeven aan het beheer van natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland. Provincies maken daarin eigen keuzen die aansluiten bij de specifieke provinciale opgaven. Op basis van Europese verplichtingen is daarbij de soortenbescherming een belangrijk aandachtspunt.

2.5 Agrarisch natuurbeheer

Het agrarisch natuurbeheer is potentieel een belangrijk instrument om een substantiële bijdrage te leveren aan de internationale verplichtingen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijnen en de Kaderrichtlijn Water en bij te dragen aan de aantrekkelijkheid en beleefbaarheid van het landelijk gebied. Maar dan moet het doelgerichter en efficiënter. De uitvoering moet eenvoudiger en met minder kosten en agrarisch natuurbeheer zal een duidelijker meerwaarde voor natuur, landschap en agrarisch ondernemerschap moeten opleveren. Dat is ook de strekking van het rapport «Onbeperkt houdbaar» van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur, dat ik onlangs mocht ontvangen. Het is mijn ambitie om zo’n efficiënt en effectief agrarisch natuurbeheer te realiseren. Daartoe wordt in het nieuwe GLB ingezet op realisatie van doelen via samenwerkingsverbanden (gebiedscollectieven) van agrarische ondernemers en andere landgebruikers en belanghebbenden. Ik heb in mijn brief van 6 juni jl. (Kamerstuk 33 576, nr. 3) aangegeven welke richting ik met het agrarisch natuurbeheer op wil.

Concreet zijn de ambities voor agrarisch natuurbeheer de volgende:

  • Er komt één stelsel van agrarisch natuurbeheer dat buiten en binnen het Natuurnetwerk Nederland kan worden toegepast. Anders dan in het Bestuursakkoord Natuur is overeengekomen, wordt de verantwoordelijkheid voor de realisatie van de doelen van het agrarisch natuurbeheer zowel binnen als buiten het Natuurnetwerk Nederland belegd bij de provincies.

  • Het rijk stelt in het kader van de internationale verplichtingen op hoofdlijnen de ambities voor het agrarisch natuurbeheer vast en geeft tegen de achtergrond van het GLB en POP de kaders aan waarbinnen die ambities gerealiseerd kunnen worden. Het Rijk blijft verantwoordelijk voor de EU-conforme uitvoering en daarmee voor de aansturing van de Dienst Regelingen.

  • Provincies zijn vanuit hun regierol in het landelijk gebied verantwoordelijk voor het opstellen van integrale gebiedsvisies, waarin ambities van overheden en doelen van belanghebbenden in het gebied worden samengebracht en vastgelegd in een integraal gebiedsprogramma.

  • Vanuit de natuurdoelen die met agrarisch natuurbeheer worden nagestreefd, wordt bepaald in welke gebieden deze doelen kansrijk via agrarisch natuurbeheer kunnen worden gerealiseerd.

  • Om deze doelen te realiseren zullen collectieven in de streek een centrale rol krijgen. De gebiedscollectieven brengen, in samenwerking met andere betrokken (natuur)organisaties, een gebiedsofferte uit, om de overeengekomen doelen in de gebiedsvisie te realiseren. In de besluitvorming van het nieuwe GLB zet ik in op het creëren van voldoende ruimte in de regelgeving voor collectieven.

  • Werken met collectieven levert een verlaging van de uitvoeringslasten op.

  • Uit de € 200 mln. worden middelen vrijgemaakt om samen met Europese middelen uit pijler 2 het agrarisch natuurbeheer te financieren. De middelen van de overheden worden prioritair ingezet op het creëren van de juiste omstandigheden en realisatie van internationale doelen. De beperkte beschikbaarheid van middelen vraagt om een selectieve inzet ervan: agrarisch natuurbeheer wordt daar gefinancierd waar het effectief kan zijn.

De omschakeling naar een collectief model van agrarisch natuurbeheer is een ingrijpende systeemwijziging voor alle partijen. Het vergt tijd om de omschakeling goed voor te bereiden en soepel te laten verlopen. Daarom moet er rekening mee worden gehouden dat er een overgangsregime nodig is voor de periode tot aan invoering van het collectieve stelsel, die wordt voorzien met ingang van 2016.

2.6 Natuur en water

Er zijn diverse mogelijkheden om de ontwikkeling van de natuur, de vergroting van het Natuurnetwerk Nederland en de aanpak van de Natura 2000-gebieden optimaal laten samengaan met het verbeteren van de condities van de kwantiteit en de kwaliteit van het water. Er wordt daarbij maximale synergie gezocht met maatregelen om te voldoen aan de Kaderrichtlijn Water (KRW). Samen met de waterschappen wordt hier invulling aan gegeven. Zoals bij natuurbeheer en -ontwikkeling veel aandacht gaat naar het watersysteem en de eisen die de KRW stelt, zo zullen de waterschappen hun watermaatregelen zo veel mogelijk natuurinclusief nemen.

  • Er zal door alle partijen in de gebiedsprocessen actief worden gestuurd op het bereiken van zoveel mogelijk synergie in de relatie tussen het natuur- en waterbeleid. De selectie van gebieden binnen het Natuurnetwerk Nederland waar dit kansrijk is, moet in overleg tussen de provincies en waterschappen tot stand komen. Er wordt daarbij ingezet op robuuste systemen en op de realisatie van groenblauwe verbindingen.

  • De samenwerking met het Deltaprogramma wordt actief opgezocht. Er liggen goede kansen om natuur te ontwikkelen samen met de bescherming van Nederland tegen wateroverlast en de aanpassing aan klimaatverandering.

  • In het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer wordt beschreven welke bijdrage het agrarisch bedrijfsleven kan leveren aan het realiseren van opgaven op het gebied van waterkwaliteit en -kwantiteit, met behoud van bedrijfseconomische perspectieven. Met waterschappen en de agrarische sector zal worden verkend welke mogelijkheden er zijn om wederzijdse versterking te realiseren tussen natuuropgaven (waterkwaliteit, agrarisch natuurbeheer) en het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer.

2.7 Natuur en economie

Biodiversiteit, waar ook ter wereld, is voor Nederland met zijn open economie van groot belang. Steeds meer aandacht gaat uit naar en goede relatie tussen deze twee onderwerpen en hier liggen dan ook nog veel onontgonnen kansen. Vanuit deze gedachte ligt de focus op:

  • Natuur en landbouw; een veelzijdige natuur in een afwisselend landschap en een uitstekende landbouwsector kunnen goed samengaan. Het is van belang om te investeren in duurzame landbouwsystemen en een veerkrachtige natuur. Bij het maken van ruimtelijke afspraken kan de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) als instrument ingezet worden.

  • Natuur en recreatie; de recreatiesector is een van de economische dragers van het Nederlandse platteland. Voor deze sector is de natuur van grote waarde. Tegelijkertijd vraagt de sector ruimte en flexibiliteit om zich te ontwikkelen. Andersom is de natuur ook gediend met een goede beleefbaarheid. Hoe meer en hoe directer mensen natuur kunnen beleven, hoe groter hun verbinding met de natuur wordt. Beleving van de natuur gaat vaak hand in hand met recreatief (mede)gebruik van de natuur. Een goed voorbeeld daarvan vormen de landelijke routenetwerken voor fietsen, wandelen en varen, die door velen worden gebruikt. Recreatief medegebruik is niet alleen van belang voor draagvlak maar ook bijvoorbeeld voor gezondheid en economie. Het is van belang om de mogelijkheden om de natuur beleefbaar te maken te optimaliseren.

  • Natuur en klimaat: het duurzaam versterken van natuur draagt bij aan de klimaatdoelstellingen. Een goed voorbeeld is de uitvoering van watermaatregelen met als doel de veenoxidatie af te remmen. Door het verhogen van het waterpeil wordt veenoxidatie afgeremd, en draagt het op deze manier bij aan het vastleggen van CO2.

3. Verantwoordelijkheden

3.1 Verantwoordelijkheidsverdeling en samenwerking tussen rijk en provincies

In het Regeerakkoord is opgenomen dat het rijk verantwoordelijk is voor de kaders en ambities en dat de provincies verantwoordelijk zijn voor het invullen en uitvoeren van dit beleid.

De verantwoordelijkheid van de provincies heeft betrekking op het beheer en de ontwikkeling van het Natuurnetwerk Nederland en de Natura 2000-gebieden (uitgezonderd de Natura 2000 gebieden waarvoor Rijkswaterstaat en het Ministerie van Defensie verantwoordelijk blijven), het agrarisch natuurbeheer en het soortenbeleid binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland.

Het Rijk legt verantwoording af aan de Europese Commissie over het nakomen van de Europese verplichtingen. Het Rijk is voor het realiseren van deze Europese verplichtingen afhankelijk van de doelrealisatie door de provincies. Het Rijk en de provincies hebben afgesproken met realisatie van de ambities in deze hoofdlijnennotitie uitvoering te geven aan deze verplichtingen.

De provincies nemen de verantwoordelijkheid om vorm te geven aan de ambities zoals deze in de hoofdlijnennotitie zijn beschreven. De keuze of ze daartoe de maatregelen nemen die daarvoor zijn benoemd of andere – vergelijkbare of betere – maatregelen, is de verantwoordelijkheid van de provincies. Als in de voorwaarden voor de realisatie van deze ambities (financieel, Europeesrechtelijk, wetenschappelijke inzichten) zaken wijzigen, treden provincies en rijk met elkaar in overleg. Vanuit deze heldere verantwoordelijkheidsverdeling werken Rijk en provincies samen.

Jaarlijks bespreken rijk en provincies bestuurlijk de ontwikkelingen op het beleidsterrein van de natuur, de voortgang van de realisatie van de ambities en eventuele knelpunten daarbij. Om de ontwikkelingen extern en wetenschappelijk te toetsen zal aan het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) worden gevraagd om een eens in de drie jaar het gevoerde beleid te evalueren. Het verzoek aan het PBL wordt in overleg tussen Rijk en provincies opgesteld. Centrale vraag in de beleidsevaluatie zal steeds zijn in hoeverre de voortgang heeft bijgedragen aan de vastgestelde ambities. Tevens wordt gevraagd alternatieven op te stellen voor Rijk, provincies en andere relevante partijen, die tot bijstelling van uitvoering en ambities kunnen leiden. De provincies voorzien de PBL-rapportage van een beleidsmatige reactie.

Ik zal de Tweede Kamer jaarlijks informeren over de voortgang, op basis van de informatie die de provincies aanleveren.

3.2 Rol van maatschappelijke partijen en andere overheden

Het is mijn ambitie om gezamenlijk met provincies en maatschappelijke partijen de natuur in Nederland duurzaam te versterken. Natuur die verankerd is in de samenleving draagt hieraan sterk bij. Het natuurbeleid moet daarom nadrukkelijk de ruimte bieden aan de relatie tussen mens en natuur. We moeten natuur beschermen, maar ook beleven en benutten. De groeiende rol van maatschappelijke partijen bij ontwikkelingen in de natuur en het natuurbeleid, biedt hiervoor een geweldige kans. Onze gezamenlijke opgave om natuur te versterken wordt vooral vanuit kansen en ambities ingevuld, en samen met de provincies roep ik alle betrokkenen op daarin hun aandeel te nemen.

Het IPO heeft een uitvoeringsovereenkomst gesloten met een aantal organisaties, die zorg dragen voor de uitvoering van delen van het natuurbeheer. In deze uitvoeringsovereenkomst, die bijgevoegd is bij deze notitie, zijn procesafspraken gemaakt over beheer binnen en buiten het Natuurnetwerk Nederland, agrarisch natuurbeheer en het doorleveren of in gebruik geven van nieuwe natuurgebieden. De provincies en deze organisaties zetten hiermee de schouders onder de uitvoering van het beleid. Ik juich deze overeenkomst toe.

Betrokkenheid van maatschappelijke partijen en andere overheden kan de volgende vormen aannemen:

  • Burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties nemen samen met overheden nu al mooie initiatieven met kansen voor natuur, landschap, landbouw, leefomgeving en stad. Dit is het via-via denken: bijvoorbeeld via stedelijke ontwikkeling meer natuur realiseren of via natuurontwikkeling werken aan een betere leefomgeving. Als dit zelforganiserend vermogen de ruimte krijgt en actief bevorderd wordt, kunnen we de internationale natuurdoelen koppelen aan lokale praktijken en omgekeerd.

  • Door samen te werken kunnen we meer bereiken, juist als financiële middelen beperkt zijn. Dat is goed voor de natuur en goed voor Nederland. De hierboven genoemde uitvoeringsovereenkomst tussen de provincies en een aantal maatschappelijke organisaties is in dat licht een stap voorwaarts.

  • Meer publiekprivate samenwerking vraagt ook een andere houding van overheden. De overheid krijgt andere rollen zoals die van facilitator, kennisbron, strategische partner e.d. Dit laat onverlet dat natuur een publiek belang is waarvoor de overheid verantwoordelijkheid draagt, met name waar het gaat om het stellen van noodzakelijke kaders.

  • (Mede)overheden spelen een belangrijke rol doordat zij in een cruciale fase het proces van zelforganisatie van burgers, bedrijven en particuliere organisaties kunnen faciliteren, financieel ondersteunen en stimuleren bijvoorbeeld door het stellen van ecologische randvoorwaarden bij projecten. Zo heeft in de bouwwereld de z.g. Duurzaamheidsladder van ProRail bij aanbestedingen een zeer stimulerende invloed gehad op het zoeken naar vernieuwende eco-vriendelijke oplossingen bij infrastructurele projecten.

4. Dekking van de ambities

4.1 Grond

In het Bestuursakkoord Natuur bestond de financiële dekking voor de ontwikkelopgave uit toepassing van het zogenaamde grond-voor-grond principe. Dit principe gaat er van uit dat de investeringen voor de ontwikkelopgave worden gedekt uit het ruilen en verzilveren van grond door:

  • 1. de verkoop van 6.000 tot 9.000 ha bestaande natuur gelegen binnen de herijkte EHS,

  • 2. de verkoop of ruil van 13.000 ha niet ingerichte grond, die nu binnen de EHS ligt en straks buiten de herijkte EHS,

  • 3. het inzetten van BBL-nieuw grond, maximaal 10.900 ha

  • 4. het inzetten van BBL-oud (ILG oud) grond, totaal 14.000 ha (6.000 ha nu, afhankelijk van evaluatie 8.000 ha na 2016.)

Het robuuste Natuurnetwerk Nederland dat wordt beoogd in 2027 vraagt om een grotere ontwikkelopgave. Naast een jaarlijkse inzet van de extra middelen voor natuur, hebben EZ en de provincies nadere afspraken gemaakt over de inzet van grond, waarbij ook de maatschappelijke organisaties betrokken zijn geweest. Met name de verkoop van de bestaande natuur en de niet ingerichte gronden -beide in eigendom van de natuurbeherende organisaties- kon niet op hun steun rekenen. Ook Rijk en provincies zien dit in het licht van de huidige ambities in principe niet als een begaanbare weg. Ik streef naar het versterken van het Natuurnetwerk Nederland en daarin past het niet om bestaande natuur te verkopen als het natuurkarakter niet gewaarborgd is. Dat neemt niet weg dat de financiering van het robuuste Natuurnetwerk Nederland inzet van alle partijen vraagt. De provincies hebben daarom in de eerder genoemde uitvoeringsovereenkomst met de natuurbeherende organisaties afspraken gemaakt over een financiële bijdrage bij nieuwe natuur die doorgeleverd wordt of die in beheer wordt gegeven. Op deze manier is invulling gegeven aan de motie Klaver (Kamerstuk 29 659, nr. 107).

Met de partijen zijn nu, met handhaving van het grond-voor-grond principe, de volgende aanpassingen gemaakt:

Ad 1. de verkoop van 6.000 tot 9.000 ha bestaande natuur vervalt. De provincies zoeken alternatieve dekking voor de financiering (eigen bijdrage eindbeheerders en multiplier).

Ad 2. de verkoop of ruil van 13.000 ha niet ingerichte grond wordt als hard getal losgelaten maar het principe, dat de terreinbeherende organisaties meewerken aan de voor de realisatie van het Natuur Netwerk Nederland noodzakelijke ruilingen, blijft gehandhaafd.

Ad 4. over de inzet van het BBL-oud bezit zijn de volgende afspraken gemaakt:

  • a) de directe beschikbaarheid voor de provincies van 6.000 ha blijft gehandhaafd;

  • b) vanaf 2016 komt 8.000 ha in tranches van 2.000 ha per jaar onder voorwaarden beschikbaar voor de provincies.

  • c) de provincies nemen daarnaast tegen betaling de resterende ruilgrond (ca 4.000 ha) van het rijk over. De opbrengst wordt door het rijk gebruikt voor de invulling van de ontvangstentaakstellingen van BBL-grond en SBB-grond van het vorige kabinet. Mocht er met betrekking tot deze 4.000 ha sprake zijn van een meerwaarde, dan zullen provincies deze meerwaarde volledig inzetten voor het realiseren van het Robuuste Natuurnetwerk Nederland.

De provincies krijgen daarmee de beschikking over het gehele ILG oud bezit (18.643 ha per 1 januari 2011) met uitzondering van de gronden t.b.v. de bufferzones. Van de ter beschikking gestelde ha blijft tot 1 januari 2016 8.000 ha op de balans van BBL staan. Deze hectares worden vanaf 2016 in tranches van 2.000 ha overgedragen aan de provincies, tenzij uit het realiseringstempo blijkt dat overdracht uitgesteld kan worden.

In een afzonderlijke bestuursovereenkomst grond heb ik met de provincies de bovengenoemde afspraken en voorwaarden praktisch uitgewerkt.

Met deze afspraken hebben de provincies het gehele BBL-oud bezit ter beschikking, waardoor de flexibiliteit met betrekking tot de inzet van grond door de provincies optimaal is om de gezamenlijke ambitie om een Natuur Netwerk Nederland efficiënt en effectief, en in samenwerking met terreinbeheerders, particulieren, boeren en burgers tot stand te brengen.

4.2 Geld

Voor dit natuurbeleid zijn middelen vanuit het Rijk, de provincies, de EU en derden beschikbaar. Dit kabinet heeft extra middelen voor natuur vrijgemaakt. In de jaren 2014 en 2015 zal € 100 mln extra beschikbaar zijn, in de jaren 2016 en 2017 € 300 mln extra en daarna € 200 mln structureel.

Onderstaande tabel is gebaseerd op de beschikbaarheid van € 200 mln per jaar gemiddeld.

Deze middelen worden door de provincies besteed aan de volgende doelen:

Beheer

  • Beheer van bestaande natuur en nieuwe natuur in het Natuurnetwerk Nederland inclusief openstelling van natuurgebieden

  • Beheer van Natura 2000 gebieden

  • Herstelbeheer in Natura 2000 gebieden in het kader van de PAS

  • Hydrologische maatregelen in Natura 2000 gebieden in het kader van de PAS

  • Agrarisch natuurbeheer

  • Ganzenbeheer

  • Natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland

  • Soortenbescherming

  • Faunafonds

  • Uitvoeringstaken nieuwe natuurwet

  • Monitoring

Ontwikkeling van het robuuste Natuurnetwerk Nederland

– De ontwikkelopgave van het Natuurnetwerk Nederland met minimaal 80.000 ha ingerichte nieuwe natuur.

De financiële dekking van de ambities is opgebouwd uit de afspraken in het Bestuursakkoord Natuur (budgettaire afspraken en het grond-voor-grond principe), de € 200 mln. intensivering waartoe het kabinet bij Regeerakkoord heeft besloten, EU-cofinanciering en bijdragen van provincies en derden. Onderstaande tabel geeft de herkomst van de dekking van de ambities weer.

Bedragen x € 1 mln.
     

Totaal

Beheer

   

315

 

– bijdrage rijk conform bestuursakkoord

105

 
 

– bijdrage provincies conform bestuursakkoord

65

 
 

– uit 200 mln. (1)

100

 
 

– EU-cofinanciering (POP 3) (2)

40

 
 

– bijdrage hydrologie I&M

5

 
       

Ontwikkeling

   

100

 

– uit bestuursakkoord

grond voor grond

 
 

– uit 200 mln. (1)

100

 
       

Totaal

   

415

(1) Van de € 200 mln. natuurintensivering bij Regeerakkoord wordt jaarlijks ca. de helft besteed aan beheer en voor verbeteren van de hydrologie in het kader van de PAS. De andere helft wordt gereserveerd voor de ontwikkeling van het robuuste Natuurnetwerk Nederland.

(2) Een exact bedrag voor de EU-cofinanciering uit de 2<sup>e</sup> pijler van het GLB kan nog niet genoemd worden, omdat over de verdeling van het Nederlandse POP3-budget nog geen besluitvorming heeft plaatsgevonden. Het opgenomen bedrag is derhalve indicatief. Er is nu rekening gehouden met: 30 mln ten behoeve van agrarisch natuurbeheer, 5 mln. ten behoeve van ganzenbeheer, 5 mln. ten behoeve van hydrologische maatregelen. Een definitieve invulling van de POP 3 gelden zal zoals toegezegd in november aan de Tweede Kamer gestuurd worden.

Dit totaalbedrag is nog exclusief extra bijdragen van de provincies en bijdragen van derden.

De provincies gaan zich inspannen om in de gebiedsprocessen het budget dat jaarlijks beschikbaar is voor de ontwikkelopgave te verhogen. Daarmee laten provincies in samenspel met de maatschappelijke partijen hun ambitie zien. De provincies streven er naar om een multiplier te realiseren van tenminste 15%. Zij zullen zich maximaal inspannen om samen met partijen in de regio een hogere bijdrage te leveren. Zij doen dit door de regierol op te pakken in gebiedsprocessen en integrale gebiedsontwikkeling om zodoende synergiewinst te genereren.

Door bij de inzet en programmering van middelen samenhang en synergie te zoeken met de inzet van middelen en programmering van maatregelen door de waterschappen kunnen de doelen voor zowel natuurkwaliteit als watercondities dichterbij gebracht worden.


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
2

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

X Noot
3

Het geheel aan afspraken tussen Rijk en provincies over de decentralisatie van het natuurbeleid, te weten het onderhandelingsakkoord decentralisatie natuur d.d. 20 september 2011, aanvullende afspraken d.d. 7 december 2011 en de uitvoeringsafspraken d.d. 8 februari 2012, wordt geduid als «Bestuursakkoord Natuur».

Naar boven