33 576 Natuurbeleid

Nr. 133 BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2018

Op 3 april jl. aanvaardde uw Kamer de motie van het lid Arissen (Kamerstuk 33 576, nr. 123; Handelingen II 2017/18, nr. 68, item 18). In deze brief reageer ik, mede namens de Minister-President, op deze motie.

In de motie wordt verzocht «het eigenlijke Kroondomein Het Loo jaarrond geheel open te stellen voor het publiek». Om een oordeel te kunnen geven over deze motie is het van belang allereerst in te gaan op het beheer van het Kroondomein en zijn context.

Kroondomein Het Loo is de verzamelnaam voor een groot bos- en heidegebied dat bestaat uit het eigenlijke Kroondomein (ongeveer 6.700 hectare), het Staatsdomein bij Het Loo afdeling Hoog Soeren (ongeveer 3.000 hectare) en Paleispark Het Loo (ongeveer 650 hectare, eveneens Staatsdomein). Het eigenlijke Kroondomein en de staatsdomeinen zijn opengesteld voor het publiek tussen 25 december en 14 september. Ongeveer 1.900 hectare van het Kroondomein en Staatsdomein afdeling Hoog Soeren is jaarrond opengesteld. Dat geldt ook voor het Paleispark.

Het beheer van het eigenlijke Kroondomein is geënt op het principe van natuurvolgend bosbeheer en gaat uit van een samenhangend beleid op het gebied van houtproductie, populatiebeheer en mogelijkheden voor recreatie. Het faunabeheer in het gebied vindt plaats met inachtneming van het bepaalde in de Wet Natuurbescherming op basis van een faunabeheerplan. Daartoe is in casu een faunabeheerplan vastgesteld waarmee is ingestemd door het bestuur van de stichting Faunabeheereenheid Kroondomein Het Loo (waarin o.a. twee maatschappelijke organisaties, te weten het Gelders Landschap en Staatsbosbeheer, participeren). Dit faunabeheerplan is op grond van de wettelijke kaders door mijn ambtsvoorganger goedgekeurd.

De openstelling tussen 25 december en 14 september is vast onderdeel van het beheer en, naar de overtuiging van de rentmeester en de raad van beheer van het Kroondomein, essentieel voor de balans tussen houtproductie, de aanwezigheid van grote hoefdieren en de recreatiemogelijkheden. De kwaliteit van beheer van het Kroondomein wordt nationaal en internationaal erkend. Om het Kroondomein tegen uiteenvallen door vererving te beschermen heeft Koningin Wilhelmina het eigenlijke Kroondomein, dat tot dan toe privébezit was, in 1959 aan de Staat overgedragen. Zij schonk dit aan de Staat (in «blote eigendom») onder de voorwaarde dat het vruchtgebruik bij de «Kroondraagster» bleef en dat het als één geheel beheerd zou blijven worden. Het eigenlijke Kroondomein, het Staatdomein en de Paleistuin vormen landschappelijk en cultuur-historisch één gebied. Om die reden is het beheer van het gehele gebied in één hand gelegd, namelijk die van de rentmeester van de Koning.

Nu de motie ziet op het eigenlijke Kroondomein zal ik mij in het vervolg van dit schrijven daartoe beperken.

Het beheer van het eigenlijke Kroondomein komt dus de Kroondrager toe. Op grond van zijn positie als vruchtgebruiker mag hij dit naar eigen inzicht doen. Deze handelingsvrijheid vindt zijn grens in het recht. Daarbij gaat het onder meer om wet- en regelgeving die van toepassing is bij het beheer van een landgoed, zoals de Wet Natuurbescherming, evenals – in dit geval – de Wet op het Kroondomein. In de Wet op het Kroondomein is onder meer opgenomen dat de Kroondrager een rentmeester benoemt die verantwoordelijk is voor het beheer. Een eveneens door de Kroondrager benoemde raad van beheer houdt daar toezicht op. De Wet Natuurbescherming, die ook voor het Kroondomein geldt, regelt het faunabeheer. Meer in algemene zin geldt artikel 41 van de Grondwet. Dit artikel waarborgt de handelingsvrijheid van de Koning bij de inrichting van zijn Huis, onder de voorwaarde van inachtneming van het openbaar belang. Voor dit laatste bestaat ministeriële verantwoordelijkheid.

Op grond van het bovenstaande stelt het kabinet vast dat het beheer van het eigenlijke Kroondomein plaatsvindt met inachtneming van toepasselijke wet- en regelgeving. Het kabinet ziet overigens geen aanleiding te constateren dat niet in redelijkheid tot de huidige vorm van beheer van het Kroondomein kon worden gekomen. Naar het oordeel van het kabinet is in dezen het openbaar belang dan ook in acht genomen.

In deze context is er voor het kabinet geen grond invloed uit te oefenen op specifieke keuzes die in het kader van het beheer van het eigenlijke Kroondomein zijn gemaakt. Op grond van het voorgaande kan het kabinet de motie van het lid Arissen dan ook niet uitvoeren.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, C.J. Schouten

Naar boven