Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 december 2012
In opdracht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie is door de Universiteit
Leiden, afdeling staats- en bestuursrecht van het instituut publiekrecht, een vergelijkend
onderzoek verricht naar wetgevingsprocessen in Finland, Slovenië en het Verenigd Koninkrijk
als inspiratie voor versnelling van het wetgevingsproces in Nederland. Dat onderzoek
treft u hierbij aan.1 Doel van het onderzoek was om aan de hand van een aantal thema's, zoals duur, toegankelijkheid,
interactie tussen actoren en het gebruik van ict, een beter inzicht te krijgen in
de aard van het wetgevingsproces en de mogelijkheden van versnelling teneinde wetgeving
toe te snijden op veranderende omstandigheden.
Een eerste bevinding is dat de wel gehoorde opvatting dat het wetgevingsproces in
Nederland traag en omslachtig is, door het onderzoek niet wordt bevestigd. De laatste
jaren is in de verschillende fasen van het wetgevingsproces versnelling tot stand
gebracht. Dat geldt met name ook voor de parlementaire fase. Winst is volgens het
onderzoek te boeken in de voorbereidende fase. Gewezen wordt op in het Verenigd Koninkrijk
gebruikte formele systemen van prioritering, planning, «regelgevingsbudgetten» (beperking
in het aantal te behandelen wetsvoorstellen) alsmede het toepassen van een valbijlprocedure
(het automatisch vervallen van aanhangige wetgeving bij kabinetswisseling) en formele
versnelde wetgevingsprocedures.
Ik ben mij ervan bewust dat de opdracht waar dit kabinet voor staat ook noodzaakt
tot strakke sturing van het wetgevingsproces om uitvoering te kunnen geven aan de
regeerakkoordafspraken. Het kabinet heeft zich voorgenomen om in het eerste jaar na
aantreden in ieder geval bij de Tweede Kamer in te dienen de wetsvoorstellen waaraan
een bezuinigingstaak van meer dan 50 mln is verbonden. Kritisch is gekeken naar de
bij het aantreden van dit kabinet liggende beleids- en wetgevingsvoorstellen en is
de vraag onder ogen gezien of voortzetting werkelijk noodzakelijk is. Dus een materiële
valbijlprocedure. Op deze wijze is ruimte geschapen om prioriteit te geven aan de
voorstellen waar dit kabinet zich uitdrukkelijk aan gecommitteerd heeft. Met de onderzoekers
meen ik dat aan een formele versnelde wetgevingsprocedure geen dringende behoefte
bestaat. De ervaring leert dat met de beide Kamers en met de Raad van State afspraken
kunnen worden gemaakt over prioritaire behandeling als dat echt nodig is.
Het onderzoek constateert dat Nederland goed scoort op transparantie van het wetgevingsproces.
Wel is het voor betrokkenen niet altijd makkelijk de voortgang van een wetsvoorstel
te volgen. Het kabinet wil daarom in 2013 een nieuwe wetgevingskalender ontwikkelen
die de voortgang van wetgevingsinitiatieven voor een breder publiek toegankelijk maakt.
Transparantie en innovatie kan volgens het onderzoek ook worden verbeterd door de
inzet van ict. Dat biedt mogelijkheden tot monitoring van de voortgang, maar ook om
teksten van aanhangige voorstellen beter leesbaar te maken. Binnen het programma Legis
(zie Kamerstukken 31 731, A, p 8–9) zijn dergelijke instrumenten ontwikkeld.
Met de ontwikkeling van de zogenaamde wetgevingseditor wordt tegemoet gekomen aan
een wens van de Eerste Kamer om de beschikbaarheid van doorlopende (geconsolideerde)
wetteksten bij aanhangige wetsvoorstellen te verbeteren (Kamerstukken 32 500 VI, F). Dat vergemakkelijkt de beoordeling van voorstellen. Deze wetgevingseditor maakt
het ook mogelijk om bijvoorbeeld met externe geïnteresseerde partijen samen te werken
aan wetsvoorstellen.
Het onderzoek benadrukt dat efficiencywinst in de wetgevingsprocedure met name te
bereiken is door goede afstemming tussen de verschillende actoren in het proces. Daarvoor
is goede reden nu het kabinet de wetsvoorstellen die uit het regeerakkoord voortvloeien
zo snel mogelijk aan de Kamers wil voorleggen. Het kabinet zal graag met de beide
Kamers overleggen over planning en prioritering van deze voorstellen.
De minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten