Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 8 oktober 2012
Ik hecht eraan uw Kamer te informeren naar aanleiding van de berichtgeving in de media
over de secretaris-generaal van mijn ministerie.
In deze artikelen, die kennelijk voortbouwen op eerdere publicaties, zijn ernstige
aantijgingen geuit tegen de betrokken ambtenaar. In mijn brief van 3 oktober jl. (Kamerstuk
33 400 VI, nr.3)berichtte ik uw Kamer over het feit dat mijn ambtsvoorgangers en ik ons steeds op
het standpunt hebben gesteld dat de aard van de functie van betrokkene noopt tot alertheid.
Uitgangspunt is steeds geweest dat wat onderzocht moest worden, is onderzocht. Gelet
op de aard van de aantijgingen zijn de onderzoeken verricht door de AIVD, de Rijksrecherche
en het Openbaar Ministerie. De uitkomst van al deze onderzoeken is steeds geweest
dat er geen begin van juistheid is gebleken ten aanzien van de geruchten en aantijgingen.
Geheel in lijn met het hiervoor weergegeven uitgangspunt, heb ik de betrokken instanties
verzocht te bezien of zij in de recente artikelen aanleiding vinden om hetzij terug
te komen op eerder ingenomen standpunten, hetzij enig nieuw onderzoek te verrichten.
Het antwoord op deze vraag luidt ontkennend.
Onze rechtsstaat voorziet in een uitgewogen en bewezen stelsel van mogelijkheden om
op te komen tegen onrecht en om vermoedens van onrecht aan de orde te stellen. Daartoe
behoren de mogelijkheden om aangifte van een strafbaar feit te doen en om bij de onafhankelijke
rechter een klacht in te dienen indien een aangifte niet leidt tot een opsporingsonderzoek
of tot strafvervolging.
Aan de andere kant biedt onze rechtsstaat ook bescherming tegen ongefundeerde aantijgingen.
Deze bescherming geldt onverkort ook voor de betrokken ambtenaar.
Zoals ik aan het slot van mijn brief van 3 oktober jl. aangaf, is van enige grond
voor de juistheid van de beschuldigingen niet gebleken. Deze conclusie onderschrijf
ik nog steeds. Het is ook om die reden dat ik de secretaris-generaal van mijn ministerie
volledig steun bij het treffen van rechtsmaatregelen tegen de publicaties.
Ik vertrouw erop, u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister van Veiligheid en Justitie,
I. W. Opstelten