33 276 Bestrijding van accijnsfraude bij alcohol en tabak

Nr. 3 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2012

Per brief ontving ik uw verzoek om beantwoording van de vraag die het lid Heijnen tijdens het ordedebat van 5 juni jl. (Handelingen II 2011/12, nr. 91) heeft gesteld. De heer Heijnen heeft gevraagd om een reactie op het rapport van de Algemene Rekenkamer waaruit zou blijken dat de tabakslobby het Nederlandse standpunt over Europese regels ten aanzien van de tabaksindustrie heeft beïnvloed (Kamerstuk 33 276, nr. 2).

Hieronder treft u mijn antwoord aan. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, is niet betrokken bij dit dossier.

In 2008 en 2009 vond in Brussel overleg plaats tussen de lidstaten over een voorstel voor een richtlijn die voorzag in een aantal belangrijke wijzigingen van de bestaande richtlijnen inzake de belasting van tabaksproducten, te weten de richtlijnen 92/79/EEG, 92/80/EEG en 95/59/EG. De voorstellen zagen onder andere op de minimumaccijns en het gebruiken van de gewogen gemiddelde kleinhandelsprijs (WAP) in plaats van de meest verkochte prijscategorie (MPPC) als maatstaf voor de verplichte EU-minimumaccijnsdruk. Naast de hiervoor genoemde voorstellen was een aantal lidstaten voorstander van de introductie van (facultatieve) minimumprijzen.

Het voorbeeld dat wordt beschreven op de pagina’s 42 en 43 van het rapport van de Algemene Rekenkamer om de invloed van de tabakslobby op het beleid te illustreren, wekt kennelijk de indruk dat er een causaal verband bestaat tussen de lobby van de tabaksbranche en de wijziging van het standpunt van de Nederlandse delegatie over minimumprijzen. Het is juist dat Nederland zich aanvankelijk kritisch heeft opgesteld ten aanzien van minimumprijzen. Nederland heeft tijdens de onderhandelingen over de wijziging van de richtlijnen de vraag opgeworpen of dit onderwerp wel thuishoort in een raadswerkgroep over belastingvraagstukken. Gedurende de onderhandelingen is een inschatting gemaakt welke onderwerpen haalbaar en realistisch waren gelet op de gehele concepttekst en de standpunten van andere onderhandelaars. Naarmate de onderhandelingen vorderden heeft Nederland ten aanzien van het onderwerp minimumprijzen een neutraal standpunt ingenomen in navolging van andere partijen die zich in de loop van het proces ook neutraal opstelden. Besloten is prioriteit te geven aan punten die voor Nederland echt belangrijk waren, zoals een ongelimiteerde minimumaccijns. In de tekst van Richtlijn 2010/12/EU is uiteindelijk geen bepaling over minimumprijzen opgenomen.

Voor een uitgebreide reactie op het gehele rapport verwijs ik naar de brief die ik 10 april jl. aan de Algemene Rekenkamer heb gestuurd als reactie op het conceptrapport. Deze brief is samen met het rapport gepubliceerd.

De staatssecretaris van Financiën, F. H. H. Weekers

Naar boven