Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 januari 2013
In overeenstemming met artikel 2.1, zesde lid (in Artikel II, onderdeel B), artikel
2.8a, achtste lid (in Artikel II, onderheel H), artikel 5a, zesde lid (Artikel I,
onderdeel H), en artikel 5b, vijfde lid (in Artikel I, onderdeel G), van de voorgestelde
Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 en enige andere wetten ter uitvoering van
verordeningen 1071/2009/EG, 1072/2009/EG en 1073/2009/EG inzake toegang tot het beroep
en toegang tot de markt van het personenvervoer en het goederenvervoer over de weg (Kamerstukken 2012–2013, 33 184, nr. A), bied ik u hierbij aan het ontwerpbesluit houdende uitvoering van de Wet wegvervoer
goederen en houdende wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 en het Besluit
justitiële en strafvorderlijke gegevens (Besluit wegvervoer goederen)1.
In voornoemde wetsartikelen is bepaald dat een krachtens die artikelen vast te stellen
algemene maatregel van bestuur niet eerder wordt gedaan nadat het ontwerp daarvoor
aan beide Kamers der Staten-Generaal is voorgelegd. Vooruitlopend op de inwerkingtreding
van het wetsvoorstel, voldoe ik hierbij aan de voorhang aan uw Kamer die voor een
deel van het ontwerpbesluit van kracht zal worden.
De bedoelde wetsartikelen betreffen een overgenomen en een aangenomen amendement van
het Tweede Kamerlid Kuiken. Zie Kamerstukken 2012–2013, 33 184, nrs. 12 en 17.
Eenzelfde brief heb ik heden gezonden aan de Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal.
De minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus